stop start Alfa Romeo Giulia 2016 Handleiding (in Dutch)
Page 55 of 204
Waarschuwingslampje Wat het betekent
STORING INSPUIT-/EOBD-SYSTEEM
Onder normale omstandigheden, wanneer de startinrichting in ON wordt gezet, gaat het waarschuwingslampje branden
maar dit moet doven zodra de motor is gestart.
De verkeerspolitie beschikt over speciale apparatuur waarmee de werking van het lampje kan worden gecontroleerd.
Neem in elk geval de wettelijke voorschriften in acht van het land waarin u rijdt.
14)
Storing inspuitsysteem
Als het lampje blijft branden of tijdens het rijden gaat branden, werkt het inspuitsysteem niet goed. Een continu
brandend lampje duidt op een storing in het inspuit-/ontstekingssysteem die zou kunnen leiden tot overmatige
uitlaatgasemissies, mogelijk prestatieverlies, slechte rijeigenschappen en een hoog brandstofverbruik.
Het lampje dooft nadat de storing is verdwenen, maar de storing wordt toch door het systeem in het geheugen
opgeslagen.
Onder deze omstandigheden kan met gematigde snelheid verder gereden worden, maar niet op hoge snelheid en zonder
te veel van de motor te eisen. Het langdurig rijden met continu brandend lampje kan tot schade leiden. Neem zo snel
mogelijk contact op met het Alfa Romeo Servicenetwerk.
Katalysator beschadigd
Als het waarschuwingslampje knippert, betekent dit dat de katalysator beschadigd kan zijn.
Laat het gaspedaal los om het motortoerental te verlagen tot het lampje stopt met knipperen. Rijd verder met
gematigde snelheid en voorkom rijomstandigheden die kunnen leiden tot het opnieuw gaan knipperen van het lampje.
Neem zo spoedig mogelijk contact op met het Alfa Romeo Servicenetwerk.
BELANGRIJK
14)Als, wanneer de startinrichting op ON wordt gedraaid, het waarschuwingslampjeniet gaat branden of tijdens het rijden continu blijft
branden of gaat knipperen (bij bepaalde versies verschijnt er ook een bericht op het display), neem dan zo snel mogelijk contact op met het Alfa
Romeo Servicenetwerk.
53
Page 57 of 204
Groene controlelampjes
Waarschuwingslampje Wat het betekent
STADSLICHT EN DIMLICHT
Het lampje gaat branden wanneer het stadslicht en het dimlicht worden ingeschakeld.
Functie "Follow me" ingeschakeld
Met deze functie kunnen de koplampen gedurende 30, 60 of 90 seconden blijven branden nadat de startinrichting in de
stand STOP werd gezet.
MISTLAMPEN VOOR
Het lampje gaat branden wanneer de mistlampen voor worden ingeschakeld.
RICHTINGAANWIJZER LINKS
Het lampje gaat branden wanneer de richtingaanwijzerhendel omlaag wordt gezet of, samen met de rechter
richtingaanwijzer, wanneer de knop voor de alarmknipperlichten wordt ingedrukt.
RICHTINGAANWIJZER RECHTS
Het lampje gaat branden wanneer de richtingaanwijzerhendel omhoog wordt verplaatst of, samen met de linker
richtingaanwijzer, wanneer de knop voor de alarmknipperlichten wordt ingedrukt.
AUTOMATISCH GROOTLICHt (op 3.5" TFT-display)
Dit lampje gaat branden wanneer het grootlicht automatisch wordt ingeschakeld.
Blauwe controlelampjes
Waarschuwingslampje Wat het betekent
GROOTLICHt (op 3.5" TFT display)
Het symbool gaat branden wanneer het grootlicht wordt ingeschakeld.
55
Page 59 of 204
Symbool Wat het betekent
TE HOGE KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR
Het symbool gaat branden wanneer de motor oververhit is.
Tijdens een normale rit: breng de auto tot stilstand, zet de motor af en controleer of het koelvloeistofniveau in het reservoir niet
onder het MIN-teken staat. Als dit het geval is, wacht dan tot de motor is afgekoeld, draai vervolgens langzaam en voorzichtig de
dop open, vul koelvloeistof bij en controleer of het peil tussen het MIN- en MAX-teken op het reservoir staat. Controleer ook op
de aanwezigheid van vloeistoflekken. Neem contact op met het Alfa Romeo Servicenetwerk als het symbool gaat branden
wanneer de motor weer gestart wordt.
Wanneer het voertuig onder zware omstandigheden wordt gebruikt (bijv. wanneer er tijdens het rijden hoge prestaties worden
gevraagd):minder snelheid en, als het lampje blijft branden, breng het voertuig tot stilstand. Stop gedurende 2 of 3 minuten met
lopende motor en geef een beetje gas om de circulatie van de koelvloeistof te vergemakkelijken, schakel vervolgens de motor uit.
Controleer of het koelvloeistofpeil correct is, zoals hiervoor beschreven is.
PORTIER OPEN
Het symbool gaat branden als een of meer portieren niet volledig gesloten zijn. Bij geopende portieren en als de auto rijdt klinkt
er een geluidssignaal.
Sluit de portieren goed.
MOTORKAP NIET GOED GESLOTEN
Het symbool gaat aan wanneer de motorkap niet goed gesloten is, samen met het pictogram, een afbeelding van het voertuig met
een open motorkap verschijnt op het display.
Bij geopende motorkap en rijdend voertuig klinkt er een geluidssignaal.
Sluit de motorkap goed.
ACHTERKLEP NIET GOED GESLOTEN
Het symbool gaat aan wanneer de achterklep niet goed gesloten is, samen met het pictogram, een afbeelding van het voertuig
met een open achterklep verschijnt op het display.
Bij geopende klep en rijdend voertuig klinkt er een geluidssignaal.
Sluit de klep goed.
57
Page 62 of 204
Symbool Wat het betekent
VOORGLOEIBOUGIES (Dieselversies)
Wanneer het waarschuwingslampje gaat branden naar de stand ON wordt gezet, en het dooft als de voorgloeibougies de vereiste
temperatuur hebben bereikt. De motor kan worden gestart zodra het lampje gedoofd is.
BELANGRIJK Bij gemiddelde of hoge buitentemperatuur blijft het lampje zeer kort bijna onwaarneembaar branden.
STORING VOORGLOEIBOUGIES (Dieselversies)
Het waarschuwingslampje knippert om aan te geven dat er een storing in het voorgloeisysteem is.
Neem in dit geval zo snel mogelijk contact op met het Alfa Romeo Servicenetwerk.
STORING MOTOROLIEDRUKSENSOR
Het symbool gaat branden als de sensor van het motoroliepeil een storing heeft.
Neem zo snel mogelijk contact op met het Alfa Romeo Servicenetwerk.
STORING SENSOR MOTOROLIEPEIL
Het symbool gaat branden als de sensor van het motoroliepeil een storing heeft.
Neem zo snel mogelijk contact op met het Alfa Romeo Servicenetwerk.
STORING FORWARD COLLISION WARNING (FCW)
Het symbool gaat branden als er een storing van het Forward Collision Warninb-systeem is.
Neem zo snel mogelijk contact op met het Alfa Romeo Servicenetwerk.
START & STOP EVO SYSTEEMSTORING
Dit symbool verschijnt om een storing van het Stop & Start Evo-systeem aan te geven.
Neem zo snel mogelijk contact op met het Alfa Romeo Servicenetwerk om de storing op te lossen.
STORING REGENSENSOR
Het symbool gaat branden als er een storing van automatische ruitenwisser is.
Neem zo snel mogelijk contact op met het Alfa Romeo Servicenetwerk.
STORING SCHEMERSENSOR
Het symbool gaat branden als er een storing van de automatische dimlichthoogteregeling is.
Neem zo snel mogelijk contact op met het Alfa Romeo Servicenetwerk.
STORING BLIND SPOT ASSIST-SYSTEEM
Het symbool gaat branden in geval van een storing van het Blind Spot Monitoring-systeem.
Neem zo snel mogelijk contact op met het Alfa Romeo Servicenetwerk.
STORING BRANDSTOFNIVEAUSENSOR
Het symbool gaat branden als de brandstofniveausensor een storing heeft.
Neem zo snel mogelijk contact op met het Alfa Romeo Servicenetwerk.
60
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 68 of 204
Groene symbolen
Symbool Wat het betekent
DIMLICHT (op 7" TFT display)
Het lampje gaat branden wanneer het dimlicht wordt ingeschakeld.
START & STOP HANDELING
Het waarschuwingslampje gaat branden in geval van Start & Stop Evo-systeeminterventie (de motor afzetten).
Wanneer de motor weer gestart is, gaat het waarschuwingslampje uit (zie voor de manieren om de motor weer te starten
paragraaf "Start & Stop Evo" in het hoofdstuk "Starten en rijden").
CRUISE-CONTROL
Het waarschuwingslampje gaat branden wanneer het Cruise-Control systeem wordt geactiveerd.
Blauwe symbolen
Symbool Wat het betekent
AUTOMATISCH GROOTLICHT (op 7" TFT-display)
Het symbool gaat branden wanneer het automatisch grootlicht wordt ingeschakeld.
GROOTLICHT (op 7" TFT display)
Het symbool gaat branden wanneer het grootlicht wordt ingeschakeld.
66
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 76 of 204
FORWARD COLLISION WARNING
SYSTEEM (FCW)
54) 55) 56) 57) 58) 59)
19) 20) 21) 22) 23) 24) 25) 26) 27)
Dit is een rijhulpsysteem dat bestaat uit
een radar die zich achter de voorbumper
bevindt fig. 68 en een camera die zich op
het middelste deel van de voorruit
bevindt fig. 69.
In het geval van een dreigende botsinggrijpt het systeem in door de auto
automatisch af te remmen om een
botsing te voorkomen of de gevolgen
daarvan te beperken.
Het systeem geeft akoestische en
visuele meldingen aan de bestuurder
door middel van weergave van speciale
berichten op het scherm van het
instrumentenpaneel.
Het systeem kan licht remmen om de
bestuurder te waarschuwen als een
mogelijke frontale aanrijding
gedetecteerd wordt (beperkte
remwerking). De meldingen en het lichte
remmen zijn bedoeld om de bestuurder
tijdig te laten reageren, om een mogelijke
aanrijding te voorkomen of de gevolgen
daarvan te beperken.
In situaties met risico op een botsing, als
het systeem geen interventie van de
bestuurder detecteert, zorgt het voor
automatische remwerking om de auto af
te remmen en de gevolgen van een
potentieel ongeval af te zwakken
(automatische remwerking). Als
gedetecteerd wordt dat de druk die de
bestuurder op het gaspedaal uitoefent
onvoldoende is, kan het systeem
ingrijpen om de reactie van het
remsysteem te verbeteren, zodat de
snelheid van het voertuig verder wordt
verlaagd (extra assistentie tijdens de
remfase).Het systeem treedt automatisch in
werking in het geval van een imminente
aanrijding of botsing tegen een
overstekende voetganger (snelheid
onder de 50 km/h).
BELANGRIJK Nadat de auto is gestopt
kunnen de remklauwen uit veiligheid circa
2 seconden geblokkeerd blijven. Zorg
ervoor dat u het rempedaal intrapt als de
auto iets vooruit mocht rijden.
Inschakelen/uitschakelen
Het Forward Collision Warning-systeem
kan uitgeschakeld worden (en weer
worden ingeschakeld) via het
Connect-systeem. Om deze functie te
gebruiken moeten in het hoofdmenu
achtereenvolgens de items “Instellingen”,
“Veiligheid”, “Forward Collision Warning”
en "Status" worden geselecteerd.
Het systeem kan alleen worden
uitgeschakeld met de startinrichting in
stand AAN.
BELANGRIJK De status van het systeem
kan alleen worden gewijzigd bij stilstaand
voertuig.
Inschakelen/uitschakelen
Het Forward Collision Warning-systeem
wordt geactiveerd wanneer de motor
wordt gestart onafhankelijk van wat op
het Connect-systeem wordt getoond.
