BMW 7 SERIES 2016 Instructieboekjes (in Dutch)
Page 281 of 349
Bandenmaat
De spanningswaarden gelden voor de door de
fabrikant voor het betreffende type auto als ge‐
schikt aangemerkte bandenmaten en aanbe‐
volen bandenmerken.
Specifieke informatie over wielen en banden
kan bij een Service Partner van de fabrikant of
een andere gekwalificeerde Service Partner of
specialist worden opgevraagd.
Bandenprofiel
Zomerbanden Profieldiepte mag niet minder zijn dan 3 mm.
Bij een bandprofieldiepte van minder dan
3 mm bestaat groot gevaar voor aquaplaning.
Winterbanden Diepte van het bandenprofiel mag niet minder
zijn dan 4 mm.
Bij een profieldiepte van minder dan 4 mm zijn
de prestasties onder winterse omstandighe‐
den beperkt.
Minimale profieldiepte
Slijtagemarkeringen zijn verdeeld over de om‐
trek van de band en hebben de wettelijke mini‐
male hoogte van 1,6 mm.
Ze zijn op de zijkant van de band met TWI,
Tread Wear Indicator, gemarkeerd.
Bandbeschadiging
Algemeen
De banden regelmatig op beschadigingen, in‐
gedrongen voorwerpen en slijtage controleren.
AanwijzingenAanwijzingen voor bandenbeschadiging of
overige defecten aan de auto:▷Ongebruikelijke trillingen tijdens het rijden.▷Ongebruikelijk rijgedrag, zoals sterk naar
links of rechts trekken.
Beschadigingen kunnen bijv. veroorzaakt wor‐
den door over stoepranden heen te rijden,
schade aan de weg e.d.
WAARSCHUWING
Bij beschadigde banden kan de banden‐
spanning afnemen, waardoor de controle over
de auto verloren kan gaan. Er bestaat gevaar
voor ongevallen. Indien een beschadiging van
de band wordt vermoed tijdens het rijden di‐
rect snelheid minderen en stoppen. Wielen en
banden laten controleren. Daartoe voorzichtig
naar een Service Partner van de fabrikant of
een andere gekwalificeerde Service Partner of
specialist rijden. De auto indien nodig daar‐
heen laten slepen of transporteren.◀
WAARSCHUWING
Bij beschadigde banden kan de banden‐
spanning afnemen, waardoor de controle over
de auto verloren kan gaan. Er bestaat gevaar
voor ongevallen. Beschadigde banden niet re‐
pareren, maar laten vervangen.◀
Leeftijd van de banden
Aanbeveling
Onafhankelijk van de slijtage, de banden uiter‐ lijk na 6 jaar vervangen.
Seite 281Wielen en bandenMobiliteit281
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 282 of 349
ProductiedatumOp de zijkant van de band:
DOT … 3615: de band is in de 36e week
van 2015 geproduceerd.
Vervangen van wielen en
banden
Montage
Montage en balanceren door een Service Part‐
ner van de fabrikant of een andere gekwalifi‐
ceerde Service Partner of specialist laten uit‐
voeren.
Wielbandcombinatie Een Service Partner van de fabrikant of een an‐
dere gekwalificeerde Service Partner of speci‐
alist kan u informeren over de juiste wiel-band‐
combinaties en velgen voor uw auto.
Door verkeerde wiel-bandcombinaties wordt
de werking van verschillende systemen beïn‐
vloed, bijv. ABS of DSC.
Om de goede rij-eigenschappen te behouden
mogen alleen banden van hetzelfde merk en
met hetzelfde profiel worden gemonteerd.
Na bandenpech moet zo snel mogelijk weer de
oorspronkelijke wiel-bandcombinatie worden
gemonteerd.
WAARSCHUWING
Wielen en banden die niet geschikt zijn
voor de auto kunnen onderdelen van de auto
beschadigen, bijv. contact met de carrosserie
als gevolg van toleranties, ondanks dezelfde
nominale afmetingen. Er bestaat gevaar voor
ongevallen. Wielen en banden gebruiken die
door de fabrikant van de auto als geschikt zijn
aangemerkt voor het betreffende type auto.◀
WAARSCHUWING
Door het monteren van stalen velgen
kunnen er technische problemen ontstaan,
zoals het vanzelf losdraaien van de wielboutenen beschadiging van de remschijven. Er be‐
staat gevaar voor ongevallen. Geen stalen vel‐
gen monteren.◀
Aanbevolen bandenmerken
Voor elke bandenmaat worden bepaalde ban‐
denfabrikanten geadviseerd door BMW. Deze
kunnen worden herkend aan een ster op de zij‐
wand van de band.
