BMW X5 M 2017 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 101 of 302

NNeutraal,StationairBij keuzehendelstand N kan het voertuig rollen,
bijvoorbeeld in wasstraten, zie pagina 270.
PParkeren
De aangedreven wielen worden geblokkeerd.
P wordt automatisch ingeschakeld:'yNa het afzetten van de motor in standby-
modus van de radio, zie pagina 87, of conj
tact uit, zie pagina 87, als stand R of D inj
geschakeld is.'yBij contact uit, als stand N ingeschakeld is.'yAls tijdens stilstand bij geselecteerde stand D of R de gordel van de bestuurdersj
stoel wordt afgedaan, het bestuurdersporj
tier geopend wordt en de rem niet losgezet is.
Weergavenophet
instrumentenpaneel
Drive-modus
'yIngeschakelde versnelling
samen met een D, pijl 1.'yGeselecteerd rijprogramma,
Drivelogic, zie pagina 101,
pijl 2.
Sequentiëlemodus
'yIngeschakelde versnelling,
pijl 1.'yGeselecteerd rijprogramma,
Drivelogic, zie pagina 101,
pijl 2.'ySchakelpuntindicator, zie pagina 115
Opmerking
Bij zeer lage buitentemperaturen kan de weerj
gave buiten werking zijn. Actuele rijrichting is
herkenbaar aan de ingeschakelde keuzehenj
delstand.
Wisselenvanversnelling
Algemeen
Schakelen naar sequentiële modus mogelijk.
Schakelen in de Drive-modus zorgt voor een
wissel naar de sequentiële modus.
Viadekeuzehendel'yOpschakelen: keuzehendel naar achteren
trekken.'yTerugschakelen: keuzehendel naar voren drukken.
Viadeschakelpaddelsophet
stuurwiel
'yOpschakelen: rechter schakelpaddel naar voren drukken.'yTerugschakelen: linker schakelpaddel naarvoren drukken.
Drivelogic
Algemeen
Verschillende rijprogramma's zijn beschikbaar.
Na iedere wissel tussen sequentiële modus en
Drive-modus is telkens het laatst geselecj teerde programma actief.
Uitzondering: na iedere motorstart is rijproj gramma 1 in de Drive-modus actief.
IndeDrive-modus
Er kan gekozen worden uit drie rijprogramma's:
'yD1: efficiënt rijden.Seite 101RijdenBediening101
Online Edition for Part no. 01 40 2 976 179 - X/16

Page 102 of 302

'yD2: ontspannen rijden.'yD3: sportief rijden.
Indesequentiëlemodus
Er kan gekozen worden uit drie rijprogramma's:
'yS1: comfortabel schakelen.'yS2: sportief, snel schakelen.'yS3: maximale schakelsnelheid, Launch Control.
Rijprogrammaviatoetsin
middenconsoleselecteren
Toets zo vaak indrukken tot het gej
wenste rijprogramma op het instruj
mentenpaneel wordt weergegeven.
RijprogrammaviaMDriveselecteren Op het Control Display:
1."Mijn auto"2."M Drive 1" of "M Drive 2"3."Transmissie"4.Controller draaien tot de gewenste instelj
ling is bereikt en controller indrukken.'y"D1" tot "D3": Drive-modus.'y"S1" tot "S3": Sequentiële modus.5.Evt. verdere rijprogramma's instellen.
Instelling wordt bij actieve M Drive direct overgenomen.
Om gewenste M Drive met de geselecteerdeinstellingen te activeren, betreffende toets ophet stuurwiel indrukken:
'y'y
WAARSCHUWING
Afhankelijk van de instelling kan DSC bij
geactiveerde M Drive beperkt of niet beschikj baar zijn. Er bestaat kans op een ongeval ofschade. De instellingen voor DSC in de M
Drive in acht nemen en evt. zelf actief reagej
ren. De rijstijl aanpassen en zo nodig zelf reaj
geren.'

