sensor Abarth 124 Spider 2021 Instructieboek (in Dutch)

Page 17 of 244

BEVEILIGINGSALARM
VOERTUIG
(indien aanwezig)
WIJZIGINGEN EN
TOEGEVOEGDE
APPARATUUR
FCA kan de werking van de
startonderbreker en het
antidiefstalsysteem niet garanderen
indien het systeem is gewijzigd of als er
extra apparatuur wordt geïnstalleerd.
BELANGRIJK Om schade aan het
voertuig te voorkomen, dient u het
systeem niet te wijzigen of extra
apparatuur te installeren voor de
startonderbreker en het
antidiefstalsysteem van het voertuig.
STARTONDERBREKINGS
SYSTEEM
Door het startonderbrekingssysteem
kan de motor alleen worden gestart met
een sleutel die door het systeem wordt
herkend. Neem contact op met het
Abarth Servicenetwerk als u problemen
heeft met het
startonderbrekingssysteem of de
sleutel.
Het systeem activeren: het systeem
wordt geactiveerd als het contact van
AAN naar UIT wordt gezet. Het
waarschuwingslampje
op hetinstrumentenpaneel knippert om de
2 seconden totdat het systeem wordt
gedeactiveerd.
Het systeem deactiveren: het
systeem wordt gedeactiveerd als het
contact op AAN wordt gezet met de
correct geprogrammeerde sleutel. Het
waarschuwingslamp
brandt
ongeveer 3 seconden en schakelt dan
uit.
Als de motor niet start met de juiste
sleutel en als het waarschuwingslampje
blijft branden of knipperen,
probeert u het volgende:
controleer of de sleutel zich binnen
het werkingsbereik bevindt voor
signaalverzending;
schakel het contact uit en start de
motor opnieuw. Neem contact op met
het Abarth Servicenetwerk als de motor
niet start na 3 of meer pogingen.
Als het waarschuwingslampje
continu blijft knipperen terwijl u
rijdt, schakelt u de motor uit. Laat het
systeem controleren door het Abarth
Servicenetwerk. Als de motor wordt
uitgeschakeld terwijl het
waarschuwingslampje knippert, dan
kan de motor niet meer worden gestart.
ANTIDIEFSTALSYSTEEM(indien aanwezig)
Inbraaksensor(indien aanwezig)
De inbraaksensor fig. 6 maakt gebruik
van ultrasone golven om beweging in
het voertuig te detecteren en een alarm
te activeren bij inbraak in het voertuig.
De inbraaksensor detecteert bepaalde
bewegingen in het voertuig. De sensor
kan echter ook reageren op beweging
buiten het voertuig, zoals trillingen, hard
lawaai, wind en luchtstromen.
BELANGRIJK Let op het volgende om
de inbraaksensor goed te laten werken:
hang geen kleding of voorwerpen
aan de hoofdsteun;
duw de zonnekleppen terug naar de
oorspronkelijke stand;
blokkeer de inbraaksensor niet door
deze te bedekken of door het
voorwerpen op te plaatsen;
laat de inbraaksensor niet vuil
worden of afvegen met een vloeistof;
stel de inbraaksensor en de
omlijsting ervan niet bloot aan schokken
of impact van enige soort;
installeer geen stoelen of
stoelbekleding die niet afkomstig zijn
van FCA;
15

Page 18 of 244

plaats ter voorkoming van obstructie
van de inbraaksensor geen voorwerpen
of lading die boven de hoofdsteun
uitsteekt, in de buurt van de
inbraaksensor.Het systeem activeren
Ga als volgt te werk:
sluit de ruiten en de kap goed,
schakel het contact uit en zorg ervoor
dat de motorkap, de kap, de portieren
en de achterklep gesloten zijn;
druk op de vergrendeltoets op de
zender of sluit het portier aan
bestuurderszijde van buitenaf met de
extra sleutel. De waarschuwingslichten
knipperen eenmaal.Met de
geavanceerde keyless functie: druk
op een verzoekschakelaar. Het
waarschuwingslampje
op het
instrumentenpaneel knippert
20 seconden lang twee keer per
seconde;
na 20 seconden is het systeem
volledig geactiveerd.
Met de inbraaksensor:de
inbraaksensor kan alleen worden
geactiveerd als de kap is gesloten. Het
systeem kan zelfs worden geactiveerd
met een geopend ruit. Het open laten
van ruiten, zelfs gedeeltelijk, werkt
echter uitnodigend op eventuele dieven
en de wind die in het voertuig
terechtkomt, kan het alarm tevens
activeren. De inbraaksensor kan ook
worden geannuleerd.
PORTIEREN
VERGRENDELEN /
ONTGRENDELEN MET
EXTRA SLEUTEL
7) 8) 9) 10) 11) 12) 13) 14)
Beide portieren, de achterklep en de
tankdop vergrendelen automatisch als
het portier aan bestuurderszijde wordt
vergrendeld met de extra sleutel.
Deze ontgrendelen als het portier aan
bestuurderszijde wordt ontgrendeld met
de extra sleutel.
Draai de extra sleutel naar voren om te
vergrendelen en naar achter om te
ontgrendelen.
HANDMATIGE
VERGRENDELING /
ONTGRENDELING
Werking van binnenuit
Beide portieren, de achterklep en de
brandstoftankklep vergrendelen
automatisch als de
portiervergrendelknop aan
bestuurderszijde wordt ingedrukt. Deze
ontgrendelen als portiervergrendelknop
1 aan bestuurderszijde fig. 7 naar
buiten wordt gedrukt.
BELANGRIJK De rode indicatie 2 is te
zien wanneer de portiervergrendelknop
is ontgrendeld.
604080300-12A-001
16
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG

Page 28 of 244

FLASH TO PASS
Flash to pass (knipperen om in te halen)
kan worden gebruikt als het contact is
ingeschakeld (AAN).
Trek om met de koplampen te
knipperen de hendel naar u toe (de
koplampschakelaar hoeft hiervoor niet
te zijn ingeschakeld).
Het waarschuwingslampje
op het
instrumentenpaneel gaat tegelijkertijd
branden.
De hendel keert terug naar de normale
stand als deze wordt losgelaten.
AUTOMATISCHE
VERLICHTING
(indien aanwezig)
Lichtsensor
Als de koplampschakelaar op de
AUTO-stand staat en het contact is
ingeschakeld (AAN), dan neemt de
lichtsensor de helderheid of duisternis
van de omgeving waar en worden de
koplampen, overige buitenverlichting en
de dashboardverlichting automatisch in
of uitgeschakeld.
BELANGRIJK De lichtsensor werkt
tevens als regensensor voor de
automatische wisserregeling. Houd
handen en krabbers buiten bereik van
de voorruit als de ruitenwisserhendel op
AUTO is geplaatst en het contact op
ON is gedraaid, aangezien de vingersbeklemd kunnen raken of de
ruitenwissers en wisserbladen
beschadigd kunnen raken als de
ruitenwissers automatisch geactiveerd
worden. Als u de voorruit gaat reinigen,
controleer dan of de ruitenwissers
volledig zijn uitgeschakeld (dit is met
name van belang bij het weghalen van
ijs en sneeuw), met name als het
aanlokkelijk is om de motor te laten
lopen.
COMING HOME-
VERLICHTINGS
SYSTEEM
Het Coming Home-verlichtingssysteem
schakelt de koplampen (dimlicht) in als
de hendel wordt bediend.
Inschakeling van het systeem
Als aan de hendel wordt getrokken
terwijl het contact op ACC of UIT staat,
worden de stadslichten ingeschakeld.
De koplampen doven na een bepaalde
tijdsperiode nadat de portieren zijn
gesloten.
De tijd totdat de koplampen
uitschakelen nadat alle portieren zijn
gesloten, kan worden gewijzigd. Als er
gedurende 3 minuten nadat aan de
hendel is getrokken geen bewerkingen
worden uitgevoerd, schakelen de
koplampen uit.
De koplampen schakelen uit alsnogmaals aan de hendel wordt
getrokken terwijl de koplampen aan
zijn.
MISTVOORLICHTEN
(indien aanwezig)
De mistlampen kunnen worden gebruikt
als het contact is ingeschakeld.
Gebruik deze schakelaar om de
mistlampen in te schakelen. De
mistvoorlichten zorgen voor beter zicht
in het donker en bij mist.
Inschakeling
Draai de koplampschakelaar 1
fig. 19 naar de stand
of
alvorens de mistvoorlichten te
ontsteken.
Draai de mistlichtschakelaar 2 naar de
stand
of(schakelaar draait
automatisch naar de stand
).
Het waarschuwingslampje
in het
1905030101-121-001AB
26
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG

Page 32 of 244

RUITENWISSERS/
SPROEIER
VOORRUIT
43) 44) 45)
8) 9) 10) 11)
De ontsteking moet ingeschakeld
worden om de ruitenwissers te
gebruiken.
Opmerking OPMERKING Als de
ruitenwissers bij koud weer of tijdens
sneeuwval worden aangezet, kunnen zij
stoppen door opgehoopte sneeuw op
de voorruit. Als de ruitenwissers door
opgehoopte sneeuw op de voorruit
stoppen, parkeer het voertuig dan op
een veilige plaats, draai de
wisserschakelaar uit en verwijder de
sneeuw. Als de wisserschakelaar naar
een andere positie dan OFF wordt
gedraaid, zullen de wissers werken. Als
de ruitenwissers niet functioneren, ook
niet als de wisserschakelaar naar een
andere stand dan OFF is gedraaid,
neem dan zo snel mogelijk contact op
met een erkende dealer.
RUITENWISSERS
Schakel de wissers 1 fig. 20 in door de
hendel omhoog of omlaag te duwen.
Wissen met interval
Schakelaarstanden:
ofMIST: werking door
omhoog te draaien;
OFF: stop;
---ofINT: wissen met interval;
—ofLO: lage snelheid;
=ofHI: hoge snelheid.
Variabele snelheid wissen met
interval
Zet de hendel op de intervalstand en
kies de intervaltijd door ring 1 te
draaien.
Automatische wisserregeling
Schakelaarstanden:
ofMIST: werking door
omhoog te draaien;
OFF: stop;
AUTO: automatische werking;
—ofLO: lage snelheid;
=ofHI: hoge snelheid.
Automatische wisserregeling
Wanneer de ruitenwisserhendel in de
standAUTOstaat, detecteert de
regensensor de hoeveelheid regenval
op de ruit en worden de wissers
automatisch in- of uitgeschakeld
(uit/intermitterend/lage snelheid/hoge
snelheid).
Gevoeligheid regensensor
aanpassen
De gevoeligheid van de regensensor
kan worden aangepast door de
schakelaar op de wisserhendel te
draaien.
Draai schakelaar 1 vanaf de
middenpositie (normaal) fig. 20 omlaag
voor een hogere gevoeligheid (+)
(snellere reactie) of omlaag voor minder
gevoeligheid (-) (tragere reactie).
In de volgende gevallen kunnen de
wissers automatisch gaan bewegen als
de ruitenwisserhendel opAUTOis
geplaatst en het contact wordt
ingeschakeld:
als de voorruit ter hoogte van de
regensensor met een doek aangeraakt
of erover gewreven wordt;
als de voorruit aan de binnen- of
buitenkant van het voertuig met een
hand of ander voorwerp aangeraakt
wordt.
Wanneer de hendel van de
automatische ruitenwisser tijdens het
2005030101-122-001AB
30
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG

Page 33 of 244

rijden vanOFFnaarAUTOwordt
verplaatst, worden de ruitenwissers van
de voorruit eenmaal geactiveerd,
waarna ze zullen functioneren op basis
van de hoeveelheid regen.
De automatische wisserregeling werkt
mogelijk niet als de
regensensortemperatuur ongeveer
–10°C of lager of ongeveer 85°C of
hoger is.
Als de voorruit is behandeld met een
waterafstotend middel kan het zijn dat
de regensensor niet in staat is de
hoeveelheid regen correct waar te
nemen en zou de automatische
ruitenwisser niet goed kunnen werken.
Wanneer vuil of ander materiaal (zoals
ijs of stoffen met zout water) zich ter
hoogte van de regensensor op de
voorruit heeft gehecht of als de voorruit
bedekt is met ijs, kan het gebeuren dat
de ruitenwissers automatisch beginnen
te functioneren.
Als de ruitenwissers het ijst, vuil of
ander materiaal niet kunnen verwijderen
stopt de automatische wisserwerking.
Stel in dit geval de wisserhendel in op
de lage stand of hoge stand voor
handmatige werking of verwijder het ijs,
vuil of andere materiaal met de hand
om de automatische werking te
herstellen.Als de automatische wisserhendel in de
standAUTOblijft, kunnen de wissers
automatisch gaan werken door het
effect van sterke lichtbronnen,
elektromagnetische golven of infrarood
licht omdat de regensensor
gebruikmaakt van een optische sensor.
Het wordt aanbevolen de standOFFte
gebruiken, behalve onder regenachtige
omstandigheden.
De automatische
wisserregelingsfuncties kunnen worden
uitgeschakeld.
RUITENSPROEIER
Trek de hendel naar u toe en houdt
deze vast om wasvloeistof te sproeien.
Opmerking Als de ruitensproeier wordt
aangezet als de ruitenwissers niet
werken, dan zullen de ruitenwissers een
aantal wisbewegingen maken.
Als de sproeier niet werkt, controleert u
de hoeveelheid vloeistof. Als het niveau
normaal is, neemt u contact op met het
Abarth Servicenetwerk.
Met koplampsproeiers
Als de koplampen aan zijn werken de
koplampsproeiers automatisch elke
vijfde maal dat de ruitensproeier wordt
geactiveerd.
2104110109-115-001AB
31

Page 34 of 244

KOPLAMPSPROEIERS(indien aanwezig)
Het contact moet zijn ingeschakeld
(AAN) en de koplampen moeten aan
zijn.
De koplampsproeiers fig. 22 werken
automatisch elke vijfde maal dat de
ruitensproeier wordt geactiveerd. Als u
de koplampsproeiers wilt bedienen,
dubbeltikt u tegen de wisserhendel.BELANGRIJK
43)Vul het reservoir uitsluitend met
ruitensproeiervloeistof of kraanwater. Het
gebruik van antivries als
ruitensproeiervloeistof is gevaarlijk.
Wanneer antivries op de voorruit gespoten
wordt, zal de voorruit bevuild raken
waardoor uw zicht afneemt en een ongeval
kan worden veroorzaakt.
44)Gebruik ruitenvloeistof alleen in
combinatie met antivries als het vriest. Het
gebruik van ruitenvloeistof zonder antivries
bij weersomstandigheden onder nul is
gevaarlijk, aangezien de ruit kan bevriezen
en uw zicht kan belemmeren, hetgeen kan
resulteren in een ongeluk. Zorg er
bovendien voor dat de ruit voldoende is
opgewarmd door middel van de
ruitverwarming voordat u er ruitenvloeistof
op spuit.
45)Zorg ervoor dat het systeem is
uitgeschakeld als de voorruit moet worden
schoongemaakt.
BELANGRIJK
8)Gebruik de ruitenwisser niet om
opgehoopte sneeuw of ijs van de voorruit
te verwijderen. Onder dergelijke
omstandigheden wordt bij overbelasting
van de ruitenwisser de beveiliging
ingeschakeld, waardoor de ruitenwisser
enkele seconden wordt uitgeschakeld. Als
hierna de ruitenwisser niet meer werkt,ook
niet nadat de motor opnieuw is gestart,
neemt u contact op met het Abarth
Servicenetwerk.
9)Schakel de ruitenwissers niet met van de
ruit opgeheven wisserbladen in.
10)Schakel de regensensor nooit in tijdens
een schoonmaakbeurt in een wasstraat.
11)Zorg er bij ijs op de ruit voor dat de
wissers correct worden losgemaakt.
2204110102-L37-007AB
32
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG

Page 75 of 244

Waarschuwingslampje Wat het betekent Wat te doen
SLEUTELLAMPJE
Waarschuwingslampje knippert
Als de knop wordt ingedrukt van AAN naar
ACC of UIT, kan het lampje ongeveer
30 seconden knipperen om aan te geven dat
de batterijspanning van de sleutel laag is.Vervang de batterij voordat de sleutel
onbruikbaar wordt.
Blauw waarschuwingslampje
Waarschuwingslampje Wat het betekent Wat te doen
GROOTLICHT
Het lampje gaat branden wanneer het
grootlicht wordt ingeschakeld.
INDICATIELAMPJE LAGE TEMPERATUUR
MOTORKOELVLOEISTOF
(voor bepaalde versies/markten)
Het lampje blijft branden als de temperatuur
van de motorkoelvloeistof laag is en schakelt
uit als de motor warm is.
Als het indicatielampje voor een lage
temperatuur van de motorkoelvloeistof blijft
branden nadat de motor voldoende is
opgewarmd, kan er sprake zijn van een
storing in de temperatuursensor.Neem zo snel mogelijk contact op met het
Servicenetwerk.
73

