Alfa Romeo MiTo 2016 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: ALFA ROMEO, Model Year: 2016, Model line: MiTo, Model: Alfa Romeo MiTo 2016Pages: 280, PDF Size: 8.53 MB
Page 51 of 280

STUURWIEL
Het stuurwiel kan axiaal en in verticale richting worden versteld.
Om het stuurwiel te verstellen, duw de hendel A fig. 27 naar voren
(stand 1) en verstel het stuurwiel. Trek vervolgens de hendel naar het
stuur (stand 2) om hem te vergrendelen.
De verstelling mag alleen bij stilstaande auto en
uitgeschakelde motor gebeuren.
Demontage-/montagewerkzaamheden, waarvoor
wijzigingen in de stuurinrichting of de stuurkolom
vereist zijn (bv. bij montage van een
diefstalbeveiliging) zijn ten strengste verboden. Zulke
werkzaamheden kunnen de prestaties van het systeem, de
garantie en de veiligheid in gevaar brengen waardoor de auto
niet meer aan de typegoedkeuring voldoet.
ACHTERUITKIJKSPIEGELS
BINNENSPIEGEL
Gebruik de hendel A fig. 28 om de spiegel in twee standen te zetten:
normaal of anti-verblindingsstand.
Elektronisch dimbare achteruitkijkspiegel
(voor bepaalde versies/markten)
Sommige versies zijn uitgerust met een elektrochromische spiegel fig.
29 met een ON/OFF schakelaar om de elektrochromische functie
in/uit te schakelen.
Bij inschakeling van de achteruit, wordt de spiegel automatisch
ingesteld op de dagstand.
BUITENSPIEGELS
De buitenspiegel is bolvormig; hierdoor wordt de
afstandswaarneming ietwat vertekend.
fig. 27A0J0034fig. 28A0J0108
47
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 52 of 280

Verstelling spiegels
De spiegels kunnen alleen worden versteld met de contactsleutel in de
stand MAR.
Kies de gewenste spiegel met de knop A fig. 30:❒knop in stand 1: linker spiegel gekozen
❒knop in stand 2: rechter spiegel gekozen.
Hierna kan de gekozen spiegel worden versteld door de knop B in de
richting van de pijlen te bewegen.
BELANGRIJK Zet na het afstellen de knop A in de stand 0 om
onverwachtse bediening van de elektrische ruitbediening te
voorkomen.
Elektrisch inklappen
(voor bepaalde versies/markten)
Om de buitenspiegels in te klappen, druk op C fig. 30. Druk nogmaals
op de knop om de buitenspiegels terug in de rijstand te brengen.
Handmatig inklappen
Klap indien nodig de buitenspiegels in door ze van stand 1 in stand 2
te zetten fig. 31.
BELANGRIJK Rijd alleen met de buitenspiegels in stand 1.
fig. 29A0J0336
fig. 30A0J0022fig. 31A0J0035
48
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 53 of 280

KLIMAATCOMFORT
UITSTROOMOPENINGEN/ROOSTERS
1. Bovenste vaste uitstroomopening – 2. Verstelbare luchtroosters in het midden – 3. Vaste luchtrooster aan zijkant – 4. Verstelbare luchtroosters aan
zijkant – 5. Onderste luchtroosters voor voorstoelen – 6. Onderste uitstroomopeningen voor achterstoelen
fig. 32A0J0036
49
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 54 of 280

KLIMAATREGELING/
VERWARMING
BEDIENINGSELEMENTEN
A - Draaiknop regeling luchttemperatuur
❒blauwe gebied = koude lucht
❒rode gebied = warme lucht
B - Regel-/inschakelknop ventilator
❒
0 = ventilator uitgeschakeld
❒1-2-3 = ventilatorsnelheid
❒4
= maximum ventilatorsnelheid
C - Draaiknop luchtverdeling
❒
luchtstroom naar lichaam bestuurder/passagier;
❒
luchtstroom naar lichaam en beenruimte bestuurder/passagier;❒
luchtstroom naar beenruimten voor en achter;
❒
luchtstroom naar beenruimte en voorruit;
❒
luchtstroom naar voorruit
❒4
= maximum ventilatorsnelheid
D - Aan/uit knop luchtrecirculatie
E - Aan/uit knop klimaatregeling (alleen versies met handmatige
klimaatregeling)
F - Aan/uit knop achterruitverwarming;
fig. 33A0J0074
50
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 55 of 280

