BMW X6 2016 Instructieboekjes (in Dutch)
Page 61 of 302
Activeren1. Schakelaar in positie buitenspiegel
bestuurderskant schuiven.2.Keuzehendelstand R inschakelen.
Bij trekken van een aanhanger is de stoeprand‐
automaat uitgeschakeld.
Uitschakelen
Schakelaar in positie buitenspiegel bijrijders‐
kant schuiven.
In- en uitklappen ATTENTIE
Vanwege de breedte van de auto kan
deze in wasstraten worden beschadigd. Er be‐
staat gevaar voor schade. Voor het wassen de
spiegels met de hand of met de toets inklap‐
pen.◀
Toets indrukken.
Mogelijk tot ca. 20 km/h.
Het in- en uitklappen van de spiegels is in de
volgende situaties handig:
▷In wasstraten.▷In nauwe straten.▷Om handmatig ingeklapte spiegels weer
terug te klappen.
Ingeklapte spiegels klappen bij ca. 40 km/h au‐
tomatisch uit.
Automatische verwarming
Beide buitenspiegels worden automatisch ver‐
warmd als de motor draait.
Automatisch dimmend
Beide buitenspiegels worden automatisch ge‐
dimd. Voor de regeling worden fotocellen in de
binnenspiegel, zie pagina 61, gebruikt.
Binnenspiegel, automatisch dimmend
Overzicht
Voor de dimfunctie zitten er fotocellen:
▷In het spiegelglas.▷Aan de achterzijde van de spiegel.
Voorwaarden voor een correcte
werking
▷Fotocellen schoonhouden.▷Gebied tussen binnenspiegel en voorruit
niet bedekken.
Stuurwiel
Opmerking WAARSCHUWING
Door het instellen van het stuurwiel tij‐
dens het rijden kunnen onverwachte stuurbe‐
wegingen optreden. U kunt de controle over de
auto verliezen. Er bestaat gevaar voor ongeval‐
len. Het stuurwiel alleen instellen als de auto
stilstaat.◀
Seite 61InstellenBediening61
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 029 - X/15
Page 62 of 302
Handmatige stuurkolominstelling1.Hendel naar beneden klappen.2.Stuurwiel in langsrichting en hoogte aan‐
passen aan de stoelpositie.3.Hendel weer terugdrukken.
Elektrische stuurkolominstelling
Instellen
Stuurkolom kan in vier richtingen worden inge‐
steld.
Stand opslaan
Stoel-, spiegel- en stuurkolomgeheugen, zie
pagina 59.
Stuurwielverwarming
Overzicht
Stuurwielverwarming
In-/uitschakelen Toets indrukken.
▷Aan: LED brandt.▷Uit: LED dooft.Seite 62BedieningInstellen62
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 029 - X/15
Page 63 of 302
Kinderen veilig vervoerenUitrusting van de autoIn dit hoofdstuk worden alle standaard, lands‐
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er
worden daarom ook uitrustingen beschreven
die in een auto, bijv. vanwege de landspeci‐fieke of gekozen speciale uitrusting niet be‐
schikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsre‐
levante functies en systemen. Bij gebruik van
deze functies en systemen moeten de in het
land geldende voorschriften worden nage‐
leefd.
De juiste plaats voor kinderen
Opmerking
WAARSCHUWING
Kinderen of dieren die zonder toezicht in
de auto worden achtergelaten kunnen de auto
in beweging zetten en zichzelf of het verkeer in
gevaar brengen, bijv. door de volgende hande‐
lingen:▷Indrukken van de start/stop-knop.▷Parkeerrem vrijzetten.▷Portieren of ruiten openen en sluiten.▷Keuzehendelstand N inschakelen.▷Uitrustingen van de auto bedienen.
