BMW X5 2018 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 191 of 376

Grenzenvanhetsysteem
Veiligheidsaanwijzing
WAARSCHUWING
Het systeem kan door beperkingen van het
systeem niet, te laat, onjuist of ongegrond reaj geren. Er bestaat kans op een ongeval ofschade. De aanwijzingen over de grenzen vanhet systeem in acht nemen en eventueel actief
ingrijpen.
Beperktewerking
De werking kan bijvoorbeeld in de volgende situj
aties beperkt zijn:
'xBij dichte mist en hevige regen of sneeuwval.'xBij ontbrekende, afgesleten, moeilijk zichtj bare, samen- of uiteenlopende of onduidej
lijke begrenzingslijnen zoals bijvoorbeeld bij
wegwerkzaamheden.'xAls begrenzingslijnen door sneeuw, ijs, vuil of
water bedekt zijn.'xIn scherpe bochten of op smalle wegen.'xAls de begrenzingslijnen niet wit zijn.'xAls de begrenzingslijnen door objecten bej
dekt zijn.'xBij dicht achter het voorliggende voertuig rijj den.'xBij sterk tegenlicht.'xAls de voorruit voor de binnenspiegel beslajgen, verontreinigd of door stickers, vignetten
enz. bedekt is.'xTijdens de kalibratieprocedure van de camera
direct na aflevering van de auto.
Rijstrookwisselmelding
Principe
De rijstrookwisselmelding herkent voertuigen in
de dode hoek of wanneer voertuigen op de
naastgelegen rijstrook van achteren naderen. In deze situaties wordt een waarschuwing in verj
schillende fases gegeven.
Algemeen
Twee radarsensoren in de achterbumper bewaj ken vanaf circa 20 km/h de ruimte achter en
naast de auto.
Afhankelijk van de uitvoering zijn de radarsensoj
ren vanaf circa 50 km/h actief.
Het systeem laat zien wanneer zich voertuigen in de dode hoek bevinden, pijl 1, of op de naastgej
legen rijstrook van achteren naderen, pijl 2.
De lamp in de buitenspiegelbehuizing gaat gej
dimd branden.
Bij veranderen van rijbaan met ingeschakelde richtingaanwijzer waarschuwt het systeem in de
eerder genoemde situaties.
Het lampje in de buitenspiegelbehuizing knippert
en het stuurwiel trilt.
Veiligheidsvoorschriften
WAARSCHUWING
Het systeem ontlast u niet van persoonlijke verj
antwoordelijkheid om de zichtomstandigheden
en de verkeerssituatie juist in te schatten. Er
bestaat gevaar voor ongevallen. Rijstijl aan de
verkeerssituatie aanpassen. Verkeerssituatie
observeren en in de betreffende situaties actief
ingrijpen.
Seite 191VeiligheidBEDIENING191
Online Edition for Part no. 01402988817 - II/18

Page 192 of 376

WAARSCHUWING
Weergaven en waarschuwingen ontslaan u niet van uw eigen verantwoording. Door systeemjbeperkingen kunnen waarschuwingen of reacj
ties van het systeem niet, te laat, onjuist of onj
gegrond worden afgegeven. Er bestaat gevaar
voor ongevallen. Rijstijl aan de verkeerssituatie
aanpassen. Verkeerssituatie observeren en in de betreffende situaties actief ingrijpen.
Overzicht
Toetsindeauto
Intelligent Safety-toets
Radarsensoren
De radarsensoren bevinden zich in de achterj bumper.
In-/uitschakelen
Automatischinschakelen De waarschuwing rijbaan wisselen wordt opj
nieuw automatisch geactiveerd na het vertrek,
als de functie bij het laatste motorstop ingeschaj
keld was.
Handmatigin-/uitschakelen Toets kort indrukken:'xHet menu naar de Intelligent Safety-
systemen wordt weergegeven. De
systemen worden afhankelijk van de
individuele instelling afzonderlijk uitj
geschakeld.'xLED brandt oranje of dooft, afhankelijk van de
individuele instelling.
Er kunnen instellingen uitgevoerd worden. De inj dividuele instellingen worden opgeslagen voorhet momenteel gebruikte bestuurdersprofiel.
Toets opnieuw indrukken:
'xAlle Intelligent Safety-systemen worj
den ingeschakeld.'xDe LED brandt groen.
Toets lang indrukken:
'xAlle Intelligent Safety-systemen worj
den uitgeschakeld.'xDe LED dooft.Seite 192BEDIENINGVeiligheid192
Online Edition for Part no. 01402988817 - II/18

