stop start Alfa Romeo 159 2008 Instructieboek (in Dutch)

Page 155 of 330

WAARSCHUWINGAls de auto
wordt uitgeschakeld, worden de elek-
tronische beveiligingssystemen uitge-
schakeld en de buitenverlichting ge-
doofd.
WAARSCHUWINGAls de motor
wordt uitgeschakeld en de auto rijdt,
kan om veiligheidsredenen, de elektro-
nische sleutel niet uit het startsysteem
worden verwijderd. Schakel, om de sleu-
tel te verwijderen, het instrumentenpa-
neel aan en uit door op de
START/STOP-knop te drukken bij los-
gelaten rem- of koppelingspedaal en stil-
staande auto.
154
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
IN
NOODGEVALLEN
VOORZORGS-
MAATREGELEN
EN ONDERHOUD
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
ELEKTRONISCHE SLEUTEL IN
NOODGEVALLEN
VERWIJDEREN
Als er een probleem is met het uitscha-
kelen van de auto of het ontgrendel-
mechanisme van de elektronische sleu-
tel, ga dan als volgt te werk:
❒druk de ontgrendelknop in om de
metalen baard uit te laten klappen
(zie de paragraaf “Elektronische
sleutel” in het hoofdstuk “Dash-
board en bediening”):
❒steek de metalen baard B-fig. 1
van de elektronische sleutel in de
openingA;
❒verwijder de elektronische sleutel uit
het startsysteem.
Gasgevenvoordatude
motoruitzetheeftgeen
enkelnut,verspilt
brandstofenis,vooralvoormo-
torenmetturbocompre
ssor,
schadelijk.
WAARSCHUWINGPlaats in opening
A-fig.1geen andere voorwerpen dan
de metalen baard Bvan de elektronische
sleutel.
WAARSCHUWINGZet de auto stil
voordat de elektronische sleutel op de-
ze manier wordt verwijderd, omdat als
de sleutel bij een draaiende motor wordt
verwijderd, worden de motor en het in-
strumentenpaneel uitgeschakeld en het
stuurslot niet ingeschakeld.
A0E0043mfig. 1
149-164 Alfa 159 NL 20-10-2008 14:48 Pagina 154

Page 159 of 330

Keuze van de versnellingen
Gebruik als het verkeer en de weg het
toelaten de hoogste versnelling. Als een
lage versnelling wordt ingeschakeld om
snel te accelereren, wordt het brand-
stofverbruik hoger. Als onterecht een ho-
ge versnelling wordt ingeschakeld, ne-
men het verbruik en de uitstoot van
schadelijke uitlaatgassen toe en slijt de
motor sneller.
Maximum snelheid
Het brandstofverbruik neemt aanzienlijk
toe bij een hogere snelheid. Rijd daar-
om zoveel mogelijk met een gelijkma-
tige snelheid, vermijd overbodig rem-
men en optrekken. Dit kost brandstof
en verhoogt de uitstoot van schadelij-
ke uitlaatgassen.
Acceleratie
Met vol gas optrekken kost veel brandstof
en verhoogt de uitstoot van schadelijke
uitlaatgassen: het is beter geleidelijk op
te trekken en het toerental, waarbij het
maximum koppel wordt geleverd, niet te
overschrijden.GEBRUIKSOMSTANDIGHEDEN
Koude start
Bij zeer korte ritten en regelmatig koud
starten bereikt de motor niet de opti-
male bedrijfstemperatuur. Hierdoor
neemt niet alleen het brandstofverbruik
toe (van 15 tot aan 30% in stadsver-
keer) maar ook de uitstoot van schade-
lijke uitlaatgassen.
Verkeerssituatie en conditie
van het wegdek
Op een drukke weg, bijvoorbeeld bij fi-
lerijden, waarbij overwegend lage ver-
snellingen worden gebruikt, of in de stad
waar veel verkeerslichten zijn, zal het
brandstofverbruik veel hoger zijn. Boch-
tige trajecten, bergwegen en een slecht
wegdek verhogen eveneens het brand-
stofverbruik.
Stilstaan in het verkeer
Als u langere tijd stilstaat (bijv. spoor-
wegovergangen), is het raadzaam de
motor uit te zetten.
RIJSTIJL
Starten
Laat de motor als de auto stilstaat, niet
warmdraaien met stationair toerental en
ook niet met een hoog toerental: on-
der deze omstandigheden warmt de mo-
tor veel langzamer op en nemen het ver-
bruik en de uitstoot van schadelijke uit-
laatgassen toe. Het is beter om rustig
weg te rijden en geen hoge toerentallen
te gebruiken: op deze manier warmt de
motor sneller op.
Overbodige handelingen
Trap het gaspedaal niet in als u stilstaat
voor een stoplicht of voordat u de mo-
tor afzet. Deze handeling heeft evenals
het overschakelen met tussengas, geen
enkel nut. Het kost brandstof en ver-
hoogt de uitstoot van schadelijke uit-
laatgassen.
158
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
IN
NOODGEVALLEN
VOORZORGS-
MAATREGELEN
EN ONDERHOUD
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
149-164 Alfa 159 NL 20-10-2008 14:48 Pagina 158

