BMW X6 M 2020 Instructieboekjes (in Dutch)

Auto
ontgrendelen
en
vergrendelen
Smartphone
met
de
achterkant
of
de
Key
Cardrechtstreeks
en
in
het
midden
aan
de
portierj
greep
van
het
bestuurdersportier
houden.
Motor
starten Opbergvak
met
thermobekerhouder:
Opbergvak
zonder
thermobekerhouder:
1.Afdekking
van
het
smartphonevak
openen.2.Smartphone
of
Key
Card
in
het
midden
in
het
smartphonevak
voor
de
drankhouders
legj
gen.3.Nadat
de
digitale
sleutel
als
geldig
werd
herj kend,
kan
de
motor
worden
gestart.Met
Wireless
Charging-vak:
Key
Card
uit
het
vak
nemen
zodat
het
vak
kan
worden
gebruikt
om compatibele
smartphones
op
te
laden.
Verkoop
van
de
smartphones/de
auto
Als
een
smartphone
met
een
digitale
sleutel
wordt
verkocht,
moeten
alle
digitale
sleutels
op deze
smartphone
worden
gewist.
Als
een
voertuig
wordt
verkocht,
moet
de
BMW
Digital
Key
in
dit
voertuig
worden
gereset.
De nieuwe
eigenaar
van
de
auto
moet
controleren
ofde
BMW
Digital
Key
werd
gereset.
Zo
is
het
gej
garandeerd
dat
de
vorige
eigenaar
geen
toegang meer
heeft
tot
de
auto.
Storing
De
herkenning
van
de
Digital
Key
door
de
auto
kan
o.a.
door
de
volgende
omstandigheden
worj den
verstoord:'xDe
smartphone
wordt
door
een
ongeschikte
hoes
afgeschermd
tegen
de
sensoren
in
de
auto.'xTussen
de
smartphone
en
de
smartphonej
hoes
bevinden
zich
voorwerpen
zoals
een chipkaart
of
de
Key
Card.
Storing
De
herkenning
van
de
autosleutel
door
de
auto
kan
o.a.
door
de
volgende
omstandigheden
worj den
verstoord:
'xDe
batterij
van
de
autosleutel
is
leeg.
Batterij
vervangen,
zie
pagina
85.'xStoring
in
de
verbinding
door
zendmasten
of
andere
installaties
met
een
hoog
zendvermoj
gen.'xAfscherming
van
de
autosleutel
door
metalen
voorwerpen.
De
autosleutel
nooit
samen
met
metalen voorwerpen
transporteren.'xStoring
van
de
verbinding
door
mobiele
telej
foons
of
andere
elektronische
apparaten
inSeite
101Openen
en
sluitenBEDIENING101
Online
Edition
for
Part
no.
01405A03411
-
II/20

de
onmiddellijke
omgeving
van
de
autosleuj
tel.
De
autosleutel
nooit
samen
met
elektronij
sche
apparaten
transporteren.
De
herkenning
van
een
vergrendelingsverzoek aan
de
portierhandgreep
kan
door
vocht
of
sneeuw
zijn
verstoord.
Bij
een
storing
de
auto
met
de
toetsen
van
de
autosleutel
of
met
de
ge

'xMet
comforttoegang:
autosleutel
meedragenen
de
knop
aan
de
buitenkant
van
de
achterj
klep
indrukken.'xDe
toets
van
de
autosleutel
ca.
1
sej
conde
indrukken.
Zo
nodig
worden
de
portieren
tevens
ontgrenj
deld.
Bij
stilstand
wordt
de
achterklep
automatisch
tot aan
de
ingestelde
openingshoogte
geopend.
Van
binnenuit Bij
een
stilstaande
auto
de
toets
in
het
bej
stuurdersportier
indrukken
De
achterklep
wordt
tot
de
ingestelde
openingsj
hoogte
geopend.
Afbreken
van
de
openingscyclus
De
openingscyclus
onderbreekt
in
de
volgende
situaties:
'xAls
de
auto
zich
in
beweging
zet.'xDoor
indrukken
van
de
toets
aan
de
binnenj zijde
van
de
achterklep.
Door
nog
eens
tedrukken,
sluit
het
kofferdeksel
weer.'xDoor
indrukken
van
de
knop
aan
de
binnenj
zijde
van
de
achterklep.
Door
nog
eens
te drukken,
sluit
het
kofferdeksel
weer.'xDoor
het
indrukken
van
de
toets
van
de
autojsleutel.
Door
nog
eens
te
drukken,
loopt
de
openingscyclus
verder.
Door
de
knop
ingedrukt
te
houden,
sluit
de achterklep
weer.'xDoor
op
de
toets
in
het
bestuurdersportier
te
drukken.
Door
nog
eens
te
drukken,
loopt
de openingscyclus
verder.
Sluiten
Van
buitenaf
'xDe
toets



van
de
autosleutel
ingej
drukt
houden
tot
de
achterklep
is
gesloten.Bij
het
loslaten
van
de
toets
stopt
de
bewej
ging.'x