Page 103 of 302

4.De keuzehendel loslaten.5.Rem loslaten zodra de startmotor stopt.6.De auto uit de gevarenzone manoeuvrerenen vervolgens tegen wegrollen beveiligen.
Meer informatie, zie hoofdstuk Aan- en wegj
slepen.
LaunchControl
Principe Launch Control maakt bij het wegrijden op
wegdek met grip een optimale acceleratie moj
gelijk.
Algemeen
Het gebruik van Launch Control leidt tot vroegj
tijdige slijtage van onderdelen, omdat deze
functie een zeer hoge belasting voor de auto
vormt.
Launch Control niet tijdens het inrijden, zie paj
gina 216, gebruiken.
Voorwaarden
Launch Control is beschikbaar bij bedrijfsj
warme motor, dus na een ononderbroken rit
van minstens 10 km.
Bij het wegrijden met Launch Control niet stuj
ren.
LaunchControlactiveren
1.Dynamische stabiliteitscontrole deactivej
ren, zie pagina 162, of M Dynamic Mode
activeren, zie pagina 161.2.Sequentiële modus met versnelling 1 en
rijprogramma 3 selecteren.3.Bij draaiende motor met linkervoet de rem krachtig intrappen.4.Gaspedaal zo ver intrappen tot in het inj
strumentenpaneel een vlagsymbool verj schijnt.
Gaspedaal in deze stand houden.Het wegrijtoerental wordt geregeld.5.Binnen 3 seconden de rem loslaten. De
auto accelereert.
Er wordt automatisch naar een hogere verj
snelling geschakeld, zo lang het vlagsymj
bool weergegeven en het gaspedaal niet
losgelaten wordt.
Launch Control is pas na een bepaalde afkoej
ling van de versnellingsbak weer beschikbaar.
MMotordynamiekcontrole Principe
De M Motordynamiekcontrole beïnvloedt het
reageren van de auto op gaspedaalbeweginj gen.
Programma Instelmogelijkheden van het reactiegedrag:
'y"Sport Plus": spontaan, direct. Maximale
dynamiek.'y"Sport": sportief, dynamisch.'y"Efficient": efficiënt, comfortabel. Geminij
maliseerd verbruik.
Ideaal voor bijv. stadsverkeer of in de sneeuw.
Programmaselecteren
OverMDrive
Op het Control Display:
1."Mijn auto"2."M Drive 1" of "M Drive 2"3."Motor"4.Gewenst programma selecteren.
Instelling wordt bij actieve M Drive direct overgenomen.
Om gewenste M Drive met de geselecteerdeinstellingen te activeren, betreffende toets ophet stuurwiel indrukken:
Seite 103RijdenBediening103
Online Edition for Part no. 01 40 2 976 179 - X/16

Page 104 of 302

'y'y
Mettoetsen
Toets zo vaak indrukken tot het gewenj
ste programma in het instrumentenpaj
neel wordt weergegeven.
Weergaveophetinstrumentenpaneel Motordynamiekcontrole met geselecjteerd programma bij geactiveerde
weergave van de systeemtoestanden
van de rijdynamiek, zie pagina 113.
Seite 104BedieningRijden104
Online Edition for Part no. 01 40 2 976 179 - X/16

Page 105 of 302

WeergavenUitrustingvandeauto
In dit hoofdstuk worden alle standaard, landsj
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er worden daarom ook uitrustingen beschrevendie in een auto, bijvoorbeeld vanwege delandspecifieke of gekozen speciale uitrusting
niet beschikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligj heidsrelevante functies en systemen. Bij gej
bruik van deze functies en systemen moeten
de geldende wetten en voorschriften worden
nageleefd.
Overzicht,instrumentenpaneel
1Brandstofmeter\_ 1102Snelheidsmeter3Meldingen, bijvoorbeeld Check-Control4Toerenteller\_1105Motorolietemperatuur\_ 1106Momenteel verbruik7Elektronische weergaven8Kilometers resetten\_110Check-Control
Principe Check-Control controleert functies in de autoen geeft een melding als in de bewaakte systej men een storing is opgetreden.Algemeen
Op het instrumentenpaneel en op het Head-
Up Display wordt een Check-Control-melding
weergegeven als een combinatie van controle- of waarschuwingslampjes en textuele meldinj
gen.Seite 105WeergavenBediening105
Online Edition for Part no. 01 40 2 976 179 - X/16

