BMW X5 M 2017 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 151 of 302

'yBij dicht achter het voorliggende voertuig
rijden.'yBij sterk tegenlicht.'yAls de voorruit voor de binnenspiegel bej slagen, verontreinigd of door stickers, vigjnetten enz. bedekt is.'yTijdens de kalibratieprocedure van de caj
mera direct na aflevering van de auto.
Rijstrookwisselmelding
Principe
Twee radarsensoren in de achterbumper bej
waken vanaf ca. 20 km/h de ruimte achter en
naast de auto.
Bij enkele uitrustingen zijn de radarsensor
vanaf ca. 50 km/h actief.
Het systeem laat zien wanneer zich voertuigen in de dode hoek bevinden, pijl 1, of op de
naastgelegen rijstrook van achteren naderen,
pijl 2.
De lamp in de buitenspiegelbehuizing gaat gej
dimd branden.
Bij veranderen van rijbaan met ingeschakelde
richtingaanwijzer waarschuwt het systeem in
de eerder genoemde situaties.
Het lampje in de buitenspiegelbehuizing knipj
pert en het stuurwiel trilt.
Veiligheidsaanwijzing
WAARSCHUWING
Het systeem ontlast u niet van persoonj
lijke verantwoordelijkheid om de zichtomstanj
digheden en de verkeerssituatie juist in te
schatten. Er bestaat gevaar voor ongevallen.
Rijstijl aan de verkeerssituatie aanpassen. Verj
keerssituatie observeren en in de betreffende situaties actief ingrijpen.'

Page 152 of 302

BMW X6 M:
De radarsensoren bevinden zich in de achterjbumper.
In-/uitschakelen
Automatischinschakelen De waarschuwing rijbaan wisselen wordt opjnieuw automatisch geactiveerd na het vertrek,
als de functie bij het laatste motorstop ingej
schakeld was.
Handmatigin-/uitschakelen Toets kort indrukken:
'yHet menu naar de Intelligent Saj
fety-systemen wordt weergegej
ven. De systemen worden afhanj
kelijk van de individuele instelling
afzonderlijk uitgeschakeld.'yLED brandt oranje of dooft, afhankelijk van
de individuele instelling.
Er kunnen instellingen uitgevoerd worden. De
individuele instellingen worden opgeslagen
voor het momenteel gebruikte bestuurderj sprofiel.
Toets opnieuw indrukken:
'yAlle Intelligent Safety-systemen
worden ingeschakeld.'yDe LED brandt groen.
Toets lang indrukken:
'yAlle Intelligent Safety-systemen worden
uitgeschakeld.'yDe LED dooft.
Weergave
Lampinbuitenspiegelbehuizing
Vooralarm
De gedimde lamp in de buitenspiegelbehuizing geeft aan dat zich voertuigen in de dode hoek
bevinden of van achteren naderen.
Acutewaarschuwing Als de richtingaanwijzer wordt ingeschakeld
terwijl er zich een voertuig in het kritieke gej
bied bevindt, gaat het stuurwiel kort trillen en
begint de lamp in de buitenspiegelbehuizing
fel te knipperen.
De waarschuwing wordt beëindigd, als de richj tingaanwijzer wordt uitgeschakeld of als het
andere voertuig het kritieke gebied heeft verlaj
ten.
Kortopflitsen
Het kort opflitsen van het lampje bij het ontj
grendelen van de auto dient voor de zelftest
van het systeem.
Seite 152BedieningVeiligheid152
Online Edition for Part no. 01 40 2 976 179 - X/16

Page 153 of 302

Grenzenvanhetsysteem
Veiligheidsaanwijzing WAARSCHUWING
Het systeem kan in verband met de sysj
teemgrenzen onjuist of niet reageren. Er bej
staat kans op een ongeval of schade. De aanj
wijzingen over de grenzen van het systeem in
acht nemen en eventueel actief ingrijpen.'