Page 160 of 330

159
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
IN
NOODGEVALLEN
VOORZORGS-
MAATREGELEN
EN ONDERHOUD
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
STARTEN
EN RIJDEN
DASHBOARD
EN BEDIENING
Schakel een lage versnelling in tijdens
het afdalen om te voorkomen dat u con-
stant moet remmen.
Het gewicht van de aanhanger dat op
de trekhaak rust moet worden afge-
trokken van het laadvermogen van de
auto. Om er zeker van te zijn dat u het
maximum toelaatbaar aanhangerge-
wicht (aangegeven op de typegoed-
keuring) niet overschrijdt, moet u er re-
kening mee houden dat het maximum
betrekking heeft op het totale gewicht
van de aanhangwagen of caravan, in-
clusief accessoires en de bagage.
Houdt u aan de snelheidsbeperkingen
die voor auto’s met aanhanger gelden.
U mag in geen geval harder rijden dan
100 km/h. TREKKEN VAN
AANHANGERS
WAARSCHUWINGEN
Voor het trekken van aanhangwagens
of caravans moet de auto uitgerust zijn
met een trekhaak van een goedgekeurd
type en een geschikte elektrische in-
stallatie. De montage van de trekhaak
moet door gespecialiseerd personeel
worden uitgevoerd. Ook moet docu-
mentatie worden overhandigd m.b.t. het
rijden met een aanhanger.
Monteer zonodig speciale en/of extra
achteruitkijkspiegels, waarmee u vol-
doet aan de geldende verkeerswetge-
ving.
Let er op dat het maximum klimver-
mogen van de auto door het gewicht
van een aanhanger wordt beperkt. Ook
de remweg wordt langer en u heeft lan-
ger de tijd nodig om in te halen.
HetABSwaarmeede
autokanzijnuitgerust,
werktnietophetremsysteem
vandeaanhanger.Rijddus
zzeervoorzichtigope
englad-
deondergrond.
OPGELET
Wijzigbeslistopgeen
enkelewijzehetrem-
systeemvandeauto.Hetrem-
systeemvandeaanhanger
m moetgeheelonafhank
elijkvan
hethydraulischeremsysteem
vandeautowerken.
OPGELET
149-164 Alfa 159 NL 20-10-2008 14:48 Pagina 159