VENTILATIE VAN HET INTERIEUR
Ga als volgt te werk om de ventilatie te regelen:
❒draai de knop A naar het blauwe gebied;
❒druk op de knop D om de interne luchtrecirculatie uit te schakelen
(led op de knop uit);
❒draai de knop C naar
;
❒zet de draaiknop B op de gewenste snelheid.
KLIMAATREGELING (koeling)
(alleen bij versies met handbediende
klimaatregeling)
Ga als volgt te werk om te koelen:
❒draai de knop A naar het blauwe gebied;
❒druk op de knop D om de interne luchtrecirculatie in te schakelen
(led op de knop aan);
❒draai de knop C naar
;
❒druk op de knop D om de klimaatregeling in te schakelen en zet de
knop B ten minste op 1 (1
esnelheidstand); voor een hogere
ventilatorsnelheid, zet de knop B op 4 (maximum ventilatorsnelheid).
Koelregeling
❒draai de draaiknop A naar rechts om de temperatuur te verhogen;
❒druk op de knop D om de interne luchtrecirculatie uit te schakelen
(ronde led rond de knop uit);
❒verstel de draaiknop B op de ventilatorsnelheid te verlagen.
VERWARMING VAN HET INTERIEUR
Ga als volgt te werk om het interieur snel te verwarmen:
❒draai de knop A naar het rode gebied;
❒zet de knop C op het gewenste symbool;
❒zet de draaiknop B op de gewenste snelheid.
Snel verwarmen
Ga als volgt te werk om het interieur snel te verwarmen:
❒draai de knop A naar het rode gebied;
❒druk op de knop D om de interne luchtrecirculatie in te schakelen;
❒draai de knop C naar
;
❒draai knop B naar 4
(maximum ventilatorsnelheid).
Kies vervolgens een stand om de verlangde comfortsituatie te
behouden en druk op de knop D om de luchtrecirculatie uit te
schakelen (led op de knop uit) en om beslagen ruiten te voorkomen.
BELANGRIJK Bij koude motor duurt het enkele minuten om een snelle
verwarming van het interieur te bekomen.
SNEL ONTWASEMEN/ONTDOOIEN
VAN DE VOORRUIT EN DE VOORSTE
ZIJRUITEN
De klimaatregeling is erg handig om snel te kunnen ontwasemen. Zet
de bedieningsknoppen in de standen zoals voorheen beschreven
en zet de klimaatregeling aan door op de knop E te drukken.
Ga als volgt te werk:
❒draai de knop A naar het rode gebied;
❒draai knop B naar 4
(maximum ventilatorsnelheid).
51
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 56 of 280