Page 154 of 302

Bij het inschakelen van de snelheidslimietwordt mogelijk de dynamische stabiliteitsconj
trole DSC ingeschakeld.
Uitschakelen Toets op het stuurwiel indrukken.
Het systeem schakelt zich automatisch uit in
bijvoorbeeld de volgende situaties:'yBij het inschakelen van de achteruitverj
snelling.'yBij het afzetten van de motor.'yBij het inschakelen van de snelheidsregej ling.
De weergaven verdwijnen.
Snelheidslimietwijzigen
Tuimelschakelaar zo vaak naar boven of benej den drukken tot de gewenste snelheidslimiet is
ingesteld.
'yDrukken van de tuimelschakelaar tot het drukpunt verhoogt of verlaagt de sneljheidslimiet telkens met 1 km/h.'yDrukken op de tuimelschakelaar door het
drukpunt heen verhoogt of verlaagt de snelheidslimiet op het volgende tiental van
de km/h snelheidsmeter.
Als er tijdens de rit een snelheidslimiet wordt
ingesteld die onder de rijsnelheid ligt, rolt de
auto zolang uit tot de rijsnelheid onder de ingej stelde snelheidslimiet komt.
Overschrijdingvandesnelheidslimiet
De snelheidslimiet kan bewust worden overj schreden. In deze situatie wordt geen akoestijsche waarschuwing weergegeven.
Druk het gaspedaal volledig in om de ingejstelde snelheidslimiet bewust te overschrijden.
De beperking wordt automatisch weer geactij
veerd, zodra de actuele snelheid onder de inj gestelde snelheidslimiet komt.
Waarschuwingbijoverschrijdingvan
desnelheidslimiet
Optischewaarschuwing Bij het overschrijden van de ingestelde
snelheidslimiet knippert het controlej
lampje in het instrumentenpaneel, zoj
lang er harder wordt gereden dan de ingej stelde snelheidslimiet.
Akoestischewaarschuwing'yBij onbedoeld overschrijden van de ingejstelde snelheidslimiet is na circa 5 seconjden een signaal te horen.'yAls de snelheidslimiet tijdens de rit onderde rijsnelheid komt, is het signaal na circa30 seconden te horen.'yAls de snelheidslimiet bewust wordt overj
schreden door het gaspedaal volledig in te
drukken, is er geen signaal te horen.
Weergaveninhetinstrumentenpaneel
Markeringvandesnelheidslimiet
Weergave op snelheidsmeter:
'yMarkering brandt groen:
systeem is actief.'yMarkering brandt niet: sysj
teem is uitgeschakeld.Seite 154BedieningVeiligheid154
Online Edition for Part no. 01 40 2 976 179 - X/16

Page 155 of 302

Controlelampje'yControlelampje brandt: het sysj
teem is ingeschakeld.'yControlelampje knippert: de ingej
stelde snelheidslimiet wordt overj schreden.
Kortestatusweergave
Korte weergave van de ingestelde snelj
heidslimiet.
Dynamischeremlichten
Principe Achteropkomende verkeersdeelnemers worj
den door het knipperen van de remlichten voor
een noodremsituatie gewaarschuwd. Daardoor
kan het gevaar van een botsing worden gerej
duceerd.
Algemeen
BMW X5 M:BMW X6 M:'yNormaal remmen: remlichten branden.'yHard remmen: remlichten knipperen.
Kort voor de stilstand wordt de waarschuj
wingsknipperlichtinstallatie geactiveerd.
Waarschuwingsknipperlichtinstallatie deactij
veren:
'yAccelereren.'yToets waarschuwingsknipperlichtinstallaj tie indrukken.
ActiveProtection
Algemeen
Het veiligheidspakket Active Protection bej staat uit van elkaar onafhankelijke systemen:
'yWaakzaamheidshulp.'yPreCrash.'yPostCrash.
Waakzaamheidshulp
Principe Het systeem kan toenemende onoplettendj
heid of vermoeidheid van de bestuurder bij lange eentonige ritten, bijv. op snelwegen, herjkennen. In deze situatie wordt aanbevolen omeen pauze in te lassen.
Seite 155VeiligheidBediening155
Online Edition for Part no. 01 40 2 976 179 - X/16

Page 156 of 302

VeiligheidsaanwijzingWAARSCHUWING
Het systeem ontlast u niet van de perj
soonlijke verantwoordelijkheid om uw lichamej lijke gesteldheid juist in te schatten. Toenej
mende onoplettendheid of vermoeidheid
worden mogelijk niet of niet op tijd herkend. Er
bestaat gevaar voor ongevallen. Erop letten dat
de bestuurder uitgerust en oplettend is. Rijstijl
aan de verkeerssituatie aanpassen.'