Page 106 of 302

Tevens klinkt er eventueel een akoestisch sigjnaal en verschijnt er een tekstbericht op het
Control Display.
Controle-enwaarschuwingslampjes
Algemeen
Controle- en waarschuwingslampjes op het inj
strumentenpaneel kunnen in verschillende combinaties en kleuren gaan branden.
Van sommige lampen wordt bij het starten van de motor of inschakelen van het contact dewerking gecontroleerd, waarbij deze even kortbranden.
Rodelampjes
Gordelherinnering De veiligheidsgordel aan de bestuurj
derszijde is niet omgedaan. Bij somj mige landuitvoeringen: passagiersgorj
del niet omgegespt of voorwerpen herkend op
de passagiersstoel.
Controlelampje knippert of brandt: Veiligheidsj
gordel aan bestuurders- of passagierszijde is
niet omgedaan. De gordelherinnering kan ook
in werking treden als er voorwerpen op de pasj
sagiersstoel liggen.
Controleren of de veiligheidsgordel correct is
omgedaan.
Gordelwaarschuwingvoorachterbank Rood: De veiligheidsgordel van de bejtreffende zitplaats op de achterbank is
niet vastgemaakt.
Groen: De veiligheidsgordel van de betrefj fende zitplaats op de achterbank is vastgejmaakt.
Airbagsysteem Airbagsysteem en gordelspanner zijn
mogelijk defect.De auto zo snel mogelijk door een Service Partner van de fabrikant of een andere gekwajlificeerde Service Partner of specialist laten
controleren.
Parkeerrem Parkeerrem is vastgezet.
Parkeerrem vrijzetten, zie pagina 92.
Remsysteem Remsysteem vertoont een storing.
Voorzichtig doorrijden.
De auto zo snel mogelijk door een Serj
vice Partner van de fabrikant of een andere gej kwalificeerde Service Partner of specialist laj
ten controleren.
Botsingswaarschuwing Controlelampje brandt: Vooralarm, bijjvoorbeeld bij een dreigend botsingsgejvaar of bij zeer geringe afstand tot een
voorligger.
Afstand vergroten.
Controlelampje knippert: Acute waarschuwing bij direct botsingsgevaar, als de auto met relajtief hogere, andere snelheid een andere auto
nadert.
Ingrijpen door te remmen en eventueel uit te
wijken.
Persoonswaarschuwing Symbool op het instrumentenpaneel.
Dreigt er een botsing met een herkent
persoon, dan licht het symbool op en
klinkt er een signaal.Seite 106BedieningWeergaven106
Online Edition for Part no. 01 40 2 976 179 - X/16

