ESP CITROEN C-ELYSÉE 2018 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 22 of 260

20
Waarschuwings- resp.
verklikkerlampjeStatus
Oorzaak Acties / Opmerkingen
OnderhoudssleutelKnippert en
brandt vervolgens
permanent, bij het
aanzetten van het
contact.Het onderhoudsinterval is
overschreden.De onderhoudsindicator wordt enkele seconden weergegeven
op het instrumentenpaneel. Afhankelijk van de uitvoering:
-

d
e kilometerteller geeft het aantal afgelegde kilometers aan
sinds het interval voor de onderhoudsbeurt is overschreden.
De waarde wordt voorafgegaan door het teken "-".
-

e
en waarschuwing geeft aan dat het inter val voor de
onderhoudsbeurt is overschreden.
De onderhoudssleutel blijft branden zolang de onderhoudsbeurt
niet is uitgevoerd.
De waarschuwing wordt gegeven wanneer het inter val voor de
onderhoudsbeurt is overschreden.
+ Knippert en
brandt vervolgens
permanent, bij
het aanzetten van
het contact, in
combinatie met het
verklikkerlampje
SERVICE.Het onderhoudsinterval voor de
uitvoeringen met een BlueHDi-
dieselmotor is overschreden.
De onderhoudsindicator wordt enkele seconden weergegeven
op het instrumentenpaneel. Afhankelijk van de uitvoering:
-

d
e kilometerteller geeft het aantal afgelegde kilometers aan
sinds het interval voor de onderhoudsbeurt is overschreden.
De waarde wordt voorafgegaan door het teken "-".
-

e
en waarschuwing geeft aan dat het inter val voor de
onderhoudsbeurt is overschreden.
De onderhoudssleutel blijft branden zolang de onderhoudsbeurt
niet is uitgevoerd.
De waarschuwing wordt gegeven wanneer het inter val voor de
onderhoudsbeurt is overschreden.
De weergegeven afstand (in kilometers of
mijlen) wordt berekend op basis van het
aantal afgelegde kilometers en de verstreken
tijd sinds de laatste onderhoudsbeurt.
Instrumentenpaneel

Page 23 of 260

21
Actieradiusindicatoren AdBlue®
Zodra de reser vevoorraad van het AdBlue®-
reser voir is aangesproken of een storing in het
SCR-systeem is gesignaleerd, verschijnt bij
het aanzetten van het contact een indicator die
aangeeft hoeveel kilometer u nog ongeveer
kunt rijden voordat het opnieuw starten van de
motor automatisch wordt geblokkeerd.
Als gelijktijdig een storing wordt gesignaleerd
en het AdBlue
®-niveau laag is, wordt de laagste
actieradius weergegeven.
Niet starten van de motor
bij een te laag AdBlue®-
niveau
Het wettelijk verplichte
startblokkeringssysteem wordt
automatisch geactiveerd zodra het
AdBlue
®-reservoir leeg is.
Actieradius groter dan 2.400 km
Als het contact wordt aangezet, wordt er geen
informatie over de actieradius weergegeven op
het instrumentenpaneel.
Nulstelling onderhoudsindicator
Na elke onderhoudsbeurt moet de
onderhoudsindicator weer op nul gezet worden.
Als u na deze handeling de accu wilt
loskoppelen, vergrendel dan de auto en
wacht minimaal 5
minuten. Het op 0 zetten
van de onderhoudsindicator zal anders
niet worden opgeslagen.
Opnieuw weergeven van de
onderhoudsinformatie
U kunt op elk moment de onderhoudsinformatie
weergeven.
F

D
ruk op de knop voor nulstelling van de
dagteller. De onderhoudsinformatie wordt
enkele seconden weergegeven en verdwijnt
vervolgens weer.
Voer dit als volgt uit:
F

Z

et het contact uit.
F

D

ruk op de resetknop van de dagteller en
houd deze ingedrukt,
F

Z

et het contact aan; de kilometerteller
begint terug te tellen.
F

L

aat de knop los als het display
=0

aangeeft; de sleutel verdwijnt.
1
Instrumentenpaneel

Page 60 of 260

58
Alarmknipperlichten
F Wanneer u deze rode knop indrukt, knipperen alle vier de richtingaanwijzers
tegelijkertijd.
De alarmknipperlichten werken ook als het
contact is afgezet.
Automatische ontsteking
van de alarmknipperlichten
Bij een noodstop worden de
alarmknipperlichten, afhankelijk van de mate
van remvertraging, automatisch ingeschakeld.
Zodra u weer gas geeft, gaan de
alarmknipperlichten uit.
F