Page 166 of 330

165
VEILIGHEID
IN
NOODGEVALLEN
VOORZORGS-
MAATREGELEN
EN ONDERHOUD
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
LL L
A A
M M
P P
J J
E E
S S
E E
N N
B B
E E
R R
I I
C C
H H
T T
E E
N N
TE LAAG REMVLOEISTOFNIVEAU /
AANGETROKKEN HANDREM................................. 166
REMBLOKSLIJTAGE............................................ 167
NIET OMGELEGDE VEILIGHEIDSGORDEL ................. 167
STORING AIRBAG.............................................. 168
AIRBAG PASSAGIERSZIJDE UITGESCHAKELD............. 168
TE HOGE KOELVLOEISTOF-
TEMPERATUUR.................................................. 169
TE HOGE MOTOROLIETEMPERATUUR..................... 169
TE LAAG MOTOROLIENIVEAU............................... 170
TE LAGE MOTOROLIEDRUK/
ONVOLDOENDE OLIEKWALITEIT ........................... 170
ACCU WORDT NIET VOLDOENDE OPGELADEN ......... 170
PORTIEREN NIET GOED GESLOTEN........................ 171
GEOPENDE MOTORKAP....................................... 171
GEOPENDE BAGAGERUIMTE................................. 171
STORING INSPUITING /
STORING EOBD................................................. 171
STORING BEVEILIGINGSSYSTEEM/
UITSCHAKELING STUURSLOT .............................. 172
STORING ALARM/ INBRAAKPOGING/
ELEKTRONISCHE SLEUTEL NIET HERKEND .............. 172
KANS OP GLADHEID........................................... 173
VOORGLOEIEN/
STORING VOORGLOEISYSTEEM............................ 173
WATER IN BRANDSTOFFILTER .............................. 174
BRANDSTOFNOODSCHAKELAAR
GEACTIVEERD.................................................. 174
STORING IN ABS............................................... 175STORING IN EBD............................................... 175
VDC ................................................................ 175
STORING HILL HOLDER....................................... 176
ASR (ANTIDOORSLIPREGELING)........................... 176
STORING BUITENVERLICHTING............................. 176
STORING REMLICHTEN....................................... 177
MISTACHTERLICHT............................................. 177
MISTLAMPEN.................................................... 177
BUITENVERLICHTING/FOLLOW ME HOME............. 177
DIMLICHTEN..................................................... 177
GROOTLICHT..................................................... 177
RICHTINGAANWIJZER LINKS................................ 177
RICHTINGAANWIJZER RECHTS.............................. 177
STORING SCHEMERSENSOR................................. 178
STORING REGENSENSOR..................................... 178
STORING PARKEERSENSOREN.............................. 178
BRANDSTOFRESERVE – BEPERKTE ACTIERADIUS .... 178
CRUISE-CONTROL............................................. 178
VERSTOPT ROETFILTER ...................................... 178
STORING ANTI-BEKLEMMINGSFUNCTIE RUITEN....... 179
TE LAAG RUITENSPROEIERVLOEISTOFNIVEAU ......... 179
SNELHEIDSLIMIET OVERSCHREDEN ..................... 179
STORING TPMS................................................. 179
BANDENSPANNING CONTROLEREN....................... 179
TE LAGE BANDENSPANNING ................................ 180
BANDENSPANNING NIET AANGEPAST
AAN SNELHEID.................................................. 180
165-180 Alfa 159 NL 20-10-2008 14:56 Pagina 165

Page 170 of 330

169
VEILIGHEID
IN
NOODGEVALLEN
VOORZORGS-
MAATREGELEN
EN ONDERHOUD
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
je opnieuw gaat branden, wendt u dan
tot het Alfa Romeo Servicenetwerk.
–Als de auto onder zware om-
standigheden gebruikt wordt
(trekken van aanhangers op hellingen,
volledig geladen auto): verlaag de snel-
heid en breng de auto tot stilstand, als
het lampje blijft branden. Stop 2 of 3 mi-
nuten met draaiende motor en geef iets
gas voor een snellere circulatie van de
koelvloeistof. Zet vervolgens de motor
uit.
WAARSCHUWINGLaat na een
zware rit de motor draaien en acceler-
eer iets gedurende enige minuten voor-
dat de motor wordt uitgeschakeld.TE HOGE
KOELVLOEI-
STOF-TEMPERATUUR
(rood)
Als u de sleutel in het startsysteem
plaatst, gaat het lampje (in de koel-
vloeistoftemperatuurmeter) branden. Na
enkele seconden moet het lampje do-
ven.
Het lampje gaat branden (bij enkele uit-
voeringen verschijnt ook een bericht op
het display) als de motor te warm
wordt.
Als het lampje gaat branden, moeten de
volgende handelingen worden uitge-
voerd:
–bij een normale rit: breng de au-
to tot stilstand, schakel de motor uit en
controleer of het koelvloeistofniveau niet
onder het MIN-merkteken staat. Als dit
wel het geval is, wacht dan enkele mi-
nuten zodat de motor kan afkoelen,
open vervolgens langzaam en voor-
zichtig de dop, vul koelvloeistof bij en
controleer of de koelvloeistof tussen het
MIN- en MAX-merkteken op het re-
servoir staat. Controleer bovendien vi-
sueel of eventueel vloeistof weglekt. Als
bij het starten van de motor het lamp-
u
Draaibijeenzeerwar-
memotordedopvan
hetexpansiereservoirnooit
los:gevaarvoorbrandwon-
den.
OPGELET
TE HOGE
MOTOROLIE-
TEMPERATUUR
Als u de sleutel in het startsysteem
plaatst, gaat het lampje (in de motoro-
lietemperatuurmeter) branden. Na en-
kele seconden moet het lampje doven.
Als tijdens de rit het waarschuwings-
lampje gaat branden (bij enkele uit-
voeringen verschijnt op het display ook
een bericht), is motorolietemperatuur te
hoog; zet in dat geval de motor uit en
wendt u tot het Alfa Romeo Service-
netwerk.
`
Alslampje`tijdenshet
rijdenknippert,moetu
zichtothetAlfaRomeo
Servicenetwerkwenden.
165-180 Alfa 159 NL 20-10-2008 14:56 Pagina 169

