BMW M2 2017 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 111 of 236

Grootlichtassistent
Principe De grootlichtassistent herkent vroegtijdig anjdere verkeersdeelnemers en schakelt afhankej
lijk van de verkeerssituatie het grootlicht autoj matisch in of uit. De functie zorgt ervoor dat
het grootlicht wordt ingeschakeld als de verj
keerssituatie dit vereist. Bij lage snelheden wordt het grootlicht door het systeem niet inj
geschakeld.
Algemeen
Het systeem reageert op de verlichting van het tegemoetkomende en voorliggende verkeer
alsook op voldoende verlichting in bijv. de bej bouwde kom.
De bestuurder kan altijd ingrijpen en het grootj
licht zoals gebruikelijk zelf in- en uitschakelen.
Activeren1.Afhankelijk van de uitrusting lichtschakej
laar in stand
of draaien.
2.Toets op de richtingaanwijzerschakelaar indrukken, pijl.
Bij ingeschakeld dimlicht brandt het
controlelampje in het instrumentenpaj
neel.
Er wordt automatisch omgeschakeld tussen
dimlicht en grootlicht.
Het blauwe controlelampje op het inj
strumentenpaneel brandt, als het
grootlicht door het systeem wordt ingeschaj keld.
Uitschakelen
Bij handmatig in- en uitschakelen van het grootlicht, zie pagina 84, wordt de grootlichtj
assistent gedeactiveerd. Om de grootlichtasj sistent opnieuw te activeren, de toets op de
richtingaanwijzerschakelaar indrukken.
Grenzenvanhetsysteem
De grootlichtassistent kan de persoonlijke bej slissing over het gebruik van het grootlicht niet
vervangen. In situaties waarin dit nodig is
daarom handmatig het grootlicht uitschakelen,
anders bestaat er een veiligheidsrisico.
In de volgende situaties werkt het systeem niet
of slechts beperkt en kan een persoonlijke
handeling nodig zijn:'yBij extreem ongunstige weersomstandigj heden zoals dichte mist of hevige neerslag.'yBij de waarneming van verkeersdeelnejmers met slechte eigen verlichting, zoalsvoetgangers, fietsers, ruiters, karren, bijtrein- of scheepsverkeer nabij de weg en
bij wildoversteekplaatsen.'yIn scherpe bochten, op steile hellingen, bij
kruisend verkeer of half verdekt tegemoetj
komend verkeer op de snelweg.'yIn slecht verlichte dorpen en bij sterk rej flecterende borden.'yAls de voorruit in het gebied voor de binj
nenspiegel beslagen, verontreinigd of door stickers, vignetten enz. bedekt is.
Mistlamp
Mistachterlicht Dimlicht moet zijn ingeschakeld.
Toets indrukken. Het gele controlejlampje brandt.
Seite 111VerlichtingBediening111
Online Edition for Part no. 01 40 2 974 689 - VI/16

Page 112 of 236

Als de automatische verlichtingsregeling, zie
pagina 109, is ingeschakeld, wordt het dimlicht
bij het inschakelen van het mistachterlicht auj
tomatisch ingeschakeld.
Rechts-/linksrijdendverkeer Algemeen
Bij de grensovergang naar landen waarin niet aan dezelfde kant van de weg wordt gereden
als in het land van toelating, dienen de volj
gende maatregelen te worden genomen om
verblinding door de koplampen te voorkomen.
Xenon-koplampDe lichtverdeling van de koplampen voorkomt
de verblindende werking van het dimlicht, ook
wanneer in een land aan de andere kant van de
weg gereden wordt in vergelijking met het land
van toelating.
Adaptievebochtverlichting Bij rijden in een land waarin aan de andere kant
van de weg dan in het land van toelating gerej
den wordt, niet met schakelaarstand
rijj
den, anders kan een verblindende werking
door de bochtverlichting optreden.
Instrumentenverlichting Instellen Voor de instelling van de lichtj
sterkte moet het stads- of dimj
licht ingeschakeld zijn.
De lichtsterkte kan met de gej
kartelde knop worden ingesteld.
Interieurverlichting
Algemeen
Afhankelijk van de uitvoering worden de interij eurverlichting, de beenruimteverlichting en de omgevingsverlichting automatisch aangej
stuurd.
De helderheid wordt bij enkele uitrustingsvarij
anten door de gekartelde knop voor de instruj
mentenverlichting be

Page 113 of 236

SfeerverlichtingAfhankelijk van de uitrusting kan de verlichtingin het interieur voor enkele lampen worden inj
gesteld.
Kleurschemaselecteren
Op het Control Display:1."Mijn auto"2."Auto instellingen"3."Verlichting"4."Interieurverlichting"5."Ambianceverlicht.:"6.Gewenste instelling selecteren.
Als het kleurschema van de Line geselecteerd
is en de begroetingsverilchting geactiveerd is,
wordt de begroetingsverlichting bij het ontj
grendelen in de kleur van de Line ingeschaj keld.
Helderheidinstellen
Afhankelijk van de uitvoering kan de helderheid van de sfeerverlichting via de gekartelde knopvoor de instrumentenverlichting of op het Conj
trol Display worden ingesteld.
Op het Control Display:
1."Mijn auto"2."Auto instellingen"3."Verlichting"4."Interieurverlichting"5."Helderheid:"6.Helderheid instellen.Seite 113VerlichtingBediening113
Online Edition for Part no. 01 40 2 974 689 - VI/16

