CITROEN C-ZERO 2012 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 51 of 166

3
i
ii
Comfort
49
Airconditioning


De airconditioning kan worden gebruikt zodra het verklikkerlampje "Ready" brandt.
1. Temperatuur regeling
)Draai de knop rechtsom om de
temperatuur te verhogen enlinksom om deze te verlagen.
2. Luchtopbrengstregeling
)
Draai de knop rechtsom
om de aanjagersnelheid te
verhogen en linksom om
deze te verlagen.

3. Luchtverdeling
Zet de knop in de gewenste stand om de lucht te verdelen via:

de middelste ventilatieroosters en
zijventilatieroosters,
de middelste ventilatieroosters,
de zijventilatieroosters en de
uitstroomopenin
gen voor de beenruimte,
de uitstroomopeningen voor de beenruimte,
de uitstroomopenin
gen voor
de voorruit, de zijruiten en debeenruimte,
Het s
ysteem kan handmatig worden ingesteldof automatisch functioneren. 1.
Temperatuurregeling2.Luchtopbrengstregeling3.Luchtverdeling4.
Toevoer van buitenlucht/luchtrecirculatie
5. Airconditioning aan/uit
6.Toets "Max"
Als de knop in de stand "●" staat, is detemperatuur van de toegevoerde lucht gelijk aan die van de buitenlucht. Als u tijdens het gebruik van de ver warming of airconditioning de knopin de stand "●" zet, wordt de ver warming of airconditioning direct uitgeschakeld.
Als de knop in de stand " AUTO"staat, wordt de aanjagersnelheid automatisch geregeld, afhankelijk vande temperatuur in het interieur.
de uitstroomopeningen voor de
voorruit en de zijruiten.
De luchtstroom kan worden
gevarieerd door de knop in een van de middenstanden te zetten.
Als de knop in de stand "AUTO" staat, wordt de luchtverdeling automatisch geregeld, afhankelijk van de gekozen temperatuur.

Page 52 of 166

Comfort
50
4. Toevoer van buitenlucht/luchtrecirculatie





5. Airconditioning aan/uit

Aan
)
Druk op de toets "A/C"
, het desbetreffende controlelampje gaat branden. De airconditioning werkt niet als de
regeling voor de luchtopbrengst is
uitgeschakeld.
Uit
)
Druk nogmaals op de toets "A/C", het
desbetreffende controlelampje gaat uit.
Als de airconditioning is uitgeschakeld, kunnen
onaangename verschijnselen optreden (vocht,beslagen ruiten).

6. Toets "MAX"
De toevoer van buitenlucht voorkomt hetbeslaan van de voorruit en zijruiten. De recirculatiestand dient om de luchttoevoer af te sluiten bij stank en stofoverlast.Schakel zo snel mogelijk de toevoer vanbuitenlucht weer in om te voorkomen dat deluchtkwaliteit in het interieur achteruitgaat ende ruiten beslaan.
)
Druk op deze toets om de
lucht in het interieur te laten
recirculeren. Het lampje
brandt om aan te geven dat de
luchtrecirculatie is ingeschakeld. ) Druk nogmaals op de toets om de
t
oevoer van buitenlucht weer in teschakelen. Het lampje gaat uit.

De airconditionin
g werkt doeltreffendin elk jaargetijde, mits de ruiten zijn gesloten.
Het s
ysteem stelt u in staat:


- de temperatuur in het interieur 's zomers te
verla
gen,

- in de winter bij temperaturen boven 3°Cbeslagen ruiten snel te ontwasemen.
Met deze toets kan het interieur snel worden
ver warmd of gekoeld. Als de knop van deluchtopbrengstregeling in de stand "OFF" staat,
werkt deze toets niet.
Druk op deze toets. Het
desbetreffende controlelamp
je gaat branden.

Zet ver volgens de knop van de
temperatuurregeling in de gewenste stand:


- op "●" voor maximale ventilatie,

- t
ussen "●" en "H" voor maximalever warming,

- tussen "C" en "●" voor maximale koeling.

Page 53 of 166

3
i
Comfort
51
) Schakel, zodra de omstandigheden het toelaten, de achterruit- en buitenspiegelverwarming uit, omdateen geringer stroomverbruik de actieradius van de auto vergroot.

Ontwasemen -
Ontdooien vóór






Achterruitverwarming De achterruitverwarming kan worden ingeschakeld met de toets op het buitenste gedeelte van de
middenconsole.
)Druk op deze toets om de achterruit en de buitenspiegels(afhankelijk van de uitvoering) te
ontwasemen. Het controlelampje
van de toets gaat branden. Zet de knop van de luchtverdelin
gin deze stand.
AAN
UIT

De achterruitverwarming wordt automatisch
uitgeschakeld om onnodig stroomverbruik te
voorkomen. ) U kunt de achterruitver warming ook eerder
uitschakelen door nogmaals op de toets tedrukken. Het controlelampje van de toets gaat uit.