U k
unt de alarmknipperlichten echter ook
uitschakelen door op de knop te drukken.
Claxon
Systeem om uw medeweggebruikers met een
geluidssignaal te waarschuwen voor direct
g eva a r.
Noodoproep of
pechhulpoproep
Urgence-noodoproep met
lokalisering
Druk in geval van nood langer
dan 2 seconden op deze toets.
Door deze toets meteen opnieuw
in te drukken, wordt de aanvraag
geannuleerd.
Het groene ledlampje blijft branden (zonder te
knipperen) wanneer de verbinding tot stand is
gebracht.
Aan het einde van het gesprek gaat het lampje
uit.
F

D

ruk op het middelste gedeelte van het
stuurwiel. Het knipperen van het groene ledlampje en het
gesproken bericht bevestigen dat de oproep
is verstuurd naar de alarmcentrale "Urgence-
noodoproep met lokalisering"*
Het groene ledlampje dooft.
Veiligheid

Page 61 of 260

59
* Afhankelijk van de algemene gebruiksvoorwaarden,
die u bij uw verkooppunt kunt opvragen, en de
technische beperkingen van het systeem.
** Afhankelijk van de geografische dekking
van "Urgence-noodoproep met lokalisering",
"Assistance-pechhulpoproep met lokalisering" en
van de officiële landstaal die door de eigenaar van
de auto is gekozen.
D

e lijst van de landen waar het systeem werkzaam
is en de lijst van beschikbare telematicadiensten
kunt u bij uw verkooppunt opvragen of op de
internetsite voor uw land bekijken.
"Urgence-noodoproep met lokalisering"
lokaliseert onmiddellijk uw auto, spreekt u
toe in uw landstaal**en roept indien nodig
de hulp in van de bevoegde hulpdiensten. In
landen waar de alarmcentrale niet operationeel
is of wanneer de lokalisatie uitdrukkelijk
is geweigerd, wordt de oproep meteen
doorgestuurd naar de hulpdiensten (112),
zonder lokalisatie.
Als een aanrijding wordt gedetecteerd door
de elektronische eenheid airbags, wordt
ongeacht of er airbags worden geactiveerd
automatisch een noodoproep verstuurd.
Indien u gebruikmaakt van de dienst
Citroën Connect Box met SOS-pakket
en pechhulpser vice, beschikt u over
aanvullende diensten via uw persoonlijke
pagina op de internetsite voor uw land.Werking van het systeem
Het rode lampje blijft branden: er
is een storing in het systeem.
Het rode lampje knippert: de noodbatterij moet
worden vervangen.
In beide gevallen is het mogelijk dat de
noodoproep of pechhulpoproep niet meer
werkt.
Raadpleeg zo snel mogelijk een erkend
reparateur. Bij een storing in het systeem kan er wel
met de auto worden gereden.
Assistance-pechhulpoproep
met lokalisering
Druk langer dan 2 seconden op
d eze toets voor het aanvragen
van hulp bij het stranden van de
auto.
Een gesproken bericht bevestigt dat de oproep
is verstuurd**. Door deze toets meteen opnieuw
in te drukken, wordt de aanvraag
geannuleerd.
Dit wordt bevestigd door een gesproken
bericht.
**
A
fhankelijk van de geografische dekking
van "Urgence-noodoproep met lokalisering"
en "Assistance-pechhulpoproep met
lokalisering" en van de officiële landstaal die
door de eigenaar van de auto is gekozen.
D
e lijst van de landen waar het systeem
werkzaam is en de lijst van beschikbare
telematicadiensten kunt u bij uw verkooppunt
opvragen of op www.citroen.nl bekijken.
Geolokalisatie
U kunt de geolokalisatie uitschakelen
door gelijktijdig op de toetsen "Urgence-
noodoproep met lokalisering" en "Assistance-
pechhulpoproep met lokalisering" te drukken
en ver volgens op "Oproep naar Assistance met
lokalisering" te drukken om te bevestigen.
Druk om de geolokalisatie weer in te schakelen nogmaals
gelijktijdig op de toetsen "Urgence-noodoproep
met lokalisering" en "Assistance-pechhulpoproep
met lokalisering" en vervolgens op "Assistance-
pechhulpoproep met lokalisering" om te bevestigen.
5
Veiligheid

