CITROEN BERLINGO MULTISPACE 2013 Instructieboekjes (in Dutch)
Page 31 of 306
VOORDAT u GAAT RIJDE
N
22
   
 
Cockpit  
 
 
INSTRUMENTENPANEEL  
 
 
 
Displays  
 
COCKPIT   
 
Displays 
  De informatie die op het 
instrumentenpaneel wordt 
weergegeven hangt af van de 
uitrusting van de auto.  
     
Klokken 
   
 
1.  Kilometer-/mijlenteller. 
   
2.  Display. 
   
3.  Brandstofniveaumeter, 
koelvloeistoftemperatuurmeter. 
   
4.  Toerenteller. 
   
5.  Nulstelling dagteller/
onderhoudsindicator. 
   
6.  Dimmer dashboardverlichting.  
 
 
    
 
-  Snelheidsbegrenzer/-regelaar. 
   
-   Afgelegde afstand in km/mijl. 
   
-  Onderhoudsindicator, 
motorolieniveaumeter, kilometer-/
mijlenteller. 
   
-   Water in brandstoffi lter. 
   
-  Voorgloeien diesel.  
 
  
Page 32 of 306
30
   
 
Cockpit  
 
 
 
Middenconsole met display 
 
 
Instrumentenpaneel zonder display  
   
-   rechtsom draaien: uren verhogen 
(houd de knop naar rechts om 
de tijd in een sneller tempo in te 
stellen), 
   
-   linksom draaien: tijdsaanduiding in 
24H of 12H, 
   
-   rechtsom draaien: 24H of 12H 
selecteren, 
   
-   linksom draaien: ingestelde tijd 
bevestigen.  
  Als er ongeveer 30 seconden geen 
handelingen worden uitgevoerd, 
verschijnt de huidige weergave.  
 
TIJD INSTELLEN 
 
Raadpleeg om de op het display 
weergegeven tijd en datum in te 
stellen in de rubriek 9 het gedeelte 
"Datum en tijd instellen".  
 
 
Middenconsole zonder display 
 
De tijdweergave is afhankelijk 
van de uitvoering. De 
toegang tot "Datum" is alleen 
actief als de datum geheel in 
letters wordt weergegeven 
(volgens uitvoering).    Met de knop aan de 
linkerzijde kan het klokje 
worden ingesteld door de 
handelingen in onderstaande 
volgorde uit te voeren: 
   
 
-   linksom draaien: de minuten 
knipperen, 
   
-   rechtsom draaien: minuten 
verhogen (houd de knop naar 
rechts om de tijd in een sneller 
tempo in te stellen), 
   
-   linksom draaien: de uren knipperen,  
Page 33 of 306
VOORDAT u GAAT RIJDE
N
22
   
 
Cockpit  
 
 Verklikkerlampjes 
 
Bij elke start gaat een aantal verklikkerlampjes branden ter controle. Deze lampjes gaan meteen weer uit. Als een 
verklikkerlampje bij draaiende motor blijft branden of gaat knipperen, wordt het een waarschuwing. Dit kan gebeuren in 
combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display. 
  Negeer deze waarschuwingen niet. 
   
Verklikkerlampje 
   
status 
   
signaleert 
   
Oplossing - actie 
 
   
 
STOP 
 
 
 
brandt, in 
combinatie 
met een ander 
verklikkerlampje 
en een melding 
op het display.   ernstige storingen met betrekking tot 
de functies "Remvloeistofniveau", 
"Motoroliedruk en -temperatuur", 
"Koelvloeistoftemperatuur", 
"Elektronische remdrukregelaar", 
"Stuurbekrachtiging", 
"Bandenspanningscontrolesysteem". 
   
Stop onmiddellijk en zet het contact af.   Laat 
de auto controleren door een  gekwalifi ceerde 
werkplaats  of het  CITROËN  -netwerk.  
 
  
 
Handrem / 
Remvloeistofniveau/
   
EBD   
 
brandt.   handrem aangetrokken of 
niet goed vrijgezet.   Zet de handrem vrij, het verklikkerlampje zal 
uitgaan. 
  brandt.  een te laag vloeistofniveau.   Vul de door CITROËN voorgeschreven 
remvloeistof bij. 
  blijft branden, 
ondanks correct 
niveau, in 
combinatie met het 
verklikkerlampje ABS.   een storing in 
de elektronische 
remdrukregelaar (EBD).    
Stop onmiddellijk en zet het contact af   . Laat 
de auto controleren door een  gekwalifi ceerde 
werkplaats  of het  CITROËN- netwerk  
.  
 