Page 193 of 376

WeergaveLampinbuitenspiegelbehuizing
Vooralarm
De gedimde lamp in de buitenspiegelbehuizing
geeft aan dat zich voertuigen in de dode hoek bevinden of van achteren naderen.
Acutewaarschuwing
Als de richtingaanwijzer wordt ingeschakeld terj wijl er zich een voertuig in het kritieke gebied bej
vindt, gaat het stuurwiel kort trillen en begint het lampje in de buitenspiegel fel te knipperen.
De waarschuwing wordt be

Page 194 of 376

GeenremingreepAls de ingestelde snelheidslimieten wordt bereiktof onbewust wordt overschreden, bijvoorbeeldbij bergaf rijden, wordt er niet actief afgeremd.
Als er tijdens de rit een snelheidslimiet wordt inj
gesteld die onder de rijsnelheid ligt, rolt de auto
zolang uit tot de rijsnelheid onder de ingestelde snelheidslimiet komt.
Overzicht ToetsenopstuurwielToetsFunctieSysteem in-/uitschakelen, zie paj
gina 194.Tuimelschakelaar:
Snelheidslimiet veranderen, zie paj
gina 194.
Bediening
Inschakelen Toets op het stuurwiel indrukken.
De actuele rijsnelheid wordt overgenomen als snelheidslimiet.
Bij inschakelen tijdens stilstand wordt bij een lage snelheid 30 km/h als snelheidslimiet ingejsteld.
De statusindicatie wordt weergegeven en afhanj
kelijk van het instrumentenpaneel wordt een
markering op de snelheidsmeter op de betrefj fende snelheid ingesteld.
Bij het inschakelen van de snelheidslimiet wordt
eventueel de dynamische stabiliteitscontrole
DSC ingeschakeld en eventueel omgeschakeld
naar de rijmodus COMFORT.
Uitschakelen Toets op het stuurwiel indrukken.
Het systeem schakelt zich automatisch uit in bijjvoorbeeld de volgende situaties:'xBij het inschakelen van de achteruitversnelj
ling.'xBij het afzetten van de motor.'xBij het inschakelen van de snelheidsregeling.'xBij het activeren van sommige programma's
met de rijbelevingsschakelaar.
De weergaven verdwijnen.
Snelheidslimietwijzigen
Tuimelschakelaar zo vaak naar boven of benej den drukken tot de gewenste snelheidslimiet isingesteld.
'xDrukken van de tuimelschakelaar tot hetdrukpunt verhoogt of verlaagt de snelheidslij
miet telkens met 1 km/h.'xDrukken op de tuimelschakelaar door het
drukpunt heen verhoogt of verlaagt de snelj
heidslimiet op het volgende tiental van de km/h snelheidsmeter.
Als er tijdens de rit een snelheidslimiet wordt inj
gesteld die onder de rijsnelheid ligt, rolt de auto
uit tot de ingestelde snelheidslimiet.
Overschrijdingvande
snelheidslimiet
De snelheidslimiet kan bewust worden overj
schreden. In deze situatie wordt geen akoestij
sche waarschuwing weergegeven.
Druk het gaspedaal volledig in om de ingestelde
snelheidslimiet bewust te overschrijden.
Seite 194BEDIENINGVeiligheid194
Online Edition for Part no. 01402988817 - II/18

Page 195 of 376

De beperking wordt automatisch weer geactij
veerd, zodra de actuele snelheid onder de ingej stelde snelheidslimiet komt.
Waarschuwingbijoverschrijding
vandesnelheidslimiet
Optischewaarschuwing Bij het overschrijden van de ingestelde
snelheidslimiet knippert het controlej
lampje in het instrumentenpaneel, zolang
er harder wordt gereden dan de ingestelde snelj
heidslimiet.
Akoestischewaarschuwing'xBij onbedoeld overschrijden van de ingej
stelde snelheidslimiet is na circa 5 seconden
een signaal te horen.'xAls de snelheidslimiet tijdens de rit onder de rijsnelheid komt, is het signaal na circa 30 sej
conden te horen.'xAls de snelheidslimiet bewust wordt overj schreden door het gaspedaal volledig in te
drukken, is er geen signaal te horen.
Weergaveninhet
instrumentenpaneel
Markeringvandesnelheidslimiet
Weergave op snelheidsmeter:
'xMarkering brandt groen: sysj
teem is actief.'xMarkering brandt niet: sysj
teem is uitgeschakeld.
Controlelampje
'xControlelampje brandt: het systeem
is ingeschakeld.'xControlelampje knippert: de ingej
stelde snelheidslimiet wordt overj
schreden.Statusweergave
Weergave van de ingestelde snelheidslij
miet.
Dynamischeremlichten
Principe
Achteropkomende verkeersdeelnemers worden
door het knipperen van de remlichten voor een
noodremsituatie gewaarschuwd. Daardoor kan het gevaar van een botsing worden gereduceerd.
Algemeen
'xNormaal remmen: remlichten branden.'xHard remmen: remlichten knipperen.
Kort voor de stilstand wordt de waarschuwingsj
knipperlichtinstallatie geactiveerd.
Waarschuwingsknipperlichtinstallatie deactivej
ren:
'xAccelereren.'xToets waarschuwingsknipperlichtinstallatie
indrukken.
ActiveProtection
Principe
Active Protection bereidt de inzittenden en de
auto in kritieke rijsituaties of als een aanrijding
dreigt voor op een eventueel ongeval.
Seite 195VeiligheidBEDIENING195
Online Edition for Part no. 01402988817 - II/18