❒draai de knop C naar;
❒druk op de knop D om de interne luchtrecirculatie uit te schakelen
(led op de knop uit).
Nadat de ruiten ontwasemd zijn, kan een stand worden gekozen om
de verlangde comfortsituatie te behouden.
Ruiten ontwasemen
De klimaatregeling is erg nuttig om het beslaan van de ruiten te
voorkomen bij grote luchtvochtigheid.
Wanneer het buiten uiterst vochtig is en/of bij regen en/of bij grote
verschillen tussen de interieur- en de buitentemperatuur, is de volgende
procedure aanbevolen om te voorkomen dat de ruiten beslaan:
❒draai de knop A naar het rode gebied;
❒druk op de knop D om de interne luchtrecirculatie uit te schakelen
(led op de knop uit);
❒zet de draaiknop C op
met de mogelijkheid om hem op stand
te zetten als de ruiten niet worden ontwasemd;
❒zet de draaiknop B op de 2
eventilatorsnelheid.
ACHTERRUITVERWARMING/
RUITONTWASEMING
Druk op toets F () om de functie in/uit te schakelen. De functie
wordt na ongeveer 20 minuten automatisch uitgeschakeld.
Voor bepaalde versies/markten, druk op de
knop om het
ontwasemen/ontdooien van de buitenspiegels, verwarmde voorruit
(voor bepaalde versies/markten) en verwarmde sproeiers (voor
bepaalde versies/markten) in te schakelen.
BELANGRIJK Plak geen stickers op de elektrische weerstandsdraden
aan de binnenzijde van de achterruit, om beschadiging en mogelijk
defect ervan te voorkomen.
INTERNE LUCHTRECIRCULATIE
Druk op de knop D (). Men adviseert de interne luchtrecirculatie
in te schakelen in de file of in tunnels, om te voorkomen dat vervuilde
lucht in het interieur komt.
Gebruik de functie niet langdurig, vooral als er meerdere passagiers
aan boord zijn, om beslagen ruiten te voorkomen.
BELANGRIJK Met de interne luchtrecirculatie kan de gewenste toestand
(verwarming of koeling, afhankelijk van de keuze) sneller bereikt
worden. Het wordt echter afgeraden de luchtrecirculatie in te schakelen
op regenachtige of koude dagen om beslagen ruiten te voorkomen.
ONDERHOUD VAN HET SYSTEEM
Schakel in de winter de airconditioning minstens eens per maand circa
10 minuten in.
Laat vóór het begin van het zomerseizoen het systeem controleren
door het Alfa Romeo Servicenetwerk.
52
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 57 of 280

AUTOMATISCHE DUAL-ZONE
KLIMAATREGELING
(voor bepaalde versies/markten)
BEDIENINGSELEMENTEN
A - inschakelingsknop MONO-functie bestuurders-/passagierszijde
(uitlijning ingestelde temperaturen);
B - aan/uit knop compressor klimaatregeling;
C - aan/uit knop interne luchtcirculatie;
D - display;
E - knop klimaatregeling uit;
F - inschakelingsknop MAX-DEF-functie (snel ontdooien/ontwasemen
ruiten voor);G - aan/uit knop achterruitverwarming;
H - inschakelingsknop AUTO-functie (automatische werking) en
regelknop temperatuur passagierszijde;
I - keuzeknop luchtverdeling passagierszijde;
L - ventilatorsnelheid verhogen/verlagen;
M - keuzeknop luchtverdeling bestuurderszijde;
N - inschakelingsknop AUTO-functie (automatische werking) en
regelknop temperatuur bestuurderszijde.
fig. 34A0J0037
53
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 58 of 280

BESCHRIJVING
De automatische dual-zone klimaatregeling zorgt voor een aparte
temperatuur-/luchtverdelingsregeling in twee zones: bestuurderszijde
en passagierszijde.
Het systeem houdt het comfortniveau in het interieur constant en
compenseert alle variaties in externe omstandigheden, met inbegrip
van zonnestraling die gedetecteerd wordt door een speciale sensor.
De automatisch gecontroleerde parameters en functies zijn:
❒luchttemperatuur uit de luchtroosters aan bestuurderszijde/
passagierszijde voor;
❒luchtverdeling naar de luchtroosters aan bestuurderszijde/
passagierszijde voor;
❒ventilatorsnelheid (traploze regeling van de luchtstroom);
❒inschakeling van de compressor (voor koelen/ontvochtigen van de
lucht);
❒luchtrecirculatie.
Al deze functies kunnen handmatig worden versteld door het systeem
te gebruiken en door een of meer functies te kiezen en de betreffende
parameters te wijzigen. Hierbij wordt echter de automatische regeling
van de functies die handmatig zijn gewijzigd uitgeschakeld: het
systeem grijpt alleen in om veiligheidsredenen.
De handmatige instellingen hebben altijd voorrang boven de
automatische instellingen en blijven opgeslagen tot de AUTO knop
wordt ingedrukt, behalve in de gevallen dat het systeem om
veiligheidsredenen ingrijpt.
Als men handmatig een functie aanpast, blijven de andere functies
automatisch geregeld. De hoeveelheid lucht die in het interieur wordt
gevoerd houdt geen verband met de snelheid van de auto; deze wordt
elektronisch geregeld door de ventilator.De luchttemperatuur in het interieur wordt altijd automatisch geregeld
op basis van de ingestelde temperatuur op de display (behalve
wanneer het systeem is uitgeschakeld of onder bepaalde
omstandigheden waarin de compressor is uitgeschakeld).
Het systeem biedt handmatige instelling van de volgende parameters
en functies:
❒luchttemperatuur aan bestuurderszijde/passagierszijde voor;
❒ventilatorsnelheid (traploze regeling);
❒luchtverdeling in 7 standen (bestuurder/passagier);
❒inschakelen van de compressor;
❒snel ontwasemen/ontdooien;
❒luchtrecirculatie;
❒achterruitverwarming;
❒uitschakeling van het systeem.
INSCHAKELING VAN DE
KLIMAATREGELING
Het systeem kan op verschillende manieren ingeschakeld worden: het
verdient echter aanbeveling om op een van de AUTO-knoppen te
drukken en de draaiknop te gebruiken om de gewenste temperatuur in
te stellen.
Er kunnen verschillende temperaturen ingesteld worden voor de
bestuurder en passagier, met een maximmaal verschil van 7°C.
Op die manier wordt de temperatuur, de hoeveelheid en de verdeling
van de lucht in het interieur volledig automatisch door het systeem
geregeld. Het systeem regelt ook de luchtrecirculatie en de inschakeling
van de aircocompressor.
Tijdens volledig automatische werking is het alleen mogelijk handmatig
in te grijpen op de volgende functies:
54
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 59 of 280

