ABS Alfa Romeo MiTo 2013 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: ALFA ROMEO, Model Year: 2013, Model line: MiTo, Model: Alfa Romeo MiTo 2013Pages: 312, PDF Size: 11.43 MB
Page 11 of 312
Aangetrokken handrem (rood)Door de contactsleutel in de stand MAR te draaien, gaat het lampje op
het instrumentenpaneel branden. Enkele seconden na het starten van
de motor moet dit lampje doven.
Het lampje (of symbool op de display) gaat branden wanneer de
handrem wordt ingeschakeld. Als de auto in beweging is, wordt ook
een geluidssignaal voortgebracht.
BELANGRIJK Controleer of de handrem toevallig is ingeschakeld als
het lampje tijdens het rijden gaat branden.
Storing EBD
Wanneer bij draaiende motor de lampjes
(rood),
(amber)
gelijktijdig branden, dan is er een storing in het EBD-systeem of is het
systeem niet beschikbaar. In dergelijke gevallen kunnen de
achterwielen bij hard remmen vroegtijdig blokkeren waardoor de auto
kan beginnen slippen.
Rijd zeer voorzichtig naar het dichtstbijzijnde Alfa Romeo
Servicenetwerk om het systeem onmiddellijk te laten controleren.
De display toont een speciale melding.
S ABS (geel)
Door de contactsleutel in de stand MAR te draaien, gaat het lampje op
het instrumentenpaneel branden. Enkele seconden na het starten van
de motor moet dit lampje doven.
Het lampje (of symbool op de display) gaat branden wanneer er een
storing in het systeem is. In dergelijke gevallen blijft het remsysteem
normaal werken, maar met uitsluiting van het ABS systeem.
Rijd voorzichtig veder en laat het systeem onmiddellijk door het
dichtstbijzijnde Alfa Romeo Servicenetwerk controleren.
De display toont een speciale melding.
Remblokslijtage (geel)(voor bepaalde versies/markten)
Het lampje (of symbool op de display) gaat branden wanneer de
remblokken voor en achter versleten zijn. Laat ze in dat geval zo snel
mogelijk vervangen.
De display toont een speciale melding.
7WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
toring
Page 14 of 312
CONTINU BRANDEND:
Motoroliedruk te laag (rood)
KNIPPEREND: Motorolie verslechterd
(voor bepaalde versies/markten - rood)
Wanneer de contactsleutel naar MAR wordt gedraaid, gaat het lampje
branden maar moet het doven zodra de motor is gestart.
1. Onvoldoende motoroliedruk
Het lampje gaat continu branden en (voor bepaalde versies/markten)
verschijnt een melding op de display wanneer het systeem een
onvoldoende motoroliedruk waarneemt.
Wanneer het
lampje tijdens het rijden gaat
branden (bij sommige versies verschijnt ook een melding
op de display), zet dan de motor onmiddellijk af en neem
contact op met het Alfa Romeo Servicenetwerk.
2. Motorolie verslechterd
(voor bepaalde versies/markten)
Het lampje knippert en er verschijnt een melding op de display (voor
bepaalde versies/markten).
Afhankelijk van de versie kan het lampje kan op verschillende
manieren knipperen:
❒elke twee uur 1 minuut;
❒cycli van 3 minuten met intervallen van 5 seconden waarin het
lampje niet brandt totdat de olie wordt ververst.Na de eerste melding zal, bij elke start van de motor, het lampje
blijven knipperen zoals voorheen beschreven totdat de olie wordt
ververst. Op de display verschijnt een speciale melding (voor bepaalde
versies/markten) en gaat het betreffende lampje branden. Het
knipperen van het lampje moet niet als een storing worden
beschouwd, maar wil de bestuurder erop wijzen dat de motorolie moet
worden ververst na een normaal gebruik van de auto. Vergeet niet
dat verslechtering van de motorolie wordt versneld door:
❒overwegend stadsgebruik van de auto, waardoor het DPF-
regeneratieproces vaker moet worden uitgevoerd;
❒gebruik van de auto voor korte ritten, waardoor de motor niet
helemaal op bedrijfstemperatuur kan komen;
❒herhaald onderbreken van het regeneratieproces, hetgeen wordt
aangegeven door het branden van het DPF-lampje.
Wanneer het lampje gaat branden, moet de
afgewerkte motorolie zo spoedig mogelijk, en elk
geval binnen 500 km nadat het lampje voor het eerst
gaat branden, worden ververst. Het niet naleven van deze
instructie kan de motor ernstig beschadigen en derhalve de
garantie voor de veroorzaakte schade ongeldig maken. Vergeet
niet dat het branden van dit lampje niets te maken heeft met
het oliepeil in de motor. Voeg dus absoluut geen motorolie toe als
het lampje begint te knipperen.