Page 107 of 302

Gelelampjes
AntiblokkeersysteemABS Rembekrachtiger mogelijk defect. Plotj
seling remmen vermijden. Houd rekej ning met een langere remweg.
Direct door een Service Partner van de fabrij kant of een andere gekwalificeerde ServicePartner of specialist laten controleren.
DynamischestabiliteitscontroleDSC Controlelampje knippert: DSC regelt de
aandrijf- en remkrachten. De auto
wordt gestabiliseerd. Snelheid verlagen
en rijstijl aan de wegomstandigheden aanpasj sen.
Controlelampje brandt: DSC is uitgevallen. Het systeem door een Service Partner van de
fabrikant of een andere gekwalificeerde Serj vice Partner of specialist laten controleren.
Dynamische stabiliteitscontrole DSC, zie paj
gina 160.
DynamischestabiliteitscontroleDSC
gedeactiveerd
Dynamische stabiliteitscontrole DSC is
gedeactiveerd.
Dynamische stabiliteitscontrole DSC,
zie pagina 160.
MDynamicModeMDM M Dynamic Mode MDM is ingeschajkeld.
M Dynamic Mode, zie pagina 161.
Controlelampje knippert eveneens:
MDM regelt de aandrijf- en remkrachj
ten. De auto wordt gestabiliseerd.Controlelampje brandt: MDM is uitgej
vallen. Het systeem door een Service Partner van de fabrikant of een andere
gekwalificeerde Service Partner of spej
cialist laten controleren.
M Dynamic Mode, zie pagina 161.
BandenpechwaarschuwingRPA De bandenpechwaarschuwing meldt
spanningsverlies in een band.
Snelheid verminderen en voorzichtig
stoppen. Heftige rem- en stuurbewegingen
vermijden.
Bandenpechwaarschuwing, zie pagina 137.
BandenspanningscontroleRDC Het controlelampje brandt.
De bandenspanningscontrole meldt een lage bandenspanning of bandenj
pech.
De informatie in de Check-Control-melding in acht nemen.
Het controlelampje knippert en brandt vervolj gens continu.
Er kan geen bandenpech of geen verlies van bandenspanning herkend worden.'yStoring door installaties of apparaten met dezelfde zendfrequentie: na verlaten van
het storingsgebied wordt het systeem auj tomatisch weer actief.'yRDC kan de reset niet voltooien: voer de
reset van het systeem opnieuw uit.'yWiel zonder RDC-elektronica is gemonj
teerd: Evt. laten controleren door een Serj vice Partner van de fabrikant of een anderegekwalificeerde Service Partner of speciajlist.'yStoring: het systeem door een ServicePartner van de fabrikant of een andere gej
kwalificeerde Service Partner of specialist
laten controleren.Seite 107WeergavenBediening107
Online Edition for Part no. 01 40 2 976 179 - X/16

Page 108 of 302

Bandenspanningscontrole, zie pagina 134.
Stuursysteem Stuursysteem mogelijk defect.
Het stuursysteem door een Service
Partner van de fabrikant of een andere
gekwalificeerde Service Partner of specialist laten controleren.
Emissiewaarden Storing in werking van de motor.
De auto door een Service Partner van
de fabrikant of een andere gekwalifij
ceerde Service Partner of specialist laten conj troleren.
Aansluiting voor On-Board Diagnose, zie paj
gina 258.
LaneDepartureWarning Als het systeem is ingeschakeld, wordt
er bij het verlaten van een herkende rijj baan zonder eerst de richting aan te
geven onder bepaalde omstandigheden een
waarschuwing gegeven.
Waarschuwing rijbaan verlaten, zie paj
gina 149.
Mistachterlicht Mistachterlichten zijn ingeschakeld.
Mistachterlicht, zie pagina 128.
Groenelampjes Richtingaanwijzers Richtingaanwijzers ingeschakeld.Ongewoon snel knipperen van de conj
trolelampje duidt op een uitgevallen
richtingaanwijzerlampje.
Richtingaanwijzers, zie pagina 94.Stadslicht,rijlicht
Stadslicht of rijlicht is ingeschakeld.
Parkeer-/dimlicht, verlichtingsregeling,
zie pagina 124.
Mistlamp Mistlampen zijn ingeschakeld.
Mistlamp, zie pagina 128.
Grootlichtassistent Grootlichtassistent is ingeschakeld.
Het grootlicht wordt afhankelijk van de
verkeerssituatie automatisch in- en uitj
geschakeld.
Grootlichtassistent, zie pagina 127.
Snelheidsregeling Systeem is ingeschakeld. De snelheid
die met de bedieningselementen op
het stuurwiel is ingesteld wordt aangej
houden.
Handmatigesnelheidsbegrenzer Controlelampje brandt: Het systeem is
ingeschakeld.
Controlelampje knippert: De ingestelde
snelheidslimiet wordt overschreden. Er klinkt
eventueel een signaal.
Verminder de snelheid of deactiveer het sysj
teem.
AutomaticHold Automatic Hold is ingeschakeld. De
auto wordt bij stilstand automatisch op
zijn plaats gehouden.
Automatic Hold, zie pagina 92.Seite 108BedieningWeergaven108
Online Edition for Part no. 01 40 2 976 179 - X/16

