alarm Abarth 124 Spider 2020 Instructieboek (in Dutch)

Page 9 of 244

KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
Grondige kennis van uw nieuwe
voertuig begint hier.
In dit boekje is op eenvoudige en
rechtstreekse wijze beschreven hoe uw
voertuig gemaakt is en hoe het werkt.
Daarom adviseren wij u het comfortabel
zittend in uw voertuig te lezen, dan kunt
u met eigen ogen onmiddellijk zien wat
hier beschreven is.DASHBOARD................8
SLEUTELS..................9
CONTACTSLOT..............11
GEAVANCEERD KEYLESS ENTRY
SYSTEEM.................14
BEVEILIGINGSALARM VOERTUIG . .15
PORTIEREN................16
STOELEN..................20
HOOFDSTEUNEN............22
STUURWIEL................23
SPIEGELS.................23
BUITENVERLICHTING..........25
RUITENWISSERS/SPROEIER
VOORRUIT................30
KLIMAATREGELING...........33
ELEKTRISCHE RUITEN.........38
INTERNE APPARATUUR........40
ACHTERKLEP...............40
MOTORKAP................43
CABRIOLETKAP (ZACHTE KAP) . . .45
7

Page 10 of 244

DASHBOARD
1 – Instelbare luchtventilatie zijkant; 2 – Bedieningshendel buitenverlichting; 3 – Instrumentenpaneel; 4 – Ruitenwisserhendel;
5 – Instelbare luchtventilatie midden; 6 – Knop alarmknipperlichten; 7 – Radio 3” of Radio 7”-systeem (indien aanwezig);
8 – Air Bag passagier; 9 – Instelbare luchtventilatie midden (passagierszijde); 10 – Klimaatregeling; 11 – Contactslot;
12 – Airbag bestuurder; 13 – Bedieningsknoppen (TPMS-systeem/DSC-systeem)
102010200-123-555AB
8
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG

Page 17 of 244

BEVEILIGINGSALARM
VOERTUIG
(indien aanwezig)
WIJZIGINGEN EN
TOEGEVOEGDE
APPARATUUR
FCA kan de werking van de
startonderbreker en het
antidiefstalsysteem niet garanderen
indien het systeem is gewijzigd of als er
extra apparatuur wordt geïnstalleerd.
BELANGRIJK Om schade aan het
voertuig te voorkomen, dient u het
systeem niet te wijzigen of extra
apparatuur te installeren voor de
startonderbreker en het
antidiefstalsysteem van het voertuig.
STARTONDERBREKINGS
SYSTEEM
Door het startonderbrekingssysteem
kan de motor alleen worden gestart met
een sleutel die door het systeem wordt
herkend. Neem contact op met het
Abarth Servicenetwerk als u problemen
heeft met het
startonderbrekingssysteem of de
sleutel.
Het systeem activeren: het systeem
wordt geactiveerd als het contact van
AAN naar UIT wordt gezet. Het
waarschuwingslampje
op hetinstrumentenpaneel knippert om de
2 seconden totdat het systeem wordt
gedeactiveerd.
Het systeem deactiveren: het
systeem wordt gedeactiveerd als het
contact op AAN wordt gezet met de
correct geprogrammeerde sleutel. Het
waarschuwingslamp
brandt
ongeveer 3 seconden en schakelt dan
uit.
Als de motor niet start met de juiste
sleutel en als het waarschuwingslampje
blijft branden of knipperen,
probeert u het volgende:
controleer of de sleutel zich binnen
het werkingsbereik bevindt voor
signaalverzending;
schakel het contact uit en start de
motor opnieuw. Neem contact op met
het Abarth Servicenetwerk als de motor
niet start na 3 of meer pogingen.
Als het waarschuwingslampje
continu blijft knipperen terwijl u
rijdt, schakelt u de motor uit. Laat het
systeem controleren door het Abarth
Servicenetwerk. Als de motor wordt
uitgeschakeld terwijl het
waarschuwingslampje knippert, dan
kan de motor niet meer worden gestart.
ANTIDIEFSTALSYSTEEM(indien aanwezig)
Inbraaksensor(indien aanwezig)
De inbraaksensor fig. 6 maakt gebruik
van ultrasone golven om beweging in
het voertuig te detecteren en een alarm
te activeren bij inbraak in het voertuig.
De inbraaksensor detecteert bepaalde
bewegingen in het voertuig. De sensor
kan echter ook reageren op beweging
buiten het voertuig, zoals trillingen, hard
lawaai, wind en luchtstromen.
BELANGRIJK Let op het volgende om
de inbraaksensor goed te laten werken:
hang geen kleding of voorwerpen
aan de hoofdsteun;
duw de zonnekleppen terug naar de
oorspronkelijke stand;
blokkeer de inbraaksensor niet door
deze te bedekken of door het
voorwerpen op te plaatsen;
laat de inbraaksensor niet vuil
worden of afvegen met een vloeistof;
stel de inbraaksensor en de
omlijsting ervan niet bloot aan schokken
of impact van enige soort;
installeer geen stoelen of
stoelbekleding die niet afkomstig zijn
van FCA;
15

Page 18 of 244

plaats ter voorkoming van obstructie
van de inbraaksensor geen voorwerpen
of lading die boven de hoofdsteun
uitsteekt, in de buurt van de
inbraaksensor.Het systeem activeren
Ga als volgt te werk:
sluit de ruiten en de kap goed,
schakel het contact uit en zorg ervoor
dat de motorkap, de kap, de portieren
en de achterklep gesloten zijn;
druk op de vergrendeltoets op de
zender of sluit het portier aan
bestuurderszijde van buitenaf met de
extra sleutel. De waarschuwingslichten
knipperen eenmaal.Met de
geavanceerde keyless functie: druk
op een verzoekschakelaar. Het
waarschuwingslampje
op het
instrumentenpaneel knippert
20 seconden lang twee keer per
seconde;
na 20 seconden is het systeem
volledig geactiveerd.
Met de inbraaksensor:de
inbraaksensor kan alleen worden
geactiveerd als de kap is gesloten. Het
systeem kan zelfs worden geactiveerd
met een geopend ruit. Het open laten
van ruiten, zelfs gedeeltelijk, werkt
echter uitnodigend op eventuele dieven
en de wind die in het voertuig
terechtkomt, kan het alarm tevens
activeren. De inbraaksensor kan ook
worden geannuleerd.
PORTIEREN
VERGRENDELEN /
ONTGRENDELEN MET
EXTRA SLEUTEL
7) 8) 9) 10) 11) 12) 13) 14)
Beide portieren, de achterklep en de
tankdop vergrendelen automatisch als
het portier aan bestuurderszijde wordt
vergrendeld met de extra sleutel.
Deze ontgrendelen als het portier aan
bestuurderszijde wordt ontgrendeld met
de extra sleutel.
Draai de extra sleutel naar voren om te
vergrendelen en naar achter om te
ontgrendelen.
HANDMATIGE
VERGRENDELING /
ONTGRENDELING
Werking van binnenuit
Beide portieren, de achterklep en de
brandstoftankklep vergrendelen
automatisch als de
portiervergrendelknop aan
bestuurderszijde wordt ingedrukt. Deze
ontgrendelen als portiervergrendelknop
1 aan bestuurderszijde fig. 7 naar
buiten wordt gedrukt.
BELANGRIJK De rode indicatie 2 is te
zien wanneer de portiervergrendelknop
is ontgrendeld.
604080300-12A-001
16
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG

Page 20 of 244

PASSIVE ENTRY(met geavanceerde keyless functie)
Beide portieren, de achterklep en de
brandstoftankklep kunnen worden
vergrendeld/ontgrendeld door te
drukken op de schakelaar
“portiervergrendeling” op de greep
fig. 9 als u de sleutel bij u draagt.
Vergrendelen
Druk op de “portiervergrendeling”
schakelaar om de portieren, achterklep
en brandstoftankklep te vergrendelen;
de waarschuwingslichten knipperen een
maal.
Ontgrendelen
Druk op de “portiervergrendeling”
schakelaar om de portieren, achterklep
en brandstoftankklep te ontgrendelen;
de waarschuwingslichten knipperen
twee maal.
OPMERKING Controleer of beideportieren, de achterklep en de
brandstoftankklep goed zijn afgesloten.
OPMERKING Beide portieren, de
achterklep en de brandstoftankklep
kunnen niet worden vergrendeld als een
van de portieren geopend is.
OPMERKING Het kan na het indrukken
van de “portiervergrendeling”
schakelaar enkele seconden duren
voordat de portieren ontgrendelen.
De instelling kan worden gewijzigd
zodat een pieptoon hoorbaar is ter
bevestiging als de portieren, de
achterklep, de brandstoftankklep
worden vergrendeld/ontgrendeld met
een “portiervergrendeling” schakelaar.
Met antidiefstalsysteem
De waarschuwingslichten knipperen bij
in- en uitschakeling van het
antidiefstalsysteem (zie
“Antidiefstalsysteem” in de paragraaf
“Beveiligingsalarm voertuig”).
Met Dead Lock
Als u de “portiervergrendeling”
schakelaar tweemaal indrukt binnen
3 seconden, dan wordt het dubbele
vergrendelsysteem geactiveerd. De
instelling kan worden gewijzigd zodat
de portieren, de achterklep en de
brandstoftankklep automatisch wordenvergrendeld zonder de
“portiervergrendeling” schakelaar in te
drukken.
Automatische hervergrendelfunctie
Er is een pieptoon te horen wanneer
beide portieren gesloten zijn terwijl u de
geavanceerde sleutel bij u draagt.
Beide portieren, de achterklep en de
brandstoftankklep worden na ongeveer
drie seconden automatisch vergrendeld
als de geavanceerde sleutel zich buiten
het werkingsgebied bevindt.
Tevens knipperen de
waarschuwingslichten eenmaal (ook als
de bestuurder zich binnen het
werkingsgebied bevindt worden beide
portieren, de achterklep en de
brandstoftankklep automatisch
vergrendeld na ongeveer 30 seconden).
Als u zich buiten het werkingsgebied
bevindt voordat de portieren en de
achterklep volledig zijn gesloten, of als
er een andere sleutel in het voertuig ligt,
dan werkt de automatische
vergrendelfunctie niet.
Controleer altijd of beide portieren en
de achterklep gesloten en vergrendeld
zijn alvorens het voertuig te verlaten. De
elektrische ruiten kunnen niet worden
gesloten met de automatische
vergrendelfunctie.
904000098-121-555AB
18
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG

Page 25 of 244

STUURWIEL
AFSTELLING STUURWIEL
35) 36) 37)
De hoek van het stuurwiel wijzigen:
stop het voertuig en breng de
vergrendelhendel 1 fig. 12 onder de
stuurkolom naar beneden;
kantel het stuurwiel in de gewenste
positie en breng de hendel omhoog om
de kolom te vergrendelen;
probeer het stuurwiel omhoog en
omlaag te duwen om te controleren of
het stuurwiel goed vergrendelt is
alvorens weg te rijden.
BELANGRIJK
35)Het verstellen van het stuurwiel mag
alleen bij stilstaand voertuig en
uitgeschakelde motor gebeuren. Het is
gevaarlijk het stuurwiel te verstellen als het
voertuig beweegt. Als het stuurwiel wordt
verplaatst, kan dit ertoe leiden dat de
bestuurder abrupt naar links of rechts
draait. Dit kan leiden tot controleverlies of
een ongeluk.
36)Aftermarket werkzaamheden waarbij
wijzigingen van de stuurinrichting of de
stuurkolom betrokken zijn (b.v. bij montage
van een alarmsysteem) zijn ten strengste
verboden. Dergelijke werkzaamheden
kunnen de prestaties van het systeem, de
garantie en de veiligheid in gevaar brengen
waardoor het voertuig niet meer aan de
typegoedkeuring voldoet.
37)Alvorens het voertuig te verlaten
ALTIJD de parkeerrem inschakelen, de
wielen draaien, de eerste versnelling
inschakelen bij een helling omhoog en de
achteruitversnelling bij een helling omlaag.
Als het voertuig op een steile helling wordt
geparkeerd, blokkeer de wielen dan met of
wiggen of stenen. Bij het verlaten van het
voertuig, altijd de portieren sluiten door op
het knopje op de sleutel te drukken.
SPIEGELS
BUITENSPIEGELS
38)
Breedtespiegel aan
bestuurderskant
(indien aanwezig)
De breedtespiegel bevat twee
welvingen op het oppervlak die worden
gescheiden door een lijn 1 fig. 13 voor
binnen- en buitengebieden.
Het binnengebied is een standaard
bolle spiegel terwijl het buitengebied
een breder zicht geeft binnen hetzelfde
bereik. Deze combinatie geeft biedt
zekerheid bij het wisselen van rijbaan.
Objecten in het buitengebied zijn verder
weg dan in het binnengebied.
1204050101-12A-001AB
1304060101-12A-001AB
23

Page 56 of 244

TRIPCOMPUTER EN
INFO-SCHAKELAAR
De volgende informatie kan worden
geselecteerd met de INFO-schakelaar
fig. 55 terwijl het contact is
ingeschakeld (AAN):
Afstand-tot-leeg (gemiddelde afstand
die u kunt rijden met beschikbare
brandstof);
Gemiddeld zuinig brandstofverbruik;
Huidig zuinig brandstofverbruik;
Gemiddelde voertuigsnelheid;
Snelheidsalarm voertuig (indien
aanwezig).
Neem contact op met het Abarth
Servicenetwerk als u problemen heeft
met uw tripcomputer.
Alarm voertuigsnelheid modus
(indien aanwezig)
In deze modus wordt de huidige
instelling voor het alarm van devoertuigsnelheid weergegeven. U kunt
de voertuigsnelheidsinstelling waarbij de
waarschuwing wordt geactiveerd,
wijzigen.
BELANGRIJK Het alarmdisplay van de
voertuigsnelheid wordt tegelijkertijd met
de pieptoon geactiveerd. De ingestelde
voertuigsnelheid knippert meerdere
malen.
Het alarm van de voertuigsnelheid kan
worden ingesteld met de
INFO-schakelaar.
De alarmfunctie van de voertuigsnelheid
kan worden ingesteld tussen 30 en
250 km/u.
BELANGRIJK Stel de voertuigsnelheid
altijd in volgens de wetten en regels in
uw land/stad waarin met het voertuig
wordt gereden. Controleer bovendien
altijd de snelheid van het voertuig
middels de snelheidsmeter.
Het alarm van de voertuigsnelheid kan
worden ingesteld met de volgende
procedure:
druk op de INFO-schakelaar om de
alarmmodus voor de voertuigsnelheid
weer te geven;
druk aanhoudend op de
INFO-schakelaar totdat een pieptoon
hoorbaar is. Op het display van de
voertuigsnelheid knippert het derde
cijfer (hondertallen) fig. 56;
druk op de INFO-schakelaar en stel
het derde cijfer (honderdtallen) in op de
gewenste voertuigsnelheid. De
numerieke waarde wijzigt elke keer dat
de INFO-schakelaar wordt ingedrukt;
druk aanhoudend op de
INFO-schakelaar totdat een pieptoon
hoorbaar is. Op het display van de
voertuigsnelheid knipperen de onderste
twee cijfers (tientallen en eentallen)
fig. 57;
550620500-122-001AB
5605020110-121-002
5705020110-121-003
54
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL

Page 57 of 244

druk op de INFO-schakelaar en stel
de twee onderste cijfers (tientallen en
eentallen) in op de gewenste
voertuigsnelheid. De numerieke waarde
wijzigt elke keer dat de INFO-
schakelaar wordt ingedrukt;
druk aanhoudend op de
INFO-schakelaar totdat een pieptoon
hoorbaar is. De ingestelde
voertuigsnelheid wordt weergegeven p
het alarmscherm voor de
voertuigsnelheid.
SCHAKELINDICATOR
(indien aanwezig)
De schakelindicator ondersteunt u bij
een optimaal zuinig brandstofverbruik
en soepel rijden.
De geselecteerde schakelstand 1
fig. 58 wordt op het instrumentenpaneel
weergegeven en er wordt aangegeven
welke schakelstand 2 het meest
geschikt is volgens de huidige
rij-omstandigheden.Indicatie Toestand
CijferDe geselecteerde
schakelstand wordt
weergegeven
en cijferSchakel op of terug
naar de aangegeven
schakelstand die
wordt weergegeven
BELANGRIJK Vertrouw niet alleen op
de aanbevolen opschakeling/
terugschakeling die wordt
weergegeven. De werkelijke rijsituatie
kan andere schakelstanden vereisen.
Om ongelukken te vermijden, moet de
weg- en verkeerssituatie goed worden
beoordeeld door de bestuurder
alvorens te schakelen.
Versies met handmatige
versnellingsbak
De schakelindicator schakelt uit als de
volgende werkingen worden uitgevoerd:
het voertuig is gestopt;
het voertuig staat in de vrijstand;
het voertuig staat in de achteruit;
de koppeling is niet volledig ingetrapt
als er na stilstand gas wordt gegeven;
het koppelingspedaal wordt
2 seconden of langer ingetrapt tijdens
het rijden.
Versies met automatische
versnellingsbak
De schakelindicator schakelt uit als de
volgende werkingen worden uitgevoerd:
het voertuig is gestopt;
de handmatige schakelmodus is
geannuleerd.
Handmatig opschakelen(versies met automatische
versnellingsbak)
Gebruik de selectiehendel om een
versnelling op of terug te schakelen, tik
de selectiehendel terug + eenmaal.
5805210102-12A-001AB
55

Page 66 of 244

Waarschuwingslampje Wat het betekent Wat te doen
BEVEILIGINGSALARM VOERTUIG
Het waarschuwingslampje gaat branden om
een storing van het beveiligingsalarm aan te
geven. Neem zo snel mogelijk contact op met
het Abarth Servicenetwerk.Neem zo snel mogelijk contact op met het
Abarth Servicenetwerk.
64
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL

Page 74 of 244

Groene waarschuwingslampjes
Waarschuwingslampje Wat het betekent Wat te doen
RICHTINGAANWIJZER LINKS
Het lampje gaat branden wanneer de
richtingaanwijzerhendel omlaag wordt gezet
of, samen met de rechter richtingaanwijzer,
wanneer de knop voor de alarmknipperlichten
wordt ingedrukt.
RICHTINGAANWIJZER RECHTS
Het lampje gaat branden wanneer de
richtingaanwijzerhendel omhoog wordt
verplaatst of, samen met de linker
richtingaanwijzer, wanneer de knop voor de
alarmknipperlichten wordt ingedrukt.
STADSLICHT EN DIMLICHT
Het lampje gaat branden wanneer het
stadslicht of het dimlicht wordt ingeschakeld.
MISTLICHTEN (waar aanwezig)
Het lampje gaat branden wanneer de
mistlampen voor worden ingeschakeld.
CRUISE CONTROL (INDICATIELAMPJE
INSTELLING)
(indien aanwezig)
Het waarschuwingslampje gaat branden als er
een cruise-snelheid is ingesteld.
INDICATOR INSTELBARE
SNELHEIDSBEGRENZING (indien aanwezig)
Het waarschuwingslampje licht groen op als
een snelheid is ingesteld (zie de paragraaf
"Speed Limiter" in het hoofdstuk "Starten en
rijden").
72
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL

Page:   1-10 11-20 next >