Page 157 of 302

FunctieNa het sluiten van de gordel worden de voorstegordels na het wegrijden eenmalig automajtisch strakgetrokken.
In kritische rijsituaties worden de volgende afj
zonderlijke functies actief, afhankelijk van de behoefte:'yDe voorste gordels worden automatisch
voorgespannen.'yAutomatisch sluiten van de ruiten.'yAutomatisch sluiten van het glazen dak.'yBij comfortstoel: automatische positionej
ring van de rugleuning van de passagiersj
stoel.
Na een kritieke rijsituatie zonder ongeval worj den de voorste gordels weer losser gemaakt. Alle andere systemen kunnen weer in de gejwenste instelling gebracht worden.
Als de gordelspanning niet automatisch losser
wordt, moet u stoppen en de gordel met de
rode toets in het slot openen. Alvorens verder
te rijden, de gordel opnieuw sluiten.
PostCrash
Principe
Het systeem kan de auto in bepaalde ongevalj situaties zonder ingreep van de bestuurder auj
tomatisch tot stilstand brengen. Het risico van
nog een botsing en de gevolgen daarvan kan
daardoor verlaagd worden.
Autosterkerafremmen
In bepaalde situaties kan het nodig zijn de auto sneller tot stilstand te brengen.
Daartoe moet bij het indrukken van het rempej
daal gedurende korte tijd een hogere remdruk
uitgeoefend worden dan door het automatisch
remmen het geval is. Het automatisch afremj
men wordt daardoor afgebroken.
Automatischremmenafbreken
In bepaalde situaties kan het nodig zijn het auj
tomatisch remmen af te breken, bijvoorbeeld voor een uitwijkmanoeuvre.
Automatisch remmen afbreken:'yDoor het indrukken van het rempedaal.'yDoor het indrukken van het gaspedaal.
Bijstilstand Na het bereiken van de stilstand wordt de rem
automatisch gelost.
Seite 157VeiligheidBediening157
Online Edition for Part no. 01 40 2 976 179 - X/16

Page 158 of 302

RijstabiliteitsregelsystemenUitrustingvandeauto
In dit hoofdstuk worden alle standaard, landsj
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er worden daarom ook uitrustingen beschrevendie in een auto, bijvoorbeeld vanwege de
landspecifieke of gekozen speciale uitrusting
niet beschikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligj heidsrelevante functies en systemen. Bij gej
bruik van deze functies en systemen moeten
de geldende wetten en voorschriften worden
nageleefd.
AntiblokkeersysteemABS ABS voorkomt het blokkeren van de wielen tijjdens het remmen.
De bestuurbaarheid blijft ook bij noodstops bej
houden, daardoor wordt de actieve veiligheid verhoogd.
Het ABS is na het starten van de motor bej drijfsklaar.
Remassistent
Bij snel intrappen van het rempedaal veroorj
zaakt dit systeem automatisch een zo hoog mogelijke rembekrachtiging. De remweg wordt
bij noodstops derhalve zo kort mogelijk gehouj
den. Hierbij wordt eveneens gebruik gemaakt
van de voordelen van het ABS.
Het rempedaal ingetrapt houden zolang remj
men noodzakelijk is.Wegrijassistent
Principe Het systeem ondersteunt bij het hellingopjwaarts wegrijden. Gebruik van de parkeerremis hiervoor niet vereist.
Wegrijdenmetwegrij-assistent1.Auto met rempedaal op zijn plaats houden.2.Rempedaal loslaten en vlot wegrijden.
Na het loslaten van het rempedaal wordt de auto gedurende circa 2 seconden op zijnplaats gehouden.
Naargelang de belading kan de auto soms een klein stukje achteruitrollen.
Naargelang de belading of bij rijden met aanj
hangwagen kan de auto soms een klein stukje
achteruitrollen.
DynamicPerformance
ControlDPC
De Dynamic Performance Control verhoogt zoj
wel de souplesse van de auto als de koersstaj biliteit.
Het systeem zorgt voor een traploze verdeling van de aandrijfkoppels over de beide achterj wielen.
Naargelang de situatie wordt het aandrijfkopj pel verplaatst van het wiel aan de binnenzijde
van de bocht naar het wiel aan de buitenzijde,
of omgekeerd.
Om de wendbaarheid te verhogen, wordt bij een sportieve rijstijl het achterwiel aan de buij
tenzijde van de bocht versneld.
Er wordt directer gereageerd op het sturen, tej
gelijk wordt de neiging tot ondersturen van de
vierwielaandrijving gereduceerd.
Seite 158BedieningRijstabiliteitsregelsystemen158
Online Edition for Part no. 01 40 2 976 179 - X/16