Page 62 of 260

60
Wanneer u uw auto buiten het netwerk van
het merk hebt gekocht, raden wij u aan de
aanwezigheid van deze diensten bij het
netwerk te laten controleren en eventueel
configureren. In een meertalig land kunt
u het systeem laten configureren in de
officiële landstaal van uw voorkeur.
Om technische redenenen, zoals het
verbeteren van de telematicadiensten,
behoudt de fabrikant zich het recht
voor om op elk willekeurig moment het
communicatiesysteem in de auto te
wijzigen.Elektronisch
stabiliteitsprogramma
(ESP)
Elektronisch stabiliteitsprogramma dat de
volgende systemen omvat:
-
h
et antiblokkeersysteem (ABS) en de
elektronische remdrukregelaar (EBD),
-
de

noodremassistentie (BAS),
-

d
e antislipregeling (ASR),
-
d

e dynamische stabiliteitscontrole (DSC).
Begrippen
Antiblokkeersysteem (ABS) en
elektronische remdrukregelaar
(EBD)
Deze systemen zorgen tijdens het remmen
voor een betere stabiliteit en bestuurbaarheid
van uw auto en voor een betere controle in
bochten, vooral op een slecht of glad wegdek.
Het ABS voorkomt het blokkeren van de wielen
in het geval van een noodstop.
De EBD verdeelt de remdruk over de wielen.
Noodremassistentie (BAS)
Dit systeem zorgt er voor dat in noodgevallen
de optimale remdruk sneller wordt bereikt,
zodat de remafstand kleiner wordt.
Antislipregeling (ASR)
Dit systeem past de aandrijfkracht aan om
het doorspinnen van de wielen te voorkomen
via de remmen van de aangedreven wielen
en de motor. De ASR zorgt ook voor meer
koersstabiliteit bij het accelereren.
Dynamische stabiliteitscontrole
(DSC)
Dit systeem houdt de vier wielen in de gaten
en grijpt, als de koers van de auto afwijkt van
de door de bestuurder gewenste richting,
automatisch in via de remmen van een of
meerdere wielen en het motorkoppel om de
auto voor zover mogelijk weer in de juiste koers
te brengen. Het systeem wordt ingeschakeld als het
rempedaal snel wordt ingetrapt en zorgt er voor
dat de benodigde bedieningskracht wordt
verminderd en de effectiviteit van het remmen
wordt vergroot.
Veiligheid

Page 65 of 260

63
Omdoen
Losmaken
F Druk op de rode knop van de gordelsluiting.
F H oud de gordel tijdens het oprollen vast.
Verklikkerlampje
veiligheidsgordel losgemaakt/
niet vastgemaakt
* Volgens land van bestemming.
F

T

rek aan de gordel en steek de gesp in de
gordelsluiting.
F

C

ontroleer of de gordel goed is
vastgemaakt door even aan de riem te
trekken. Dit verklikkerlampje gaat ook branden als de
bestuurder en/of voorpassagier zijn gordel
losmaakt tijdens het rijden. *
Als het contact wordt aangezet, gaat
dit waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel branden om aan
te geven dat de bestuurder zijn gordel
niet heeft vastgemaakt.
Als de snelheid hoger is dan 20 km/h, knippert het
v erklikkerlampje gedurende twee minuten in combinatie
met een steeds sterker wordend geluidssignaal. Na deze
twee minuten blijft het verklikkerlampje branden zolang de
bestuurder zijn gordel niet heeft vastgemaakt.
Veiligheidsgordels achter
Omdoen
F Trek aan de gordel en steek de gesp in de
gordelsluiting.
F

C
ontroleer of de gordel goed is
vastgemaakt door even aan de riem te
trekken.
Losmaken
F Druk op de rode knop van de gordelsluiting.
F H oud de gordel tijdens het oprollen vast.
De zitplaatsen links en rechts achter zijn
voorzien van een driepuntsveiligheidsgordel
met oprolautomaat.
Afhankelijk van de uitvoering is de middelste
zitplaats achter voorzien van een twee- of
driepuntsveiligheidsgordel met of zonder
oprolautomaat.
5
Veiligheid