Na uitschakeling zal het systeem de
6806016S0003EM
6906016S0004EM
74
VEILIGHEID
Page 81 of 204
voorgeschreven koude
spannningswaarde.
Het systeem wordt automatisch
geüpdatet en het waarschuwingslampje
dooft wanneer het systeem de
bijgewerkte waarden van de
bandenspanning ontvangt. Mogelijk moet
de auto maximaal 20 minuten met een
snelheid hoger dan 25 km/h rijden
voordat het TPMS deze informatie
ontvangt.
Werkingsvoorbeeld
Uitgaande van een voorgeschreven
koude bandenspanning (d.w.z. auto staat
minimaal 3 uur stil) van 2,3 bar, een
omgevingstemperatuur van 20°C en een
gedetecteerde bandenspanning van
1,95 bar, resulteert een
temperatuurverlaging van -7°C in een
afname van de bandenspanning,
waardoor deze op ongeveer 1,65 bar
komt. Deze spanning is voldoende laag
om het
waarschuwingslampje in te
schakelen.
Het opwarmen van de banden door het
rijden met de auto kan de
bandenspanning tot ongeveer 1,95 bar
verhogen, maar het
waarschuwingslampje zal blijven
branden. In deze situatie, zal het lampje
slechts uitschakelen nadat de banden zijn
opgepompt tot de voorgeschreven koude
spanningswaarde voor de auto.
BELANGRIJK Het TPMS is ontworpen
voor standaardbanden en -wielen. De
voorgeschreven spanningen en de
daaruit volgende alarmdrempels die in
het TPMS zijn ingesteld, zijn gebaseerd
op de afmetingen van de banden die op
de auto zijn gemonteerd. Het gebruik van
reservewielen van een andere maat, type
en/of ontwerp dan de standaardwielen
kan leiden tot onregelmatige werking van
het systeem en beschadiging van de
sensoren. 'After-market' gemonteerde
wielen kunnen de sensoren beschadigen.
Het gebruik van after-market
afdichtmiddelen voor banden kan leiden
tot schade aan de sensoren van het Tyre
Pressure Monitoring Systeem (TPMS).
Na gebruik van een after-market
afdichtmiddel voor banden, wordt
geadviseerd naar een werkplaats van het
Alfa Romeo Servicenetwerk te gaan om
de sensoren te laten controleren.
Monteer na controle en afstelling van de
bandenspanning altijd de ventieldop om
te voorkomen dat vocht en vuil
binnendringen die de sensoren van het
Tyre Pressure Monitoring Systeem
kunnen beschadigen.
MELDING ONVOLDOENDE
BANDENSPANNING
Als onvoldoende spanning bij een of meer
banden wordt gedetecteerd, gaat het
waarschuwingslampje
op hetinstrumentenpaneel branden en worden
de speciale berichten op het display
weergegeven. Het systeem geeft de band
of banden met onvoldoende spanning
ook op grafische wijze aan. Er klinkt ook
een geluidssignaal.
Stop in dit geval de auto, controleer de
bandenspanning van elke band en blaas
ze op tot de voorgeschreven koude
bandenspanning, aangegeven op het
display of in het speciale TPMS menu.
TPMS TIJDELIJK UITGESCHAKELD
TPMS controlebericht
Indien er een systeemstoring aanwezig is,
gaat het waarschuwingslampje
ongeveer 75 seconden knipperen en
blijft daarna permanent branden. Er
klinkt ook een geluidssignaal.
Een speciaal bericht en streepjes "- -" in
plaats van de spanningswaarde worden
op het display weergegeven, om aan te
geven dat detecteren onmogelijk is.
Wanneer de startinrichting op STOP en
terug naar AAN wordt gezet, wordt de
meldingssequentie herhaald als de
storing nog steeds aanwezig is.
Het waarschuwingslampje
dooft
wanneer de storingsconditie verdwijnt en
bij sommige versies wordt opnieuw de
spanningswaarde in plaats van de
streepjes getoond.