Voor snel ont wasemen/ontdooien van de voorruit en de zijruiten kunt u ook detoets "MAX " indrukken.
De airconditioning wordt ingeschakeld (verklikkerlampje brandt) en de stand
"Toevoer van buitenlucht" wordt geselecteerd (verklikkerlampje dooft).
Zet de knop van de
temperatuurre
geling tussen "●"en "H".
Zet de knop van de luchtopbrengstregeling in degewenste stand.






De ontwasemin
g/ontdooiing van de voorruit en de zijruiten kan worden gebruikt zodra het
verklikkerlampje "Ready" brandt.
De achterruitverwarming werkt uitsluitend zodra het controlelampje "Ready" brandt.

Page 54 of 166

i
!
Rijden
52






Starten - afzetten van de auto
- Stand 1: LOCKHet stuurslot is ingeschakeld.
- Stand 2: ACC
De accessoires (autoradio,
12V- aansluiting, ...) kunnen worden gebruikt.- Stand 3: ONHet contact is AAN.
- Stand 4: STA RTHet controlelampje "Ready" brandt.
Contact
)
Steek de sleutel in het contactslot.
)
Draai de sleutel in de stand 4 (START).


Starten
Afzetten
)Zet de auto stil.
)Zet de selectiehendel in de stand P.P)Draai de sleutel naar u toe in de stand 1(LOCK).)Verwijder de sleutel uit het contactslot. )Houd de sleutel enkele
seconden in deze stand, tot het lampje "READY"brandt en eengeluidssignaal klinkt.
) Laat de sleutel los.
Het contact wordt automatischin de stand 3 (ON)gezet.


Bevestig geen zware voor werpen aan de sleutel in het contact; deze zoudende sleutel naar beneden kunnen trekkenen storingen kunnen veroorzaken.
De motor is gebruiksklaar. Als u langdurig accessoires gebruikt (met het contact in de stand ACC),kan de 12V-accu ontladen raken. Uwauto kan dan mogelijker wijs niet meer starten. Houd hier rekening mee.

Page 55 of 166

4
!
Rijden
53




Handbediende parkeerrem


Aantrekken
)Trek de hefboom van de parkeerrem
volledig aan om uw auto stil te zetten.

Draai bij het parkeren van de auto op een helling de wielen vast tegen het trottoir, trek de parkeerrem aan, zet de selectiehendel in de stand P
en zet het contact uit.

Vrijzetten
)
Trek de hefboom van de parkeerrem licht
omhoog, druk de ontgrendelknop in en duw
de hefboom geheel omlaag.

Als dit controlelampje tijdens het rijden brandt, geeft dit aan
dat de parkeerrem nog (iets) is
aangetrokken.

Page 56 of 166

Rijden
54
P.Parking (Parkeerstand).
De auto kan in deze stand worden gestart.
Trap het rempedaal in als u de
selectiehendel in een andere stand dan destand P wilt zetten.R.Reverse (Achteruitversnelling).N.
Neutral (Neutraalstand). D.
Drive (Voor uit ver snelling).









Selectiehendel
Standen van de selectiehendel

Wanneer u de selectiehendel door het
schakelpatroon beweegt, verschijnt
het desbetreffende pictogram op het
instrumentenpaneel.

Weergave op het
instrumenten
paneel
Als de motor gebruiksklaar is, wordt Pweergegeven op het display van het
instrumentenpaneel.
)Trap het rempedaal in om een anderestand dan de stand P te selecteren. )Selecteer de vooruitversnelling ( D) of deachteruitversnelling ( R
). R)Zet de parkeerrem vrij.)Laat het rempedaal los. De auto zet zich nu
langzaam in beweging, wat gemakkelijk is
bij bijvoorbeeld parkeermanoeuvres.)Trap het gaspedaal in om sneller vooruit of achteruit te rijden. )Op het display van het instrumentenpaneel
wordt "D" of "R"weergegeven.



Starten van de auto

Page 57 of 166

4
!
Rijden
55
Als uw auto gesleept moet worden, moet de selectiehendel in de stand Nstaan. Zie het hoofdstuk "Praktische informatie".



Stilzetten van de auto

Selecteer de stand Pom de motor af te zetten.
U moet altijd de parkeerrem aantrekken om te
voorkomen dat de auto wegrolt.
De sleutel kan alleen uit het contactslot wordengehaald als de selectiehendel in de stand Pstaat.

Page 58 of 166

Zicht
56





Lichtschakelaar
Hoofdverlichting
De lichtschakelaar heeft verschillende standen om de verlichting van de auto aan de
omstandigheden aan te passen en zo een goed
zicht voor de bestuurder te garanderen:
- parkeerlicht: om gezien te worden,
- dimlicht: voor een optimaal zicht zonder medeweggebruikers te verblinden,
- grootlicht: voor een optimaal zicht
op wegen waar het omgevingslichtonvoldoende is.