    
Motoroliedruk en 
motorolietemperatuur 
 
 
gaat branden 
tijdens het 
rijden.   onvoldoende druk of te 
hoge temperatuur.   Zet de auto stil, zet het contact af en laat de motorolie 
afkoelen. Controleer het motorolieniveau met de 
peilstok. Zie in rubriek 6 het gedeelte "Niveaus". 
  blijft branden, 
ondanks 
correct niveau.   een ernstige storing.   Laat de auto controleren door het CITROËN-
netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats.  
Page 34 of 306
32
   
 
Cockpit  
 
 
 
Verklikkerlampje 
   
status 
   
signaleert 
   
Oplossing - actie 
 
 
  
 
Koelvloeistoftemperatuur 
en -niveau   
 
brandt en 
wijzer in het 
rode gebied.   een abnormale verhoging 
van de temperatuur.   Zet de auto stil, zet het contact af en laat de 
koelvloeistof afkoelen. Controleer visueel het 
niveau. 
  knippert.   een te laag 
koelvloeistofniveau.   Zie in de rubriek 6 het gedeelte "Niveaus". Neem 
contact op met het CITROËN-netwerk of een 
gekwalifi ceerde werkplaats. 
 
  
 
Service 
   blijft kort 
branden.   kleine storingen of 
waarschuwingen.   Raadpleeg het "Logboek meldingen" op het 
display. Zie in rubriek 9 het gedeelte "Autoradio -
Boordcomputer" (volgens uitvoering). Neem 
contact op met het CITROËN-netwerk of een 
gekwalifi ceerde werkplaats. 
  blijft branden.   ernstige storingen. 
 
  
 
Veiligheidsgordel 
niet vastgemaakt 
 
 
brandt en gaat 
vervolgens 
knipperen.   de bestuurder heeft zijn 
veiligheidsgordel niet 
vastgemaakt.   Doe de gordel om en steek de gesp in de 
gordelsluiting. 
  knippert in 
combinatie met een 
geluidssignaal en blijft 
vervolgens branden.   de bestuurder rijdt terwijl 
de veiligheidsgordel niet is 
vastgemaakt.   Trek aan de gordel om de vergrendeling van de 
gesp te controleren. Zie in rubriek 4 het gedeelte 
"Veiligheidsgordels". 
    
 
ECO 
  -modus 
   brandt 
permanent. 
  De functie Stop & Start 
heeft de motor in de STOP-
stand geplaatst, als gevolg 
van stlistaan van de auto 
(verkeerslichten, fi les, overig...).  
Zodra u wilt wegrijden, gaat het lampje uit 
en wordt de motor direct in de START-stand 
geschakeld. 
  knippert 
enkele 
seconden 
en gaat 
vervolgens uit.   De STOP-stand is tijdelijk 
niet beschikbaar.  
of  
De START-stand is 
automatisch ingeschakeld.   Rubriek 2, deel "Stop & Start".  
Page 35 of 306
33
VOORDAT u GAAT RIJDE
N
22
   
 
Cockpit  
 
   
Verklikkerlampje 
   
status 
   
signaleert 
   
Oplossing - actie 
 
   
Airbag vóór / 
zij-airbag 
   knippert of 
blijft branden.   een defecte airbag.   Laat het systeem onmiddellijk controleren door 
het CITROËN-netwerk of een gekwalifi ceerde 
werkplaats. Zie in de rubriek 4 het gedeelte 
"Airbags". 
   
Uitschakeling 
airbag vóór aan 
passagierszijde 
  
brandt.   de airbag is handmatig 
uitgeschakeld en er is een 
kinderzitje geplaatst met de 
rug in de rijrichting.   Zie in rubriek 4 het gedeelte "Airbags - kinderen 
aan boord". 
   
Laag 
brandstofniveau 
 
 
brandt en 
wijzer in het 
rode gebied.   Als het lampje gaat branden 
zit er nog ongeveer 8 liter 
brandstof in de tank, 
afhankelijk van uw rijstijl en 
het type motor. 
  Vul de brandstoftank bij de eerstvolgende gelegenheid om 
te voorkomen dat u stil komt te staan. 
  Het lampje gaat, elke keer als u het contact aanzet, 
branden totdat u de brandstoftank voldoende bijgevuld 
hebt. 
  Inhoud brandstoftank: ongeveer 60 liter. 
  Rijd de trank nooit helemaal leeg, dit zou tot storingen in de 
emissieregeling en/of het inspuitsysteem kunnen leiden. 
  knippert.   onderbreking van de 
brandstoftoevoer ten gevolge 
van een ernstige aanrijding.   Herstel de brandstoftoevoer. Zie in rubriek 6 het 
gedeelte "Brandstof". 
   