Page 114 of 236

VeiligheidUitrustingvandeauto
In dit hoofdstuk worden alle standaard, landsj
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er worden daarom ook uitrustingen beschrevendie in een auto, bijv. vanwege de landspecijfieke of gekozen speciale uitrusting niet bej
schikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsrej
levante functies en systemen. Bij gebruik van
deze functies en systemen moeten de in het land geldende voorschriften worden nagejleefd.
Airbags
1Frontairbag, bestuurder2Frontairbag, passagier3Hoofdairbag4Zij-airbagVoor-airbags
De voor-airbags beschermen de bestuurder en
de passagier bij een frontale aanrijding waarbij
de beschermende werking van de veiligheidsj
gordels alleen niet meer voldoende is.;ij-airbag
De zij-airbag vangt bij een zijdelingse botsing
het lichaam op in de zijdelingse borst- en bekj
kenzone.
Hoofdairbag
De hoofdairbag vangt bij een zijdelingse botj sing het hoofd op.Seite 114BedieningVeiligheid114
Online Edition for Part no. 01 40 2 974 689 - VI/16

Page 115 of 236

BeschermendewerkingDe airbags worden niet bij elke botsing ingejschakeld, bijv. niet bij minder ernstige aanrijj
dingen of aanrijdingen van achteren.
Aanwijzingenvooreenoptimale
beschermendewerkingvandeairbags
WAARSCHUWING
Bij een verkeerde zitpositie of als het acj
tiveringsgebied van de airbag wordt belemj merd, kan het airbagsysteem niet zoals bej
doeld beschermen of kan het activeren extra
letsel veroorzaken. Er bestaat kans op letsel of
levensgevaar. De aanwijzingen voor een optij
male beschermende werking van het airbagj
systeem in acht nemen.'

Page 116 of 236

CorrectewerkingBij het inschakelen van het contact
gaat het waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel kort branden; op
die wijze wordt weergegeven dat het volledige
airbagsysteem en de gordelspanners bedrijfsj
klaar zijn.
Storinginairbagsysteem'yWaarschuwingslampje gaat niet branden bij het inschakelen van de ontsteking.'yWaarschuwingslampje brandt permanent.
Sleutelschakelaarvoor
passagiersairbag
Algemeen
Front- en zij-airbag voor de passagier kunnen
met de ge

Page 117 of 236

Na het inschakelen van het contact gaat het
lampje kort branden, daarna geeft het aan of
de airbags geactiveerd of gedeactiveerd zijn.'yBij gedeactiveerde passaj
giersairbags brandt het conj
trolelampje voortdurend.'yBij geactiveerde passagiersj
airbags brandt het controlej
lampje niet.
Bandenspanningscontrole
RDC
Principe
Het systeem bewaakt de bandenspanning in de vier gemonteerde banden. Het systeem waarschuwt wanneer in een of meer bandende bandenspanning duidelijk lager is geworj
den. Daarvoor meten sensoren in de ventielen
van de banden de spanning en temperatuur
van de banden.
Algemeen
Voor de bediening van het systeem ook de
verdere gegevens en aanwijzingen onder Banj denspanning, zie pagina 180, in acht nemen.
Voorwaardenvooreencorrecte
werking
Voor het systeem moet bij juiste bandenspanj ning een reset uitgevoerd worden, anders is een betrouwbare melding van een verlies vanbandenspanning niet gewaarborgd.
Na een aanpassing van de bandenspanning op een nieuwe waarde en na vervanging van eenband of wiel een reset van het systeem uitvoej
ren.
Altijd wielen met RDC-elektronica gebruiken,
zodat een storingsvrije werking van het sysj
teem is gewaarborgd.
Statusweergave
De actuele status van de RDC bandenspanj
ningscontrole kan worden weergegeven, bijv. of de RDC actief is.
Via iDrive:1."Mijn auto"2."Autostatus"3. "Bandenspanningscontrole"
De status wordt weergegeven.
Toestandweergave Op het Control Display wordt de status van de
banden en het systeem weergegeven door de
kleur van de wielen en een tekst.
Allewielengroen Systeem is actief en gebruikt voor de waarjschuwing de laatste bandenspanning die is opj
geslagen bij de reset.
Eenwielgeel
Een lekke band of een aanzienlijk spanningsj
verlies in de aangegeven band.
Allewielengeel Meerdere lekke banden of banden met een
aanzienlijk spanningsverlies.
Wielengrijs Het systeem kan wegens een functiestoring
geen bandenpech herkennen.
Extrainformatie
In de statusweergave worden bovendien de
actuele bandenspanning en modelspecifieke bandentemperatuur weergegeven. De gej
toonde waarden zijn de huidige meetwaarden
en kunnen veranderen door het rijden of door
weersomstandigheden.
Resetuitvoeren
Na een aanpassing van de bandenspanning op
een nieuwe waarde en na vervanging van een
Seite 117VeiligheidBediening117
Online Edition for Part no. 01 40 2 974 689 - VI/16