Er bestaat gevaar voor ongevallen of kans op
letsel. Kinderen of dieren niet zonder toezicht
in de auto laten. Bij het verlaten van de auto de
afstandsbediening meenemen en de auto ver‐
grendelen.◀
Geschikte zitplaatsen
Informatie over de bruikbaarheid van met vei‐
ligheidsgordels bevestigde kinderzitjes - con‐
form norm ECE-R 16: GroepGewicht van
het kindLeeftijd bij be‐
naderingPassagiers‐
stoel – a, b)Achterbank,
buiten – c)Achterbank,
midden0Tot 10 kgTot 9 maan‐
denUUX0+Tot 13 kgTot 18 maan‐
denUUXI9 – 18 kgTot 4 jaarUUXII15 – 25 kgTot 7 jaarUUXSeite 63Kinderen veilig vervoerenBediening63
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 029 - X/15
Page 64 of 302
GroepGewicht van
het kindLeeftijd bij be‐
naderingPassagiers‐
stoel – a, b)Achterbank,
buiten – c)Achterbank,
middenIII22 – 36 kgVanaf 7 jaarUUXU: geschikt voor kinderveiligheidssystemen in de universele categorie die voor toepassing in
deze gewichtsgroep geschikt zijn.
X: niet geschikt voor kinderveiligheidssystemen in de universele categorie die voor toepassing in
deze gewichtsgroep geschikt zijn.
a) Alleen als de passagiersairbags uitgeschakeld zijn.
b) De lengteverstelling van de passagiersstoel aanpassen en, indien mogelijk, in de hoogste
stand zetten om een optimale ligging van de veiligheidsgordel te verkrijgen.
c) Bij gebruik van kinderzitjes op de achterbank evt. de lengte-instelling van de voorstoel aan‐
passen.Kinderen altijd achterin
WAARSCHUWING
Kinderen kleiner dan 150 cm kunnen de
veiligheidsgordel zonder geschikte aanvul‐
lende veiligheidssystemen niet correct dragen.
De beschermende werking van de veiligheids‐
gordels kan beperkt zijn of wegvallen als deze
verkeerd worden gedragen. Een verkeerd ge‐
dragen veiligheidsgordel kan extra letsel ver‐
oorzaken, bijv. bij een ongeval of bij rem- en
uitwijkmanoeuvres. Er bestaat kans op letsel of
levensgevaar. Personen kleiner dan 150 cm
vastzetten in geschikte veiligheidssystemen.◀
Ongevallenanalyse toont aan dat de achter‐
bank de veiligste plek is voor kinderen.
Kinderen jonger dan 12 jaar of kleiner dan
150 cm alleen achterin vervoeren in geschikte
kinderveiligheidssystemen die zijn afgestemd
op hun leeftijd, gewicht en lengte.
Kinderen op de bijrijdersstoel
Bij gebruik van een kinderveiligheidssysteem
op de passagiersstoel erop letten dat front- en
zij-airbag aan passagierszijde uitgeschakeld
zijn. De deactivering van de passagiersairbag
kan alleen met de Spiegelomschakelaar sleu‐
telschakelaar voor de passagiersairbag, zie pa‐
gina 115, worden uitgevoerd.Opmerking
WAARSCHUWING
Niet-uitgeschakelde passagiersairbags
kunnen bij het activeren een kind in een kin‐
derveiligheidssysteem verwonden. Er bestaat
kans op letsel. Erop letten dat de passagiers‐
airbags uitgeschakeld zijn en het controle‐
lampje PASSENGER AIRBAG OFF brandt.◀
WAARSCHUWING
Bij een verkeerde stoelinstelling of on‐
juiste montage van het kinderzitje is de stabili‐
teit van het kinderveiligheidssysteem vermin‐
derd of volledig afwezig. Er bestaat kans op
letsel of levensgevaar. Erop letten dat het kin‐
derveiligheidssysteem strak tegen de leuning
aan ligt. Bij alle betreffende rugleuningen zo
mogelijk de rugleuninghoek aanpassen en de
stoelen correct instellen. Erop letten dat de
stoelen en de leuningen correct vergrendeld
zijn. Indien mogelijk de hoogte van de hoofd‐
steunen aanpassen of deze verwijderen.◀Seite 64BedieningKinderen veilig vervoeren64
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 029 - X/15
Page 65 of 302
Montage van
veiligheidssystemen voor
kinderen
Veiligheidssystemen voor kinderen Voor elke leeftijds- en gewichtsklasse zijn bij
een Service Partner van de fabrikant of een an‐
dere gekwalificeerde Service Partner of speci‐
alist geschikte kinderveiligheidssysteem ver‐
krijgbaar.