Page 159 of 302

Bij de neiging tot oversturen werkt het sysj
teem stabiliserend, door het achterwiel aan de
binnenzijde van de bocht te versnellen.
Het systeem verbetert de tractie op voelbare wijze en verhoogt tegelijk de rijveiligheid, metname op bestratingen met wisselende wrijjvingswaarden.
MDrive Principe
Individuele instellingen kunnen in twee vooraf
opgeslagen configuraties voor de auto aangej
bracht worden.
Bij het starten van de motor is standaard een efficiënte autotoestand actief. M Drive is gej
deactiveerd.
Algemeen
Configuraties De configuraties zijn als volgt vooraf opgeslaj
gen:'y"M Drive 1": ontspannen comfortabel rijj den.'y"M Drive 2": sportief dynamisch rijden.
Instelmogelijkheden
SymboolBetekenis "DSC"Dynamische stabiliteitsj
controle DSC, zie paj
gina 160, en M Dynamic
Mode MDM. "Motor"Programma's van de
M Motordynamiekcontrole,
zie pagina 103. "Onderstel"Programma's van de Vertij
cal Dynamic Control, zie
pagina 164.SymboolBetekenis
"Stuurinricht."Programma's van Servotroj
nic, zie pagina 164.
"Transmissie"Drivelogic, zie pagina 101:
schakelmodi en Drivelogic-
rijprogramma's. "Head-up
displ."Aanzichten van het Head-
Up Display, zie pagina 120.
MDriveconfigureren
De vooraf opgeslagen configuraties kunnen inj
dividueel ingesteld worden.
Op het Control Display:
1."Mijn auto"2."M Drive 1" of "M Drive 2"3.Gewenste instelmogelijkheid selecteren.4.Gewenst programma selecteren.
De individuele instellingen voor het momenteel gebruikte profiel worden opgeslagen.
Bij geactiveerde M Drive wordt een verandej ring van de instelling op het Control Display dij
rect overgenomen.
MDriveactiveren/deactiveren
Activeren Overeenkomstige toets op het stuurwiel inj
drukken:
'yM Drive 1 activeren.'yM Drive 2 activeren.
Als in M Drive DSC OFF of MDM ingesteld is, verschijnt een melding op het instrumentenpaj
neel. Deze melding door opnieuw indrukken
van de toets bevestigen.
Uitschakelen
Overeenkomstige toets op het stuurwiel opj
nieuw indrukken.
Seite 159RijstabiliteitsregelsystemenBediening159
Online Edition for Part no. 01 40 2 976 179 - X/16

Page 160 of 302

Controlelampjes'yControlelampje brandt: overeenj
komstige M Drive is geactiveerd.'yControlelampje knippert: M Drive
kon niet geactiveerd worden. Antij blokkeersysteem ABS of Dynamijsche stabiliteitscontrole DSC zijn
net de rijstabiliteit aan het regelen.
M Drive opnieuw activeren, als conj trolelampje niet meer knippert.
MDriveinstellingviatoetsen
Bij geactiveerde M Drive kunnen ook afzonderj lijke instellingen buiten M Drive veranderd worjden, bijvoorbeeld via de toetsen op de middenjconsole. Daardoor wordt M Drive
gedeactiveerd.
Om weer alle op het Control Display aangej
brachte instellingen voor M Drive te activeren, een van de volgende toetsen kort indrukken:
'y'y
Om de veranderde instellingen in M Drive overte nemen, overeenkomstige toets lang indrukj
ken.
MDriveresettenIndividuele instellingen kunnen naar standaard
waarden gereset worden.
1."Mijn auto"2."M Drive 1" of "M Drive 2"3."M1 terugzetten" of "M2 terugzetten"4."OK"
Om het resetten af te breken: "Annuleren"
Dynamische
stabiliteitscontroleDSC
Principe Binnen hetgeen volgens de wetten van de najtuurkunde mogelijk is helpt het systeem door
vermindering van het motorvermogen en rej
mingrepen aan de afzonderlijke wielen de
koersstabiliteit van auto te handhaven.
Algemeen
De dynamische stabiliteitscontrole herkent bijv. de volgende instabiele rijtoestanden:'yUitbreken van de achterzijde van de auto, wat tot oversturen kan leiden.'yGripverlies van de voorwielen, wat tot onj
dersturen kan leiden.
Veiligheidsvoorschriften
WAARSCHUWING
Het systeem ontlast u niet van persoonj
lijke verantwoordelijkheid om de verkeerssituaj tie juist in te schatten. Wegens systeembeperjkingen kan het systeem niet in alle
verkeerssituaties zelfstandig op gepaste wijze
reageren. Er bestaat gevaar voor ongevallen.
Rijstijl aan de verkeerssituatie aanpassen. Verj
keerssituatie observeren en in de betreffende situaties actief ingrijpen.'

Page:   < prev 1-10 ... 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 181-190 191-200 ... 310 next >