Page 76 of 244

Waarschuwingslampje (roodgekleurd) op dashboardlijst
Waarschuwingslampje Wat het betekent Wat te doen
WAARSCHUWINGSLAMPJE
VEILIGHEIDSGORDEL
Het waarschuwingslampje van de
veiligheidsgordels gaat branden als de
bestuurders- of passagiersstoel bezet is terwijl
de veiligheidsgordel niet is bevestigd als het
contact wordt ingeschakeld.
Als de veiligheidsgordel van de bestuurder of
de passagier niet is vastgemaakt (alleen als er
iemand op de passagiersstoel zit) en het
voertuig rijdt met een snelheid van meer dan
20 km/u, gaan de waarschuwingslampjes
knipperen. Na korte tijd stopt de led met
knipperen, maar blijft deze branden.
Als een veiligheidsgordel niet wordt
vastgemaakt, knippert de led nogmaals
gedurende een bepaalde tijd.
De led knippert opnieuw als de
veiligheidsgordel van de bestuurders- of
passagiersstoel wordt losgemaakt nadat de
led is gaan branden en het voertuig de
snelheid van 20 km/h overschrijdt.
Passagiersdetectiesysteem: plaats geen
extra zitkussen op de passagiersstoel, en ga
hier niet op zitten anders werkt de
classificatiesensor voor inzittenden niet
correct. De sensor functioneert mogelijk niet
goed aangezien het extra zitkussen
interferentie met de sensor kan veroorzaken.
74
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL

Page 83 of 244

BELANGRIJK Houd TCS/DSC
ingeschakeld voor de beste tractie.
BELANGRIJK Als de schakelaar wordt
ingedrukt en 10 seconden of langer
wordt vastgehouden, gaat de DSC
OFF-storingsdetectiefunctie werken en
wordt het DSC-systeem automatisch
geactiveerd. Het DSC OFF-
indicatielampje gaat uit als het
DSC-systeem in werking is.
VOORZORGSMAAT
REGELEN ACTIEVE
MOTORKAP
76)
In het onfortuinlijke geval dat u een
voetganger aanrijdt en er een bepaalde
mate van impact tegen de voorzijde van
het voertuig komt, wordt de impact
tegen het hoofd van de voetganger als
deze de motorkap raakt verminderd
doordat de achterzijde van de
motorkap meteen omhoog komt om
een grote ruimte te creëren tot aan de
onderdelen in de motorruimte.
Indien de sensor 1 fig. 60 op de
achterzijde van de voorbumper een
bepaalde mate van impact detecteert
bij een botsing met een voetganger of
een andere obstructie terwijl het
voertuig voldoende snelheid heeft om
het systeem te activeren, dan wordt het
systeem geactiveerd en de motorkapomhoog gebracht (3 =
waarschuwingslampje actieve
motorkap/4 = elektronische
regeleenheid).
BELANGRIJK Raak de actuator 2
fig. 60 niet meteen aan nadat de
motorkap omhoog is gekomen. Dit kan
brandwonden veroorzaken aangezien
de actuator heet is direct na activatie.
Werking en bedieningZorg er altijd voor dat de motorkap
volledig is gesloten alvorens te gaanrijden. Het systeem functioneert anders
niet goed.
Het systeem werkt mogelijk niet
gedurende 8 seconden nadat het
contact op AAN is gezet.
Gebruik hetzelfde formaat banden
voor alle vier wielen. Als verschillende
formaten worden gebruikt, werkt het
systeem mogelijk niet goed.
Als iets het gebied van de
voorbumper raakt, kan de sensor
beschadigd raken, zelfs als de
motorkap niet omhoog komt. Laat het
voertuig inspecteren door een dealer
van het Abarth Servicenetwerk.
Verwijder of repareer geen
onderdelen of bedrading van de actieve
motorkap. Test bovendien het
systeemcircuit niet met een elektrisch
testapparaat. De actieve motorkap kan
dan onbedoeld omhoog komen of niet
goed functioneren. Neem contact op
met het Abarth Servicenetwerk als
reparaties of onderhoud noodzakelijk
zijn.
Vervang de voorbumper, motorkap,
stroomlijnonderdelen of wielen niet door
niet-originele FCA-onderdelen. Het
systeem functioneert anders niet goed.
Installeer geen niet-originele
FCA-accessoires op de voorbumper.
Installeer ook geen voorwerpen op de
motorkap. Het systeem functioneert
anders niet goed.6003060100-L12-888AB
81