Page 196 of 376

Algemeen
Het veiligheidspakket Active Protection bestaat
uit van elkaar onafhankelijke systemen:'xWaakzaamheidshulp.'xPreCrash.'xPostCrash.
Waakzaamheidshulp
Principe Het systeem kan toenemende onoplettendheidof vermoeidheid van de bestuurder bij lange eenj
tonige ritten, bijv. op snelwegen, herkennen. In deze situatie wordt aanbevolen om een pauze in
te lassen.
Veiligheidsaanwijzing
WAARSCHUWING
Het systeem ontlast u niet van de persoonlijke
verantwoordelijkheid om uw lichamelijke gej
steldheid juist in te schatten. Toenemende onj
oplettendheid of vermoeidheid worden mogej
lijk niet of niet op tijd herkend. Er bestaat
gevaar voor ongevallen. Erop letten dat de bej
stuurder uitgerust en oplettend is. Rijstijl aan de
verkeerssituatie aanpassen.
Functie
Het systeem wordt bij iedere motorstart ingej
schakeld en kan niet uitgeschakeld worden.
Na begin van het rijden wordt het systeem op de
bestuurder afgestemd, zodat een toenemende onoplettendheid of vermoeidheid herkend kanworden.
Deze procedure houdt rekening met de volj
gende criteria:
'xPersoonlijke rijstijl, bijv. stuurgedrag.'xRijomstandigheden, bijv. tijdstip, duur van de
rit.Het systeem is vanaf ca. 70 km/h actief en kan een aanbeveling voor pauze weergeven.
Aanbevelingvoorpauze
Bij groter wordende onoplettendheid of verj
moeidheid van de bestuurder wordt een opmerj
king op het Control Display weergegeven, met
de aanbeveling om een pauze in te lassen.
Een aanbeveling voor een pauze wordt maar

Page 197 of 376

'xSterk ondersturen.'xSterk oversturen.
Bij uitrusting met botsingswaarschuwing met of
zonder remfunctie kunnen, binnen de systeemj
grenzen, bovendien dreigende botsingen met
voorliggende of stilstaande voertuigen herkend
worden.
Veiligheidsaanwijzing
WAARSCHUWING
Het systeem ontslaat u niet van uw eigen verj
antwoording. Vanwege systeembeperkingen is het mogelijk dat kritieke situaties niet betrouwjbaar of tijdig herkend worden. Er bestaat gejvaar voor ongevallen. Rijstijl aan de verkeerssijtuatie aanpassen. Verkeerssituatie observeren
en in de betreffende situaties actief ingrijpen.
Functie
Na het sluiten van de gordel worden de voorste
gordels na het wegrijden eenmalig automatisch
strakgetrokken.
In kritische rijsituaties worden de volgende afzonj
derlijke functies actief, afhankelijk van de bej hoefte:
'xDe voorste gordels worden automatisch
voorgespannen.'xAutomatisch sluiten van de ruiten.'xAutomatisch sluiten van het glazen dak.'xBij comfortstoel: automatische positionering van de rugleuning van de passagiersstoel.
Na een kritieke rijsituatie zonder ongeval worden
de voorste gordels weer losser gemaakt. Alle anj
dere systemen kunnen weer in de gewenste inj
stelling gebracht worden.
Als de gordelspanning niet automatisch losser
wordt, moet u stoppen en de gordel met de rode
toets in het slot openen. Alvorens verder te rijj den, de gordel opnieuw sluiten.
PostCrash
PrincipeHet systeem kan de auto in bepaalde ongevalsij
tuaties zonder ingreep van de bestuurder autoj matisch tot stilstand brengen. Het risico van nog
een botsing en de gevolgen daarvan kan daarj
door verlaagd worden.
Autosterkerafremmen In bepaalde situaties kan het nodig zijn de auto
sneller tot stilstand te brengen.
Daartoe moet de remdruk bij het intrappen van
het rempedaal kortstondig hoger zijn dan de
remdruk die door de automatische remfunctie
wordt bereikt. Het automatisch afremmen wordt
daardoor afgebroken.
Automatischremmenafbreken
In bepaalde situaties kan het nodig zijn het autoj matisch remmen af te breken, bijvoorbeeld voor
een uitwijkmanoeuvre.
Automatisch remmen afbreken:'xDoor het indrukken van het rempedaal.'xDoor het indrukken van het gaspedaal.
Bijstilstand
Na het bereiken van de stilstand wordt de rem
automatisch gelost.
Seite 197VeiligheidBEDIENING197
Online Edition for Part no. 01402988817 - II/18

