CITROEN C-ELYSÉE 2017 Instructieboekjes (in Dutch)
Page 11 of 306
9
Sluit als passagier zo min mogelijk 
multimedia-apparatuur (DVD-speler, MP3-
speler, spelcomputer, enz.) op de auto aan 
om het elektriciteitsverbruik, en dus het 
brandstofverbruik, te beperken.
Koppel externe apparatuur los als u de auto 
verlaat.
Eco-rijden
Door in de dagelijkse praktijk een aantal aanwijzingen op te volgen kunt u het brandstofverbruik en de CO2-uitstoot van uw auto verminderen.
Maak optimaal gebruik van de 
versnellingsbak
Als uw auto is voorzien van een 
handgeschakelde versnellingsbak, rijd 
dan rustig weg, schakel zo snel mogelijk 
de tweede versnelling in en schakel bij het 
accelereren bij voorkeur relatief snel over naar 
een hogere versnelling.
Als uw auto is voorzien van een automatische 
transmissie of een elektronisch gestuurde 
versnellingsbak, gebruik dan bij voorkeur de 
automatische stand Drive (D) of Auto (A) en 
trap het gaspedaal niet bruusk of diep in.
De schakelindicator adviseert u de versnelling 
in te schakelen die het best geschikt is 
voor de rijomstandigheden: volg het op 
het instrumentenpaneel weergegeven 
schakeladvies zo snel mogelijk op.
Bij auto's met een elektronisch gestuurde 
versnellingsbak of een automatische 
transmissie wordt de opschakelindicator 
uitsluitend in de handmatige stand 
weergegeven.
Kies voor een soepele rijstijl
Houd afstand van de auto's voor u, rem bij 
voorkeur af op de motor in plaats van het 
rempedaal te gebruiken en trap het gaspedaal 
geleidelijk in. Als u deze aanwijzingen naleeft, 
neemt het brandstofverbruik en de CO
2-
uitstoot af en wordt de geluidsoverlast door 
het verkeer beperkt.
Als het verkeer goed doorstroomt, gebruik dan 
vanaf een snelheid van ongeveer 40
 
km/h de 
snelheidsregelaar (indien aanwezig).
Matig het gebruik van uw 
elektrische uitrusting
Als het passagierscompartiment te warm is, 
ventileer dit dan voordat u gaat rijden door de 
ruiten en de ventilatieopeningen te openen 
voordat u de airconditioning gaat gebruiken.
Sluit bij snelheden boven 50
  km/u de ruiten, 
maar laat de ventilatieopeningen open staan.
Maak gebruik van alle uitrustingsdelen die 
kunnen bijdragen aan een verlaging van de 
temperatuur in het passagierscompartiment 
(zonneschermen enz.). Schakel de verlichting en het mistachterlicht 
uit als het zicht voldoende is.
Laat de motor vooral 's winters na het starten 
niet stationair warmdraaien, maar rijd zo snel 
mogelijk weg: uw auto warmt sneller op als u 
rijdt. Schakel de airconditioning uit zodra de 
gewenste temperatuur is bereikt.
Schakel de achterruitver warming en de 
ontwaseming uit zodra deze niet meer 
nodig zijn als deze niet automatisch worden 
aangestuurd.
Schakel de stoelver warming zo snel mogelijk 
uit.
. 
Eco-rijden  
Page 12 of 306
10
Beperk de oorzaken van een 
hoger brandstofverbruik
Verdeel het gewicht evenwichtig over de 
auto: plaats de zwaarste voor werpen in 
de bagageruimte, zo dicht mogelijk bij de 
achterbank.
Beperk de belading en de luchtweerstand 
(dakdragers, imperiaal, fietsendrager, 
aanhanger, enz.) van uw auto. Gebruik 
voor het vervoer van bagage op het dak bij 
voorkeur een dakkoffer.
Ver wijder na gebruik de dakdragers en het 
imperiaal.
Vervang na de winter zo snel mogelijk de 
winterbanden door zomerbanden.
Houd u aan de 
onderhoudsvoorschriften
Controleer regelmatig de bandenspanning 
(bij koude banden), houd u daarbij aan 
de bandenspanning die staat vermeld 
op de sticker op de portiersponning aan 
bestuurderszijde.