Page 85 of 244

68)Voor een goede werking van het ABS
moeten de banden van alle wielen van
hetzelfde merk zijn, in perfecte conditie
verkeren en vooral van het voorgeschreven
type en maat zijn.
69)Als het ABS-systeem ingrijpt, dan
betekent dit dat de limiet van de grip van
de banden op het wegdek is bereikt:
verlaag de snelheid en pas deze aan de
beschikbare grip aan.
70)Vertrouw niet op het Traction Control
System (TSC) als vervanging voor een
veilige rijstijl. Het Traction Control System
(TSC) vormt geen compensatie voor
onveilig en roekeloos rijgedrag, te hoge
snelheden, bumperkleven (te dicht op een
ander voertuig rijden) en aquaplaning
(verminderde bandenfrictie en wegcontact
door water op de weg). U kunt nog steeds
betrokken raken bij een ongeluk.
71)Maak bij ijzel en/of sneeuwval gebruik
van winterbanden of sneeuwkettingen en
pas uw snelheid aan. Het is gevaarlijk om
zonder hulpmiddelen voor een goede grip
te rijden op gladde wegen. In dergelijke
omstandigheden volstaat Het Traction
Control System (TCS) niet om adequate
tractie te waarborgen en ongelukken te
voorkomen.
72)De capaciteiten van het TCS mogen
nooit op onverantwoorde en gevaarlijke
wijze worden uitgetest, waardoor de
persoonlijke veiligheid en die van anderen
in gevaar komt.73)Vertrouw niet op de DSC als
vervanging voor een veilige rijstijl: de
Dynamic Stability Control (TSC) vormt geen
compensatie voor onveilig en roekeloos
rijgedrag, te hoge snelheden,
bumperkleven (te dicht op een ander
voertuig rijden) en aquaplaning
(verminderde bandenfrictie en wegcontact
door water op de weg). U kunt nog steeds
betrokken raken bij een ongeluk.
74)Voor de goede werking van het
DSC-systeem moeten de banden van alle
wielen van hetzelfde merk zijn, in perfecte
conditie verkeren en vooral van het
voorgeschreven type en maat zijn.
75)De capaciteiten van het DCS-systeem
mogen nooit op onverantwoorde en
gevaarlijke wijze worden uitgetest,
waardoor de persoonlijke veiligheid en die
van anderen in gevaar komt.
76)Neem altijd contact op met het Abarth
Servicenetwerk als de motorkap is
geactiveerd. Als de motorkapontgrendeling
is aangetrokken nadat de actieve motorkap
is geactiveerd, komt de motorkap nog
verder omhoog. Als het voertuig wordt
bestuurd met de motorkap omhoog,
belemmert dit het zicht, hetgeen kan leiden
tot een ongeluk. Probeer bovendien de
motorkap niet omlaag te drukken. De
motorkap kan dan vervormen of letsel
veroorzaken omdat een geactiveerde
motorkap niet handmatig omlaag kan
worden gebracht. Als de motorkap is
geactiveerd, neem dan contact op met het
Abarth Servicenetwerk voordat u het
voertuig bestuurt; zorg ervoor dat de
motorkap het zicht niet belemmert en rij
langzaam.AUXILIARY DRIVING
SYSTEMS
TPMS (Tyre Pressure
Monitoring System,
bewakingssysteem
bandenspanning)
(Indien aanwezig)
77) 78) 79)
Het TPMS (Tyre Pressure Monitoring
System) bewaakt de luchtdruk van elke
band. Als de bandendruk in één of
meer banden te laag is, informeert het
systeem de bestuurder via het
waarschuwingslampje in het
instrumentenpaneel en met een
pieptoon. Raadpleeg de paragraaf
“Lampjes en berichten” in het
hoofdstuk “Kennismaking met het
instrumentenpaneel”.
Raadpleeg "Waarschuwingstoon
bandenspanning" in
"Waarschuwingsgeluid is geactiveerd"
in het hoofdstuk "Kennismaking met het
instrumentenpaneel".
De bandendruksensoren op elk wiel
zenden gegevens over de bandendruk
per radiosignaal naar de ontvangstunit
in het voertuig.
OPMERKING Als de
omgevingstemperatuur laag is vanwege
het seizoen, is de bandtemperatuur ook
lager. Als de bandtemperatuur verlaagt,
83

Page:   1-10 11-20 21-30 31-40 40 next >