Aanwijzingen Bij het kiezen, inbouwen en gebruiken van kin‐
derveiligheidssystemen de informatie van de
fabrikant van het kinderveiligheidssysteem in
acht nemen.
WAARSCHUWING
Bij beschadigde of door een ongeval
zwaarbelaste kinderveiligheidssystemen inclu‐
sief de bevestigingssystemen kan de bescher‐
mende werking daarvan verminderd of volledig
afwezig zijn. Een kind kan bijv. bij een ongeval of bij rem- en uitwijkmanoeuvres niet vol‐
doende worden opgevangen. Er bestaat kans
op letsel of levensgevaar. Beschadigde of bij
een ongeval zwaarbelaste kinderveiligheids‐
systemen inclusief de bevestigingssystemen
door de Service Partner van de fabrikant of een
andere gekwalificeerde Service Partner of spe‐
cialist laten controleren en eventueel vervan‐
gen.◀
WAARSCHUWING
Bij een verkeerde stoelinstelling of on‐
juiste montage van het kinderzitje is de stabili‐
teit van het kinderveiligheidssysteem vermin‐
derd of volledig afwezig. Er bestaat kans op
letsel of levensgevaar. Erop letten dat het kin‐
derveiligheidssysteem strak tegen de leuning
aan ligt. Bij alle betreffende rugleuningen zo
mogelijk de rugleuninghoek aanpassen en de
stoelen correct instellen. Erop letten dat de
stoelen en de leuningen correct vergrendeldzijn. Indien mogelijk de hoogte van de hoofd‐
steunen aanpassen of deze verwijderen.◀
Op de bijrijdersstoel
Airbags deactiveren WAARSCHUWING
Niet-uitgeschakelde passagiersairbags
kunnen bij het activeren een kind in een kin‐
derveiligheidssysteem verwonden. Er bestaat
kans op letsel. Erop letten dat de passagiers‐
airbags uitgeschakeld zijn en het controle‐
lampje PASSENGER AIRBAG OFF brandt.◀
Alvorens een veiligheidssysteem voor kinde‐
ren op de passagiersstoel te monteren, moe‐
ten de voor- en zij-airbag aan passagierszijde
worden uitgeschakeld.
Passagiersairbags met sleutelschakelaar deac‐
tiveren, zie pagina 115.
Naar achteren gerichte
kinderveiligheidssystemen
GEVAAR
Niet-uitgeschakelde passagiersairbags
kunnen bij het activeren een kind in een naar
achteren gericht kinderveiligheidssysteem do‐
delijk verwonden. Er bestaat kans op letsel of
levensgevaar. Erop letten dat de passagiersair‐
bags uitgeschakeld zijn en het controlelampje
PASSENGER AIRBAG OFF brandt.◀
De aanwijzing op de zonneklep aan de passa‐
gierszijde in acht nemen.
Seite 65Kinderen veilig vervoerenBediening65
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 029 - X/15
Page 66 of 302
Stoelpositie en -hoogteVoor de montage van een universeel kindervei‐
ligheidssysteem de passagiersstoel in de ach‐
terste stand en, indien mogelijk, in de bovenste
stand brengen, om een zo goed mogelijke lig‐
ging van de gordel en bescherming bij een on‐
geval te bereiken.
Als het bovenste bevestigingspunt van de gor‐
del zich vóór de gordelgeleiding van het kin‐
derzitje bevindt, de passagiersstoel voorzichtignaar voren duwen tot de best mogelijke gelei‐ ding van de gordel wordt bereikt.