Nieuwe banden
Direct na de productie is de grip van nieuwe
banden nog niet optimaal.
Gedurende de eerste 300 km beheerst rijden.
Coverbanden De fabrikant van uw auto raadt u aan geen co‐
verbanden te gebruiken.
WAARSCHUWING
Coverbanden kunnen verschillende
bandonderlagen bezitten. Naarmate de leeftijd
toeneemt kan de houdbaarheid beperkt zijn. Er
bestaat gevaar voor ongevallen. Geen cover‐
banden gebruiken.◀
Winterbanden Voor gebruik op een winters wegdek worden
winterbanden aanbevolen.
Zogenaamde banden voor het gehele jaar met
M+S-codering hebben weliswaar betere win‐
tereigenschappen dan zomerbanden, maar ze
hebben in het algemeen niet het prestatieni‐
veau van winterbanden.
Seite 282MobiliteitWielen en banden282
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 283 of 349
Maximumsnelheid van winterbanden
Als de maximumsnelheid van de auto hoger is
dan de snelheid die voor de winterbanden is
toegestaan, moet een overeenkomstige stic‐
ker in het zicht van de bestuurder worden aan‐
gebracht. De sticker is verkrijgbaar bij een Ser‐
vice Partner van de fabrikant of een andere
gekwalificeerde Service Partner of specialist.
Bij het rijden met winterbanden de daarbij toe‐
gestane maximumsnelheid in acht nemen.
Banden met noodloopeigenschappen
Als de auto is uitgerust met banden met nood‐
loopeigenschappen voor de eigen veiligheid
alleen deze gebruiken. Ingeval van pech staat
geen reservewiel ter beschikking. Meer infor‐
matie is bij een Service Partner van de fabri‐
kant of een andere gekwalificeerde Service
Partner of specialist verkrijgbaar.
Voor- en achterwielen vervangen Op de voor- en achteras ontstaan vanwege de
verschillende rijomstandigheden verschillende
slijtagepatronen. Om een gelijkmatige slijtage
te verkrijgen kunnen de voor- en achterwielen
onderling worden verwisseld. Meer informatie
is bij een Service Partner van de fabrikant of
een andere gekwalificeerde Service Partner of
specialist verkrijgbaar. Na het verwisselen de
bandenspanning controleren en eventueel cor‐
rigeren.
Bij auto's met verschillende bandmaten of
velgmaten aan de voor- en achteras is een der‐
gelijke wissel niet toegestaan.
Opslag Verwijderde wielen of banden moeten koel,
droog en zo mogelijk in het donker worden be‐
waard.
Bescherm banden tegen olie, vet en brandstof.
De op de zijkant van de band weergegeven
maximumbandenspanning niet overschrijden.Banden met
noodloopeigenschappen
Aanduiding
RSC-codering op de zijwand van de band.
De wielen bestaan uit n beperkte mate zelfdra‐
gende banden en speciale velgen.
Door de versteviging van de zijwand kan er met
de band bij verlies van bandenspanning nog
beperkt worden doorgereden.
Aanwijzingen voor het doorrijden met banden‐
pech in acht nemen.
Vervangen van banden met
noodloopeigenschappen
Voor uw eigen veiligheid alleen banden met
noodloopeigenschappen gebruiken. Ingeval
van pech staat geen reservewiel ter beschik‐
king.
Neem voor meer informatie contact op met de
Service Partner van de fabrikant of een andere
gekwalificeerde Service Partner of specialist.
Bandenpech verhelpen
Veiligheidsmaatregelen
▷Auto zo ver mogelijk uit de buurt van de
verkeersstroom en op een vaste onder‐
grond parkeren.▷Alarmknipperlichten inschakelen.▷Auto beveiligen tegen wegrollen, daarvoor
de parkeerrem vastzetten.Seite 283Wielen en bandenMobiliteit283
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 284 of 349
▷Stuurwielvergrendeling laten vastklikken in
rechtuitstand van de wielen.▷Alle inzittenden laten uitstappen en buiten
het gevarengebied brengen, bijv. achter de
vangrails.▷Eventueel gevarendriehoek op de juiste af‐
stand neerzetten.
Mobility System
Principe
Met het Mobility System kan beperkte schade
aan een band kortstondig worden afgedicht,
zodat verder kan worden gereden. Daartoe
wordt een vloeibaar afdichtmiddel in de ban‐
den gepompt dat bij het uitharden de bescha‐
diging van binnenuit afdicht.
De compressor kan gebruikt worden om de
bandenspanning te controleren.
Aanwijzingen
▷Aanwijzingen voor de toepassing van het
Mobility System op de compressor en het
afdichtmiddelhouder in acht nemen.▷Bij beschadiging van de band vanaf een
grootte van 4 mm werkt het gebruik van
het Mobility System mogelijk niet.▷Contact opnemen met een Service Partner
van de fabrikant of een andere gekwalifi‐
ceerde Service Partner of specialist als de
band niet rijklaar kan worden gemaakt.▷Vreemde voorwerpen die in de band zijn
terechtgekomen, zo mogelijk laten zitten.▷Stickers voor de snelheidsbegrenzing van
de afdichtmiddelhouder lostrekken en op
het stuurwiel plakken.▷Door de toepassing van afdichtmiddel kan
de RDC-wielelektronica beschadigd raken.
Controleer in dat geval de elektronica bij de
eerstvolgende gelegenheid en laat deze
evt. vervangen.Locatie
Het Mobility System bevindt zich in het linker
opbergvak van de bagageruimte.
Afdichtmiddelreservoir
▷Afdichtmiddelreservoir, pijl 1.▷Vulslang, pijl 2.
Houdbaarheidsdatum op afdichtmiddelhouder
controleren.
Compressor
1Ontgrendeling van houder2Bevestiging van houder3Weergave van bandenspanningSeite 284MobiliteitWielen en banden284
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 285 of 349
4Bandenspanning verlagen5Aan/uit-schakelaar6Compressor7Stekker/bedrading voor contactdoos8Verbindingsslang
Afdichtmiddel in de band brengen
1.Afdichtmiddelverpakking schudden.2.Vulslang volledig uit opbergruimte van de
afdichtmiddelhouder trekken. Slang niet
buigen.3.Afdichtmiddelhouder hoorbaar vastklikken
in de bevestiging van de behuizing van de
compressor.4.Vulslang van afdichtmiddelhouder op het
bandventiel van het defecte wiel schroe‐
ven.5.Bij een uitgeschakelde compressor de
stekker in de contactdoos in het interieur
van de auto aanbrengen.6.Bij ingeschakelde gereedheid of draaiende
motor de compressor inschakelen.
GEVAAR
Bij een geblokkeerde uitlaatpijp of onvol‐
doende ventilatie kunnen uitlaatgassen in de
auto binnendringen, die schadelijk voor de ge‐
zondheid zijn. In het uitlaatgas bevindt zich het
kleur- en reukloze, maar giftige koolmonoxide.
In gesloten ruimten kunnen de uitlaatgassen
zich ook buiten de auto ophopen. Er bestaat
Seite 285Wielen en bandenMobiliteit285
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 286 of 349
levensgevaar. De uitlaatpijp vrijhouden en voor
voldoende ventilatie zorgen.◀
ATTENTIE
Als de compressor te lang in werking is
kan deze oververhit raken. Er bestaat gevaar
voor schade. Compressor niet langer dan 10
minuten laten draaien.◀
Compressor maximaal 10 minuten aan laten
staan om de lekkage met afdichtmiddel te vul‐
len en een bandenspanning van ca. 2,5 bar te
verkrijgen.
Bij het aanbrengen van het afdichtmiddel kan
de bandenspanning tijdelijk oplopen tot ca.
5 bar. Compressor in deze fase niet uitschake‐
len.
Indien er geen bandenspanning van 2 bar kan
worden bereikt:1.Compressor uitschakelen.2.Vulslang van het wiel losdraaien.3.10 m voor- en achteruitrijden om het af‐
dichtmiddel in de band te verdelen.4.Banden opnieuw oppompen met de com‐
pressor.
Contact opnemen met een Service Partner
van de fabrikant of een andere gekwalifi‐
ceerde Service Partner of specialist als de
bandenspanning lager dan 2 bar blijft.
Mobility System opbergen
1.Vulslang van afdichtmiddelhouder van het
wiel losdraaien.2.Afdichtmiddelhouder na indrukken van de
rode ontgrendelingsknop verwijderen van
de compressor.3.Lege afdichtmiddelhouder inpakken om
vervuiling van de bagageruimte te vermij‐
den.4.Mobility System weer in de auto opbergen.Afdichtmiddel verdelen
Direct ca. 10 km rijden, zodat het afdichtmiddel
zich gelijkmatig in de banden verdeelt.
Snelheid van 80 km/h niet meer overschrijden.
Indien mogelijk niet langzamer rijden dan
20 km/h.
Bandenspanning corrigeren1.Op een geschikte plaats stoppen.2.Verbindingsslang van de compressor di‐
rect op het ventiel van de band schroeven.3.Stekker in de contactdoos in het interieur
van de auto aanbrengen.4.Bandenspanning corrigeren tot minimaal
2,0 bar.▷Spanning verhogen: bij ingeschakelde
gereedheid of draaiende motor de
compressor inschakelen.▷Spanning verlagen: toets op de com‐
pressor indrukken.
Doorrijden
Toegestane maximumsnelheid van 80 km/h
niet overschrijden.
Seite 286MobiliteitWielen en banden286
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 287 of 349
Bandenpechwaarschuwing opnieuw initialise‐
ren.
Bandenspanningscontrole opnieuw initialise‐
ren.
De defecte band en de afdichtmiddelhouder
van het Mobility System zo snel mogelijk laten
vervangen.
Sneeuwkettingen
Sneeuwkettingen met dunne schakels De fabrikant van uw auto adviseert het gebruik
van sneeuwkettingen met fijne schakels. Be‐
paalde sneeuwkettingen met fijne schakels zijn
door de fabrikant van de auto getest en als ver‐
keersveilig en geschikt aangemerkt.
Informatie over geschikte sneeuwkettingen is
bij een Service Partner van de fabrikant of een
andere gekwalificeerde Service Partner of spe‐
cialist verkrijgbaar.
Gebruik
Het gebruik is uitsluitend paarsgewijs toege‐
staan op de achterwielen voor de volgende
wielmaten:▷225/60 R 17.▷245/50 R 18.▷245/45 R 19.
Aanwijzingen van de sneeuwkettingfabrikant in
acht nemen.
Controleer of de sneeuwkettingen altijd vol‐
doende aangespannen zijn. Zo nodig de snee‐
uwkettingen naspannen overeenkomstig de
opgaven van de fabrikant.
Met sneeuwkettingen de bandenpechwaar‐
schuwing niet initialiseren, omdat dit tot on‐
juiste weergaven kan leiden.
Met sneeuwkettingen de bandenspannings‐
controle niet initialiseren, omdat dit tot onjuiste
weergaven kan leiden.
Bij het rijden met sneeuwkettingen evt. de dy‐
namische tractiecontrole voor korte tijd active‐
ren.
Maximale snelheid met
sneeuwkettingen
Met sneeuwkettingen niet harder rijden dan
50 km/h.
Achterwielbesturing bij het rijden metsneeuwkettingen
Algemeen
Om de stuurhoek van de wielen bij het rijden
met sneeuwkettingen te waarborgen kan bij
gemonteerde sneeuwkettingen de achterwiel‐
besturing van de integraal-actieve besturing
worden uitgeschakeld. Daartoe kan via iDrive
worden bevestigd dat er sneeuwkettingen zijn
gemonteerd.
Opmerking WAARSCHUWING
Bij ingeschakelde achterwielbesturing en
gemonteerde sneeuwkettingen kunnen de
sneeuwkettingen contact maken met de car‐
rosserie. Er bestaat kans op een ongeval of
schade. Bij gemonteerde sneeuwkettingen de
achterwielbesturing uitschakelen.◀
Achterwielbesturing uitschakelen
Door de instelling dat sneeuwkettingen zijn ge‐
monteerd wordt de achterwielbesturing uitge‐
schakeld.
Via iDrive:1."Mijn auto"2."Auto instellingen"3."Sneeuwkettingen"4."Sneeuwkettingen omgelegd"
Vanaf een toegestane maximale snelheid met
sneeuwkettingen van 50 km/h wordt de ach‐
terwielbesturing weer automatisch ingescha‐
keld.
Seite 287Wielen en bandenMobiliteit287
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 288 of 349
Bandenspanningscontrole
RDC
Principe
Het systeem bewaakt de bandenspanning in
de vier gemonteerde banden. Het systeem
waarschuwt wanneer in een of meer banden
de bandenspanning lager is geworden. Daar‐
voor meten sensoren in de ventielen van de
banden de spanning en temperatuur van de
banden.
OpmerkingVoor de bediening van het systeem ook de
verdere gegevens en aanwijzingen onder Ban‐
denspanning, zie pagina 280, in acht nemen.
Voorwaarden voor een correcte
werking
Voor het systeem moet bij juiste bandenspan‐
ning een reset uitgevoerd worden, anders is
een betrouwbare melding van een verlies van
bandenspanning niet gewaarborgd.
Na een aanpassing van de bandenspanning op
een nieuwe waarde en na vervanging van een
band of wiel een reset van het systeem uitvoe‐
ren.
Altijd wielen met RDC-elektronica gebruiken,
zodat een storingsvrije werking van het sys‐
teem is gewaarborgd.
Statusweergave
De actuele status van de RDC bandenspan‐
ningscontrole kan worden weergegeven, bijv.
of de RDC actief is.
Via iDrive:1."Mijn auto"2."Autostatus"3. "Bandenspanningscontrole"
De status wordt weergegeven.
Toestandweergave Op het Control Display wordt de status van de
banden en het systeem weergegeven door de
kleur van de wielen en een tekst.
Alle wielen groen Systeem is actief en meldt de laatste banden‐
spanning die is opgeslagen bij de reset.
Een tot vier wielen geel Een lekke band of een aanzienlijk spannings‐
verlies in de aangegeven banden.
Wielen grijs
Het systeem herkent geen bandenpech. Rede‐
nen daarvoor zijn:▷Reset van het systeem werd uitgevoerd.▷Storing.
Extra informatie
In de statusweergave worden bovendien de
actuele bandenspanning en modelspecifieke
bandentemperatuur weergegeven. De ge‐
toonde waarden zijn de huidige meetwaarden
en kunnen veranderen door het rijden of door
weersomstandigheden.
Reset uitvoeren Na een aanpassing van de bandenspanning op
een nieuwe waarde en na vervanging van een
band of wiel een reset van het systeem uitvoe‐
ren.
Via iDrive en aan de auto:
1."Mijn auto"2."Autostatus"3.Reset bandenspanningscontrole4.Motor starten - niet wegrijden.5.Bandenspanning resetten: "Reset
uitvoeren".6.Wegrijden.Seite 288MobiliteitWielen en banden288
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 289 of 349
De wielen worden in het grijs weergegeven en
de status "RDC reset wordt uitgevoerd…" wordt getoond.
Na een korte tijd rijden met een snelheid boven
30 km/h worden de ingestelde bandenspan‐
ningen overgenomen als voorgeschreven
waarden. De reset wordt tijdens het rijden au‐
tomatisch afgesloten.
Na een succesvol afgesloten reset worden de
wielen op het Control Display groen weerge‐
geven en "Bandenspanningscontrole (RDC) geactiveerd. Zie bandenspanningssticker."
wordt getoond.
De rit kan op ieder gewenst moment worden
onderbroken. Het resetten wordt voortgezet
als u verder rijdt.
Meldingen
Melding wanneer controle van de
bandenspanning vereist is
Er wordt een Check-Control-melding
weergegeven.▷Het systeem heeft de vervanging van een
wiel herkend, maar er is geen reset uitge‐
voerd.▷Voor het systeem werd geen reset uitge‐
voerd. Het systeem meldt zo de banden‐
spanningen van de laatste reset.▷Het op spanning brengen werd niet vol‐
gens de voorschriften uitgevoerd.▷De bandenspanning is ten opzichte van de
laatste reset gedaald.
In deze gevallen:
1.Bandenspanning regelmatig controleren
en zo nodig corrigeren.2.Een reset van het systeem uitvoeren.
Melding bij te lage bandenspanning
Geel waarschuwingslampje brandt.
Er wordt een Check-Control-melding
weergegeven.▷Er is een bandenspanningsverlies gecon‐
stateerd.▷Voor het systeem werd geen reset uitge‐
voerd. Het systeem meldt zo de banden‐
spanningen van de laatste reset.
In deze gevallen:
1.De snelheid verlagen en voorzichtig door‐
rijden. Snelheid van 130 km/h niet meer
overschrijden.2.Bij de eerstvolgende gelegenheid, bijv. een
tankstation, de bandenspanning in alle vier
de banden controleren en zo nodig corri‐
geren.3.Een reset van het systeem uitvoeren.
Melding bij sterk verlies van
bandenspanning
Geel waarschuwingslampje brandt.
Bovendien wordt een symbool met de
betreffende band weergegeven in de
Check-Control-melding.
▷Er is een lekke band of een band met een
aanzienlijk spanningsverlies aanwezig.▷Voor het systeem werd geen reset uitge‐
voerd. Het systeem meldt zo de banden‐
spanningen van de laatste reset.
In deze gevallen:
1.Snelheid verminderen en voorzichtig stop‐
pen. Heftige rem- en stuurbewegingen
vermijden.2.Controleer of de auto met normale banden
of banden met noodloopeigenschappen is
uitgerust.
Banden met noodloopeigenschappen, zie
pagina 283, zijn op de zijwand gekenmerkt
met een rond symbool met de letters RSC.Seite 289Wielen en bandenMobiliteit289
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 290 of 349
WAARSCHUWING
Een beschadigde normale band met een
geringe bandenspanning of spanningsverlies
heeft een negatieve invloed op de rijeigen‐
schappen, bijv. het stuur- en remgedrag. Ban‐
den met noodloopeigenschappen kunnen nog
een bepaalde stabiliteit instandhouden. Er be‐
staat gevaar voor ongevallen. Niet verder rijden
als de auto niet met banden met noodloopei‐
genschappen is uitgerust. De aanwijzingen
m.b.t. de banden met noodloopeigenschappen
en verder rijden met deze banden in acht ne‐
men.◀
Bij melding van een lage bandenspanning
wordt evt. de dynamische stabiliteitscontrole
DSC ingeschakeld.
Juiste handelwijze bij bandenpech Normale banden1.Beschadigde band identificeren.
Controleer daartoe de bandenspanning in
alle vier banden.
Daarvoor kan de bandenspanningindicatie
van het Mobility System, zie pagina 284,
worden gebruikt.
Is de bandenspanning in alle vier de ban‐
den in orde, dan is voor de bandenspan‐
ningscontrole waarschijnlijk geen reset uit‐
gevoerd. In dat geval reset uitvoeren.
Als identificatie van de beschadiging van
een band niet mogelijk is, contact opne‐
men met een Service Partner van de fabri‐
kant of een andere gekwalificeerde Service
Partner of specialist.2.Bandenpech bij beschadigde band evt.
met het Mobility System verhelpen.3.Beschadigde banden vervangen, evt. door
het reservewiel.
Door het gebruik van een afdichtmiddel, bijv.
Mobility System, kan de RDC-wielelektronica
worden beschadigd. Controleer in dat geval de
elektronica bij de eerstvolgende gelegenheid
en laat deze evt. vervangen.
Banden met noodloopeigenschappen Maximale snelheid
Verder rijden met een beschadigde band is tot
max. 80 km/h mogelijk.
Verder rijden met een beschadigde band
Bij verder rijden met beschadigde banden:1.Heftige rem- en stuurbewegingen vermij‐
den.2.Een snelheid van 80 km/h niet meer over‐
schrijden.3.Bij de eerstvolgende gelegenheid de ban‐
denspanning in alle vier de banden contro‐
leren.
Is de bandenspanning in alle vier de ban‐
den in orde, dan is voor de bandenspan‐
ningscontrole waarschijnlijk geen reset uit‐
gevoerd. De reset dan uitvoeren.
Mogelijke afstand bij volledig bandenspan‐
ningsverlies:
De mogelijke afstand die met een beschadigde
band afgelegd kan worden, is afhankelijk van
de belading en de belasting van de auto tijdens
de rit.
Bij een gemiddelde voertuigbelading bedraagt
de mogelijke afstand ca. 80 km.
Bij een rit met beschadigde banden verande‐
ren de rijeigenschappen, de auto zal bijv. snel‐
ler uitbreken bij het remmen, de remweg wordt
langer of het stuurgedrag verandert. Pas de
rijstijl daaraan aan. Vermijd abrupte stuurbe‐
wegingen en het rijden over obstakels, zoals
stoepranden, gaten in de weg, etc.
Omdat de mogelijke afstand in belangrijke
mate afhangt van de belasting van de auto tij‐
dens de rit, kan deze afhankelijk van de snel‐
heid, de conditie van het wegdek, de buiten‐
temperatuur, de belading, etc. korter zijn, maar
Seite 290MobiliteitWielen en banden290
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15