Page 174 of 330

173
VEILIGHEID
IN
NOODGEVALLEN
VOORZORGS-
MAATREGELEN
EN ONDERHOUD
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
Dit wordt slechts één keer uitgevoerd
nadat het systeem een temperatuur la-
ger of gelijk aan 3°C heeft gesignaleerd
en kan worden alleen herhaald als de
buitentemperatuur hoger is dan
6 °C en vervolgens weer lager of ge-
lijk wordt aan 3 °C.
WAARSCHUWINGIn geval van een
storing van de buitentemperatuursensor
worden op het display streepjes weer-
gegeven in plaats van de temperatuur.VOORGLOEI-
BOUGIES
(dieseluitvoeringen
- geel)
STORING
VOORGLOEI-
BOUGIES
(dieseluitvoeringen
- geel)
Voorgloeibougies
Als u de sleutel in het startsysteem
plaatst, gaat het lampje branden. Het
lampje dooft als de voorgloeibougies de
vooraf ingestelde temperatuur hebben
bereikt. Start de motor, zodra het lamp-
je gedoofd is.
WAARSCHUWINGAls de buiten-
temperatuur gemiddeld of hoog is, gaat
het lampje zeer kort branden (vrijwel
niet waar te nemen).
m
Elektronische sleutel
niet herkend
Een brandend lampje (waar voorzien) (bij
enkele uitvoeringen verschijnt een bericht
op het display) geeft aan dat bij een start-
poging de elektronische sleutel niet wordt
herkend door het systeem.
KANS OP GLADHEID
Als de buitentemperatuur lager of ge-
lijk is aan 3°C, worden op het display
het symbool
√en een waarschuwings-
bericht weergegeven en klinkt een ge-
luidssignaal, om de bestuurder te waar-
schuwen voor mogelijke ijsvorming op
de weg.
Bij enkele uitvoeringen kan de signale-
ringscyclus worden beëindigd door kort
op de knop MENUte drukken:
– het bericht op het display verdwijnt
en het daarvoor weergegeven scherm
wordt opnieuw weergegeven;
– de temperatuuraanduiding stopt met
knipperen;
– het symbool
√blijft weergegeven
rechtsonder op het display (totdat de
buitentemperatuur hoger of gelijk is aan
6°C).
165-180 Alfa 159 NL 20-10-2008 14:56 Pagina 173

Page 179 of 330

BRANDSTOF-
RESERVE –
BEPERKTE
ACTIERADIUS
(geel)
Het lampje gaat branden als in de brand-
stoftank nog ongeveer 10 liter brand-
stof aanwezig is. Als de actieradius min-
der dan ongeveer 50 km (of 31 mijl)
bedraagt, wordt op het display bij en-
kele uitvoeringen een waarschuwings-
bericht weergegeven.
CRUISE-CONTROL
(waar voorzien)
(groen)
Het lampje (bij enkele uitvoeringen ver-
schijnt ook een bericht op het display)
gaat branden als de draaiknop van de
cruise-control in de stand
Üwordt ge-
draaid.
STORING SCHEMER-
SENSOR
(waar voorzien)
(geel)
Het lampje (of in plaats daarvan bij en-
kele uitvoeringen een symbool en een
bericht op het display) gaat branden als
een storing van de schemersensor wordt
gesignaleerd.
STORING
PARKEERSENSOREN
(waar voorzien)
(geel)
Het lampje (of in plaats daarvan bij en-
kele uitvoeringen een symbool en een
bericht op het display) gaat branden als
een storing van de parkeersensoren
wordt gesignaleerd.
STORING REGEN-
SENSOR
(waar voorzien)
(geel)
Het lampje(waar voorzien)gaat bran-
den (bij enkele uitvoeringen verschijnt
een bericht op het display) als een sto-
ring van de regensensor wordt gesig-
naleerd.
178
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
IN
NOODGEVALLEN
VOORZORGS-
MAATREGELEN
EN ONDERHOUD
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENING
STARTEN EN
RIJDEN
1
u
t
K
Ü
ROET- FILTER
VERSTOPT
(dieseluitvoeringen)
(geel)
Het lampje (of in plaats daarvan bij en-
kele utvoeringen, een symbool en een
bericht op het display) gaat branden als
het roetfilter is verstopt en door het rij-
gedrag de automatische regeneratie-
procedure niet gestart kan worden.
Om de regeneratie en daarmee de rei-
niging van het filter mogelijk te maken,
moet met de auto gereden blijven wor-
den, totdat het lampje dooft (of bij en-
kele uitvoeringen, het symbool
h
op het display verdwijnt).
h
AlslampjeKtijdenshet
rijdenknippert,moetu
zichtothetAlfaRomeo
Servicenetwerkwenden.
165-180 Alfa 159 NL 20-10-2008 14:56 Pagina 178

Page 181 of 330

180
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
IN
NOODGEVALLEN
VOORZORGS-
MAATREGELEN
EN ONDERHOUD
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENING
STARTEN EN
RIJDEN
TE LAGE
BANDENSPANNING
(waar voorzien)
Bij enkele uitvoeringen wordt op het dis-
play een bericht + een rood symbool
weergegeven, om aan te geven dat de
spanning van één of meer banden lager
is dan de aanbevolen waarde. Op deze
manier waarschuwt het TPMS-systeem
de bestuurder op het mogelijk gevaarlijk
leeglopen van de band(en) en dus op
een band die waarschijnlijk lek is.
WAARSCHUWINGRijd niet verder
met een of meerdere zachte banden om-
dat de rijveiligheid van de auto in gevaar
kan worden gebracht. Stop de auto en
vermijd bruusk remmen of sturen. Ver-
vang de wiel onmiddellijk door het re-
servewiel (indien aanwezig) of voer de
reparatie met de betreffende set (zie
“Wiel verwisselen” in hoofdstuk “In
noodgevallen”) en wendt u zo snel mo-
gelijk tot het Alfa Romeo Servicenetwerk.
BANDENSPANNING
NIET AANGEPAST
AAN SNELHEID
(waar voorzien)
Als waarschijnlijk harder gereden gaat
worden dan 160 km/h moet de ban-
denspanning worden verhoogd naar de
waarde voor volledige belading (zie de
paragraaf “Bandenspanning bij koude”
in het hoofdstuk “Technische gegevens”).
Bij enkele uitvoeringen verschijnt, als het
TPMS een bandenspanning signaleert bij
één of meer banden die niet geschikt is
voor de snelheid waarmee wordt gere-
den, op het display een bericht + een geel
symbool), die aanwezig blijven, totdat
de voertuigsnelheid weer onder de drem-
pelwaarde zakt.
WAARSCHUWINGVerlaag in dat ge-
val onmiddellijk de snelheid om overver-
hitting van de banden te voorkomen;
door oververhitting kan de band onher-
stelbaar beschadigen en wordt de le-
vensduur aanzienlijk korter. WAARSCHUWINGAls u de reis met
een hoge snelheid wilt voortzetten (snel-
ler dan 160 km/h) en het symbool op
het display gaat branden, dan moet de
auto tot stilstand worden gebracht en de
bandenspanning worden aangepast (zie
de paragraaf “Bandenspanning bij kou-
de” in het hoofdstuk “Technische gege-
vens”).
nn
165-180 Alfa 159 NL 20-10-2008 14:56 Pagina 180