Page 118 of 236

band of wiel een reset van het systeem uitvoej
ren.
Via iDrive en aan de auto:1."Mijn auto"2."Autostatus"3. "Bandenspanningscontrole"4.Motor starten en niet wegrijden.5.Bandenspanning resetten: "Reset uitvoeren".6.Wegrijden.
De wielen worden in het grijs weergegeven ende status wordt getoond.
Na een korte tijd rijden met een snelheid boven
30 km/h worden de ingestelde bandenspanj
ningen overgenomen als voorgeschreven
waarden. De reset wordt tijdens het rijden auj
tomatisch afgesloten.
Na een succesvol afgesloten reset worden de
wielen op het Control Display groen weergej geven en "Bandenspanningscontrole (RDC)geactiveerd. Zie bandenspanningssticker."
wordt getoond.
De rit kan op ieder gewenst moment worden onderbroken. Het resetten wordt voortgezet
als u verder rijdt.
Meldingen
Meldingwanneercontrolevande bandenspanningvereistis
Er wordt een Check-Control-melding
weergegeven.
'yHet systeem heeft de vervanging
van een wiel herkend, maar er is
geen reset uitgevoerd.'yVoor het systeem werd geen reset uitgej voerd. Het systeem gebruikt voor de waarj
schuwing de laatste bandenspanningen
die zijn opgeslagen bij de reset.'yHet op spanning brengen werd niet volj gens de voorschriften uitgevoerd.Er wordt een Check-Control-melding
weergegeven.
De bandenspanning is ten opzichte van
de laatste reset gedaald.
In deze gevallen:1.Bandenspanning regelmatig controleren en zo nodig corrigeren.2.Een reset van het systeem uitvoeren.
Meldingbijtelagebandenspanning
Geel waarschuwingslampje brandt.
Er wordt een Check-Control-melding
weergegeven.
'yEr is een bandenspanningsverlies geconj
stateerd.'yVoor het systeem werd geen reset uitgej voerd. Het systeem gebruikt voor de waarj
schuwing de laatste bandenspanningen
die zijn opgeslagen bij de reset.
In deze gevallen:
1.De snelheid verlagen en voorzichtig doorj rijden. Snelheid van 130 km/h niet meeroverschrijden.2.Bij de eerstvolgende gelegenheid, bijvoorj
beeld een tankstation, de bandenspanning in alle vier de banden controleren en zo nojdig corrigeren.3.Een reset van het systeem uitvoeren.
Meldingbijsterkverliesvan
bandenspanning
Geel waarschuwingslampje brandt.Bovendien wordt een symbool met de
betreffende band weergegeven in de
Check-Control-melding.
'yEr is een lekke band of een band met een aanzienlijk spanningsverlies aanwezig.Seite 118BedieningVeiligheid118
Online Edition for Part no. 01 40 2 974 689 - VI/16

Page 119 of 236

'yVoor het systeem werd geen reset uitgejvoerd. Het systeem gebruikt voor de waarj
schuwing de laatste bandenspanningen
die zijn opgeslagen bij de reset
In deze gevallen:
Snelheid verminderen en voorzichtig stoppen.
Heftige rem- en stuurbewegingen vermijden.
WAARSCHUWING
Een beschadigde normale band met een
geringe bandenspanning of spanningsverlies
heeft een negatieve invloed op de rijeigenj
schappen, bijv. het stuur- en remgedrag. Banj den met noodloopeigenschappen kunnen nog
een bepaalde stabiliteit instandhouden. Er bej
staat gevaar voor ongevallen. Niet verder rijden als de auto niet met banden met noodloopeij
genschappen is uitgerust. De aanwijzingen
m.b.t. de banden met noodloopeigenschappen
en verder rijden met deze banden in acht nej
men.'

Page 120 of 236

'yRDC kon de reset niet afsluiten. Reset vanhet systeem opnieuw uitvoeren.'yStoring door installaties of apparaten metdezelfde zendfrequentie: na verlaten van
het storingsgebied wordt het systeem auj tomatisch weer actief.
Bandenpechwaarschuwing
RPA
Principe
Het systeem herkent de bandenspanning aan
de hand van een toerentalvergelijking tussen
de afzonderlijke wielen tijdens het rijden.
Bij verlies aan bandenspanning verandert de
diameter en daardoor de draaisnelheid van het betreffende wiel. Deze verandering wordt herj
kend en als bandenpech gemeld.
Het systeem meet niet de daadwerkelijke banj denspanning in de banden.
Voorwaardenvooreencorrecte
werking
Het systeem moet bij een correcte bandenj
spanning zijn ge

Page:   < prev 1-10 ... 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 ... 240 next >