Knop
aan
de
binnenzijde
van
de
achj
terklep
indrukken.
Met
comforttoegangssysteem:
'x

Knop
aan
de
binnenzijde
van
de
achterj
klep
indrukken.
Het
voertuig
wordt
vergrendeld
zodra
de
achj
terklep
is
gesloten.
Hiervoor
moet
het
bej stuurdersportier
gesloten
zijn
en
moet
de
auj
tosleutel
zich
buiten
de
auto
binnen
het
bereik
van
de
achterklep
bevinden.
Van
binnenuit
Toets
in
het
bestuurdersportier
indrukken
en
ingedrukt
houden.
Voor
deze
functie
moet
de
autosleutel
zich
in
het interieur
bevinden.
Afbreken
van
de
sluitcyclus
De
sluitcyclus
onderbreekt
in
de
volgende
situj aties:
'xBij
het
abrupt
wegrijden.'xDoor
indrukken
van
de
toets
aan
de
binnenjzijde
van
de
achterklep.
Door
nog
eens
tedrukken,
opent
het
kofferdeksel
weer.'xDoor
indrukken
van
de
knop
aan
de
binnenj
zijde
van
de
achterklep.
Door
nog
eens
te drukken,
opent
het
kofferdeksel
weer.'xDoor
het
loslaten
van
de
toets
in
het
bestuurjdersportier.
Door
nogmaals
te
drukken
en
inj
gedrukt
te
houden,
loopt
de
sluitcyclus
verj
der.'xDoor
de
toets
van
de
autosleutel
los
te
laten. Door
nog
eens
te
drukken
en
ingedrukt
te
houden,
loopt
de
sluitcyclus
verder.Seite
103Openen
en
sluitenBEDIENING103
Online
Edition
for
Part
no.
01405A03411
-
II/20

Storing
Veiligheidsaanwijzing
WAARSCHUWING
Bij
het
handmatig
bedienen
van
een
geblokj
keerde
achterklep
kan
deze
onverwacht
loskoj men
uit
de
blokkering.
Er
bestaat
kans
op
letselof
schade.
Geblokkeerde
achterklep
niet
handjmatig
bedienen.
Door
een
Service
Partner
van
de
fabrikant
of
een
andere
gekwalificeerde
Serj
vice
Partner
of
specialist
laten
controleren.
Bij
een
elektrisch
defect
de
ontgrendelde
achterj
klep
langzaam
en
zonder
abrupte
beweging handmatig
bedienen.
Voor
het
definitief
sluiten
de
achterklep
slechts
lichtjes
aandrukken.
Het
sluiten
geschiedt
autoj
matisch.
Soft-Close-automaat
Veiligheidsaanwijzing
WAARSCHUWING
Bij
de
bediening
van
de
portieren
kunnen
lij
chaamsdelen
worden
ingeklemd.
Er
bestaat kans
op
letsel.
Bij
het
openen
en
sluiten
eropletten
dat
het
bewegingsgebied
van
de
portiej
ren
vrij
is.
Sluiten
Voor
het
sluiten
de
portieren
licht
aandrukken. Het
sluiten
geschiedt
automatisch.
Parkeerdienstmodus
Principe
In
de
parkeerdienstmodus
is
de
Control
Display
geblokkeerd.
De
bediening
via
iDrive
is
niet
meer
mogelijk.
Deze
modus
kan
bijv.
worden
gebruikt
als
de
auto
bij
de
parkeerdienst
moet
worden
afgegej
ven.
Algemeen
In
de
parkeerdienstmodus
kunnen
de
instellinj
gen
van
de
auto
niet
worden
gewijzigd
via
iDrive. Persoonlijke
instellingen
kunnen
niet
worden
gejwijzigd.
Persoonlijke
gegevens
kunnen
niet
worjden
weergegeven.
Bovendien
worden
de
volgende
acties
uitgej voerd:
'xHet
volume
van
het
audiosysteem
wordt
bej grensd.'xDe
ge

Via
de
weergavebalk
aan
de
bovenste
rand
van
de
Control
Display1.Controller
naar
boven
kantelen.2.Parkeerservicemodus
Via
de
voertuiginstellingen
Via
iDrive:
1.CAR2.Instellingen3.Algemene
instellingen4.Parkeerservicemodus
Parkeerdienstmodus
activeren
Algemeen
Voor
de
activering
van
de
parkeerdienstmodus
moet
een
PIN
worden
vastgelegd,
om
de
parj
keerdienstmodus
op
een
later
moment
te
kunj
nen
deactiveren.
Afhankelijk
van
het
actieve
bestuurdersprofiel verschilt
het
PIN-invoerproces.
Bestuurdersprofiel
met
PIN
Voor
het
actieve
bestuurdersprofiel
wordt
een
PIN
ingesteld.
Het
is
niet
nodig
om
een
ander
PIN
in
te
voeren.
Nu
activeren
Bestuurdersprofiel
zonder
PIN
Aan
het
bestuurdersprofiel
moet
een
PIN
toegej wezen
worden.
1.PIN2.PIN
invoeren.3.Nu
activeren
Gastprofiel
Het
actieve
bestuurdersprofiel
is
het
gastprofiel.
Er
moet
een
PIN
ingevoerd
worden.1.PIN2.PIN
invoeren.3.Nu
activeren
Dat
PIN
kan
eenmalig
worden
gebruikt
om
de
parkeerdienstmodus
bij
actief
gastprofiel
te
deactiveren.
Parkeerdienstmodus
deactiveren
Algemeen
Op
het
Control
Display
wordt
het
blokkeerj scherm
van
de
parkeerdienstmodus
weergegej ven.
Het
deactiveren
van
de
parkeerdienstmodus
is afhankelijk
van
welk
bestuurdersprofiel
op
hetblokkeerscherm
wordt
geselecteerd.
Bestuurdersprofiel
met
PIN Ongeacht
welke
bestuurder
de
parkeerdienstj
modus
geactiveerd
heeft,
kan
een
bestuurder door
zijn
of
haar
PIN
in
te
voeren
de
parkeerj
dienstmodus
deactiveren.
1.Bestuurdersprofiel
selecteren.2.Het
aan
het
bestuurdersprofiel
toegewezen
PIN
invoeren.
Als
de
gebruiker
het
PIN
is
vergeten,
moet
de
parkeerdienstmodus
worden
gedeactiveerd
door
de
toegewezen
ConnectedDrive-toegangsgegej
vens
in
te
voeren.
Bestuurdersprofiel
zonder
PIN
De
parkeerdienstmodus
wordt
door
iemand
anj
ders
geactiveerd.
Om
de
parkeerdienstmodus
te
deactiveren,
moet
een
bestuurder
zonder
PIN
de
toegangsgegevens
voor
zijn
ConnectedDrive
acj
count
invoeren.
1.Bestuurdersprofiel
selecteren.2.De
aan
het
bestuurdersprofiel
toegewezen ConnectedDrive-toegangsgegevens
invoej
ren.Seite
105Openen
en
sluitenBEDIENING105
Online
Edition
for
Part
no.
01405A03411
-
II/20

Gastprofiel
In
het
gastprofiel
is
de
deactivering
van
de
parj
keerdienstmodus
alleen
mogelijk,
als
de
parkeerj
dienstmodus
in
het
gastprofiel
geactiveerd
werd.1.Gastprofiel
selecteren.2.Het
bij
de
activering
vastgelegde
PIN
invoej ren.
Als
de
gebruiker
het
PIN
is
vergeten,
moet
de
parkeerdienstmodus
worden
gedeactiveerd
via een
persoonlijk
bestuurdersprofiel.
Instellingen
Algemeen Afhankelijk
van
de
uitrusting
en
landuitvoeringzijn
verschillende
instellingen
voor
het
openen
en
sluiten
mogelijk.
De
instellingen
worden
opgeslagen
voor
het
moj
menteel
gebruikte
bestuurdersprofiel.
Ontgrendelen
en
vergrendelen Portieren
Via
iDrive:
1.CAR2.Instellingen3.Toetstoewijzing
sleutel4.

Symbool
selecteren.5.Gewenste
instelling
selecteren:'xAlleen
bestuurdersportier
Alleen
het
bestuurdersportier
en
de
klep van
de
tankdop
worden
ontgrendeld.
Bij
het
opnieuw
indrukken
wordt
de
gehele
auto
ontgrendeld.'xAlle
portieren
Gehele
auto
wordt
ontgrendeld.Bevestigingssignalen
van
de
auto Via
iDrive:1.CAR2.Instellingen3.Portieren/toegang
tot
de
auto4.Gewenste
bevestigingssignalen
deactiverenof
activeren:'xKnipperen
bij
ver-/ontgrendelen
Het
ontgrendelen
wordt
bevestigd
door
tweemaal
knipperen,
het
vergrendelen
door
eenmaal
knipperen.'xMet
alarminstallatie:
Geluidssign.
bij
ver-/ontgrend.
Het
ontgrendelen
wordt
bevestigd
door
twee
geluidssignalen,
het
vergrendelen door
een
geluidssignaal.
Spiegel
automatisch
in-
en
uitklappen
Via
iDrive:
1.CAR2.Instellingen3.Portieren/toegang
tot
de
auto4.Spiegels
bij
vergrend.
inklappen
Bij
het
vergrendelen
worden
de
buitenspiej gels
automatisch
ingeklapt.
Automatisch
ontgrendelen
Via
iDrive:
1.CAR2.Instellingen3.Portieren/toegang
tot
de
auto4.Na
einde
rit
ontgrendelen
Na
het
be

Automatisch
vergrendelen
Via
iDrive:1.CAR2.Instellingen3.Portieren/toegang
tot
de
auto4.Gewenste
instelling
selecteren:'xAutomatisch
vergrendelen
Na
een
korte
tijd
wordt
de
auto
automaj
tisch
vergrendeld
als
na
het
ontgrendelen geen
portier
wordt
geopend.'xVergrendelen
bij
wegrijden
Na
het
wegrijden
wordt
automatisch
verj grendeld.
Achterklep
Achterklep
en
portieren
Afhankelijk
van
de
uitvoering
en
landuitvoering wordt
deze
instelling
mogelijk
niet
aangeboden.
Via
iDrive:
1.CAR2.Instellingen3.Toetstoewijzing
sleutel4.

Symbool
selecteren.'xAchterklep
De
achterklep
wordt
geopend.'xAchterklep
en
portier(en)
De
achterklep
wordt
geopend
en
de
porj tieren
worden
ontgrendeld.
Openingshoogte
instellen
Er
kan
worden
ingesteld
hoe
ver
de
achterklap
kan
worden
geopend.
Let
er
bij
het
instellen
van
de
openingshoogte
op dat
er
boven
de
achterklep
een
vrije
bewegingsjruimte
van
minstens
10
cm
is.
Via
iDrive:1.CAR2.Instellingen3.Portieren/toegang
tot
de
auto4.Achterklep5.Openingshoogte6.Houd
de
achterklep
in
de
gaten
en
stel
de
gewenste
openingshoogte
in.
Comforttoegang
Contactloos
vergrendelen
en
ontgrendelen
1.CAR2.Instellingen3.Portieren/toegang
tot
de
auto4.Comfort
Access5.Gewenste
instelling
selecteren:'xOntgrendelen
bij
naderen'xVergrendelen
bij
weglopen
Glazen
dak
automatisch
sluiten
Via
iDrive:
1.CAR2.Instellingen3.Portieren/toegang
tot
de
auto4.Dak
automatisch
sluiten
Als
de
auto
met
geopend
glazen
dak
wordt
geparkeerd,
wordt
het
glazen
dak
automaj
tisch
gesloten
als
het
begint
te
regenen.
Ruststand
bij
het
openen
van
de
voorportieren
instellen
Via
iDrive:
1.CAR2.Instellingen3.Portieren/toegang
tot
de
auto4.Auto
na
openen
portier
uitschakelenSeite
107Openen
en
sluitenBEDIENING107
Online
Edition
for
Part
no.
01405A03411
-
II/20

Bij
het
openen
van
de
voorportieren
wordt
deruststand
ingesteld.
Ruststand,
zie
pagina
39.
Alarminstallatie
Algemeen
De
alarminstallatie
reageert
bij
een
vergrendelde
auto
op
de
volgende
veranderingen:
'xOpenen
van
een
portier,
de
motorkap
of
de
achterklep.'xBewegingen
in
het
interieur.'xVeranderen
van
de
hellingshoek
van
de
auto,
bijvoorbeeld
bij
een
poging
van
diefstal
van de
wielen
of
bij
het
wegslepen.'xOnderbreking
van
de
accuspanning.'xOndeskundig
gebruik
van
de
contactdoosvoor
de
On-Board
Diagnose
OBD.'xAuto
vergrendelen
als
er
een
apparaat
in
decontactdoos
voor
On-Board-Diagnose
OBD
is
aangesloten.
Deze
veranderingen
signaleert
de
alarminstallatie
optisch
en
akoestisch:
'xAkoestisch
alarm:
Afhankelijk
van
de
wettelijke
bepalingen wordt
het
akoestische
alarm
eventueel
onj
derdrukt.'xOptisch
alarm:
Door
knipperen
van
de
waarschuwingsknipj perlichten
en
evt.
de
voorlichten.
Het
system
niet
wijzigen
om
de
werking
van
de
alarminstallatie
te
garanderen.
In-/uitschakelen De
alarminstallatie
wordt
uit-
of
ingeschakeld
van
zodra
de
auto
met
de
autosleutel
of
via
de
comj forttoegang
wordt
ontgrendeld
of
vergrendeld.
Portieren
openen
bij
ingeschakelde
alarminstallatie
De
alarminstallatie
gaat
af
bij
het
openen
van
een portier,
als
deze
met
de
ge