Page 109 of 302

BlauwelampjesGrootlicht Grootlicht is ingeschakeld.
Grootlicht, zie pagina 95.
Check-Control-meldingen
onderdrukken
Toets op de richtingaanwijzerschakelaar inj
drukken.
Permanenteweergave Enkele Check-Control-meldingen worden perj
manent weergegeven en blijven zichtbaar, totj dat de storing is opgelost. Bij meerdere gelijkjtijdige storingen worden de meldingen na
elkaar weergegeven.
Deze meldingen kunnen gedurende circa 8 sej conden onzichtbaar worden gemaakt. Hiernaworden deze weer automatisch weergegeven.
Tijdelijkeweergave
Andere Check-Control-meldingen verdwijnen na circa 20 seconden automatisch. Zij blijvenopgeslagen en kunnen opnieuw worden weerj
gegeven.
OpgeslagenCheck-Control-
meldingenweergeven
Via iDrive:
1."Mijn auto"2."Autostatus"3. "Check Control"4.Tekstmelding selecteren.
Weergave
Check-Control Minimaal één Check-Control-melding
wordt weergegeven of is opgeslagen.
Tekstmeldingen Tekstmeldingen in combinatie met een symjbool in het instrumentenpaneel geven uitlegover een Check-Control-melding en de betejkenis van de controle- en waarschuwingslampjjes.
Aanvullendetekstmeldingen Meer informatie, bijvoorbeeld over de oorzaak
van een storing en de noodzaak tot ingrijpen,
kan worden opgeroepen via Check-Control.
Bij dringende meldingen wordt de aanvullende
tekst automatisch op het Control Display gej
toond.
Functies
Afhankelijk van de Check-Control-melding kunnen de volgende functies geselecteerd worden.
'y"Handleiding"
Bijkomende informatie over de Check-
Control-melding weergeven in de geïntej
greerde handleiding.'y"Serviceaanmelding"
Contact opnemen met een Service Partner van de fabrikant of een andere gekwalifijceerde Service Partner of specialist.'y"BMW pechhulp"
Contact opnemen met de hulpdienst.Seite 109WeergavenBediening109
Online Edition for Part no. 01 40 2 976 179 - X/16

Page 110 of 302

Meldingenaanheteindevanderit
Bepaalde meldingen die tijdens het rijden zijn weergegeven worden na het uitschakelen van
het contact opnieuw weergegeven.
Brandstofmeter Het hellen van de auto kan totschommelingen in de weergaveleiden.
De pijl naast het benzinepompj
symbool toont, afhankelijk de
uitvoering, aan welke kant van de auto de tankj
dopklep zit.
Aanwijzingen voor tanken, zie pagina 232.
Toerenteller Vermijd beslist toerentallen in
het rode waarschuwingsgebied. In dit gebied wordt ter bescherj
ming van de motor de brandj
stoftoevoer verminderd.
Motorolietemperatuur'yKoude motor: de wijzer staat
op de laagste temperatuurj
waarde. Rij met gering toej
rental en matige snelheid.'yNormale bedrijfstemperaj
tuur: de wijzer bevindt zich in
het midden of in de linkerj
helft van de temperatuurmej
ter.'yHete motor: de wijzer staat op de hoogste temperatuurwaarde. Bovendien wordt eenCheck-Control-melding weergegeven.Koelvloeistoftemperatuur
Indien de koelvloeistof en daarmee de motor te heet wordt, verschijnt er een Check-Control-
melding.
Koelvloeistofpeil controleren.
Kilometer-endagteller Weergave'yKilometerteller, pijl 1.'yDagteller, pijl 2.
Kilometersweergeven/resetten Toets indrukken.
'yBij uitgeschakeld contact
worden de tijd, buitentemj
peratuur en kilometerteller
weergegeven.'yBij ingeschakeld contact wordt de dagteller teruggezet.
Buitentemperatuur
WAARSCHUWING
Ook bij temperaturen boven +3 

Page:   < prev 1-10 ... 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 ... 310 next >