Page 198 of 376

RijstabiliteitsregelsystemenUitrustingvandeauto
In dit hoofdstuk worden alle standaard, landspejcifieke en speciale uitrustingen beschreven die inde modelserie aangeboden worden. Er worden
daarom ook uitrustingen beschreven die in een
auto, bijvoorbeeld vanwege de landspecifieke of
gekozen speciale uitrusting niet beschikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsrelevante functies
en systemen. Bij gebruik van deze functies en systemen moeten de geldende wetten en voorj
schriften worden nageleefd.
AntiblokkeersysteemABS
ABS voorkomt het blokkeren van de wielen tijj
dens het remmen.
De bestuurbaarheid blijft ook bij noodstops bej
houden, daardoor wordt de actieve veiligheid
verhoogd.
Het ABS is na het starten van de motor bedrijfsj klaar.
Remassistent
Bij snel indrukken van het rempedaal veroorzaakt
dit systeem automatisch een zo hoog mogelijke
rembekrachtiging. De remweg wordt bij noodj
stops derhalve zo kort mogelijk gehouden. Daarj
bij wordt ook gebruik gemaakt van de voordelen
van het antiblokkeersysteem ABS.
Het rempedaal ingetrapt houden zolang remmen
noodzakelijk is.
Adaptieveremassistent
In combinatie met de actieve snelheidsregeling
zorgt het systeem ervoor, dat de rem bij het afj
remmen in kritieke situaties nog sneller reageert.
Wegrijassistent
Principe
Het systeem ondersteunt bij het hellingopwaarts
wegrijden. Gebruik van de parkeerrem is hiervoor
niet vereist.
Wegrijdenmetwegrij-assistent
1.Auto met rempedaal op zijn plaats houden.2.Rempedaal loslaten en vlot wegrijden.
Na het loslaten van het rempedaal wordt de auto
gedurende circa 2 seconden op zijn plaats gej
houden.
Naargelang de belading of bij rijden met aanj hangwagen kan de auto soms een klein stukje
achteruitrollen.
AutomaticDifferential Brake
Het systeem regelt de aandrijfkracht door de aujtomatische remingreep aan de afzonderlijke wiej
len. De functie komt overeen met een sperdiffej
rentieel: het systeem herkent wanneer een wiel,
bijvoorbeeld op een losse ondergrond, begint
door te draaien en remt het automatisch af.
De aandrijfkracht wordt naar het wiel geleid met
betere tractie.
Daardoor wordt bij het accelereren de motorj
kracht effici