'xControlelampje
blijft
na
het
ontgrendelen
zo
lang
knipperen
tot
de
rijden-stand-by
wordt ingeschakeld,
maximaal
echter
circa
5
minuj
ten:
Alarm
is
geactiveerd.
Hellingshoeksensor
De
hellingshoek
van
de
auto
wordt
bewaakt.
De
alarminstallatie
reageert
bijvoorbeeld
bij
een
poging
van
diefstal
van
de
wielen
of
bij
het
wegj
slepen.
Interieurbeveiliging Voor
een
optimale
werking
moeten
ruiten
en
glaj
zen
dak
gesloten
zijn.
Ongewild
alarm
vermijden Algemeen
De
hellingshoeksensor
en
de
interieurbeveiliging
kunnen
een
alarm
activeren,
hoewel
geen
onbej voegde
handelingen
zijn
uitgevoerd.
Mogelijke
situaties
voor
een
ongewild
alarm:
'xIn
wasinstallatie
of
wasstraten.'xIn
stapelgarages.'xBij
het
transport
op
autotreinen,
op
zee
of
op
een
aanhangwagen.'xBij
dieren
in
de
auto.'xAls
de
auto
na
het
tanken
vergrendeld
wordt.
Voor
dergelijke
situaties
kunnen
de
hellingshoekj
sensor
en
interieurbeveiliging
worden
uitgeschaj
keld.
Hellingshoeksensor
en
interieurbeveiliging
uitschakelen
De
toets
van
de
autosleutel
binnen
10
sejconden
indrukken
van
zodra
de
auto
is
verj
grendeld.
Controlelampje
brandt
circa
2
seconden
en
gaat daarna
knipperen.
Hellingshoeksensor
en
interieurbeveiliging
zijn
totdat
de
auto
opnieuw
wordt
ont-
en
vergrenj deld
uitgeschakeld.
Alarm
be

Overzicht
Ruitbediening
Veiligheidsschakelaar
Voorwaarden
voor
een
correcte
werking
De
ruiten
kunnen
onder
de
volgende
omstandigj
heden
worden
bediend.
'xGereedheid
is
ingeschakeld.'xRijden-stand-by
is
ingeschakeld.'xGedurende
een
bepaalde
tijd
nadat
de
rustj
stand
werd
geactiveerd.
De
autosleutel
moet
zich
in
het
interieur
bevinj den.
Openen
'xSchakelaar
tot
het
drukpunt
drukj
ken.
De
ruit
wordt
geopend,
zolang
de
schakelaar ingedrukt
wordt
gehouden.'xSchakelaar
door
het
drukpunt
omhj
oog
drukken.
De
ruit
wordt
automatisch
geopend.
Opnieuw indrukken
van
de
schakelaar
stopt
de
bewejging.
Sluiten
'xSchakelaar
tot
het
drukpunt
trekken.
De
ruit
wordt
gesloten,
zolang
de
schakelaar
ingedrukt
wordt
gehouden.'xSchakelaar
door
het
drukpunt
omhj
oog
trekken.
Bij
gesloten
portier
sluit
de
ruit
automatisch.
Opnieuw
trekken
stopt
de
beweging.
Inklembeveiliging
Principe De
inklembeveiliging
verhindert
dat
voorwerpen
of
lichaamsdelen
bij
het
sluiten
van
een
ruit
gej
kneld
raken
tussen
het
deurframe
en
de
ruit.
Algemeen
Als
er
bij
het
sluiten
van
een
ruit
een
weerstand of
blokkade
wordt
herkend,
wordt
de
sluiting
onj derbroken.
De
ruit
wordt
een
beetje
geopend.
Veiligheidsaanwijzing
WAARSCHUWING
Accessoires
op
de
ruiten,
bijvoorbeeld
antenj
nes,
kunnen
de
inklembeveiliging
nadelig
be