Page 183 of 330

WAARSCHUWINGVerbind de min-
klemmen van de twee accu’s niet direct
met elkaar: eventuele vonken kunnen
het explosieve gas ontsteken dat uit de
accu kan ontsnappen. Als de hulpaccu
is geïnstalleerd aan boord van een an-
dere auto, mogen tussen deze auto en
de auto met de lege accu niet per on-
geluk metalen delen met elkaar in ver-
binding staan.
STARTEN MET EEN
HULPACCU
Als de accu leeg is, kan de motor wor-
den gestart met een hulpaccu, die ten
minste dezelfde capaciteit moet hebben
als de lege accu.
Ga voor het starten te werk zoals in
fig. 1is aangegeven:
❒verbind de pluspolen (+teken na-
bij de pool) van de beide accu’s met
een startkabel;
❒sluit een tweede startkabel aan op
de minpool –van de hulpaccu en op
de massa-aansluiting
Eop de mo-
tor van de auto die gestart moet wor-
den;
❒start de motor;
❒als de motor is aangeslagen, maak
dan de startkabels in de omgekeer-
de volgorde los.
182
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
IN
NOODGEVALLEN
VOORZORGS-
MAATREGELEN
EN ONDERHOUD
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENING
Als na enige pogingen de motor niet
aanslaat, stop dan met starten en wendt
u tot het Alfa Romeo Servicenetwerk.STARTEN EN
RIJDEN
Gebruikvooreennood-
startbeslistnooiteenac-
cusnellader:hierdoor
kunnendeelektrischesysteemen
enderegelee
nhedenvoorhet
motormanagementsysteemwor-
denbeschadigd.
Dezestartprocedure
magalleenwordenuit-
gevoerddoordaartoeopgeleid
personeel,omdatonjuisteh han-
delingenvo
nkenkunnenver-
oorzaken.Devloeistofinde
accuisgiftigencorrosief.Ver-
mijdhetcontactmetdehuiden
deogen.Kom
ooknietdichtbij
eenaccumetopenvuurofeen
brandendessigaretenveroor-
zaakgeenvonken.
OPGELET
A0E0201mfig. 1
181-222 Alfa 159 NL 20-10-2008 15:33 Pagina 182

Page 194 of 330

❒als de band op de juiste spanning is
gebracht (zie de paragraaf “Ban-
den” in het hoofdstuk “Technische
gegevens”), vertrek dan onmiddel-
lijk;
❒als niet binnen 5 minuten een span-
ning van ten minste 1,5 bar wordt
bereikt, maak dan de compressor los
van het ventiel en de stekkerdoos,
verplaats de auto ongeveer 10 me-
ter vooruit om de afdichtkit in de
band te verdelen en herhaal het op-
pompen;
❒als ook in dit geval niet binnen 5 mi-
nuten na het inschakelen van de
compressor een spanning van ten
minste 1,8 bar is bereikt, rijd dan
niet verder met de te zwaar be-
schadigde band; de snelle banden-
reparatieset is niet in staat om het
lek te dichten; wendt u tot het Alfa
Romeo Servicenetwerk;
❒controleer of de schakelaar A-
fig. 19van de compressor in stand
0(uit) staat, start de motor, plaats
de stekker A-fig. 20in de stek-
kerdoos op de tunnel voor en scha-
kel de compressor in door de scha-
kelaarA-fig. 19in de stand I
(aan) te zetten;
❒pomp de banden op op de voorge-
schreven spanning (zie de paragraaf
“Banden” in het hoofdstuk “Techni-
sche gegevens”). Controleer de ban-
denspanning op de drukmeter B-
fig. 19 . Voor een nauwkeurige af-
lezing moet de compressor worden
uitgeschakeld;
193
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
VOORZORGS-
MAATREGELEN
EN ONDERHOUD
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENING
STARTEN EN
RIJDEN
IN
NOODGEVALLEN
A0E0213mfig. 19A0E0217mfig. 20Plaatsdestickerop
eenvoordebestuurder
goedzichtbareplaatsomaan
tegevendatdebandbehan- -
deldismetdesnelleb
anden-
reparatieset.Rijdvoorzichtig
vooralinbochten.Rijdniet
harderdaan80km/h.Vermijd
bruuskaccelererenen
remmen.
OPGELET
❒stop na ongeveer 10 minuten en
controleer opnieuw de bandenspan-
ning;vergeet niet de handrem
aan te trekken;
181-222 Alfa 159 NL 20-10-2008 15:33 Pagina 193

Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 next >