Page 199 of 376

DynamicPerformanceControlDPC
De Dynamic Performance Control verhoogt zoj
wel de souplesse van de auto als de koersstabilij teit.
Het systeem zorgt voor een traploze verdeling van de aandrijfkoppels over de beide achterwiejlen.
Naargelang de situatie wordt het aandrijfkoppel verplaatst van het wiel aan de binnenzijde van debocht naar het wiel aan de buitenzijde, of omgejkeerd.
Om de wendbaarheid te verhogen, wordt bij een
sportieve rijstijl het achterwiel aan de buitenzijde van de bocht versneld.
Er wordt directer gereageerd op het sturen, tej gelijk wordt de neiging tot ondersturen van de
vierwielaandrijving gereduceerd.
Bij de neiging tot oversturen werkt het systeem
stabiliserend, door het achterwiel aan de binnenj
zijde van de bocht te versnellen.
Het systeem verbetert de tractie op voelbare
wijze en verhoogt tegelijk de rijveiligheid, met
name op bestratingen met wisselende wrijvingsj waarden.
DynamischestabiliteitscontroleDSC
Principe Binnen hetgeen volgens de wetten van de naj
tuurkunde mogelijk is helpt het systeem door
vermindering van het motorvermogen en reminj grepen aan de afzonderlijke wielen de koersstajbiliteit van auto te handhaven.
Algemeen
DSC detecteert bijv. de volgende instabiele rijj
toestanden:
'xUitbreken van de achterzijde van de auto, wat tot oversturen kan leiden.'xGripverlies van de voorwielen, wat tot onderjsturen kan leiden.
Veiligheidsvoorschriften
WAARSCHUWING
Het systeem ontlast u niet van persoonlijke verj
antwoordelijkheid om de verkeerssituatie juist
in te schatten. Wegens systeembeperkingen kan het systeem niet in alle verkeerssituaties
zelfstandig op gepaste wijze reageren. Er bej
staat gevaar voor ongevallen. Rijstijl aan de verj keerssituatie aanpassen. Verkeerssituatie obj
serveren en in de betreffende situaties actief ingrijpen.
WAARSCHUWING
Bij het rijden met dakbelasting, bijvoorbeeld met een dakdrager, kan door het hogere zwaarjtepunt in rijkritische situaties de rijveiligheid nietmeer gewaarborgd zijn. Er bestaat kans op een
ongeval of schade. Bij het rijden met dakbelasj
ting de Dynamische Stabiliteitscontrole DSC
niet deactiveren.
Overzicht
Toetsindeauto
DSC uitschakeltoets
Seite 199RijstabiliteitsregelsystemenBEDIENING199
Online Edition for Part no. 01402988817 - II/18

Page 200 of 376

Controle-en
waarschuwingslampjes
Controlelampje knippert: DSC regelt de
aandrijf- en remkrachten.
Controlelampje brandt: DSC is uitgevalj
len.
Dynamischestabiliteitscontrole
deactiveren:DSCOFF
Door DSC uit te schakelen wordt de rijstabiliteit bij het accelereren en in bochten minder.
In verband met een optimale stabiliteit DSC zospoedig mogelijk weer inschakelen.
Dynamischestabiliteitscontrole
deactiveren
De toets zo lang indrukken, maar niet
langer dan circa 10 seconden, tot het
controlelampje voor DSC OFF in het instrumenj tenpaneel gaat branden en DSC OFF wordtweergegeven.
DSC is uitgeschakeld.
Afhankelijk van de uitvoering zijn de besturing en
het onderstel sportief afgesteld.
Dynamischestabiliteitscontrole
activeren
Toets indrukken.
DSC OFF en controlelampje DSC OFF
doven.
Controle-enwaarschuwingslampjes Bij gedeactiveerde DSC wordt DSC OFF weerjgegeven op het instrumentenpaneel.
Controlelampje brandt: DSC is gedeactijveerd.Dynamischetractiecontrole
DTC
Principe
Het DTC-systeem is een op tractie geoptimalij
seerde variant van de dynamische stabiliteitsconj trole DSC.
Het systeem waarborgt bij bijzondere rijbaansij
tuaties, bijvoorbeeld niet sneeuwvrij gemaakte rijj
baan, of op losse ondergrond een maximale tracj tie bij beperkte koersstabiliteit.
Bij geactiveerde DTC wordt maximale tractie gej
leverd. De koersstabiliteit is bij het accelereren
en bij het rijden in bochten beperkt.
Voorzichtig rijden.
In de volgende uitzonderlijke gevallen verdient
het aanbeveling de DTC tijdelijk in te schakelen:
'xRijden dooiende sneeuw of op niet geruimde, besneeuwde rijbanen.'xWegrijden uit diepe sneeuw of op losse onjdergrond.'xRijden met sneeuwkettingen.
DynamicTractionControlDTC
activeren/deactiveren
DTCactiveren Toets indrukken.
Het instrumentenpaneel geeft TRACj
TION weer en het controlelampje voor DSC OFF
gaat aan.
DTCdeactiveren Toets opnieuw indrukken.TRACTION en controlelampje DSC
OFF doven.
Controle-enwaarschuwingslampjes
Bij geactiveerde DTC wordt op het instrumenj
tenpaneel TRACTION weergegeven.
Seite 200BEDIENINGRijstabiliteitsregelsystemen200
Online Edition for Part no. 01402988817 - II/18

Page:   < prev 1-10 ... 151-160 161-170 171-180 181-190 191-200 201-210 211-220 221-230 231-240 ... 380 next >