CITROEN C-ELYSÉE 2014 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 101 of 257

99
6
Zicht











Plafonniers
In deze stand gaat de interieurverlichting geleidelijk branden:
- als de auto wordt ont
grendeld,
-als de sleutel uit het contact wordt ver wijderd,- als een por tier wordt geopend,
- als op de vergrendelingsknop van de
afstandsbediening wordt gedrukt om deauto te lokaliseren.
De interieurverlichting gaat geleidelijk uit:
- als de auto wordt vergrendeld,
- als het contact wordt aangezet,
- 30 seconden na het sluiten van het laatste
portier.

Permanent uit.
P
ermanent aan.
)Druk bij aangezet contact op de
desbetreffende schakelaar.
A.PlafonniersB.Kaartleeslampjes
Als de interieur verlichting permanent is ingeschakeld, blijft deze gedurende eenbepaalde tijd branden, afhankelijk van de situatie:


- bij afgezet contact: ongeveer 10 minuten, -in de eco-modus: ongeveer 30 seconden,

- bij draaiende motor: onbeperkt.


Kaartleeslampjes voor Plafonniers voor en achter

Page 102 of 257

100
Veiligheid











Richtingaanwijzers
Gebruik de richtingaanwijzers om een
verandering van rijrichting of rijstrook aan tegeven.)Links: duw de hendel helemaal omlaag, tot
voorbij de weerstand. )Rechts: duw de hendel helemaal omhoog,
tot voorbij de weerstand.
Functie “snelweg”
)Beweeg de schakelaar kort omhoogof omlaag, zonder deze door de
weerstand te drukken. De desbetreffenderichtingaanwijzers zullen drie keer knipperen.









Alarmknipperlichten
Automatisch inschakelen
van de alarmknipperlichten
Bij een noodstop worden de
alarmknipperlichten, afhankelijk van de mate
van remvertraging, automatisch ingeschakeld.
Zodra er weer
gas wordt gegeven gaan de
alarmknipperlichten uit.
) U kunt de alarmknipperlichten echter ook uitschakelen door de knop in te drukken.

)
Druk deze knop in: de richtingaanwijzersknipperen tegelijkertijd.
De alarmknipperlichten werken ook als hetcontact is afgezet.








Claxon
)Auto met bestuurdersairbag: druk op hetmiddelste gedeelte van het stuur wiel.
of )Auto zonder bestuurdersairbag: druk hetuiteinde van de lichtschakelaar in.

Systeem om uw medeweggebruikers met een geluidssignaal te waarschuwen voor directgevaar.


Beperk het gebruik van de claxon tot de volgende gevallen:


- direct gevaar,

- inhalen van een fietser of voetganger,

- naderen van een onoverzichtelijke situatie.


Gebruik de alarmknipperlichten om het overige
verkeer te waarschuwen in het geval van file,
pech, slepen of een ongeval.

Page 103 of 257

101
7
Veiligheid
Uw auto is voorzien van drie systemen die u helpen om de auto in een noodsituatie veilig totstilstand te brengen:


- het antiblokkeers
ysteem (ABS),

- de elektronische remdrukregelaar (EBD),

- Brake Assist System (BAS).


















Hulpsystemen bij het remmen


Antiblokkeersysteem
(ABS) en elektronische
remdrukregelaar

Deze systemen zorgen tijdens het remmen voor een betere stabiliteit en bestuurbaarheid van
uw auto, vooral op een slecht of glad wegdek.

Inschakelen

Het antiblokkeersysteem treedt automatisch in werking zodra een van de wielen dreigt teblokkeren.
Als het antiblokkeersysteem ingrijpt, is dat merkbaar aan het trillen van het rempedaal; dit
is de normale werking.
Storing
Brake Assist System (BAS)
Dit systeem zorgt ervoor dat in noodgevallen de
optimale remdruk sneller wordt bereikt, zodat de remafstand kleiner wordt.

Trap het rempedaal bij een noodstop zeer krachtig in en laat het pedaalniet los.


Trap het rempedaal bij een noodstopkrachtig en volledig in en laat het nietlos.
Zorg er bij ver vanging van de wielen(banden en velgen) voor dat er wielen worden gemonteerd die aan de voorschriften van de constructeur voldoen.

Als dit waarschuwingslampje gaat branden in combinatie met eengeluidssignaal en een melding ophet display, duidt dit op een storing in hetantiblokkeersysteem. Door deze storing zou u
tijdens het remmen de controle over uw autokunnen verliezen.
Als dit waarschuwingslampje gaat branden in combinatie met de controlelampjes STOPen ABS
, een
geluidssignaal en een melding op het display,
duidt dit op een storing in de elektronische
remdrukregelaar. Door deze storing zou u
tijdens het remmen de controle over uw auto
kunnen verliezen.
Stop op een veilige plaats.Raadpleeg in beide gevallen het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Inschakelen

Het systeem wordt ingeschakeld als het
rempedaal sneller wordt ingetrapt dan een
bepaalde grenswaarde.
Het systeem zorgt er dan voor dat de benodigde
bedieningskracht minder wordt en dat de
effectiviteit van het remmen wordt vergroot.

Als de auto rijdt met stilstaande motor is de rembekrachtiging uitgeschakeld.

Page 104 of 257

102
Veiligheid
Antislipregeling
(ASR) en elektronisch
stabiliteitspro
gramma (ESP)
De antislipregeling verbetert de tractie van de
wielen om doorslippen te voorkomen, door in
te grijpen op de remmen van de aangedreven
wielen en op het motorkoppel. Het elektronisch stabiliteitsprogramma grijpt
in via de remmen van één of meer wielen en
via het motorkoppel om de auto (binnen de
grenzen van de natuurkundige wetmatigheden)
weer in de juiste koers te brengen.
In dat
geval gaat dit controlelampje op
het instrumentenpaneel knipperen.


Het ASR / ESP verhoogt de veiligheid tijdens het rijden. De bestuurder magechter nooit risico's nemen of te hardrijden. Deze systemen kunnen alleen goed werken als de voorschriften van deconstructeur op het gebied van wielen (banden en velgen), onderdelen van het remsysteem, elektronischecomponenten en montageproceduresworden opgevolgd en dewerkzaamheden door het CITROËN.
Laat de systemen na een aanrijdingcontroleren door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.


Storing
Als dit lampje gaat branden, in
combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display is er sprake
van een storing in deze systemen.

Opnieuw inschakelen:
Deze systemen worden weer automatischingeschakeld als het contact wordt afgezet of
vanaf 50 km/h.) Druk nogmaals op de knop om desystemen handmatig weer in te schakelen.
Het lampje van de knop gaat uit.
Als het symbool op het instrumentenpaneel
verdwijnt, betekent dit dat het ASR en het ESP
weer in
geschakeld is.
Uitschakelen
In uitzonderlijke omstandigheden (wanneer deauto vastzit in modder, sneeuw, zand, ...) kan het nuttig zijn het ASR / ESP uit te schakelen,
zodat de wielen kunnen spinnen en weer grip
kunnen krijgen.














Stabiliteitscontrolesystemen
Inschakelen
De systemen worden automatisch ingeschakeld
zodra de motor wordt gestart. De systemen worden geactiveerd zodra de wielen
te weinig grip hebben of de koers van de auto afwijkt
van de door de bestuurder gewenste richting.
De weergave van dit symbool op het
instrumentenpaneel geeft aan dat het ASR en het ESP is uitgeschakeld.
)
Druk op deze knop aan de onderzijde
van het dashboard (bestuurderszijde)
tot het bijbehorende symbool op het
instrumentenpaneel verschijnt.
Het lampje van de knop gaat branden. Raadplee
g het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om het ASR / ESP
te laten controleren.

Als de auto rijdt met stilstaande motor,is de stuurbekrachtiging uitgeschakeld.

Page 105 of 257

103
7
Veiligheid
Veiligheidsgor dels

Veiligheidsgordels vóór
Omdoen
)
Trek aan de gordel en steek de gesp in degordelsluiting.)
Controleer of de gordel goed is vastgemaakt door even aan de riem te trekken.
Losmaken
)
Druk op de rode knop van de gordelsluiting.)
Houd de gordel vast ter wijl deze zich
oprolt.

De veiligheidsgordels v
óór zijn voorzien van een pyrotechnische gordelspanner en eenspankrachtbegrenzer.
Deze systemen zorgen voor extrabescherming van de bestuurder en passagier
bij frontale en zijdelingse aanrijdingen. Bij een krachtige aanrijding zorgen depyrotechnische gordelspanners ervoor dat de
veiligheidsgordels stevig tegen de lichamen
van de inzittenden worden getrokken.
De p
yrotechnische gordelspanners zijn actief
zodra het contact wordt aangezet. De spankrachtbegrenzer beperkt de kracht waarmee de gordel tegen het lichaam van de inzittenden getrokken wordt en bevordert daarmee de veiligheid.

Als het contact wordt aangezet, gaat dit waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel branden omaan te geven dat de bestuurder zijn gordel niet heeft vastgemaakt.

Waarschuwingslampje veiligheidsgordel losgemaakt / niet vastgemaakt
Als de wagensnelheid hoger is dan 20 km/h,
knipper t het waarschuwingslampje gedurende2 minuten in combinatie met een steeds sterker
wordend geluidssignaal. Na deze 2 minuten
blijft het waarschuwingslampje branden zolang
de bestuurder zijn veiligheidsgordel niet heeft
vastgemaakt.
Dit waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel gaat ook branden als de
bestuurder en/of de voorpassagier zijn gordel
tijdens de rit losmaakt.

Page 106 of 257

104
Veiligheid
Veiligheidsgordels achter
De zitplaatsen links- en rechtsachter zijn
voorzien van een driepuntsveiligheidsgordelmet oprolautomaat.
Afhankelijk van de uitvoering is de middelste
zitplaats voorzien van een twee- of
driepuntsveiligheidsgordel met of zonder
o
prolautomaat.

Omdoen
)
Trek aan de gordel en steek de gesp in de gordelsluiting.)
Controleer of de gordel goed is vastgemaakt door even aan de riem te trekken.



Losmaken
)
Druk op de rode knop van de gordelsluiting.)
Houd de gordel vast terwijl deze zich oprolt.

Page 107 of 257

105
7
Veiligheid
Alvorens te gaan rijden dient de bestuurder te controleren of alle passagiers hunveiligheidsgordel goed hebben omgedaan en
vastgemaakt. Zorg ervoor dat alle inzittenden tijdens hetrijden hun veiligheidsgordel dragen, ook albetreft het een korte rit. Draai de gespen van de veiligheidsgordels niet om; de gordels zijn dan niet voldoendeeffectief.
De veiligheidsgordels zijn voorzien van eenoprolautomaat die ervoor zorgt dat de lengtevan de gordel automatisch wordt aangepast aan de lichaamsbouw van de gebruiker. Degordel wordt automatisch opgerold als deze niet wordt gebruikt.
Controleer zowel voor en na het gebruik vande gordel of deze goed is opgerold.
De heupgordel moet zo laag mogelijk op het bekken worden geplaatst. De schoudergordel moet langs het hollegedeelte van de schouder worden geplaatst. De oprolautomaten zijn voorzien van een automatische blokkeerinrichting diein werking treedt bij een aanrijding, een noodstop of het over de kop slaan van
de auto. U kunt de blokkeerinrichtingdeblokkeren door stevig aan de riem te trekken en deze weer los te laten, zodat deriem weer een stukje wordt opgerold.
Voorschriften voor kinderen
Maak voor kinderen tot 12 jaar of kleiner dan 1,50 m gebruik van een geschikt kinderzitje.
De veiligheidsgordel mag door niet meer danéén persoon gedragen worden. Laat nooit een kind op schoot zitten tijdens het rijden.

Voor een effectieve werking van deveiligheidsgordel:


- dient deze strak om het lichaam teworden gedragen,

- moet deze in een vloeiende bewegingnaar voren worden getrokken, zonder dat de gordel gedraaid raakt,

- mag deze door niet meer dan één persoon worden gedragen,

- mag deze geen beschadigingen of rafels ver tonen, -mag er om te voorkomen dat de gordel nietgoed werkt, niets aan worden gewijzigd.
Vanwege de wettelijke veiligheidsvoorschriften moetenwerkzaamheden en controles aan de veiligheidsgordels worden uitgevoerd door het CITROËN-netwerk of eengekwalificeerde werkplaats, die tevens voor de garantie zorgt en de werkzaamhedenvolgens de voorschriften uitvoer t.
Laat de veiligheidsgordels van uw autoregelmatig controleren door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats, vooral als de gordels beschadigingen vertonen.
Reinig de veiligheidsgordels met zeepsopof een reinigingsmiddel voor textiel, verkrijgbaar bij het CITROËN-netwerk. Controleer na het neerklappen of verstellenvan een stoel of de achterbank of de gordel zich op de juiste plaats bevindt en goed is opgerold.
Bij aanrijdingen
De gordelspanners kunnen, afhankelijk vande aard en de kracht van de aanrijding,vóór en onafhankelijk van de airbags afgaan. Het activeren van de gordelspanners gaat gepaard met wat onschadelijke rook en een knal, als gevolg van de activering van de pyrotechnische lading die in het systeem isgeïntegreerd.In alle gevallen gaat het verklikkerlampje van de airbag branden. Laat het systeem na een aanrijdingcontroleren en eventueel ver vangen door hetCITROËN-netwerk of een gekwalificeerdewerkplaats.

Page 108 of 257

106
Veiligheid





Airbags
De airbags zijn speciaal ontworpen om de
veiligheid van de inzittenden bij ernstige aanrijdingen te verbeteren. Ze vormeneen aanvulling op de werking van de
veiligheidsgordels met spanbegrenzers.De elektronische schoksensoren registreren
de frontale en zijdelingse aanrijdingen waaraan
de registratiezones voor een aanrijding worden
bloot
gesteld:
- bij een ernstige aanrijding gaan de airbags
onmiddellijk af en zorgen ervoor dat de inzittenden van de auto beter worden
beschermd. Direct na de aanrijding ontsnapt het gas snel uit de airbags, zodat het zichtniet wordt belemmerd en de inzittenden de auto eventueel kunnen verlaten,
- bij een minder ernstige aanrijding of eenaanrijding van achteren en in bepaalde gevallen waarbij de auto over de kop slaat,
treden de airbags niet in werking. In deze
situaties zor
gen de veiligheidsgordels voor uw bescherming.
De airbags werken alleen als hetcontact aan is. De airbags werken slechts eenmaal.
Als er een tweede aanrijding plaatsvindt(tijdens hetzelfde of een volgendongeval), worden de airbags niet meer opgeblazen.
Het activeren van de airbags gaatgepaard met wat rook en geluid,als gevolg van de activering van de pyrotechnische lading die in hetsysteem is geïntegreerd.De rook is niet schadelijk, maar kanvoor personen die hier gevoelig voor zijn, irriterend zijn. De knal die bij het afgaan wordt geproduceerd, kan het gehoor gedurende een korte periode enigszinsverminderen.


Registratiezones voor een aanrijding
A.
Impactzone vóór. B.
Impactzone opzij.
Airbags vóór


Activering
De airbags worden gelijktijdig opgeblazen,
behalve als de airbag aan passagierszijde
is uitgeschakeld, bij een ernstige frontale
aanrijding binnen (een gedeelte van) de
impactzone vóór (A), in de lengterichting
van de auto en vanaf de voorzijde richting
de achterzijde van de auto, die zich op eenhorizontale ondergrond moet bevinden.
De airbag vóór wordt opgeblazen tussen de
bestuurder en het stuur of tussen de passagier
voorin en het dashboard om te verhinderen dat
deze naar voren wordt geslingerd. De airbags v
óór beschermen de bestuurder en voorpassagier bij een ernstige frontale
aanrijding, om de kans op hoofd- en borstletsel
te verkleinen.
De bestuurdersairbag is geïntegreerd in het stuur wiel en de passagiersairbag in hetdashboard boven het dashboardkastje.

Page 109 of 257

107
7
Veiligheid

Uitschakelen
Dit waarschuwingslampje brandt ophet instrumentenpaneel bij aangezet contact en zolang de airbag isuitgeschakeld.
Schakel voor de veiligheid van uw kindde airbag aan passagierszijde altijd uit als u een kinderzitje met de rug in derijrichting op de voorstoel plaatst.
Anders kan een kind bij het afgaan van de airbag levensgevaarlijk gewond raken.


Plaats geen kinderzitje op devoorstoel als minimaal één van beide waarschuwingslampjes van de airbagspermanent blijft branden.
Laat het systeem controleren door het CITROËN-netwerk of een y
gekwalificeerde werkplaats.
Opnieuw inschakelen
Storing

Als dit lampje op het
instrumentenpaneel gaat branden in
combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display, laat het systeem dan controleren door het CITROËN-gy
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. De
kans bestaat dat de airbags bij een ernstige
aanrijding niet worden geactiveerd.
Als dit lampje knipper t, raadpleeg dan het CITROËN-netwerk of eenjg
gekwalificeerde werkplaats. De
kans bestaat dat de airbag aanpassagierszijde bij een ernstigeaanrijding niet wordt geactiveerd.
Alleen de airbag aan passagierszijde kan
worden uitgeschakeld: )steek de sleutel in de schakelaar voor uitschakelen van de airbag aan passagierszijde, )draai deze in de stand "OFF" , )ver wijder de sleutel zonder de stand van de schakelaar te veranderen.

Als u het kinderzit
je hebt ver wijderd, zet dan met afgezet contactde schakelaar weer op
"ON"
om de airbag opnieuw in te schakelen
en zo de veiligheid van uw passagier te garanderen.

Page 110 of 257

108
Veiligheid
Zijairbags
Activering
De zijairbags worden aan de desbetreffende
zijde opgeblazen bij een ernstige zijdelingse aanrijding binnen (een gedeelte van) de
impactzone opzij (B ), loodrecht op de lengteas
van de auto en vanaf de buitenzijde richting de
binnenzijde van de auto.
De zijairbag zorgt er voor dat het bovenlichaamen het hoofd van de inzittenden voorin worden
beschermd.
De zijairbags beschermen de bestuurder en
de voorpassagier bij een ernstige zijdelingseaanrijding om de kans op letsel te verkleinen.
De zijairbags zijn aangebracht in het frame van
de rugleuning, aan de por tierzijde.

Detectiezones voor een aanrijding
A.
Impactzone vóór.
B. Impactzone opzij.


Als dit waarschuwingslampje gaat branden in combinatie met eengeluidssignaal en een melding op het
multifunctionele display, raadpleegdan het CITROËN-netwerk of eengekwalificeerde werkplaats om
het systeem te laten controleren. De kans bestaat dat de airbags bijeen ernstige aanrijding niet worden geactiveerd.



Storing


Bij een lichte zijdelingse aanrijding of bij over de kop slaan, kan het zijn dat deairbag niet wordt geactiveerd.
Bij een aanrijding van achteren of een frontale aanrijding wordt de airbag niet geactiveerd.

Page:   < prev 1-10 ... 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 ... 260 next >