❒MONO, om de aan passagierszijde ingestelde temperatuur en
luchtverdeling uit te lijnen met die aan bestuurderszijde;
❒
luchtrecirculatie (waarbij de functie altijd in- of uitgeschakeld
wordt gehouden;
❒
om de ontwaseming/ontdooiing van de ruiten voor, de
achterruit en de buitenspiegels te versnellen;
❒
Om de achterruit en buitenspiegels te ontwasemen/ontdooien.
Tijdens de automatische werking van het systeem, kan men op elk
ogenblik de ingestelde temperatuur, de luchtdistributie en de
ventilatorsnelheid wijzigen d.m.v. de betreffende knoppen: het systeem
past automatisch de eigen instellingen aan aan de nieuwe instellingen.
Op die manier regelt het klimaatregelsysteem alle functies automatisch,
uitgezonderd de functies die handmatig werden versteld. De
ventilatorsnelheid is gelijk voor alle zones in de passagiersruimte.
REGELING LUCHTTEMPERATUUR
Draai de knop N of H naar rechts of naar links om de
luchttemperatuur te regelen: knop N voor de zone linksvoor, knop H
voor de zone rechtsvoor in het interieur. De ingestelde temperaturen
worden op het display weergegeven.
Druk nogmaals op de MONO-knop om de luchttemperatuur van de
twee zones met elkaar in overeenstemming te brengen: om dezelfde
temperatuur in te stellen, aan knop N draaien.
Om terug te keren naar gescheiden regeling van de temperatuur en
luchtverdeling tussen beide zones, aan knop N of H draaien of
nogmaals op de MONO-knop drukken (als de led op de knop brandt).
Draai de knoppen helemaal naar rechts of links om respectievelijk de
functie HI (maximaal verwarming) of LO (maximale koeling) in te
schakelen. Draai aan de knop om deze functies uit te schakelen en om
de gewenste temperatuur in te stellen.
REGELING LUCHTVERDELING
Door op een van de knoppen (//) te drukken, kan
handmatig een van de 7 instellingen voor de luchtverdeling worden
gekozen:
Luchtstroom naar de uitstroomopeningen van de voorruit en de
voorste zijruiten om deze te ontwasemen of te ontdooien.
Luchtstroom naar de uitstroomopeningen in het midden en aan
de zijkant van het dashboard om de borst en het gelaat tijdens
het warme seizoen te verkoelen.
Luchtstroom naar de uitstroomopeningen voor de beenruimten
voor en achter. Deze luchtverdeling zorgt voor een snelle
verwarming van het interieur, waardoor onmiddellijk een
behaaglijk gevoel wordt verkregen.
Luchtstroomverdeling tussen uitstroomopeningen beenruimten
(hetere lucht) en roosters midden/zijkanten dashboard
(koelere lucht). Deze luchtdistributie is bijzonder nuttig in het
voor- en het najaar en op zonnige dagen.
Luchtstroom verdeeld over uitstroomopeningen beenruimten
en uitstroomopeningen voor ontwasemen/ontdooien
voorruit/voorste zijruiten. Deze luchtverdeling zorgt voor een
snelle verwarming van het interieur en voorkomt dat de
ruiten beslaan.
Luchtstroomverdeling tussen de uitstroomopeningen voor
ontwasemen/ontdooien voorruit en de luchtroosters in het
midden en aan de zijkant van het dashboard. Zo kan de
lucht op de voorruit worden gericht bij sterk zonlicht.
Luchtstroomverdeling naar alle roosters van de auto.
In de FULL AUTO-modus wordt de luchtverdeling automatisch door het
klimaatregelsysteem geregeld (de leds op de knoppen I en M zijn
uit). Bij handmatige bediening wordt de ingestelde luchtverdeling
aangegeven door de leds op de betreffende knoppen.
55
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 60 of 280