Controleer de bandenspanning met name:
- 
v
 oor een lange rit,
-
 
b
 ij de wisseling van de seizoenen,
-
 
a
 ls de auto gedurende langere tijd niet is 
gebruikt.
Vergeet niet het reservewiel en de wielen van 
een aanhanger of caravan. Laat uw auto regelmatig onderhouden 
(olie verversen, oliefilter, luchtfilter en 
interieurfilter vervangen, enz.) en houd u 
daarbij aan het door het merk voorgeschreven 
onderhoudsschema.
Laat bij het tanken het vulpistool niet meer dan 
drie keer afslaan; zo voorkomt u dat brandstof 
uit de tank stroomt.
U zult bij een nieuwe auto merken dat pas na 
3.000
  km het gemiddelde brandstofverbruik 
zich stabiliseert. 
Eco-rijden  
Page 13 of 306
11
Instrumentenpaneel benzine – diesel
Meters
1Toerenteller (x 1.000 t /min).
2 Display.
3 Digitale snelheidsmeter (km/h of mph).
4 Indicator:
van onderhoudsinformatie,
actieradius vloeistof emissieregeling 
(AdBlue
®).
Op 0 zetten van de geselecteerde functie 
(dagteller of onderhoudsindicator).
Instellen van de klok.
Display
AInformatie elektronisch gestuurde 
versnellingsbak of automatische transmissie.
Opschakelindicator.
B De tijd.
C Actieradius van de brandstof of de 
AdBlue
® van het SCR-systeem (km).
of
Dagteller.
D
Brandstofniveaumeter / voorgloeien dieselmotor.
E Onderhoudsindicator (km of mijl)
vervolgens,
Kilometerteller.
Deze twee functies worden bij het aanzetten 
van het contact na elkaar weergegeven.
FInstellingen snelheidsregelaar of 
snelheidsbegrenzer.
1 
Instrumentenpaneel  
Page 14 of 306
12
Verklikkerlampjes
Bij het aanzetten van het contact
Als het contact wordt aangezet, gaan bepaalde 
lampjes enkele seconden branden.
Zodra de motor draait, moeten deze lampjes 
weer uitgaan.
Als een lampje blijft branden, controleer dan 
voordat u gaat rijden welke functie het betreft.
Bijbehorende waarschuwingen
Een aantal verklikkerlampjes kan op twee 
manieren oplichten: permanent of knipperend.
Of het permanent branden of knipperen van 
een verklikkerlampje duidt op een storing, is 
afhankelijk van de werkingsfase van de auto.
Bij een storing kan het lampje gaan branden in 
combinatie met een geluidssignaal en/of een 
melding.
Verklikkerlampjes
Als bij draaiende motor of tijdens het rijden een van 
de volgende verklikkerlampjes gaat branden, wijst 
dit op een storing in het desbetreffende systeem en 
moet de bestuurder actie ondernemen.
Lees in het geval van een storing waarbij 
een waarschuwingslampje gaat branden 
de aanvullende informatie, die via een 
bijbehorende melding wordt weergegeven.
Raadpleeg indien nodig het 
CITROËN-netwerk 
of een gekwalificeerde werkplaats. De volgende verklikkerlampjes op het 
instrumentenpaneel en/of op het display van 
het instrumentenpaneel geven aan dat de 
desbetreffende functie is ingeschakeld.
Verklikkerlampjes 
ingeschakelde functies
Verklikkerlampjes 
uitgeschakelde functies
De volgende verklikkerlampjes geven aan 
dat de desbetreffende functie handmatig is 
uitgeschakeld.
Het lampje kan branden in combinatie met een 
geluidssignaal en een melding op het display. 
Instrumentenpaneel  
Page 15 of 306
13
Waarschuwings- resp. 
indicatielampjeStatus
Oorzaak Acties / Opmerkingen
STOP Permanent, 
in combinatie 
met een ander 
waarschuwingslampje. Dit waarschuwingslampje 
brandt bij een te lage 
motoroliedruk of bij een te hoge 
koelvloeistoftemperatuur. Stop zo snel mogelijk op een veilige plaats.
Zet het contact af en neem contact op met het 
CITROËN-netwerk of met een gekwalificeerde 
werkplaats.
Parkeerrem Permanent. De parkeerrem is aangetrokken 
of niet goed vrijgezet. Zet de parkeerrem vrij zodat het controlelampje 
uitgaat; trap het rempedaal in.
Houd u aan de veiligheidsvoorschriften.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer 
informatie over de parkeerrem
.
Remsysteem Permanent. Het remvloeistofniveau is te 
laag. Stop zo snel mogelijk op een veilige plaats.
Vul het niveau bij met een door CITROËN aanbevolen vloeistof.Als het probleem zich blijft voordoen, laat het systeem 
dan controleren door het CITROËN-netwerk of door 
een gekwalificeerde werkplaats.
Permanent, in 
combinatie met het 
waarschuwingslampje 
ABS. Er is een storing in de 
elektronische remdrukregelaar 
(REF).
Stop zo snel mogelijk op een veilige plaats.
Laat uw auto controleren door het 
CITROËN-netwerk 
of door eengekwalificeerde werkplaats.
1 
Instrumentenpaneel  
Page 16 of 306
14
Waarschuwings- resp. 
indicatielampjeStatus
Oorzaak Acties / Opmerkingen
Veiligheidsgordel 
bestuurder niet 
vastgemaakt 
of losgemaakt / 
veiligheidsgordel 
voorpassagier 
losgemaaktBrandt permanent 
of knippert in 
combinatie met een 
in volume toenemend 
geluidssignaal.De bestuurder heeft zijn 
veiligheidsgordel niet 
vastgemaakt of weer 
losgemaakt.
De voorpassagier heeft zijn 
veiligheidsgordel losgemaakt. Trek aan de gordel en steek de gesp in de 
gordelsluiting.
Laden accu Permanent.
Er is een storing in het 
laadstroomcircuit van de accu 
(vervuilde of losgeraakte 
accuklemmen, aandrijfriem dynamo 
niet correct gespannen of gebroken...).Het lampje moet doven als de motor draait.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een 
gekwalificeerde werkplaats als dit niet het geval is.
Motoroliedruk Permanent. Er is een storing in de 
motorsmering. Stop zo snel mogelijk op een veilige plaats.
Zet het contact af en neem contact op met het 
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. 
Instrumentenpaneel  
Page 17 of 306
15
Waarschuwings- resp. 
indicatielampjeStatus
Oorzaak Acties / Opmerkingen
Te hoge koel-
vloeistoftempe -
ratuur Permanent rood.
De temperatuur van de 
koelvloeistof is te hoog. Stop zo snel mogelijk op een veilige plaats.
Wacht met het eventueel bijvullen van de koelvloeistof 
tot de motor is afgekoeld.
Als het probleem zich blijft voordoen, raadpleeg 
dan het 
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde 
werkplaats.
Portier(en)/
kofferdeksel 
geopend Permanent, tot een 
snelheid van 10
 
km/h. Een portier of het kofferdeksel is 
niet goed gesloten. Sluit het portier of het kofferdeksel.
Permanent in combinatie 
met een geluidssignaal, 
bij een snelheid hoger 
dan 10
  km/h.
Motorstoring Permanent rood. Er is sprake van een ernstige 
motorstoring waardoor de auto 
zou kunnen stilvallen. Stop zo snel mogelijk op een veilige plaats.
Zet het contact af en raadpleeg het CITROËN-netwerk 
of een gekwalificeerde werkplaats.
Motorstoring Permanent oranje. Er is sprake van een kleine 
motorstoring. Raadpleeg zo snel mogelijk het 
CITROËN-netwerk of 
een gekwalificeerde werkplaats.
1 
Instrumentenpaneel  
Page 18 of 306
16
Laag 
brandstofniveauPermanent.
Als dit lampje gaat branden, 
zit er nog ongeveer 5
  liter 
brandstof in de tank. Ga zo snel mogelijk tanken om te voorkomen dat u 
met een lege tank strandt.
Dit controlelampje gaat elke keer na het aanzetten 
van het contact branden zolang er niet voldoende 
brandstof getankt is.
Inhoud brandstoftank: ongeveer 50
  liter.
Rijd nooit door tot de tank helemaal leeg is, 
hierdoor kunnen het emissieregelsysteem en het 
injectiesysteem beschadigd raken.
Waarschuwings- resp. 
indicatielampje
Status
Oorzaak Acties / Opmerkingen
Zelfdiagnose 
motor Permanent.
Er is een storing in de 
emissieregeling. Het lampje moet doven als de motor draait.
Raadpleeg het 
CITROËN-netwerk of een 
gekwalificeerde werkplaats als dit niet het geval is.
Knippert. Er is een storing in het 
motormanagementsysteem. De kans is aanwezig dat de katalysator onherstelbaar 
wordt beschadigd.
Laat uw auto controleren door het 
CITROËN-netwerk 
of door eengekwalificeerde werkplaats.
Voorgloeien 
dieselmotor Permanent.
De sleutel staat in de tweede 
stand (contact) van het 
contactslot. Wacht met starten tot het verklikkerlampje uitgaat.
De wachttijd is afhankelijk van de weersomstandigheden 
(in extreme gevallen 30 seconden).
Als de motor niet wil aanslaan, zet dan het contact 
af. Zet het contact vervolgens weer aan en wacht 
opnieuw tot het lampje uitgaat voordat u de motor 
start. 
Instrumentenpaneel  
Page 19 of 306
17
Waarschuwings- resp. 
indicatielampjeStatus
Oorzaak Acties / Opmerkingen
Bandenspanning 
te laag Permanent, in 
combinatie met een 
geluidssignaal en een 
melding. De bandenspanning van een of 
meerdere wielen is te laag.
Controleer zo snel mogelijk de bandenspanning.
De controle dient bij voorkeur bij koude banden te 
worden uitgevoerd.
Elke keer nadat u een of meer banden op spanning 
hebt gebracht en na het ver wisselen van een of meer 
wielen, moet u het systeem resetten.
Raadpleeg de desbetreffende 
rubriek voor meer informatie over het 
bandenspanningscontrolesysteem
.
of Knippert en 
brandt vervolgens 
permanent, in 
combinatie met het 
verklikkerlampje 
SERVICE.
Er zit een storing in de functie: 
de bandenspanning wordt niet 
meer gecontroleerd.
Controleer zo snel mogelijk de bandenspanning.
Laat uw auto controleren door het 
CITROËN-netwerk 
of door een gekwalificeerde werkplaats.
Antiblokkeer
-s
ysteem (ABS) Permanent.
Er is een storing in het 
antiblokkeersysteem. De normale remwerking blijft behouden.
Rijd voorzichtig met lage snelheid en raadpleeg 
zo snel mogelijk het 
CITROËN-netwerk of een 
gekwalificeerde werkplaats.
1 
Instrumentenpaneel  
Page 20 of 306
18
Waarschuwings- resp. 
indicatielampjeStatus
Oorzaak Acties / Opmerkingen
Airbags Brandt tijdelijk. Het lampje brandt na het aanzetten 
van het contact gedurende enkele 
seconden en dooft vervolgens. Het lampje moet doven als de motor draait.
Raadpleeg het 
CITROËN-netwerk of een 
gekwalificeerde werkplaats als dit niet het geval is.
Permanent. Er is een storing in een van de 
airbags of de pyrotechnische 
gordelspanners. Laat uw auto controleren door het 
CITROËN-netwerk 
of door eengekwalificeerde werkplaats.
Airbag aan 
passagierszijde Permanent.
De schakelaar in het 
dashboardkastje staat in de 
stand "OFF".
De airbag vóór aan 
passagierszijde is uitgeschakeld.
U kunt een kinderzitje "met de 
rug in de rijrichting" plaatsen, 
behalve in het geval van een 
storing in de airbags (brandend 
waarschuwingslampje Airbags). Zet de schakelaar in de stand "
ON" om de airbag 
vóór aan passagierszijde in te schakelen.
Bevestig in dit geval op deze zitplaats geen 
kinderzitje "met de rug in de rijrichting".
Dynamische 
stabiliteitscontrole 
(ESP/ASR)Permanent.De toets links onder op het 
dashboard is ingedrukt. Het 
controlelampje van de toets brandt.
De systemen ESP en ASR zijn 
uitgeschakeld.
ESP: elektronisch 
stabiliteitsprogramma.
ASR: antislipregeling. Druk op de toets om de systemen ESP en ASR in te 
schakelen. Het lampje van de toets gaat uit.
De systemen ESP en ASR worden automatisch 
ingeschakeld als de motor wordt gestart.
Na uitschakelen van de systemen worden ze 
automatisch opnieuw ingeschakeld bij snelheden 
hoger dan ongeveer 50
  km/h. 
Instrumentenpaneel