service Alfa Romeo MiTo 2012 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: ALFA ROMEO, Model Year: 2012, Model line: MiTo, Model: Alfa Romeo MiTo 2012Pages: 262, PDF Size: 5.31 MB
Page 126 of 262

WEGWIJS IN UW AUTO125
1
De verantwoordelijkheid tijdens het parkeren enandere gevaarlijke handelingen ligt altijd en over-al bij de bestuurder. Controleer als u de auto par-
keert of zich geen personen (in het bijzonder kinderen) of dieren in de buurt van de auto bevinden. Het systeem moetals een hulpmiddel voor de bestuurder beschouwd worden.De bestuurder moet tijdens eventueel gevaarlijke par-keermanoeuvres altijd volledig zijn aandacht behouden,ook als deze met lage snelheid worden uitgevoerd.
ALGEMENE OPMERKINGEN
Let tijdens parkeermanoeuvres altijd zeer goed op obstakels die
zich boven of onder de sensoren kunnen bevinden. Obstakels die
zich dicht bij de achterkant van de auto bevinden, worden onder
bepaalde omstandigheden niet door het systeem gesignaleerd en
kunnen dus de auto beschadigen of zelf beschadigd worden.
Hierna staan enkele omstandigheden vermeld die een goede wer-
king van het parkeersysteem kunnen beïnvloeden:
❍een verminderde gevoeligheid van de sensoren en minder goe-
de werking van het parkeerhulpsysteem kan worden veroor-
zaakt door de aanwezigheid op de sensoren van: ijs, sneeuw,
modder, meerdere laklagen;
❍de sensoren signaleren een niet-bestaand object („echo-storing”)\
;
dit wordt veroorzaakt door mechanische storingen, bijvoorbeeld:
wassen van de auto, regen (met veel wind) en hagel;
❍de metingen van de sensoren kunnen beïnvloed worden door
ultrasone systemen (bijv. luchtdrukremmen van vrachtwagens
of pneumatische hamers) die zich in de nabijheid bevinden;
❍de werking van de sensoren kan ook worden beïnvloed door
de stand van de sensoren. Bijvoorbeeld als de stand van de au-
to wordt gewijzigd (door slijtage van schokdempers, wielop-
hanging) of door de banden te verwisselen, de auto te zwaar
te beladen of door speciale aanpassingen waardoor de auto
verlaagd wordt;
❍obstakels aan de bovenzijde van de auto kunnen niet worden
waargenomen, aangezien het systeem alleen obstakels waar-
neemt die de auto aan de onderzijde kunnen raken.
Voor een juiste werking van het systeem mag ergeen modder, vuil, sneeuw of ijs op de sensorenzitten. Wees voorzichtig bij het reinigen van de sen-
soren om krassen of beschadigingen te voorkomen; ge- bruik geen droge, grove of harde doek. De sensoren moe-ten worden gereinigd met schoon water, waaraaneventueel autoshampoo is toegevoegd. In wastunnelswaar gebruik wordt gemaakt van stoom of hogedruk-reiniging, moeten de sensoren kort worden gereinigd.Houd hierbij de straalpijp op meer dan 10 cm afstand.
Wendt u uitsluitend tot het Alfa Romeo Service-netwerk voor het opnieuw spuiten van de bumpersof het eventuele bijwerken van de lak in de buurt
van de sensoren. Als het bijwerken van de lak niet op de juiste manier wordt uitgevoerd, kan de werking van deparkeersensoren in gevaar worden gebracht.
Page 128 of 262

WEGWIJS IN UW AUTO127
1Het TPMS is niet in staat om te waarschuwen vooreen plotselinge vermindering van de banden-spanning (bijvoorbeeld bij een klapband). Zet in
dat geval de auto stil door voorzichtig te remmen en maak daarbij geen plotselinge stuurbewegingen.
Het vervangen van de normale banden door win-terbanden en omgekeerd, vereist ook een aan-passing van het TPMS, die uitsluitend door het Al-
fa Romeo Servicenetwerk mag worden uitgevoerd.
Het TPMS vereist het gebruik van speciale appa- ratuur. Raadpleeg het Alfa Romeo Servicenetwerkover de accessoires die geschikt zijn voor het sys-
teem (velgen, wieldeksels enz.). Het gebruik van ande- re accessoires kan de normale werking van het systeemverhinderen.
Bij het demonteren van een band, moet ook hetrubber van het ventiel vervangen worden: wendtu tot het Alfa Romeo Servicenetwerk. Bij het mon-
teren/demonteren van de banden en/of de velgen moeten speciale voorzorgsmaatregelen in acht worden genomen.Om te voorkomen dat de sensoren beschadigen of ver-keerd gemonteerd worden, mogen de banden en/of develgen uitsluitend door gespecialiseerd personeel vervan-gen worden. Wendt u tot het Alfa Romeo Servicenetwerk.
De bandenspanning kan variëren afhankelijk vande buitentemperatuur. Het TPMS kan tijdelijk eente lage bandenspanning signaleren. Controleer in
dat geval de bandenspanning bij koude banden en her- stel, indien nodig, de juiste spanning.
Sterke straling op een radiofrequentie kunnen hetTPMS-systeem ontregelen. Dit wordt aan de be-stuurder aangegeven door middel van een mel-
ding. Deze melding verdwijnt automatisch zodra de sto- ring het systeem niet meer ontregelt.
Page 129 of 262

128WEGWIJS IN UW AUTO
–
NEE
NEE JA
JA
JAJA
JA
JA
NEE
NEE
NEEWendt u tot het Alfa Romeo Servicenetwerk
Het beschadigde wiel repareren
Wendt u tot het Alfa Romeo Servicenetwerk
–
–
–
(*) Velgmaten die als alternatief staan vermeld in het instructieboek en die zijn gekozen uit het Alfa Romeo Lineaccessori-prog ramma.
(**) Niet kruiselings (de banden moeten aan dezelfde zijde van de auto blijven).
Zie voor het juiste gebruik van het systeem als de velgen/banden vervangen worden, de volgende tabel:
Handeling Aanwezigheid Signalering Uitgevoerd door
sensor de het Alfa Romeo
storing Servicenetwerk
–
Een wiel vervangen
door het noodreservewiel
Wielen vervangen door
winterbanden
Wielen vervangen door
winterbanden
Wielen vervangen door andere
met afwijkende afmetingen (*)
Wielen omwisselen
(voor/achter) (**)
Page 134 of 262

VEILIGHEID133
2
BELANGRIJK Als de rugleuning goed is vergrendeld, dan is de „ro-
de band” B-fig. 3 op de hendels A niet meer zichtbaar. Als de „ro-
de band” zichtbaar is, is de rugleuning niet goed vergrendeld.
BELANGRIJK Plaats de veiligheidsgordels op de juiste wijze terug
als de achterbank weer in de normale gebruiksstand wordt ge-
zet, zodat ze altijd direct klaar voor gebruik zijn.SBR-SYSTEEM
(Seat Belt Reminder)
Dit akoestische waarschuwingssysteem waarschuwt, samen met
het knipperende lampje
Op enkele uitvoeringen is boven de binnenspiegel ook een pa-
neel fig. 4 aanwezig (als alternatief voor de waarschuwingslamp-
jes op het instrumentenpaneel) dat de passagiers op de zitplaat-
sen voor en achter via een zichtbaar en akoestisch signaal
waarschuwt als ze hun veiligheidsgordels niet hebben omgelegd.
Voor permanente uitschakeling dient u zich tot het Alfa Romeo
Servicenetwerk te wenden. Het SBR-systeem kan ook via het setup-
menu van het display weer worden geactiveerd (zie hoofdstuk „1”)\
.
Controleer of de rugleuning aan beide zijden goed vergrendeld is („rode band” B-fig. 3 niet zichtbaar)
om te voorkomen dat in geval van bruusk rem-
men, de rugleuning naar voren klapt en de passagiers verwondt.
fig. 4A0J0339mfig. 3A0J0182m
Page 136 of 262