In de gecombineerde werkingsmodus, worden de functies geactiveerd
samen met de functies die reeds bij het indrukken van de betreffende
knop actief zijn. Als een knop wordt ingedrukt waarvan de functie
reeds actief is, wordt de werking geannuleerd en gaat de betreffende
LED op de knop uit. Druk op de AUTO-knop om de automatische
regeling van de luchtverdeling na een handmatige instelling te
herstellen.
Als de bestuurder de luchtverdeling naar de vooruit omschakelt, wordt
de luchtverdeling aan passagierszijde ook naar de voorruit gericht.
De passagier kan nog wel een andere verdelingsmethode kiezen door
op de betreffende knoppen te drukken.
REGELING VENTILATORSNELHEID
Druk op knop L om de ventilatorsnelheid te verhogen/verlagen. De
snelheid wordt aangegeven door verlichte streepjes op het display:
❒maximum ventilatorsnelheid = alle streepjes branden
❒minimum ventilatorsnelheid = één streepje brandt.
De ventilator kan alleen uitgeschakeld worden als de compressor van
de klimaatregeling is uitgeschakeld door het indrukken van knop B.
BELANGRIJK Druk op de AUTO-knop om de automatische werking
van de ventilatorsnelheid na een handmatige instelling te herstellen.
AUTO-KNOPPEN
Druk op de AUTO-knoppen om het systeem de hoeveelheid en
verdeling van de lucht, die in de respectievelijke zones van het
interieur geblazen wordt, automatisch te regelen; alle vorige
handmatige instellingen zullen geannuleerd worden (dit wordt
aangegeven met het opschrift FULL AUTO op het display).Wanneer tijdens de volledige automatische werking de
luchtrecirculatie, luchtverdeling, ventilatorsnelheid handmatig
gewijzigd worden of de compressor wordt uitgeschakeld, dan
verdwijnt de melding FULL van het display. Hiermee wordt
aangegeven dat het systeem niet meer automatisch alle
bovengenoemde functies regelt (de luchttemperatuur blijft wel
automatisch geregeld).
BELANGRIJK Als het systeem niet langer in staat is om de gevraagde
temperatuur in de verschillende zones van het interieur te bereiken/
handhaven, gaat de ingestelde temperatuur knipperen en na ongeveer
1 minuut verdwijnt het opschrift AUTO.
Druk op de AUTO-knop om de automatische werking na een
handmatige instelling te herstellen.
MONO-KNOP
Druk op de MONO-knop om de luchttemperatuur aan passagierszijde
in overeenstemming te brengen met die aan de bestuurderszijde. Op
deze manier is het ook mogelijk om de luchtverdeling tussen de twee
zones in te stellen door aan knop N te draaien.
Deze functie zorgt voor een eenvoudigere temperatuurregeling
wanneer de bestuurder de enige inzittende is.
Om terug te keren naar gescheiden regeling van de temperatuur en
luchtverdeling, aan knop H draaien om de temperatuur aan
passagierszijde in te stellen of op de MONO-knop drukken als de led
op de knop brandt.
56
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER