BMW X6 M 2017 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 131 of 300

Grenzenvanhetsysteem
De grootlichtassistent is eventueel alleen bej
perkt beschikbaar.
De adaptieve bochtverlichting is eventueel alj
leen beperkt beschikbaar.
Instrumentenverlichting Voorwaardenvooreencorrecte
werking
Voor de instelling van de lichtsterkte moet het
stads- of dimlicht ingeschakeld zijn.
Instellen De lichtsterkte kan met de gej
kartelde knop worden ingesteld.
Interieurverlichting
Algemeen
Afhankelijk van de uitvoering worden de interij eurverlichting, de beenruimteverlichting en deomgevingsverlichting automatisch aangej
stuurd.
De helderheid wordt bij enkele uitrustingsvarij anten door de gekartelde knop voor de instruj
mentenverlichting beïnvloed.Overzicht1Interieurverlichting2Leeslampjes
Interieurverlichtingin-/uitschakelen
Toets indrukken.
Permanent uitschakelen: toets circa 3 seconj
den ingedrukt houden.
Leeslampjesin-/uitschakelen Toets indrukken.
Afhankelijk van de uitrusting bevinden de leesj lampjes zich voor- en achterin naast de interij
eurverlichting.
Sfeerverlichting
Algemeen
Afhankelijk van de uitvoering kan de verlichting
in het interieur voor enkele lampen worden inj gesteld.
Kleurschemaselecteren
Via iDrive:
1."Mijn auto"2."Auto instellingen"3."Verlichting"4."Interieurverlichting"5."Lichtdesign"6.Gewenste instelling selecteren.Seite 131VerlichtingBediening131
Online Edition for Part no. 01402978535 - II/17

Page 132 of 300

Om de sfeerverlichting te deactiveren: "Uit".Helderheidinstellen
Via iDrive:1."Mijn auto"2."Auto instellingen"3."Verlichting"4."Interieurverlichting"5."Helderheid"6.Helderheid instellen.Seite 132BedieningVerlichting132
Online Edition for Part no. 01402978535 - II/17

Page 133 of 300

VeiligheidUitrustingvandeauto
In dit hoofdstuk worden alle standaard, landsj
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er worden daarom ook uitrustingen beschrevendie in een auto, bijvoorbeeld vanwege delandspecifieke of gekozen speciale uitrusting
niet beschikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligj heidsrelevante functies en systemen. Bij gej
bruik van deze functies en systemen moeten
de geldende wetten en voorschriften worden
nageleefd.
Airbags
1Frontairbag, bestuurder2Frontairbag, passagier3Hoofdairbag4Zij-airbagVoor-airbags
De voor-airbags beschermen de bestuurder en
de passagier bij een frontale aanrijding waarbij
de beschermende werking van de veiligheidsj
gordels alleen niet meer voldoende is.Zij-airbag
De zij-airbag vangt bij een zijdelingse botsing
het lichaam op in de zijdelingse borst- en bekj
kenzone.
Hoofdairbag
De hoofdairbag vangt bij een zijdelingse botj sing het hoofd op.Seite 133VeiligheidBediening133
Online Edition for Part no. 01402978535 - II/17

Page 134 of 300

BeschermendewerkingDe airbags worden niet bij elke botsing ingejschakeld, bijv. niet bij minder ernstige aanrijj
dingen of aanrijdingen van achteren.
Aanwijzingenvooreenoptimale
beschermendewerkingvandeairbags
WAARSCHUWING
Bij een verkeerde zitpositie of als het acj
tiveringsgebied van de airbag wordt belemj merd, kan het airbagsysteem niet zoals bej
doeld beschermen en kan het activeren extra
letsel veroorzaken. Er bestaat kans op letsel of
levensgevaar. De aanwijzingen voor een optij
male beschermende werking van het airbagj
systeem in acht nemen.'

Page 135 of 300

CorrectewerkingBij het inschakelen van het contact
gaat het waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel kort branden; op
die wijze wordt weergegeven dat het volledige
airbagsysteem en de gordelspanners bedrijfsj
klaar zijn.
Storinginairbagsysteem'yWaarschuwingslampje gaat niet branden bij het inschakelen van de ontsteking.'yWaarschuwingslampje brandt permanent.
Sleutelschakelaarvoor
passagiersairbag
Algemeen
Front- en zij-airbag voor de passagier kunnen
met de geïntegreerde sleutel uit de afstandsj
bediening worden gedeactiveerd en opnieuw
geactiveerd.
Passagiersairbagsdeactiveren
1.Sleutel insteken en indien nodig aandrukj ken.2.Ingedrukt houden en tot de aanslag in de
stand OFF draaien. Aan de aanslag verwijj
deren.3.Erop letten dat de sleutelschakelaar in de eindstand staat, zodat de airbags gedeactijveerd zijn.
De passagiersairbags zijn uitgeschakeld. De
bestuurdersairbags blijven actief.
Als op de passagiersstoel geen kinderzitje
meer is gemonteerd, dan de passagiersairbags
opnieuw activeren zodat deze bij een ongeval zoals voorgeschreven in werking treden.
De status van de airbags wordt aangegeven
met het controlelampje passagiersairbags, zie
pagina 135.
Passagiersairbagsactiveren
1.Sleutel insteken en indien nodig aandrukj ken.2.Ingedrukt houden en tot de aanslag in de
stand ON draaien. Aan de aanslag verwijj deren.3.Erop letten dat de sleutelschakelaar in deeindstand staat, zodat de airbags geactij
veerd zijn.
De passagiersairbags zijn weer geactiveerd en treden in werking indien de situatie dit vereist.
Controlelampjepassagiersairbags
Het controlelampje van de passagiersairbag
geeft de status van de passagiersairbags aan.
Seite 135VeiligheidBediening135
Online Edition for Part no. 01402978535 - II/17

Page 136 of 300

Na het inschakelen van het contact gaat het
lampje kort branden, daarna geeft het aan of
de airbags geactiveerd of gedeactiveerd zijn.'yBij gedeactiveerde passaj
giersairbags brandt het conj
trolelampje voortdurend.'yBij geactiveerde passagiersj
airbags brandt het controlej
lampje niet.
Bandenspanningscontrole
RDC
Principe
Het systeem bewaakt de bandenspanning in de vier gemonteerde banden. Het systeem waarschuwt wanneer in een of meer bandende bandenspanning duidelijk lager is geworj
den. Daarvoor meten sensoren in de ventielen
van de banden de spanning en temperatuur
van de banden.
Algemeen
Voor de bediening van het systeem ook de
verdere gegevens en aanwijzingen onder Banj denspanning, zie pagina 238, in acht nemen.
Voorwaardenvooreencorrecte
werking
Voor het systeem moet bij juiste bandenspanj ning een reset worden uitgevoerd, anders is een betrouwbare melding van een spanningsjverlies niet gewaarborgd.
Na een aanpassing van de bandenspanning op een nieuwe waarde en na vervanging van eenband of wiel een reset van het systeem uitvoej
ren.
Altijd wielen met RDC-elektronica gebruiken,
zodat een storingsvrije werking van het sysj
teem is gewaarborgd.
Statusweergave
De status van het systeem kan op het Control Display worden weergegeven, bijv. of het sysj
teem actief is.
Via iDrive:1."Mijn auto"2."Autostatus"3. "Bandenspanningscontrole"
De actuele status wordt weergegeven.
Toestandvandeband
Algemeen
Op het Control Display wordt de status van de banden en het systeem weergegeven door de
kleur van de wielen en een tekst.
Allewielengroen Systeem is actief en gebruikt voor de waarjschuwing de laatste bandenspanning die is opj
geslagen bij de reset.
Eentotvierwielengeel
Er is sprake van een lekke band of een aanj
zienlijk spanningsverlies in de aangegeven
banden.
Wielengrijs
Spanningsverliezen kunnen evt. niet worden herkend.
Mogelijke oorzaken:
'yStoring.'yReset van het systeem werd uitgevoerd.
Extrainformatie
In de statusweergave worden bovendien de
actuele bandenspanning en modelspecifieke
bandentemperatuur weergegeven. De gej
toonde waarden zijn de huidige meetwaarden
en kunnen veranderen door het rijden of door
weersomstandigheden.
Seite 136BedieningVeiligheid136
Online Edition for Part no. 01402978535 - II/17

Page 137 of 300

Resetuitvoeren
Algemeen
In de volgende situaties moet er een reset worj
den uitgevoerd:'yNa een aanpassing van de bandenspanj ning.'yNa het verwisselen van een band of wiel.
Reset
Via iDrive:
1."Mijn auto"2."Autostatus"3. "Bandenspanningscontrole"4.Motor starten en niet wegrijden.5.Bandenspanning resetten: "Resetuitvoeren".6.Wegrijden.
De wielen worden in het grijs weergegeven ende status wordt getoond.
Na een korte tijd rijden met een snelheid boven
30 km/h worden de ingestelde bandenspanj
ningen overgenomen als voorgeschreven
waarden. De reset wordt tijdens het rijden auj
tomatisch afgesloten.
Na een succesvol afgesloten reset worden de
wielen op het Control Display groen weergej geven en "Bandenspanningscontrole (RDC)geactiveerd. Zie bandenspanningssticker."
wordt getoond.
De rit kan op ieder gewenst moment worden onderbroken. Het resetten wordt voortgezet
als u verder rijdt.
Meldingen
Algemeen
Bij melding van een lage bandenspanning wordt eventueel de dynamische stabiliteitsj controle DSC ingeschakeld.
Wanneercontrolevande
bandenspanningvereistis
Melding
Een symbool met een Check-Control-melding
verschijnt op het Control Display.Symj
boolMogelijke oorzakenHet systeem heeft de vervanging
van een wiel herkend, maar er is
geen reset uitgevoerd.Voor het systeem werd geen reset
uitgevoerd. Het systeem gebruikt
voor de waarschuwing de laatste
bandenspanningen die zijn opgej
slagen bij de reset.Het op spanning brengen werd niet
volgens de voorschriften uitgej
voerd.De bandenspanning is ten opzichte
van de laatste reset gedaald.
Maatregel
1.Bandenspanning regelmatig controleren en zo nodig corrigeren.2.Een reset van het systeem uitvoeren.
Bijtelagebandenspanning
Melding Een geel waarschuwingslampje in hetinstrumentenpaneel gaat branden.
Bovendien verschijnt een symbool met een
Check-Control-melding op het Control Disj
play.
Seite 137VeiligheidBediening137
Online Edition for Part no. 01402978535 - II/17

Page 138 of 300

Symj
boolMogelijke oorzakenEr is een bandenspanningsverlies geconstateerd.Voor het systeem werd geen reset
uitgevoerd. Het systeem gebruikt
voor de waarschuwing de laatste
bandenspanningen die zijn opgej
slagen bij de reset.
Maatregel
1.De snelheid verlagen en voorzichtig doorj rijden. Snelheid van 130 km/h niet meeroverschrijden.2.Bij de eerstvolgende gelegenheid, bijvoorj
beeld een tankstation, de bandenspanning in alle vier de banden controleren en zo nojdig corrigeren.3.Een reset van het systeem uitvoeren.
Bijsterkverliesvanbandenspanning
Melding Een geel waarschuwingslampje in het
instrumentenpaneel gaat branden.
Bovendien verschijnt een symbool met de bej
treffende band in een Check-Control-melding
op het Control Display.
Symj
boolMogelijke oorzakenEr is een lekke band of een band
met een aanzienlijk spanningsverj
lies aanwezig.Voor het systeem werd geen reset
uitgevoerd. Het systeem gebruikt
voor de waarschuwing de laatste
bandenspanningen die zijn opgej
slagen bij de resetMaatregel
Snelheid verminderen en voorzichtig stoppen.
Heftige rem- en stuurbewegingen vermijden.
Juistehandelwijzebijbandenpech1.Beschadigde band identificeren.
Daartoe de luchtdruk in alle vier banden controleren, bijvoorbeeld met de bandenj
spanningsmeter van een bandenreparatiej set.
Is de bandenspanning in alle vier de banj
den in orde, dan is voor de bandenspanj
ningscontrole waarschijnlijk geen reset uitj
gevoerd. In dat geval reset uitvoeren.
Als identificatie van de beschadiging van een band niet mogelijk is, contact opnej
men met een Service Partner van de fabrij
kant of een andere gekwalificeerde Service
Partner of specialist.2.Bandenpech verhelpen, bijvoorbeeld met een bandenreparatieset of door het wiel te
verwisselen.
Door het gebruik van een afdichtmiddel, bijj voorbeeld bandenreparatieset, kan de RDC-
wielelektronica worden beschadigd. In dit gej
val de elektronica bij volgende gelegenheid
laten vervangen.
Grenzenvanhetsysteem
Het systeem werkt niet correct wanneer geen reset uitgevoerd werd, er wordt bijvoorbeeld
bandenpech gemeld ondanks een juiste banj
denspanning.
De bandenspanning hangt af van de temperaj
tuur van de band. Door een verhoging van de
bandentemperatuur, bijvoorbeeld tijdens het rijden of door zonnestraling, neemt ook de
bandenspanning toe. De bandenspanning
neemt af wanneer de bandentemperatuur
daalt. Hierdoor kan bij sterk dalende temperaj
turen een waarschuwing gegeven worden vanj
wege overschrijding van de waarschuwingslij
mieten.
Seite 138BedieningVeiligheid138
Online Edition for Part no. 01402978535 - II/17

Page 139 of 300

Ernstige, plotselinge beschadigingen van een
band van buitenaf kunnen door het systeem
niet vooraf worden aangekondigd.
Storing Gele waarschuwingslampje knippert en
brandt vervolgens continu. Er wordt
een Check-Control-melding weergej
geven. Er kan geen bandenpech of verlies van
bandenspanning herkend worden.
Voorbeelden en aanbevelingen voor de volj
gende situaties:'yWiel zonder RDC-elektronica is gemonj
teerd: Evt. laten controleren door een Serj vice Partner van de fabrikant of een anderegekwalificeerde Service Partner of speciajlist.'yStoring: systeem door een Service Partner
van de fabrikant of een andere gekwalifij ceerde Service Partner of specialist latencontroleren.'yRDC kon de reset niet afsluiten. Reset vanhet systeem opnieuw uitvoeren.'yStoring door installaties of apparaten metdezelfde zendfrequentie: na verlaten van
het storingsgebied wordt het systeem auj tomatisch weer actief.
Bandenpechwaarschuwing
RPA
Principe
Het systeem herkent de bandenspanning aan
de hand van een toerentalvergelijking tussen
de afzonderlijke wielen tijdens het rijden.
Bij verlies aan bandenspanning verandert de
diameter en daardoor de draaisnelheid van het betreffende wiel. Het verschil wordt herkenden als bandenpech gemeld.
Het systeem meet niet de daadwerkelijke banj denspanning in de banden.
Voorwaardenvooreencorrecte
werking
Voor het systeem moet aan de volgende voorj
waarden zijn voldaan, anders kan er geen bej
trouwbare melding van een spanningsverlies
worden gegarandeerd:'yNa het verwisselen van een band of wiel is
er bij correcte bandenspanning een initialij
satie uitgevoerd.'yNa een aanpassing van de bandenspanj ning op een nieuwe waarde is een initialij
satie uitgevoerd.
Statusweergave
De huidige status van de RPA bandenpechj
waarschuwing kan worden weergegeven bijv. of de RPA actief is.
Via iDrive:
1."Mijn auto"2."Autostatus"3. "Indicatie lekke band (RPA)"
De status wordt weergegeven.
Initialisatienoodzakelijk
In de volgende situaties moet er een initialisaj
tie worden uitgevoerd:
'yNa een aanpassing van de bandenspanj ning.'yNa het verwisselen van een band of wiel.
Initialisatieuitvoeren
Met de initialisatie worden de ingestelde banj
denspanningen als referentie voor de herkenj ning van een lekke band overgenomen. De inij
tialisatie wordt gestart door bevestiging van de spanning van de banden.
Bij het rijden met sneeuwkettingen het sysj
teem niet initialiseren.
Via iDrive:
1."Mijn auto"2."Autostatus"Seite 139VeiligheidBediening139
Online Edition for Part no. 01402978535 - II/17

Page 140 of 300

3. "Indicatie lekke band (RPA)"4.Motor starten en niet wegrijden.5.Initialiseren starten: "Reset uitvoeren"6.Wegrijden.
Het afsluiten van de initialisatie gebeurt tijdenshet rijden, de rit kan te allen tijde worden onj derbroken.
Tijdens een volgende rit wordt de initialisatie
automatisch voortgezet.
Meldingen
Veiligheidsaanwijzing WAARSCHUWING
Een beschadigde normale band met een
geringe bandenspanning of spanningsverlies
heeft een negatieve invloed op de rijeigenj schappen, bijvoorbeeld het stuur- en remgejdrag. Banden met noodloopeigenschappenkunnen nog een bepaalde stabiliteit instandjhouden. Er bestaat gevaar voor ongevallen.
Niet doorrijden als de auto is voorzien van norj
male banden. De aanwijzingen m.b.t. de banj
den met noodloopeigenschappen en verder rijj den met deze banden in acht nemen.'

Page:   < prev 1-10 ... 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 ... 300 next >