79
Page 82 of 204
Er kan in de volgende gevallen een
storing in het systeem optreden:
sterke radiofrequentiegeluiden
kunnen de regelmatige werking van het
TPMS verhinderen. Deze toestand wordt
met een speciaal bericht op het display
aangegeven. Dit bericht verdwijnt
automatisch zodra de radiofrequentie-
interferentie geen invloed meer heeft op
het systeem.
het after-market aanbrengen van
gekleurde folie op de ruiten die
interfereert met de radiogolven die het
TPMS uitzendt;
ophoping van lagen sneeuw of ijs op
de wielen of de wielkasten;
het gebruik van sneeuwkettingen;
gebruik van velgen/banden zonder
TPMS-sensoren;
Nadat de lekke band is gerepareerd met
het originele afdichtmiddel van de
"TireKit" bandenreparatiekit, moet de
vorige toestand hersteld worden, zodat
het waarschuwingslampje
niet brandt
tijdens een normale rit.
Uitschakeling TPMS
Het TPMS kan uitgeschakeld worden
door de wielen voorzien van TPMS te
vervangen door andere die hiermee niet
zijn uitgerust (bijv. bij vervanging van de
wielen in de winter) en indien compatibel
met het land van aanschaf dat deze
mogelijkheid beschikbaar stelt. Rijdvervolgens minstens 20 minuten met een
snelheid van meer dan 25 km/h.
Het TPMS zal een geluidssignaal laten
horen, het waarschuwingslampje
zal
ongeveer 75 seconden knipperen en blijft
vervolgens permanent branden en op het
instrument wordt het bericht "Controle
TPMS" met enkele streepjes (– –)
weergegeven in plaats van de
spanningswaarden.
Vanaf de volgende startcyclus zal het
TPMS geen geluidssignaal laten horen en
op het display wordt het bericht
"Controle TPMS-systeem" niet meer
weergegeven, maar de streepjes worden
nog wel weergegeven in plaats van de
spanningswaarde.
BELANGRIJK
54)Het systeem is een rijhulpsysteem, het
waarschuwt de bestuurder NIET bij nadering
van voertuigen buiten de detectiezones. De
bestuurder moet altijd voldoende aandacht
houden voor het verkeer en de
wegomstandigheden en voor het controleren
van het traject van het voertuig.
55)Het Forward Collision Warning (FCW)
systeem wordt automatisch buiten werking
gesteld wanneer de RACE modus wordt
geselecteerd.56)Het systeem is een ondersteuning voor
de bestuurder die altijd zijn volle aandacht
bij het rijden moet houden. De
verantwoordelijkheid ligt altijd bij de
bestuurder, die rekening moet houden met
de verkeersomstandigheden om in alle
veiligheid te kunnen rijden. De bestuurder
dient altijd een veilige afstand tot het
voertuig vóór hem te houden.
57)Als de bestuurder het rempedaal
volledig intrapt of een snelle stuurbeweging
maakt terwijl het systeem in werking is, dan
kan de automatische remingreep gestopt
worden (bijv. om een eventuele manoeuvre
om het obstakel te vermijden mogelijk te
maken).
58)Het systeem werkt voor voertuigen die
op dezelfde rijbaan rijden. Mensen, dieren en
voorwerpen (bijv. kinderwagens) zijn buiten
beschouwing gelaten.
59)Als de auto op een rollenbank geplaatst
moet worden voor
onderhoudswerkzaamheden of als hij
gewassen wordt in een automatische
wastunnel met een obstakel ervoor (bijv. een
ander voertuig, een muur of een ander
obstakel), dan kan het systeem dit
detecteren en geactiveerd worden. In dit
geval moet het systeem uitgeschakeld
worden via in de instellingen van het
Connectsysteem.
60)De aanwezigheid van het TPMS ontslaat
de bestuurder niet van de verplichting om de
bandenspanning regelmatig te controleren,
met inbegrip van de reserveband, en correct
onderhoud uit te voeren: het systeem is niet
bedoeld om een mogelijk defect aan een
band aan te geven.
80
VEILIGHEID
Page 107 of 204
Laten we eens kijken naar het "hart" van het voertuig: dan kunt u
zien hoe u het potentieel ervan optimaal kunt benutten. We zullen u
laten zien hoe u het voertuig in elke situatie veilig kunt besturen,
zodat het een echt "maatje" voor u kan zijn, waarbij het comfort en
de portefeuille niet vergeten worden.
STARTEN EN RIJDEN
DEMOTORSTARTEN...........................106
ELEKTRISCHE PARKEERREM......................107
HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK . ............110
AUTOMATISCHE VERSNELLINGSBAK................111
"ALFA DNA™" SYSTEEM.........................114
START & STOP-EVO............................115
SNELHEIDSBEGRENZER.........................116
CRUISE-CONTROL.............................117
PARKEERSENSORENSYSTEEM....................118
WAARSCHUWING RIJBAANOVERSCHRIJDING (LDW)
SYSTEEM..................................121
ACHTERUITKIJKCAMERA / DYNAMISCH RASTER.........122
TANKEN...................................124
Page 108 of 204
DE MOTOR STARTEN
DE MOTOR STARTEN
Alvorens de motor te starten, de stoel,
achteruitkijkspiegels, buitenspiegels
instellen en de veiligheidsriem correct
vastmaken.
Trap nooit het gaspedaal in om de motor
te starten.
Indien nodig, kunnen berichten met
aanwijzingen voor de startprocedure
weergegeven worden op het display.
100) 101) 102)
30) 31) 32)
Versies met handgeschakelde
versnellingsbak
Ga als volgt te werk:
schakel de parkeerrem in en zet de
versnelling in de vrijstand, bij
dieselversies de startinrichting op AAN
zetten, het
symbool verschijnt op
het instrumentenpaneel: wacht totdat
deze uitgaat;
trap het koppelingspedaal volledig in
zonder het gaspedaal aan te raken;
druk kort op de contactsleutel;
indien de motor niet binnen een paar
seconden start, moet u de procedure
herhalen.
als het probleem aanhoudt, contact op
nemen met het Alfa Romeo
Servicenetwerk.Versies met automatische
versnellingsbak
Ga als volgt te werk:
schakel de elektrische parkeerrem in
en zet de versnellingspook in P
(Parkeren) of N (Vrijstand),
trap het rempedaal volledig in zonder
het gaspedaal aan te raken;
druk kort op de contactsleutel;
indien de motor niet binnen een paar
seconden start, moet u de procedure
herhalen.
als het probleem aanhoudt, contact op
nemen met het Alfa Romeo
Servicenetwerk.
STARTPROBLEMEN
De motor starten als de batterij van de
elektronische sleutel (Keyless Start)
bijna leeg of leeg is
Als de startinrichting niet reageert
wanneer de betreffende knop wordt
ingedrukt, kan de batterij van de
elektronische sleutel leeg zijn. Daarom
herkent het systeem de aanwezigheid
van de elektronische sleutel aan boord
van het voertuig niet en wordt er een
speciaal bericht weergegeven.
AFZETTEN VAN DE MOTOR
33)
Ga als volgt te werk om de motor uit te
zetten:
parkeer het voertuig op een plaats die
niet gevaarlijk is voor tegemoetkomend
verkeer;
schakel een versnelling in (versies met
handgeschakelde versnellingsbak) of
selecteer P (Parkeren) (versies met
automatische versnellingsbak);
laat de motor stationair draaien en
druk de startknop in.
Voertuigen met elektronische sleutel
(Keyless Start)
Als de voertuigsnelheid boven de 8 km/h
is, is het nog steeds mogelijk de motor te
stoppen door het selecteren van een
andere modus dan P (Park). Om de motor
in dit geval uit te zetten, de startknop een
tijdje ingedrukt houden of binnen enkele
seconden 3 keer achtereenvolgens
indrukken.
BELANGRIJK
100)Het is gevaarlijk om de motor in
afgesloten ruimten te laten draaien. De
motor verbruikt zuurstof en produceert
kooldioxide, koolmonoxide en andere giftige
gassen.
106
STARTEN EN RIJDEN