Emissieregeling 
EOBD    
knippert of 
blijft branden.   storing in het systeem.   De katalysator kan beschadigd raken. Laat de 
auto controleren door het CITROËN-netwerk of 
een gekwalifi ceerde werkplaats. 
   
Laden accu 
   brandt.   een storing in het 
laadcircuit.   Controleer de accupolen. Zie in de rubriek 7 het 
gedeelte "Accu". 
  knippert.   het overgaan naar de 
waakfase van de actieve 
functies (eco-modus).   Zie in rubriek 7 het gedeelte "Accu". 
  blijft branden 
ondanks 
controle.   een storing in een elektrisch 
circuit, de ontsteking of het 
brandstofsysteem.   Laat de auto controleren door het CITROËN-
netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats.  
Page 36 of 306
ABS
34
   
 
Cockpit  
 
   
Verklikkerlampje 
   
status 
   
signaleert 
   
Oplossing - actie 
 
 
 
Stuurbekrachtiging 
  
brandt.  een storing in het systeem.   De conventionele werking van de stuurinrichting, 
zonder bekrachtiging, blijft behouden. Laat de 
auto controleren door het CITROËN-netwerk een 
gekwalifi ceerde werkplaats. 
   
Geopend 
portier 
   brandt in 
combinatie 
met melding 
op het display.   een niet goed gesloten 
portier.   Controleer of alle portieren goed zijn gesloten. 
   
ABS 
  blijft branden.   een storing in het 
antiblokkeersysteem.   De conventionele werking van het remsysteem, 
zonder bekrachtiging, blijft behouden. 
  Neem contact op met het CITROËN-netwerk of 
een gekwalifi ceerde werkplaats" atelier qualifi é. 
   
ESP 
   knippert.   een ingreep van de ASR of 
het ESP.   Dit systeem verdeelt de aandrijfkracht optimaal 
over de wielen en verbetert zo de koersvastheid 
van de auto. Zie in de rubriek 4 het gedeelte 
"Veilig rijden". 
  blijft branden.   een storing in het 
systeem. Bijv.: een te lage 
bandenspanning.   Controleer de bandenspanning. Laat de auto 
controleren door het CITROËN-netwerk of 
een gekwalifi ceerde werkplaats. (Wielsensor, 
hydraulisch regelorgaan, ...). 
  blijft branden 
in combinatie 
met het 
verklikkerlampje 
van de knop (op 
het dashboard). 
  dat het systeem is 
uitgeschakeld op verzoek 
van de bestuurder.   Het systeem is uitgeschakeld en wordt 
automatisch weer ingeschakeld zodra de 
snelheid boven de 50 km/h komt of na het 
indrukken van de knop (op het dashboard). 
    
Page 37 of 306
35
VOORDAT u GAAT RIJDE
N
22
   
 
Cockpit  
 
   
Verklikkerlampje 
   
status 
   
signaleert 
   
Oplossing - actie 
 
   
Roetfi lter 
  brandt.   een storing in het roetfi lter 
(niveau dieseladditief, kans 
op verstopping,...).   Laat het fi lter controleren bij het CITROËN-
netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats. 
Rubriek 6, onderdeel "Niveaus". 
   
Dimlicht / 
dagrijverlichting   
 
brandt.   een handmatig geselecteerde 
stand of het automatisch 
inschakelen van de 
verlichting.   Draai de ring van de lichtschakelaar in de tweede 
stand. 
  het inschakelen van de 
verlichting zodra het 
contact wordt aangezet: 
dagrijverlichting (volgens land 
van bestemming).   Zie in de rubriek 3 het gedeelte 
"Stuurkolomschakelaars". 
   
Grootlicht 
   dat u de hendel naar u toe 
trekt.   Trek de hendel naar u toe om over te schakelen 
naar dimlicht. 
   
Richtingaanwijzers 
  
knippert in 
combinatie met 
geluidssignaal.   het inschakelen van de 
richtingaanwijzers met de 
lichtschakelaar links van het 
stuurwiel.   Rechts: beweeg de hendel omhoog. Links: 
beweeg de hendel omlaag. 
   
   
Mistlampen 
vóór 
   brandt.   dat de functie handmatig is 
geselecteerd.   De mistlampen werken uitsluitend als het 
parkeerlicht of dimlicht is ingeschakeld. 
   
Mistachterlichten 
  
brandt.   dat de functie handmatig is 
geselecteerd.   De mistachterlichten werken uitsluitend als het 
parkeerlicht of dimlicht is ingeschakeld. Schakel 
de mistachterlichten uit als het zicht meer dan 
50 m bedraagt. Laat u ze branden, dan kunt u 
uw medeweggebruikers verblinden en loopt u het 
risico te worden bekeurd.  
Page 38 of 306
36
   
 
Cockpit  
 
   
Pictogram op het 
display 
    
status 
   
signaleert 
   
Oplossing - actie 
 
 
 
 
 
Snelheidsregelaar 
  
brandt.   dat de snelheidsregelaar is 
geselecteerd   Handmatig selecteren. Zie in de rubriek 3 het 
gedeelte "Stuurkolomschakelaars". 
   
 
 
Snelheidsbegrenzer 
  
brandt.   dat de snelheidsbegrenzer 
is geselecteerd.   Handmatig selecteren. Zie in de rubriek 3 het 
gedeelte "Stuurkolomschakelaars" . 
   
 
 
Opschakelindicator 
  
brandt.   een advies waarbij geen 
rekening wordt gehouden 
met de omstandigheden 
van de weg of de 
verkeersdrukte. 
  Om het brandstofverbruik te verlagen, schakelt u bij een 
handgeschakelde versnellingsbak op naar een hogere 
versnelling. De bestuurder is zelf verantwoordelijk voor 
het wel of niet opvolgen van deze aanwijzing. 
    
 
Voorgloeien 
dieselmotor 
   brandt.   dat voorgloeien van de 
dieselmotor noodzakelijk is 
(koude omstandigheden).   Wacht tot het lampje uit is alvorens de motor te 
starten. 
   
 
 
Water in het 
brandstoffi lter 
   brandt in 
combinatie 
met melding 
op het display.   de aanwezigheid van water 
in het brandstoffi lter.   Laat het fi lter onmiddellijk aftappen door het 
CITROËN-netwerk of een gekwalifi ceerde
 werkplaats. Zie in de rubriek 6 het gedeelte 
"Controles". 
  Volgens land van bestemming. 
 
 
 
 
Onderhoudssleutel 
  
brandt.   een bijna verstreken 
onderhoudsinterval.   Zie het overzicht met controlepunten in het 
onderhoudsboekje. Maak een afspraak voor een 
onderhoudscontrole bij het CITROËN-netwerk of 
een gekwalifi ceerde werkplaats. 
 
 
 
 
Klok 
  knippert.  het instellen van de tijd.   Gebruik de linkerknop van het 
instrumentenpaneel. Raadpleeg in de rubriek 
2 het gedeelte "Cockpit".  
Page 39 of 306
37
VOORDAT u GAAT RIJDE
N
22
   
 
Cockpit  
 
 
BRANDSTOFNIVEAUMETER KOELVLOEISTOF-
TEMPERATUUR
 
 
De wijzer van de 
koelvloeistoftemperatuurmeter 
bevindt zich vóór het rode gebied: 
 
normale werking. 
  Onder zware gebruiksomstandigheden 
of bij warm weer kan de wijzer in de 
buurt van het rode gebied komen.  
 Als de wijzer in het rode gebied komt: 
 
  Ga langzamer rijden of laat de motor 
stationair draaien. 
   
Als het lampje gaat branden:   
   
 
-   stop onmiddellijk en zet het contact 
af. De motorventilateur kan nog 
ongeveer 10 minuten blijven werken, 
   
-   wacht tot de motor is afgekoeld om 
het koelvloeistofniveau te controleren 
en eventueel koelvloeistof bij te 
vullen.  
  Het koelcircuit staat onder druk, 
neem daarom de volgende 
voorzorgsmaatregelen in acht om 
brandwonden te voorkomen: 
   
 
-   laat de motor nadat deze is afgezet 
minimaal een uur afkoelen voordat u 
werkzaamheden uitvoert, 
   
-   draai de dop eerst een kwart 
omwenteling los om de druk te laten 
dalen. 
   
-   controleer, als de druk eenmaal 
is gedaald, het niveau in het 
expansievat. 
   
-   verwijder indien nodig de dop om 
koelvloeistof bij te vullen.  
  Laat uw auto controleren door 
het CITROËN-netwerk of een 
gekwalifi ceerde werkplaats als de wijzer 
in het rode gebied blijft staan. 
  Raadpleeg in de rubriek 6 het 
gedeelte "Niveaus". 
  Raadpleeg in de rubriek 6 het 
gedeelte "Brandstof".    Het brandstofniveau wordt aangegeven 
zodra het contact wordt aangezet. 
  De wijzer staat op: 
   
 
-   1:  de brandstoftank is volledig 
gevuld (ongeveer 60 liter). 
   