VEILIGHEID135
2
GORDELSPANNERS
De veiligheidsgordels voor zijn voorzien van gordelspanners. Dit
systeem trekt bij een heftige frontale botsing de gordel enige cen-
timeters aan. Op deze wijze worden de inzittenden veel beter op
hun plaats gehouden en wordt de voorwaartse beweging beperkt.
Als de gordelspanners hebben gewerkt, dan is dit herkenbaar aan
een gordel die naar de rolautomaat is teruggetrokken.
De auto is bovendien uitgerust met een tweede gordelspanner (ter
hoogte van de dorpel): een ingekorte metalen kabel geeft aan dat
het systeem in werking is getreden.
Tijdens de werking van de gordelspanner kan er een beetje rook
ontsnappen; deze rook is niet schadelijk en duidt niet op brand.
BELANGRIJK Voor een maximale bescherming door de gordel-
spanner moet de veiligheidsgordel zo worden omgelegd dat hij
goed aansluit op borst en bekken.
De gordelspanner behoeft geen enkel onderhoud of smering: el-
ke verandering van de oorspronkelijke staat zal de doelmatigheid
verminderen. Als de gordelspanner door extreme natuurlijke om-
standigheden (bijv. overstromingen en vloedgolven) met water en
modder in contact is geweest, dan moet de spanner worden ver-
vangen.
TREKKRACHTBEGRENZERS
Om de bescherming van de inzittenden bij een ongeval te vergro-
ten, zijn de oprolautomaten van de gordels voor voorzien van trek-
krachtbegrenzers die tijdens een frontale aanrijding de piekbelas-
ting op de borst en schouders beperken.
De gordelspanner werkt slechts eenmaal. Als degordelspanners hebben gewerkt, moet u zich tothet Alfa Romeo Servicenetwerk wenden om de
spanners te laten vervangen. De geldigheid van het sys- teem staat vermeld op een plaatje dat zich in het dash-boardkastje bevindt: laat voor het verstrijken van dezetermijn het systeem door het Alfa Romeo Servicenetwerkvervangen.
Werkzaamheden waarbij stoten, sterke trillingenof verhitting (maximaal 100°C gedurende tenhoogste 6 uur) optreden, kunnen de gordelspan-
ners beschadigen of activeren: bij die omstandigheden ho- ren niet trillingen die voortgebracht worden door eenslecht wegdek of door contacten met kleine obstakels zo-als trottoirs. Wendt u altijd tot de Alfa Romeo Service-netwerk.
Page 138 of 262

VEILIGHEID137
2
Iedere gordel dient slechts ter bescherming van een enkel persoon:
gebruik de gordel niet voor een kind dat bij een volwassene op
schoot zit, waarbij de gordel beiden zou moeten beschermen fig.
7. Plaats bovendien geen enkel voorwerp tussen de gordel en het
lichaam van een inzittende.
HOE U DE VEILIGHEIDSGORDELS
IN OPTIMALE STAAT HOUDT
❍Zorg dat de gordel goed uitgetrokken en niet gedraaid is; con-
troleer ook of de oprolautomaat zonder haperingen werkt;
❍vervang de gordels na een ongeval, ook al zijn ze ogenschijnlijk
niet beschadigd. Vervang de gordels ook als de gordelspanners
in werking zijn geweest;
❍u kunt de gordels met de hand wassen met warm water en
een neutrale zeep; spoel ze uit en laat ze in de schaduw dr-
ogen. Gebruik geen bijtende, blekende of kleurende middelen.
Vermijd het gebruik van alle chemische producten die het weef-
sel van de gordel kunnen aantasten;
❍voorkom dat vocht in de oprolautomaat komt: de werking
van de oprolautomaten is alleen gegarandeerd, als ze niet
nat zijn geweest;
❍vervang de gordels bij tekenen van slijtage of beschadigingen.
fig. 7A0J0096m
Het is streng verboden onderdelen van de veilig-heidsgordels of gordelspanners te demonteren ofopen te maken. Werkzaamheden aan de veilig-
heidsgordels en gordelspanners moeten worden uitge- voerd door gekwalificeerd personeel. Wendt u altijd tothet Alfa Romeo Servicenetwerk.
Als de gordel aan een zware belasting wordt bloot-gesteld (bijvoorbeeld tijdens een ongeval), danmoet de gordel samen met de verankeringen, be-
vestigingspunten en de eventueel gemonteerde gordel- spanners worden vervangen. Ook als de schade niet zicht-baar is, dan kan de gordel toch verzwakt zijn.
Page 151 of 262

150VEILIGHEID
Als de airbag in werking treedt, ontsnapt er een kleine hoeveelheid
poederachtige stof: deze stof is niet schadelijk en duidt niet op
brand. Dit poeder kan de huid en de ogen irriteren: als u hiermee
in aanraking bent gekomen, moet u zich met neutrale zeep en wa-
ter wassen.
Alle controlewerkzaamheden, reparaties en vervanging van het air-
bagsysteem moeten door het Alfa Servicenetwerk worden uitgevoerd.
Aan het einde van de lange levensduur van uw auto, moet u con-
tact opnemen met het Alfa Romeo Servicenetwerk om het air-
bagsysteem buiten werking te laten stellen.
Het in werking treden van de gordelspanners en de airbags wordt
door de elektronische regeleenheid bepaald, afhankelijk van het
type ongeval. Als een van deze onderdelen niet in werking treedt,
dan duidt dat niet op een storing in het systeem.Haak geen harde voorwerpen aan de kleding-haakjes en aan de steunhandgrepen.
Steun niet met het hoofd, de armen of de ellebo-gen tegen het portier, de ruiten of in het gebiedvan de headbag om verwondingen tijdens het op-
blazen te voorkomen.
Steek nooit het hoofd, de armen of ellebogen uit het raam.
BELANGRIJKE TIPS
De stoelen mogen niet met water of met stoom worden gerei-
nigd (met de hand of in een automatisch wasapparaat).
De frontairbags en/of zij-airbags kunnen worden geactiveerd bij
krachtige stoten aan de onderzijde van de carrosserie, bijvoorbeeld
bij zware botsingen tegen drempels of stoepranden of obstakels
op het wegdek, of als de auto terecht komt in grote gaten of ver-
zakkingen in het wegdek.Als het lampje ¬niet gaat branden als u de con-
tactsleutel in stand MAR draait, of blijft branden tijdens het rijden (op enkele uitvoeringen verschijnt
ook een bericht op het display), dan is er mogelijk een storing in de veiligheidssystemen; in dat geval kunnen deairbags of gordelspanners niet geactiveerd worden bij eenongeval of, in een zeer beperkt aantal gevallen, niet opde juiste wijze geactiveerd worden. Voordat u verder rijdt,dient u contact op te nemen met het Alfa Romeo Servi-cenetwerk om het systeem direct te laten controleren.
Page 152 of 262

VEILIGHEID151
2
De geldigheidsduur van de pyrotechnische ladingen die van het spiraalmechanisme zijn vermeld ophet betreffende plaatje in het dashboardkastje.
Wendt u vóór het verstrijken van deze periode tot het Alfa Romeo Servicenetwerk om de gordelspanner te la-ten vervangen.
Reis niet met voorwerpen op schoot of voor deborst en houd vooral geen pijp, potlood enz. inde mond. Bij een ongeval waarbij de airbag in wer-
king treedt, kan dit ernstig letsel veroorzaken.
Laat bij diefstal of een poging tot diefstal, bij be- schadiging of als de auto bij een overstroming on-der water is geweest, het airbagsysteem door het
Alfa Romeo Servicenetwerk controleren.
Bedenk dat als de contactsleutel in stand MAR staat, ook bij uitgezette motor de airbags geacti-veerd kunnen worden als de auto wordt aange-
reden door een andere auto. Daarom mogen, ook als de auto stilstaat, absoluut geen kinderen op de passagiers-stoel voor worden geplaatst. Als de contactsleutel echterin stand STOP staat, wordt bij een ongeval geen enkel be-veiligingssysteem (airbag of gordelspanners) geactiveerd;als een systeem niet in werking treedt, betekent dit nietdat het systeem niet goed werkt.
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaathet lampje
“(met ingeschakelde frontairbag aan
passagierszijde) enige seconden branden en ver-
volgens enige seconden knipperen, om aan te geven dat de airbag aan passagierszijde bij een ongeval wordt ge-activeerd. Hierna moet het lampje doven.
De frontairbag treedt in werking als de botsingzwaarder is dan een botsing waarbij alleen de gor-delspanners worden geactiveerd.
Bij aanrijdingen die tussen die twee drempelwaarden in liggen, treden alleen de gordelspanners in werking.
Page 155 of 262

154STARTEN EN RIJDEN
MOTOR STARTEN
BENZINEMOTOR STARTEN
Ga als volgt te werk:
❍trek de handrem aan en zet de versnellingspook in vrij;
❍trap het koppelingspedaal geheel in, zonder het gaspedaal in
te trappen;
❍draai de contactsleutel in stand AVV en laat de sleutel los zod-
ra de motor is aangeslagen.
BELANGRIJKE TIPS
❍Als de motor bij de eerste poging niet aanslaat, moet u de sleu-
tel terugdraaien in stand STOP voordat u opnieuw start.
❍Als met de contactsleutel in stand MAR het lampje Yop het
instrumentenpaneel (of het symbool op het display) blijft bran-
den samen met het lampje
U, draai dan de sleutel in stand
STOP en vervolgens weer in stand MAR; als het lampje nog
steeds blijft branden, probeer het dan met de andere gelever-
de sleutels. Als u er dan nog niet in slaagt de motor te star-
ten, voer dan een noodstart uit (zie „Noodstart” in hoofdstuk
„4”) en wendt u tot het Alfa Romeo Servicenetwerk.
❍Laat de contactsleutel niet in stand MAR staan als de motor stil-
staat.
DIESELMOTOR STARTEN
Ga als volgt te werk:
❍trek de handrem aan en zet de versnellingspook in vrij;
❍draai de contactsleutel in stand MAR: op het instrumentenpa-
neel gaan de controlelampjes
menY(of het symbool op
het display) branden;
❍wacht tot het lampje (of het symbool op het display) gedoofd is;
❍trap het koppelingspedaal geheel in, zonder het gaspedaal in
te trappen;
❍draai de contactsleutel in stand AVV direct nadat het lampje
mgedoofd is. Als u te lang wacht, zijn de voorgloeibougies
weer afgekoeld. Laat de sleutel los zodra de motor is aange-
slagen.
Als het lampje mgedurende 1 minuut gaat knip-
peren na het starten of tijdens een langdurige start- poging, dan duidt dat op een storing in het voor-
gloeisysteem. Als de motor aanslaat, kunt u de auto op de gewone manier gebruiken, maar wendt u zo snel mo-gelijk tot het Alfa Romeo Servicenetwerk.
Het is zeer gevaarlijk om de motor in afgeslotenruimten te laten draaien. De motor verbruikt zuur-stof en produceert kooldioxide, koolmonoxide en
andere giftige gassen.
Page 156 of 262

STARTEN EN RIJDEN155
3
Het is raadzaam om gedurende de eerste ge-bruiksperiode geen maximale prestaties van uwauto te verlangen (bijv. snel accelereren, langdu-
rig rijden met hoge toerentallen en krachtig remmen).
Zolang de motor niet is aangeslagen werken de rem- en stuurbekrachtiging niet, waardoor meerkracht nodig is voor de bediening van het rempe-
daal en het stuur.
Probeer auto’s nooit te starten door ze aan te du- wen, te slepen of van een helling te laten rijden. De-ze handelingen kunnen de katalysator beschadigen.
Laat de contactsleutel niet in het contactslot zit-ten als de motor is uitgezet, om te voorkomendat de accu ontlaadt.
MOTOR OPWARMEN NA HET STARTEN
(benzine en diesel)
Ga als volgt te werk:
❍rijd rustig weg, laat de motor niet met hoge toerentallen draai-
en en trap het gaspedaal niet bruusk in;
❍verlang de eerste kilometers geen maximale prestaties. Wij ra-
den u aan te wachten tot de wijzernaald van de koelvloei-
stoftemperatuurmeter begint te bewegen.
NOODSTART
Als het lampje Yop het instrumentenpaneel constant blijft bran-
den, wendt u dan onmiddellijk tot het Alfa Romeo Servicenetwerk.
MOTOR UITZETTEN
Draai bij stationair draaiende motor de contactsleutel in stand STOP.
BELANGRIJK Het is beter om de motor na een zware rit niet on-
middellijk uit te zetten, maar hem even stationair te laten draaien.
Hierdoor kan de temperatuur in de motorruimte dalen.
Gasgeven voordat u de motor uitzet heeft geen en- kel nut, verspilt brandstof en is, vooral voor mo-toren met turbocompressor, schadelijk.