Rugleuningbreedte
Bij instelbare rugleuningbreedte: voor mon‐
tage van een veiligheidssysteem voor kinderen
op de passagiersstoel de rugleuningbreedte
op maximaal zetten. De rugleuningbreedte niet
meer wijzigen en geen geheugenpositie meer
oproepen.
Kinderzitjesbevestiging ISOFIX
Opmerking
Voor het aanbrengen en gebruiken van ISO‐
FIX-kinderveiligheidssystemen de bedienings-en veiligheidsaanwijzingen van de fabrikant
van het kinderveiligheidssysteem opvolgen.
Geschikte ISOFIX kinderveiligheidssystemen
GroepGewicht van het
kindLeeftijd bij
benaderingKlasse/categorie
– a)Passa‐
giers‐
stoelAchterbank,
buitenste
zitplaatsenAchter‐
bank,
middenBabydraagtasF - ISO/L1
G - ISO/L2X
XIL
ILX
X0Tot 10 kgca. 9 maan‐
denE - ISO/R1XILX0+Tot 13 kgca. 18 maan‐
denE - ISO/R1
D - ISO/R2
C - ISO/R3X
X
XIL
IL
ILX
X
XI9 - 18 kgTot ca. 4 jaarD - ISO/R2
C - ISO/R3
B - ISO/F2
B1 - ISO/F2X
A - ISO/F3X
X
X
X
XIL
IL
IL, IUF
IL, IUF
IL, IUFX
X
X
X
XIL: de stoel is met inachtneming van de bij het kinderzitje gevoegde automodellenlijst geschikt
voor de inbouw van een ISOFIX-kinderzitje van de categorie Semi-Universal.IUF: de stoel is geschikt voor inbouw van een ISOFIX-kinderzitje met de goedkeuring Universal
en bevestiging met de bevestigingsgordel TOP TETHER.Seite 66BedieningKinderen veilig vervoeren66
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 029 - X/15
Page 67 of 302
GroepGewicht van het
kindLeeftijd bij
benaderingKlasse/categorie
– a)Passa‐
giers‐
stoelAchterbank,
buitenste
zitplaatsenAchter‐
bank,
middenX: de stoel is niet met bevestigingspunten voor het ISOFIX-systeem uitgerust of goedgekeurd.a) Bij toepassing van kinderzitjes op de achterbank evt. de lengte-instelling van de voorstoel
aanpassen.Bevestigingen voor onderste ISOFIX- verankeringen
Opmerking WAARSCHUWING
Als de ISOFIX-kinderveiligheidssyste‐
men niet correct vergrendeld zijn, kan de be‐
schermende werking van de ISOFIX-kindervei‐
ligheidssystemen verminderd zijn. Er bestaat
kans op letsel of levensgevaar. Erop letten dat
de onderste verankering correct vergrendeld is
en dat het ISOFIX-kinderveiligheidssysteem
strak tegen de leuning aan ligt.◀
Positie Het desbetreffende symbool toont de
bevestigingen voor de onderste ISOFIX
verankeringen.
Bevestigingspunten voor de onderste ISOFIX-
verankeringen zijn achter de stoelbekleding
tussen rugleuning en zitting te vinden.
De ritssluiting openen om toegang te krijgen
tot de verankeringen.
Voor montage van ISOFIX-
kinderveiligheidssystemen
De gordel uit het gebied van de kinderstoelbe‐
vestiging wegtrekken.
Montage van ISOFIX-
kinderveiligheidssystemen1.Kinderveiligheidssysteem monteren, zie de
aanwijzingen van de fabrikant.2.Erop letten dat de beide ISOFIX-veranke‐
ringen correct vergrendeld zijn.
Bovenste ISOFIX bevestigingsriem
Bevestigingspunten Dit symbool geeft het bevestigingspunt
voor de bovenste bevestigingsriem
aan.
Voor de bovenste bevestigingsriem van ISO‐
FIX-kinderzitjes zijn er twee bevestigingspun‐
ten.
Seite 67Kinderen veilig vervoerenBediening67
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 029 - X/15
Page 68 of 302
OpmerkingATTENTIE
De bevestigingspunten voor de bovenste
bevestigingsriemen van een kinderveiligheids‐
systeem zijn alleen bedoeld voor deze bevesti‐
gingsriemen. Bij het bevestigen van andere
voorwerpen kunnen de bevestigingspunten
worden beschadigd. Er bestaat gevaar voor
schade. Alleen kinderveiligheidssystemen aan
de bovenste bevestigingsriemen bevestigen.◀
Geleiding van de bevestigingsriem WAARSCHUWING
Bij verkeerd gebruik van de bovenste be‐
vestigingsriem van een kinderveiligheidssys‐
teem kan de beschermende werking vermin‐
derd zijn. Er bestaat kans op letsel. Erop letten
dat de bovenste bevestigingsriem niet over
scherpe randen of gedraaid naar het bovenste
bevestigingspunt wordt geleid.◀1Rijrichting2Hoofdsteun3Haak van bovenste bevestigingsriem4Bevestigingspunt/-oog5Rugleuning6Bovenste bevestigingsriemBovenste bevestigingsriem op
bevestigingspunt aanbrengen1.Bovenste bevestigingsriem over de hoofd‐
steun leiden.2.Bevestigingsriem evt. tussen rugleuning
en afdekking bagageruimte door halen.3.Haken van de bevestigingsriem in het be‐
vestigingsoog bevestigen.4.Bevestigingsriem strak omlaag trekken.
Beveiliging van portieren en
ruiten achterin
Achterportieren
Vergrendelingshendel aan de achterportieren
naar boven schuiven.
Het betreffende portier kan alleen van buitenaf
worden geopend.
Veiligheidsschakelaar voor achterin Toets van het bestuurdersportier in‐
drukken.
LED licht bij ingeschakelde veiligheidsfunctie.
Verschillende functies worden geblokkeerd en
kunnen achterin niet worden bediend, Veilig‐ heidsschakelaar. Veiligheidsschakelaar, zie pa‐
gina 48.
Seite 68BedieningKinderen veilig vervoeren68
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 029 - X/15
Page 69 of 302
RijdenUitrusting van de auto
In dit hoofdstuk worden alle standaard, lands‐
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er
worden daarom ook uitrustingen beschreven
die in een auto, bijv. vanwege de landspeci‐
fieke of gekozen speciale uitrusting niet be‐
schikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsre‐
levante functies en systemen. Bij gebruik van
deze functies en systemen moeten de in het
land geldende voorschriften worden nage‐
leefd.
Start/stop-knop Principe Door indrukken van de start/
stop-knop wordt het contact in-
of uitgeschakeld en wordt de
motor gestart.
De motor start als bij het indruk‐
ken van de start/stop-knop het rempedaal
wordt ingedrukt.
Contact aan Start/stop-knop indrukken, rem daarbij niet in‐
drukken.
Alle systemen zijn gebruiksklaar.
De controle- en waarschuwingslampjes op het
instrumentenpaneel branden niet allemaal
even lang.
Bij afgezette motor het contact en niet-beno‐
digde stroomverbruikers uitschakelen om
leeglopen van de accu te voorkomen.
Contact uit
Start/stop-knop opnieuw indrukken, rem daar‐
bij niet indrukken.Alle controlelampjes in het instrumentenpa‐
neel doven.
Bij afgezette motor het contact en niet-beno‐
digde stroomverbruikers uitschakelen om
leeglopen van de accu te voorkomen.
Aanwijzingen Bij het uitschakelen van het contact wordt au‐
tomatisch keuzehendelstand P ingeschakeld,
als keuzehendelstand D of R ingeschakeld is.
Het contact wordt bij stilstaande auto en afge‐
zette motor onder de volgende omstandighe‐
den automatisch uitgeschakeld:▷Bij het vergrendelen, ook bij ingeschakeld
dimlicht.▷Kort voordat de accu ontladen raakt, zodat
het starten van de motor nog mogelijk is.▷Bij het openen of sluiten van het bestuur‐
dersportier, wanneer de veiligheidsgordel
van de bestuurder is afgedaan en het dim‐
licht is uitgeschakeld.▷Bij het afdoen van de veiligheidsgordel van
de bestuurder, wanneer het bestuurders‐
portier is geopend en het dimlicht is uitge‐
schakeld.
Na ca. 15 minuten zonder verdere bediening
wordt van dimlicht op stadslicht omgescha‐
keld.
Standby-modus van de radio
Standby-modus van de radio activeren: bij
draaiende motor de start/stop-knop indrukken.
Een aantal stroomverbruikers blijft gebruiks‐
klaar.
De standby-modus van de radio wordt in de
volgende situaties automatisch uitgeschakeld:
▷Na ca. 8 minuten.▷Bij het vergrendelen van de auto met de
centrale vergrendeling.Seite 69RijdenBediening69
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 029 - X/15
Page 70 of 302
▷Kort voordat de accu ontladen raakt, zodat
het starten van de motor nog mogelijk is.
De standby-modus van de radio blijft inge‐
schakeld als het contact bijv. wegens de vol‐
gende redenen automatisch wordt uitgescha‐
keld:
▷Openen en sluiten van het bestuurderspor‐
tier.▷Bij het afdoen van de veiligheidsgordel.▷Bij automatisch omschakelen van het dim‐
licht naar stadslicht.
Bij afgezette motor en ingeschakeld contact
wordt de radio bij het openen van het portier
automatisch in stand-by geschakeld, als het
licht uitgeschakeld is, of met specifieke uitrus‐
ting, de dagrijverlichting ingeschakeld is.
Starten van de motor Aanwijzingen GEVAAR
Bij een geblokkeerde uitlaatpijp of onvol‐
doende ventilatie kunnen uitlaatgassen in de
auto binnendringen, die schadelijk voor de ge‐
zondheid zijn. In het uitlaatgas bevindt zich het
kleur- en reukloze, maar giftige koolmonoxide. In gesloten ruimten kunnen de uitlaatgassen
zich ook buiten de auto ophopen. Er bestaat
levensgevaar. De uitlaatpijp vrijhouden en voor
voldoende ventilatie zorgen.◀
WAARSCHUWING
Een onbeveiligde auto kan vanzelf in be‐
weging komen en wegrollen. Er bestaat gevaar
voor ongevallen. De auto voor het verlaten te‐
gen wegrollen beveiligen.
Om ervoor te zorgen dat de auto tegen wegrol‐
len beveiligd is, het volgende in acht nemen:
▷Parkeerrem bedienen.▷Op hellingen de voorwielen in de richting
van de stoeprand draaien.▷Op hellingen de auto extra beveiligen, bijv.
met een wielkeg.◀
ATTENTIE
Bij herhaaldelijke startpogingen of het
meerdere malen starten kort achter elkaar
wordt de brandstof niet of onvoldoende ver‐
brand. De katalysator kan oververhit raken. Er
bestaat gevaar voor schade. Meerder malen
kort achter elkaar starten vermijden.◀
Dieselmotor
Bij koude motor en temperaturen onder ca.
0 ℃ kan het starten door automatisch voor‐
gloeien iets worden vertraagd.
Er wordt een Check-Control-melding weerge‐
geven.
Steptronic versnellingsbakMotor starten
1.Rempedaal intrappen.2.Start/stop-knop indrukken.
Het starten verloopt enige tijd automatisch en
wordt beëindigd zodra de motor gestart is.
Afzetten van de motor
Aanwijzingen WAARSCHUWING
Kinderen of dieren die zonder toezicht in
de auto worden achtergelaten kunnen de auto
in beweging zetten en zichzelf of het verkeer in
gevaar brengen, bijv. door de volgende hande‐
lingen:
▷Indrukken van de start/stop-knop.▷Parkeerrem vrijzetten.▷Portieren of ruiten openen en sluiten.▷Keuzehendelstand N inschakelen.▷Uitrustingen van de auto bedienen.Seite 70BedieningRijden70
Online Edition for Part no. 01 40 2 966 029 - X/15