-   0:  de brandstoftank is bijna leeg, 
het verklikkerlampje blijft branden. 
Het lampje gaat branden op het 
moment dat er nog ongeveer 8 liter 
brandstof in de tank aanwezig is.   
Page 40 of 306
38
   
 
Cockpit  
 
 
 
Lekke band 
 
Het controlelampje STOP gaat 
branden. 
  Stop onmiddellijk, maar vermijd 
abrupte manoeuvres met het stuur en 
de remmen. 
  Repareer de beschadigde band tijdelijk 
met behulp van de noodreparatieset of 
monteer het reservewiel. 
  Vervang de beschadigde band en laat 
de bandenspanning zo snel mogelijk 
controleren. 
   
Storing of sensor(en) niet 
gedetecteerd 
  Het controlelampje Service gaat branden. 
  Bij het vervangen van een wiel of bij een 
storing van een sensor wordt de spanning 
van de band niet meer gecontroleerd. 
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een 
gekwalifi ceerde werkplaats om de defecte 
sensor(en) te vervangen. 
  Het vervangen van een band op een 
wiel dat met dit systeem is uitgerust moet 
worden uitgevoerd door het CITROËN-
netwerk of een gekwalifi ceerde 
werkplaats. 
  Als u bij het vervangen van een band 
een wiel plaatst dat niet door uw auto 
gedetecteerd wordt (bijvoorbeeld: 
montage van winterbanden), moet u 
het systeem opnieuw laten initialiseren 
door het CITROËN-netwerk of een 
gekwalifi ceerde werkplaats. 
   
Het detectiesysteem voor te lage 
bandenspanning is een hulpmiddel 
voor de bestuurder die desondanks 
waakzaam moet blijven en 
verantwoordelijk is.   
 
 
DETECTIESYSTEEM TE LAGE 
BANDENSPANNING   EMISSIEREGELING   
Te lage bandenspanning 
 
Het controlelampje Service gaat 
branden. 
  Bij een waarschuwing voor een te lage 
bandenspanning is de vervorming van 
een band niet altijd zichtbaar. 
  Controleer zo snel mogelijk de 
bandenspanning van alle banden.  
  Zie in rubriek 7 het gedeelte "Wiel 
verwisselen". 
  Als de beschadigde band vervangen 
wordt door een band zonder sensor 
(bijvoorbeeld het reservewiel), zal een 
melding worden uitgezonden, om aan 
te geven dat de spanning van deze 
band niet gecontroleerd kan worden 
en ook om u eraan te herinneren de 
beschadigde band met de sensor te 
laten repareren.     Sensoren controleren continu de 
bandenspanning en zenden een 
waarschuwingssignaal uit als de 
bandenspanning te laag is, een band 
lek is of bij een storing 
van een sensor. 
  Als er een probleem 
wordt gesignaleerd, 
wordt dit aangegeven 
door een afbeelding, 
een geluidssignaal en 
een melding op het 
display.    EOBD (European On Board 
Diagnosis) is een Europees 
diagnosesysteem dat de 
emissieregeling bewaakt 
en ervoor zorgt dat de auto 
voldoet aan de normen voor de 
uitstoot van: 
   
 
-  CO (koolmonoxide), 
   
-  HC (koolwaterstoffen), 
   
-   NOx (stikstofoxide) of roetdeeltjes; 
de samenstelling van de uitstoot 
wordt gecontroleerd door de 
lambdasondes voor en achter de 
katalysator.  
  In het geval van een storing in de 
emissieregeling wordt de bestuurder 
gewaarschuwd door het branden van 
dit specifi eke verklikkerlampje op het 
instrumentenpaneel. 
  De katalysator kan beschadigd 
raken. Laat het systeem controleren 
door het CITROËN-netwerk of een 
gekwalifi ceerde werkplaats. 
 
 
Gebruiksvoorschriften 
 
Ondanks dit systeem moet de 
bandenspanning nog regelmatig 
worden gecontroleerd (ook van 
het reservewiel) voor een optimale 
wegligging en een langere levensduur 
van de banden, zeker wanneer er 
vaak met zware belading en hoge 
snelheden wordt gereden. 
  Neem de aanbevolen bandenspanning 
in acht om het brandstofverbruik van 
de auto te verlagen. 
  Het systeem kan tijdelijk worden 
verstoord door radiogolven in hetzelfde 
frequentiegebied.