Aanvullende verlichting
Uw auto is voorzien van aanvullende verlichting
voor specifieke rijomstandigheden:
- mistachterlicht: voor een optimale
zichtbaarheid van achteren als het zicht minder dan 50 m is,
- mistlampen vóór: voor extra zicht bij slecht
weer,
- dagrijverlichting: voor een beterezichtbaarheid van uw auto overdag.




Ring voor de selectie van de
stand van de hoofdverlichting
Draai aan de ring om het symbool van de gewenste stand tegenover het merkteken te zetten.

Automatische verlichting.
Alleen parkeerlicht.

Dimlicht o
f grootlicht.


Grootlichtschakelaar

Trek de hendel naar u toe om over te schakelen
van dim- naar grootlicht en terug.

Als de verlichting is uitgeschakeld of wanneer
alleen de parkeerlichten zijn ingeschakeld, kunt
u een
lichtsignaal geven door de hendel naar u
toe te trekken.

Verklikkerlampjes

Een verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel geeft aan dat degeselecteerde verlichting is ingeschakeld.

Uit.

Page 59 of 166

5
i !
Zicht
57





Mistlampen vóór en achter
Ringschakelaar voor het inschakelen van demistlampen.
De mistlam
pen werken in combinatie met het parkeerlicht, het dimlicht en het grootlicht.
Mistlampen vóór en mistachterlicht Bij helder of regenachtig weer, zowel overdag als 's nachts, zijn demistlampen vóór en het mistachterlichtverblindend voor medeweggebruikers
en daarom niet toegestaan.
Vergeet niet de mistlampen vóór en het mistachterlicht uit te zetten zodra zeniet meer nodig zijn.

Vergeten verlichting

Als het contact is afgezet en hetbestuurdersportier wordt geopend,klinkt een geluidssignaal om aan te geven dat de verlichting nog brandt.
Het geluidssignaal stopt zodra de verlichting wordt uitgeschakeld.

)
Draai de ring één keer naar voren om de
mistlampen vóór in te schakelen.
) Draai de ring twee keer naar voren om het
mistachterlicht in te schakelen. ) Draai de ring één keer naar achteren omhet mistachterlicht uit te schakelen. )
Draai de ring twee keer naar achteren om
de mistlampen vóór uit te schakelen.
De ring springt automatisch terug in zijn
oorspronkeli
jke positie.
Het mistachterlicht wordt automatischuitgeschakeld wanneer u het dimlicht /grootlicht
vóór uitschakelt.

Page 60 of 166

i
i
i
Zicht
58
Dagrijverlichting
Specifieke verlichting voor overdag, waardoor
de auto extra goed zichtbaar is.De dagrijverlichting gaat automatisch branden
zodra u de motor star t en er geen andere
verlichting is ingeschakeld.
Deze verlichting kan niet uitgeschakeld
w
orden. Als de rin
g in de stand AUTO
staat, wordt
het parkeerlicht en het dimlicht automatisch
ingeschakeld als de lichtsterkte van de
omgeving onvoldoende is.
De verlichting wordt uitgeschakeld als delichtsterkte van de omgeving weer voldoende is.
De sensor bevindt zich aan de onderzijde vande voorruit.
Automatische verlichting






Automatisch uitschakelen

Als de lichtschakelaar in de stand "AUTO"
staat, terwijl het contact in de stand "LOCK"
of "ACC" staat of als de sleutel uit het contact
wordt ver wijderd, wordt de verlichtingautomatisch uitgeschakeld wanneer het
bestuurdersportier wordt geopend .
Stand "0": basisinstelling.







Koplampen
verstellen

Verstel de koplampen met halogeenlampen
afhankelijk van de belading van uw auto
om verblinding van medeweggebruikers te
voorkomen. 0. Alleen bestuurder of bestuurder +
1 passa
gier voorin.

1 of 2. 4 personen (inclusief bestuurder).3.4 personen (inclusief bestuurder) +maximaal toegestane belading. 4.
Bestuurder + maximaal toegestane
belading.

De dagrijverlichting bevindt zich in dezelfde behuizing als die van de mistlampen vóór, maar voor deze verlichting worden wel speciale gloeilampen gebruikt.
Het gebruik van dagrijverlichting is in dewegenverkeerswet omschreven.
Bij mist of sneeuwval kan de lichtsensor voldoende licht waarnemen en zullen de lichten niet automatisch wordeningeschakeld. Dek de lichtsensor niet af, debijbehorende functies worden dan nietmeer bediend.

Page:   < prev 1-10 ... 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 ... 170 next >