10
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 82 of 312
UITSCHAKELEN VAN HET SYSTEEMHet systeem uitschakelen:
- zet de draaischakelaar A fig. 36 op OFF;
of
- zet de motor af;
of
- druk het rem-, koppelings- of gaspedaal in; in het laatste geval wordt
het systeem eigenlijk niet uitgeschakeld, maar wordt voorrang aan
het acceleratieverzoek gegeven. Het systeem blijft actief, zonder de
noodzaak om de RES-knop te bedienen om na het accelereren naar de
vorige toestand terug te keren.Automatische uitschakeling
Het systeem schakelt in de volgende gevallen automatisch uit:
❒als het ABS- of het VDC-systeem ingrijpt;
❒bij een autosnelheid onder de ingestelde limiet;
❒in geval van een systeemstoring.
Als met actieve cruise-control wordt gereden, mag de
versnellingspook nooit in de vrijstand worden gezet.Draai bij een storing of defect van het systeem de
draaischakelaar A fig. 36 naar OFF en neem contact op
met het Alfa Romeo Servicenetwerk.
78
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 106 of 312
MISTLAMPEN AFSTELLEN(voor bepaalde versies/markten)
Raapleeg het Alfa Romeo Servicenetwerk voor het controleren en
eventueel afstellen.KOPLAMPAFSTELLING IN HET
BUITENLANDDe dimlichten zijn afgesteld voor gebruik in het land waar de auto
oorspronkelijk is gekocht. Als gereden wordt in landen waar op de
andere weghelft wordt gereden, moeten, om verblinding van
tegenliggers te voorkomen, delen van de koplamp worden afgedekt
overeenkomstig de wegenverkeerswetgeving van het betreffende land.
ABSHet ABS is geïntegreerd in het remsysteem en voorkomt dat de wielen
tijdens het remmen blokkeren, ongeacht de conditie van het wegdek en
de druk die op het pedaal wordt uitgeoefend. Het ABS verhindert zo
dat één of meerdere wielen doorslippen. Daardoor blijft de auto
bestuurbaar, zelfs bij noodstops.
Het geheel wordt aangevuld met het EBD-systeem (Electronic Braking
Force Distribution) dat zorgt voor de verdeling van de remkracht tussen
de voor- en de achterwielen.
BELANGRIJK Een inrijperiode van circa 500 km is vereist om het beste
uit het remsysteem te halen: vermijd tijdens deze periode bruusk,
herhaaldelijk of langdurig remmen.INSCHAKELING VAN HET SYSTEEMDe bestuurder kan merken wanneer het ABS wordt ingeschakeld
doordat een trilling aan het rempedaal voelbaar is en het systeem
ietwat meer geluid maakt: dit geeft aan dat de snelheid moet worden
aangepast aan het type wegdek waarop wordt gereden.
102WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 107 of 312
MECHANICAL BRAKE ASSIST
(remassistent bij noodstop)(voor bepaalde versies/markten)
Dit systeem, dat niet uitgeschakeld kan worden, herkent eventuele
noodstops (in functie van de snelheid waarmee het rempedaal wordt
ingetrapt). Hierdoor kan het remsysteem sneller en krachtiger
ingrijpen.
BELANGRIJK Bij het ingrijpen van de Mechanical Brake Assist kan
geluid hoorbaar zijn. Dit is een normaal verschijnsel . Houd in elk
geval het rempedaal goed ingetrapt.
Als het ABS-systeem ingrijpt, dan is de grip van de
banden op het wegdek beperkt. Verlaag en pas de
snelheid aan in functie van de beschikbare grip.Het ABS benut zoveel mogelijk de beschikbare grip
maar kan hem niet verhogen. Rijd dus altijd
voorzichtig op gladde weggedeelten en neem geen
onnodige risico’s.Wanneer het ABS wordt ingeschakeld, is een trilling
aan het rempedaal voelbaar. Verlaag de remdruk niet
en houd het rempedaal goed ingetrapt; zo zorgt het
systeem voor de kortste remweg in functie van de conditie van
het wegdek.
VDC-SYSTEEM
(Vehicle Dynamics Control-
Dynamische controle auto)Dit elektronische systeem waakt over de stabiliteit van de auto als de
wielen hun grip verliezen, waardoor de richtingsstabiliteit van auto
beter is.
Het systeem herkent potentieel gevaarlijke situaties voor de stabiliteit
van de auto en grijpt automatisch en op gedifferentieerde manier in op
de remmen van de vier wielen door een stabiliserend koppel te
leveren.