Page 66 of 260

64
Advies
Alvorens te gaan rijden dient de bestuurder
te controleren of alle passagiers hun
veiligheidsgordel goed hebben omgedaan en
vastgemaakt.
Zorg ervoor dat alle inzittenden tijdens het
rijden hun veiligheidsgordel dragen, ook al
betreft het een korte rit.
Draai de gespen van de veiligheidsgordels niet
om; de gordels werken dan niet optimaal.
De veiligheidsgordels zijn voorzien van een
oprolautomaat die de lengte van de riem
automatisch aanpast aan uw lichaamsbouw. De
veiligheidsgordel wordt automatisch opgerold
als hij niet wordt gebruikt.
Controleer zowel voor en na het gebruik van de
gordel of deze goed is opgerold.
De heupgordel moet zo laag mogelijk op het
bekken worden geplaatst.
De schoudergordel moet langs het holle
gedeelte van de schouder worden geplaatst.
De oprolautomaten zijn voorzien van een
automatische blokkeerinrichting die in werking
treedt bij een aanrijding, een noodstop of
het over de kop slaan van de auto. U kunt de
blokkeerinrichting deblokkeren door stevig aan
de riem te trekken en deze weer los te laten,
zodat de riem weer een stukje wordt opgerold.Voor een effectieve werking van de
veiligheidsgordel:
-

d
ient deze strak om het lichaam te worden
gedragen,
-

m
oet deze in een vloeiende beweging naar
voren worden getrokken, zonder dat de
gordel gedraaid raakt,
-

m
ag deze door niet meer dan één persoon
worden gedragen,
-

m
ag deze geen beschadigingen of rafels
vertonen,
-

m
ag er om te voorkomen dat de gordel niet
goed werkt, niets aan worden gewijzigd. Voorschriften voor kinderen
Maak voor kinderen tot 12
jaar of kleiner dan
1,50
m gebruik van een geschikt kinderzitje.
De veiligheidsgordel mag door niet meer dan
één persoon gedragen worden.
Laat nooit een kind op schoot zitten tijdens het
rijden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over kinderzitjes .
Vanwege de wettelijke veiligheidsvoorschriften
moeten werkzaamheden en controles aan de
veiligheidsgordels worden uitgevoerd door
het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats, conform de voorschriften en met
het juiste gereedschap.
Laat de veiligheidsgordels van uw auto
regelmatig controleren door het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats,
vooral als de gordels beschadigingen vertonen.
Reinig de veiligheidsgordels met zeepsop of
een reinigingsmiddel voor textiel, verkrijgbaar
bij het CITROËN-netwerk.
Controleer na het neerklappen of verstellen van
een stoel of de achterbank of de gordel zich op
de juiste plaats bevindt en goed is opgerold. In het geval van een aanrijding
De gordelspanners kunnen,
afhankelijk van
de aard en de kracht van de aanrijding , vóór
en onafhankelijk van de airbags afgaan. Het
afgaan van de gordelspanners gaat gepaard
met wat onschadelijke rook en een knal, als
gevolg van de activering van de pyrotechnische
lading die in het systeem is geïntegreerd.
In alle gevallen gaat het waarschuwingslampje
van de airbag branden.
Laat het gordelsysteem na een aanrijding
controleren en eventueel vervangen door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Veiligheid

Page 73 of 260

71
AR
BG НИКОГА
НЕ инсталирайте детско столче на седалка с АКТИВИРАНА предна ВЪЗДУШНА ВЪЗГЛАВНИЦА. Това може да причини
С

МЪРТ или СЕРИОЗНО НАРАНЯВАНЕ на детето.
CS NIKDY
neumisťujte dětské zádržné zařízení orientované směrem dozadu na sedadlo chráněné AKTIVOVANÝM čelním AIRBAGEM. Hrozí
n

ebezpečí SMRTI DÍTĚTE nebo VÁ ŽNÉHO ZR ANĚNÍ.
DA Brug ALDRIG en bagudvendt barnestol på et sæde, der er beskyttet af en AKTIV AIRBAG. BARNET risikerer at blive ALVORLIGT
K VÆSTET eller DR ÆBT.
DE Montieren Sie auf einem Sitz mit AKTIVIERTEM Front-Airbag NIEMALS einen Kindersitz oder eine Babyschale entgegen der Fahrtrichtung,
das Kind könnte schwere oder sogar tödliche Verletzungen erleiden.
EL Μη
χρησιμοποιείτε ΠΟΤΕ παιδικό κάθισμα με την πλάτη του προς το εμπρός μέρος του αυτοκινήτου, σε μια θέση που προστατεύεται από
Μ

ΕΤΩΠΙΚΟ αερόσακο που είναι ΕΝΕΡΓΟΣ. Αυτό μπορεί να έχει σαν συνέπεια το ΘΑΝΑΤΟ ή το ΣΟΒΑΡΟ ΤΡΑΥΜΑΤΙΣΜΟ του ΠΑΙΔΙΟΥ
EN NEVER use a rear ward facing child restraint on a seat protected by an ACTIVE AIRBAG in front of it, DEATH or SERIOUS INJURY to the
CHILD can occur
ES NO INSTALAR NUNCA un sistema de retención para niños de espaldas al sentido de la marcha en un asiento protegido mediante un
AIRBAG
frontal ACTIVADO, ya que podría causar lesiones GR AVES o incluso la MUERTE del niño.
ET Ärge MITTE KUNAGI paigaldage "seljaga sõidusuunas" lapseistet juhi kõr valistmele, mille ESITURVAPADI on AKTIVEERITUD. Tur vapadja
avanemine võib last TÕSISELT või ELUOHTLIKULT vigastada.
FI ÄLÄ KOSK A AN aseta lapsen tur vaistuinta selkä ajosuuntaan istuimelle, jonka edessä suojana on käyttöön aktivoitu TURVAT Y YNY. Sen
laukeaminen voi aiheuttaa LAPSEN KUOLEMAN tai VAK AVAN LOUKK A ANTUMISEN.
FR NE JAMAIS installer de système de retenue pour enfants faisant face vers l'arrière sur un siège protégé par un COUSSIN GONFLABLE
frontal
ACTIVÉ. Cela peut provoquer la MORT de l'ENFANT ou le BLESSER GR AVEMENT.
HR NIK ADA
ne postavljati dječju sjedalicu leđima u smjeru vožnje na sjedalo zaštićeno UKLJUČENIM prednjim ZR AČNIM JASTUKOM. To bi
m

oglo uzrokovati SMRT ili TEŠKU OZLJEDU djeteta.
HU SOHA
ne használjon menetiránynak háttal beszerelt gyermekülést AKTIVÁLT (BEK APCSOLT) FRONTLÉGZSÁKK AL védett ülésen. Ez a
g

yermek HALÁLÁT vagy SÚLYOS SÉRÜLÉSÉT okozhatja.
IT NON installare MAI seggiolini per bambini posizionati in senso contrario a quello di marcia su un sedile protetto da un AIRBAG frontale
ATTIVATO. Ciò potrebbe provocare la MORTE o FERITE GR AVI al bambino.
LT NIEK ADA
neįrenkite vaiko prilaikymo priemonės su atgal atgręžtu vaiku ant sėdynės, kuri saugoma VEIKIANČIOS priekinės ORO
P

AGALVĖS. Išsiskleidus oro pagalvei vaikas gali būti MIRTINAI arba SUNKIAI TR AUMUOTAS.
5
Veiligheid

Page 80 of 260

78
Veiligheidsvoorschriften
De onjuiste bevestiging van een kinderzitje
brengt de veiligheid van het kind in gevaar in
geval van een botsing.
Controleer of er geen veiligheidsgordel of gesp
van de veiligheidsgordel onder het kinderzitje
zit; dat zou de stabiliteit van het zitje in gevaar
kunnen brengen.
Zorg er voor dat de veiligheidsgordels of het
tuigje van het kinderzitje, zelfs bij korte ritten,
worden vastgemaakt waarbij de speling ten
opzichte van het lichaam van het kind zoveel
mogelijk moet worden beperkt.
Zorg er bij het bevestigen van het kinderzitje
met de veiligheidsgordel voor dat de
veiligheidsgordel correct tegen het kinderzitje
is gespannen en dat de gordel het kinderzitje
stevig op zijn plaats houdt. Schuif de
passagiersstoel, wanneer deze versteld kan
worden, indien nodig naar voren.
Laat bij de achterzitplaatsen altijd voldoende
ruimte tussen de voorstoel en:
-
h
et kinderzitje "met de rug in de rijrichting",
-

d
e voeten van het kind in het kinderzitje
"met het gezicht in de rijrichting".
Schuif daartoe de stoel naar voren en zet de
rugleuning ervan, indien nodig, meer rechtop.
Voor een optimale bevestiging van het
kinderzitje met "het gezicht in de rijrichting"
is het noodzakelijk dat de afstand tussen de
rugleuning van het kinderzitje en de rugleuning
van de stoel van de auto zo klein mogelijk is. Verwijder de hoofdsteun alvorens een
kinderzitje met een rugleuning te plaatsen op
een passagiersstoel.
Berg de hoofdsteun zorgvuldig op om te
voorkomen dat de hoofdsteun door de auto
vliegt bij krachtig afremmen. Vergeet niet
de hoofdsteun weer te bevestigen nadat het
kinderzitje weer is verwijderd.
CITROËN beveelt aan een stoelverhoger met
rugleuning te gebruiken voorzien van een
gordelgeleider ter hoogte van de schouder.
Laat uit veiligheidsoverwegingen:
-

g
een kinderen zonder toezicht achter in
een auto,
-

n
ooit een kind of een dier in een auto
achter wanneer alle ruiten gesloten zijn en
de auto in de zon staat,
-

d
e sleutels nooit binnen bereik van de
kinderen achter in de auto.
Gebruik de kindersloten om te voorkomen dat
de portieren en de portierruiten achter per
ongeluk geopend worden.
Zorg er voor dat de achterzijruiten niet verder
dan voor 1/3
deel worden geopend.
Plaats zonneschermen om uw jonge kinderen
tegen de zon te beschermen.
Kinderen voorin
De regelgeving met betrekking tot het ver voer
van kinderen op de voorpassagiersstoel
verschilt per land. Raadpleeg de in uw land
geldende regels.
Schakel de airbag vóór aan passagierszijde
uit zodra een kinderzitje met de rug in de
rijrichting op de voorpassagiersstoel wordt
geplaatst.
Het kind kan anders bij het afgaan van de
airbag levensgevaarlijk gewond raken.
Plaatsen van een stoelverhoger
Het bovenste gedeelte van de autogordel
moet over de schouder van het kind liggen
zonder de hals te raken.
Controleer of de heupgordel goed over de
bovenbenen van het kind ligt.
Veiligheid

Page 85 of 260

83
Als u de auto verlaat, neem dan de sleutel
mee en vergrendel de auto.
Sleutel vergeten
Als de sleutel nog in het contactslot zit en in de
stand 1
(Stop) staat, wordt bij het openen van het
bestuurdersportier een waarschuwingsmelding
weergegeven in combinatie met een
geluidssignaal.
Als de sleutel onbedoeld in de stand 2


(Contact)
van het contactslot blijft staan, zal het contact na
een uur automatisch worden afgezet.
Draai de sleutel in de stand 1


(Stop) en
ver volgens opnieuw in de stand 2


(Contact) om
het contact weer aan te zetten.
Eco-modus (energiespaarstand)
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de eco-modus .
Na het afzetten van de motor (stand 1- Stop
)
kunt u nog gedurende maximaal 30 minuten
gebruikmaken van een aantal functies,
zoals het audio- en telematicasysteem, de
ruitenwissers, het dimlicht en de plafonniers.
Parkeerrem
Aantrekken
Vrijzetten
F Trek de parkeerremhendel iets omhoog, druk de ontgrendelknop in en duw de
hendel geheel omlaag.
Als tijdens het rijden dit
verklikkerlampje en het
verklikkerlampje STOP branden in
combinatie met een geluidssignaal
en een melding op het display, geeft
dit aan dat de parkeerrem nog (iets)
is aangetrokken.
F

T
rek de parkeerremhendel aan om uw auto
stil te zetten.
6
Rijden

Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 ... 70 next >