Het VDC omvat de volgende systemen:
❒Hill Holder
❒ASR
❒Brake Assist
❒MSR
❒CBC
❒“ELECTRONIC Q2” (“E-Q2”)
❒DST
103WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 109 of 312
ASR SYSTEEM (AntiSlip Regulation)Dit is een onderdeel van het VDC-systeem. Het grijpt automatisch in als
één of beide tractiewielen op natte wegen slippen, grip verliezen
(aquaplaning) en bij het optrekken op glad, besneeuwd of met ijzel
bedekt wegdek, enz.
Naargelang de oorzaak van het doorslippen kunnen twee
verschillende regelsystemen worden geactiveerd:
❒als beide tractiewielen doorslippen, reduceert het ASR-systeem het
motorvermogen;
❒als slechts één tractiewiel doorslipt, blokkeert het ASR-systeem
automatisch het dooslippende wiel.
Voor een goede werking van de VDC- en ASR-
systemen is het van groot belang de banden van alle
wielen van hetzelfde type, merk en maat zijn en dat ze
in perfecte conditie zijn.Het VDC blijft ook ingeschakeld wanneer met het
reservewiel wordt gereden. Houd steeds rekening met
het feit dat het ruimtebesparend reservewiel kleiner
is dan een normale band waardoor de grip lager is.Neem nooit onnodige en onverantwoorde risico's, ook
al is het voertuig voorzien van het VDC- en ASR-
systeem. Pas het rijgedrag steeds aan in functie van de
conditie van het wegdek, het zicht en het verkeer. De bestuurder
is altijd verantwoordelijkheid voor de verkeersveiligheid.
BRAKE ASSIST(remassistent bij noodstop)
Dit systeem, dat niet uitgeschakeld kan worden, herkent eventuele
noodstops (in functie van de snelheid waarmee het rempedaal wordt
ingetrapt). Hierdoor kan het remsysteem sneller en krachtiger
ingrijpen. Het Brake Assist systeem wordt uitgeschakeld in geval van
storing in het VDC-systeem.MSR(Motor Schleppmoment Regelung)
Dit systeem is een onderdeel van het ABS systeem dat het motorkoppel
regelt bij bruusk terugschakelen, om overmatige vertraging van de
tractiewielen te voorkomen. Dit is vooral van nut op wegdekken met
gebrekkige grip, waardoor de auto niet meer stabiel blijft.
105WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 110 of 312
CBC SYSTEM
(Cornering Brake Control)Deze functie verhoogt de stabiliteit van het voertuig tijdens remmen in
bochten wanneer het ABS ingrijpt door de verdeling van de remdruk
over de vier wielen te vergroten (om de beschikbare grip volledig
te benutten). Dit zorgt voor een kortere remafstand en vooral meer
stabiliteit bij het nemen van bochten.“ELECTRONIC Q2” (“E-Q2”)Het “Electronic Q2” systeem werkt in op het remsysteem, dat als een
soort sperdifferentieel fungeert.
Het remsysteem voor werkt bij acceleratie in bochten nauwkeurig in op
het binnenwiel door de aandrijving van het buitenwiel te vergroten
(dus meer te belasten) en door te zorgen voor een dynamische en
continue koppelverdeling tussen de voorwielen naargelang de
rijomstandigheden en het wegdek.
Samen met de MacPherson voorwielophanging zorgt dit systeem voor
een bijzonder doeltreffend en sportief rijgevoel.
DST SYSTEEM
(Dynamic Steering Torque)Deze functie omvat Dual pinion stuurbekrachtiging in de werking van
de VDC. Bij bijzondere manoeuvres regelt de VDC de sturing door een
stuurkoppel te genereren om de bestuurder zo goed mogelijk bij te
staan.
Het systeem werkt op gecoördineerde wijze in op de remmen en de
sturing om de wielophanging en het veiligheidsniveau van de auto in
zijn geheel te verbeteren. De sturing zorgt voor grotere overgedragen
koppel het stuurwiel.
106WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 111 of 312
“Alfa DNA”-SYSTEEM
(Dynamische controle van de
auto)Dit systeem wordt bediend met de hendel A fig. 72 (op de
tunnelconsole) waarmee drie verschillende rijmodussen naargelang de
rijstijl en wegcondities kunnen worden gekozen:
❒d = Dynamic (sportieve rijmodus);
❒n = Natural (rijmodus voor normale omstandigheden);
❒a = All Weather (rijmodus bij condities met gebrekkige grip, zoals
regen en sneeuw).
Het systeem grijpt ook in op de dynamische controle van de auto
(motor, sturing, VDC-systeem, instrumentenpaneel).RIJMODUSSENDe hendel A beschikt over een stabiele stand. Met andere woorden, de
hendel blijft altijd in de middelste stand.De gekozen rijmodus wordt aangegeven met een brandende led op
het paneel en wordt op het herconfigureerbaar multifunctioneel display
as volgt aangegeven:
❒Dynamische modusfig. 73 (displayweergave beschikbaar
voor bepaalde versies/markten)
❒All Weather Modusfig. 74
“Natural”
Wanneer de modus “Natural” is gekozen, worden er geen meldingen
en symbolen op de display weergegeven.
VDC en ASR:
de interventiedrempels zijn ingesteld voor comfort
onder normale gebruiksomstandigheden.
Stuurwielafstelling:
de functies zijn ingesteld voor comfort onder
normale gebruiksomstandigheden.
DST:
standaard remregeling gecombineerd met ABS/VDC-
regeleenheid. Standaard regeling van zijacceleratie. Oversteer
compensation: met een lichte impuls op het stuurwiel wordt
fig. 72
A0J0090
fig. 73
A0J0227
107WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
gesuggereerd om een juiste manoeuvre uit te voeren.
Page 112 of 312
Motor:
standaard respons
INSCHAKELING/UITSCHAKELING
“Dynamic” MODUSInschakeling
Breng de hendel A fig. 72 omhoog (nabij de letter “d”) en houd hem
in deze stand gedurende 0,5 seconden tot de betreffende leds branden
of tot het woord “Dynamic” op de display verschijnt (zie fig. 75).
Nog het loslaten keert de hendel A terug naar de middelste stand.VDC en ASR:interventiedrempels voor een aangenamere, sportievere rijstijl, waarbij
stabiliteit bij controleverlies wordt verzekerd. Verhoogt de tractie bij
acceleratie in bochten.Stuurwielafstelling:
sportmodus functie.
DST:
standaard remregeling gecombineerd met ABS/VDC-
regeleenheid. Standaard regeling van zijacceleratie.
Compenseert overstuur afhankelijk van de VDC/ASR
interventiedrempels: met een lichte impuls op het stuurwiel wordt
gesuggereerd om een juiste manoeuvre uit te voeren.
Motor:
snellere respons + Overboost voor maximalisatie van het
koppelniveau (voor bepaalde versies/markten).
Bij de 1.4 Turbo MultiAirversies maakt de motorregeleenheid het, als
de bedrijfsmodus “Dynamic” gekozen wordt, die de turbofunctie
van de turbocompressor activeert (overboost): afhankelijk van de stand
van het gaspedaal en gedurende beperkte tijd, het systeem mogelijk
om maximale drukniveaus te genereren binnenin de turbocompressor
en het motorkoppel kan hogere waarden bereiken dan normaal.
Deze functie is met name handig wanneer maximale prestaties
gevraagd worden voor een korte tijd (bijv. bij het inhalen).
fig. 74
A0J0290
fig. 75
A0J1510
108WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
BELANGRIJK Tijdens het accelereren, wanneer de “Dynamic” functie
gebruikt wordt, kan het stuur enigszins trillen, wat typisch is voor
een sportieve instelling.
Page 113 of 312
Uitschakeling
Om de “Dynamic” modus uit te schakelen en terug te keren naar de
“Natural” modus, beweeg de hendel nogmaals zoals voorheen
aangegeven. In dit geval gaat de led van de “Natural” modus branden
en wordt het opschrift “Natural on” op het herconfigureerbaar
multifunctioneel display weergegeven (zie fig. 76).INSCHAKELING/UITSCHAKELING “All
Weather” MODUSInschakeling
Breng de hendel A fig. 72 omlaag (nabij de letter “a”) en houd hem in
deze stand gedurende 0,5 seconden tot de betreffende leds branden
of tot het opschrift “All Weather” op de display verschijnt (zie fig. 77).
VDC en ASR:
interventiedrempels voor topveiligheid en controle van
de auto, ook bij kritische wegcondities (bv. bij regen,
sneeuw, etc.).
Stuurwielafstelling:
maximum comfort.
DST:
hogere remregeling gecombineerd met ABS/VDC-regeleenheid.
Standaard regeling van zijacceleratie. Compenseert overstuur
afhankelijk van de VDC/ASR interventiedrempels: met een lichte
impuls op het stuurwiel wordt gesuggereerd om een juiste
manoeuvre uit te voeren.
Motor:
standaard respons
Uitschakeling
Om de “All Weather” modus uit te schakelen en terug te keren naar de
“Natural” modus, ga op dezelfde wijze te werk als voor de “Dynamic”
modus, maar beweeg de hendel A fig. 72 naar “a”.
fig. 76
A0J1059
fig. 77
A0J1511
109WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER