ESP CITROEN C3 PICASSO 2012 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 73 of 245

4
71
TOEGANG TOT DE AUTO
Brandstofkwaliteit voor
benzinemotoren

Auto's met benzinemotoren kunnen
probleemloos rijden op biobrandstoffen
van het type E10 en E24 (deze bevatten
resp. 10% en 24% ethanol) die voldoen
aan de Europese richtlijnen EN 228 en
EN 15376.
Brandstoffen van het type E85 (deze
bevatten tot 85% ethanol) zijn uitslui-
tend geschikt voor auto's die speciaal
bestemd zijn voor dit type brandstof
(BioFlex-auto's). De kwaliteit van de
ethanol moet voldoen aan de Europese
richtlijn EN 15293.
Auto's die kunnen rijden op brandstof-
fen met een ethanolgehalte tot 100%
(type E100), worden alleen verkocht in
Brazilië.

Brandstofkwaliteit voor dieselmotoren


Auto's met dieselmotoren kunnen pro-
bleemloos rijden op biobrandstoffen
die aan de huidige en toekomstige
Europese richtlijnen voldoen (diesel
die voldoet aan de richtlijn EN 590 ge-
mengd met biobrandstof die voldoet
aan de richtlijn EN 14214) en die aan
de pomp getankt kunnen worden (met
een gehalte aan methyl-estervetzuren
van 0 tot 7%).
Het gebruik van biobrandstof B30 is
mogelijk bij bepaalde dieselmotoren
op voorwaarde dat de bijzondere on-
derhoudsvoorschriften strikt worden
nageleefd. Raadpleeg het CITROËN-
netwerk of een gekwalifi ceerde werk-
plaats.
Het gebruik van elk ander type
(bio)brandstof (zuivere of verdunde
plantaardige of dierlijke olie, stookolie ...)
is nadrukkelijk verboden (kans op scha-
de aan de motor en het brandstofcir-
cuit).

Page 85 of 245

6
83
VOORZIENINGEN
KINDERSPIEGEL ZONNEKLEP

De zonneklep kan zowel omlaag als
naar opzij worden geklapt.
De zonnekleppen zijn voorzien van een
afdekbare make-upspiegel en een tic-
kethouder.
DASHBOARDKASTJE
Het dashboardkastje bestaat uit speci-
ale ruimtes voor het opbergen van een
fl es frisdank, het instructieboekje van
de auto, ...


)
Trek de handgreep omhoog om het
dashboardkastje te openen.
De verlichting van het dashboardkastje
treedt in werking zodra de klep wordt
geopend.
De kinderspiegel is aangebracht boven
de binnenspiegel. Hiermee kunnen de
kleine passagiers achterin de auto in de
gaten worden gehouden of kan gemak-
kelijker een gesprek worden gevoerd
tussen de inzittenden voor en achterin,
zonder de instelling van de binnenspie-
gel te hoeven wijzigen en zonder dat u
zich hoeft om te draaien. De spiegel is
wegklapbaar om verblinding te voorko-
men.

Page 98 of 245

7
VEILIG VERVOEREN VAN KINDEREN




ADVIEZEN VOOR KINDERZITJES


Plaatsen van een stoelverhoger
Het bovenste gedeelte van de veilig-
heidsgordel moet over de schouder
van het kind liggen zonder de hals te
raken.
Controleer of de heupgordel goed
over de bovenbenen van het kind ligt.
CITROËN beveelt aan een stoelver-
hoger met rugleuning te gebruiken
voorzien van een gordelgeleider ter
hoogte van de schouder. Laat uit veiligheidsoverwegingen:


- geen kinderen zonder toezicht
achter in een auto,

- nooit een kind of een dier in een
auto achter wanneer alle ruiten
gesloten zijn en de auto in de zon
staat,

- de sleutels nooit binnen bereik
van de kinderen achter in de
auto.
Gebruik de kindersloten om te voor-
komen dat de portieren en de portier-
ruiten achter per ongeluk geopend
worden.
Zorg er voor dat de portierruiten ach-
ter niet verder dan voor 1/3 deel ge-
opend worden.
Plaats zonneschermen om uw jonge
kinderen tegen de zon te bescher-
men.
De onjuiste bevestiging van een kin-
derzitje brengt de veiligheid van het
kind in gevaar bij een aanrijding.
Zorg ervoor dat de veiligheidsgordels
of het tuigje van het kinderzitje, zelfs
bij korte ritten, worden vastgemaakt
waarbij de speling ten opzichte van
het lichaam van het kind zoveel mo-
gelijk moet worden beperkt.
Zorg er bij het bevestigen van het
kinderzitje met de veiligheidsgordel
voor dat de veiligheidsgordel cor-
rect tegen het kinderzitje is gespan-
nen en dat de gordel het kinderzitje
stevig op zijn plaats houdt. Schuif de
passagiersstoel, wanneer deze ver-
steld kan worden, indien nodig naar
voren.
Zorg er voor een optimale beves-
tiging van het kinderzitje "met het
gezicht in de rijrichting" voor dat de
rugleuning van het zitje tegen de
rugleuning van de stoel van de auto
aandrukt en dat de hoofdsteun geen
belemmering vormt.
Als de hoofdsteun verwijderd moet
worden, berg deze dan zorgvuldig
op om te voorkomen dat de hoofd-
steun door de auto vliegt bij krachtig
afremmen. Kinderen jonger dan 10 jaar mogen
niet met het gezicht in de rijrichting op
de passagiersstoel voor worden ver-
voerd, behalve als de achterzitplaat-
sen al bezet zijn door andere kinderen
of als de achterbank niet bruikbaar,
neergeklapt of verwijderd is.
Schakel de airbag aan passagiers-
zijde uit zodra een kinderzitje met de
rug in de rijrichting op de voorstoel
wordt geplaatst.
Het kind kan anders bij het afgaan
van de airbag levensgevaarlijk ge-
wond raken.

Page 105 of 245

8
103
VEILIGHEID
De systemen ASR en ESP zor-
gen voor meer veiligheid tijdens
het rijden. De bestuurder mag
zich echter nooit laten verleiden
tot het nemen van meer risico's
of het te hard rijden.
De goede werking van de sy-
stemen wordt verzekerd door
de naleving van de voorschrif-
ten van de constructeur op het
gebied van wielen (banden en
velgen), onderdelen van het
remsysteem, elektronische on-
derdelen alsmede de montage-
en reparatieprocedures.
Laat de systemen na een aan-
rijding controleren door het
CITROËN-netwerk of door een
gekwalifi ceerde werkplaats.


Uitschakelen
In bijzondere omstandigheden (als de
auto vastzit in de modder, sneeuw, in
mulle grond,...) kan het nuttig zijn de
systemen ASR en ESP uit te schake-
len, zodat de wielen kunnen spinnen en
weer grip kunnen krijgen.

)
Druk op de knop "ESP OFF"
, die
zich in het midden van het dash-
board bevindt.

Als dit lampje op het instrumen-
tenpaneel en het controlelamp-
je van de knop branden, zijn de
systemen ASR en ESP uitge-
schakeld.

Opnieuw inschakelen

Deze systemen worden automatisch
weer ingeschakeld als het contact
opnieuw wordt aangezet of vanaf
50 km/h.


)
Druk nogmaals op de knop "ESP
OFF"
om de systemen handmatig
weer in te schakelen.

Storing
Als dit lampje gaat branden in
combinatie met een geluids-
signaal en een melding op het
multifunctionele display, duidt
dit op een storing in deze systemen.
Laat de systemen controleren door het
CITROËN-netwerk of door een gekwa-
lifi ceerde werkplaats.


De antislipregeling verbetert de tractie van
de wielen om doorslippen te voorkomen,
door in te grijpen op de remmen van de aan-
gedreven wielen en op het motorkoppel.
Het elektronisch stabiliteitsprogramma
grijpt in via de remmen van één of meer
wielen en via het motorkoppel om de
auto (binnen de grenzen van de na-
tuurkundige wetmatigheden) weer in de
juiste koers te brengen.


Antislipregeling(ASR) en elektronisch
stabiliteitsprogramma (ESP)
In dat geval gaat dit controle-
lampje op het instrumentenpa-
neel knipperen.

Inschakelen
De systemen worden automatisch inge-
schakeld zodra de motor wordt gestart.
De systemen worden geactiveerd zodra
de wielen te weinig grip hebben of de
koers van de auto afwijkt van de door
de bestuurder gewenste richting.

Page 106 of 245

8
104
VEILIGHEID

Hoogteverstelling

Verklikkerlampje veiligheidsgordel
losgemaakt/niet vastgemaakt









Omdoen


)
Trek aan de gordel en steek de gesp
in de gordelsluiting.

)
Controleer of de gordel goed is vast-
gemaakt door even aan de riem te
trekken.


)
Knijp de knop A
in en schuif deze
omlaag om het bevestigingspunt la-
ger te plaatsen.

)
Schuif de knop A
omhoog om het
bevestigingspunt hoger te plaatsen.

Als het contact wordt aangezet,
gaat dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel of op het
pictogrammendisplay voor de
veiligheidsgordels en de airbag
aan passagierszijde branden om aan te
geven dat de bestuurder en/of voorpas-
sagier zijn gordel nog niet heeft vastge-
maakt.
Als de wagensnelheid hoger is dan
20 km/h, knippert het verklikkerlampje
gedurende 2 minuten in combinatie met
een geluidssignaal. Na deze 2 minuten
blijft het verklikkerlampje branden zolang
de bestuurder en/of voorpassagier zijn
veiligheidsgordel niet heeft vastgemaakt.
Losmaken


)
Druk op de rode knop van de gor-
delsluiting.

)
Houd de gordel vast terwijl deze
zich oprolt.

VEILIGHEIDSGORDELS

Veiligheidsgordels vóór


De veiligheidsgordels vóór zijn voorzien
van een pyrotechnische gordelspanner
en een spankrachtbegrenzer.
Deze systemen zorgen voor extra
bescherming van de bestuurder en
passagier bij frontale en zijdelingse aan-
rijdingen. Bij een krachtige aanrijding
zorgen de pyrotechnische gordelspan-
ners ervoor dat de veiligheidsgordels
stevig tegen de lichamen van de inzit-
tenden worden getrokken.
De pyrotechnische gordelspanners zijn
actief zodra het contact wordt aange-
zet.
De spankrachtbegrenzer beperkt de
kracht waarmee de gordel tegen het
lichaam van de inzittenden getrokken
wordt en bevordert daarmee de veilig-
heid.

Page 107 of 245

8
105
VEILIGHEID


1.
Pictogram veiligheidsgordels
voor en/of achter losgemaakt/niet
vastgemaakt.

2.
Pictogram veiligheidsgordel links
voor.

3.
Pictogram veiligheidsgordel rechts
voor.

4.
Pictogram veiligheidsgordel
rechtsachter.

5.
Pictogram veiligheidsgordel midden
achter.

6.
Pictogram veiligheidsgordel links
achter.
Pictogrammendisplay
veiligheidsgordel losgemaakt/niet
vastgemaakt
Veiligheidsgordels achter
De zitplaatsen achter zijn voorzien van
een driepunts veiligheidsgordel met op-
rolautomaat en gordelkrachtbegrenzer
(behalve de middelste zitplaats).

Vastzetten
Als u de gordels op de zijzitplaatsen
achterin niet gebruikt, kunt u ze vastzet-
ten. Ga als volgt te werk:


)
Zet houder A
in de hoogste stand.

Omdoen


)
Trek aan de gordel en steek de gesp
in de gordelsluiting.

)
Controleer of de gordel goed is vast-
gemaakt door even aan de riem te
trekken.


Losmaken


)
Druk op de rode knop van de gor-
delsluiting.

)
Houd de gordel vast terwijl deze
zich oprolt.

Op het pictogrammendisplay van de
veiligheidsgordels en de airbag aan
passagierszijde gaat het verklikker-
lampje 2
of 3
rood branden als de veilig-
heidsgordel niet is vastgemaakt of weer
is losgemaakt.

Verklikkerlampje veiligheidsgordel
Als een achterpassagier zijn gordel
losmaakt, gaat dit verklikkerlampje
branden op het instrumentenpaneel
of op het display van de lampjes van
de gordel en frontairbag aan passagierszijde.
Als de wagensnelheid hoger is dan 20 km/h,
knippert het verklikkerlampje gedurende twee
minuten in combinatie met een geluidssig-
naal. Na deze 2 minuten blijft het verklikker-
lampje branden zolang de achterpassagiers
hun gordels niet hebben vastgemaakt.

Als het contact wordt aangezet, worden
de pictogrammen 4
, 5
en 6
ongeveer
30 seconden rood weergegeven als de
desbetreffende gordel niet is vastge-
maakt.
Als bij draaiende motor het pictogram
4
, 5
of 6
rood wordt weergegeven in
combinatie met een geluidssignaal en
een melding op het multifunctionele dis-
play, is de gordel van de desbetreffende
achterpassagier weer losgemaakt.

Pictogrammendisplay
veiligheidsgordels losgemaakt

Page 108 of 245

8
VEILIGHEID

Middelste veiligheidsgordel


Vastmaken
Losmaken en opbergen


)
Druk op de rode knop van de gor-
delsluiting B
en vervolgens op die
van gordelsluiting A
.

)
Houd de riem tijdens het oprollen
vast en breng de gesp B
en ver-
volgens de gesp A
aan op de mag-
neet van het bevestigingspunt in het
dak.




)
Trek aan de riem en steek de gesp
A
in de linker gordelsluiting.

)
Steek de gesp B
in de rechter gor-
delsluiting.

)
Controleer of beide gordelsluitingen
zijn vergrendeld door aan de riem te
trekken.
De veiligheidsgordel voor de middelste
zitplaats is geïntegreerd in de hemelbe-
kleding achter.

Page 109 of 245

8
VEILIGHEID





Alvorens te gaan rijden dient de be-
stuurder te controleren of alle pas-
sagiers hun veiligheidsgordel goed
hebben omgedaan en vastgemaakt.
Zorg ervoor dat alle inzittenden tij-
dens het rijden hun veiligheidsgordel
dragen, ook al betreft het een korte
rit.
Draai de gespen van de veiligheids-
gordels niet om; de gordels zijn dan
niet voldoende effectief.
De veiligheidsgordels zijn voorzien
van een oprolautomaat die ervoor
zorgt dat de lengte van de gordel au-
tomatisch wordt aangepast aan de
lichaamsbouw van de gebruiker. De
gordel wordt automatisch opgerold
als deze niet wordt gebruikt.
Controleer zowel voor en na het ge-
bruik van de gordel of deze goed is
opgerold.
De heupgordel moet zo laag mogelijk
op het bekken worden geplaatst.
De schoudergordel moet langs het
holle gedeelte van de schouder wor-
den geplaatst.
De oprolautomaten zijn voorzien
van een automatische blokkeerin-
richting die in werking treedt bij een
aanrijding, een noodstop of het over
de kop slaan van de auto. U kunt de
blokkeerinrichting deblokkeren door
stevig aan de riem te trekken en deze
weer los te laten, zodat de riem weer
een stukje wordt opgerold. Voor een effectieve werking van de
veiligheidsgordel:


- dient deze strak om het lichaam
te worden gedragen,

- moet deze in een vloeiende be-
weging naar voren worden ge-
trokken, zonder dat de gordel
gedraaid raakt,

- mag deze door niet meer dan één
persoon worden gedragen,

- mag deze geen beschadigingen
of rafels vertonen,

- mag er om te voorkomen dat de
gordel niet goed werkt, niets aan
worden gewijzigd.
Vanwege de wettelijke veilig-
heidsvoorschriften moeten werk-
zaamheden en controles aan de
veiligheidsgordels worden uitge-
voerd door het CITROËN-netwerk of
een gekwalifi ceerde werkplaats, die
tevens voor de garantie zorgt en de
werkzaamheden volgens de voor-
schriften uitvoert.
Laat de veiligheidsgordels van uw
auto regelmatig controleren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalifi -
ceerde werkplaats, vooral als de gor-
dels beschadigingen vertonen.
Reinig de veiligheidsgordels met
zeepsop of een reinigingsmiddel voor
textiel, verkrijgbaar bij het CITROËN-
netwerk.
Controleer na het neerklappen of
verstellen van een stoel of de achter-
bank of de gordel zich op de juiste
plaats bevindt en goed is opgerold.
Voorschriften voor kinderen
Maak voor kinderen tot 12 jaar of
kleiner dan 1,50 m gebruik van een
geschikt kinderzitje.
De veiligheidsgordel mag door niet
meer dan één persoon gedragen
worden.
Laat nooit een kind op schoot zitten
tijdens het rijden.

Bij aanrijdingen
De gordelspanners kunnen, afhan-
kelijk van de aard en de kracht van
de aanrijding
, vóór en onafhankelijk
van de airbags afgaan. Het activeren
van de gordelspanners gaat gepaard
met wat onschadelijke rook en een
knal, als gevolg van de activering
van de pyrotechnische lading die in
het systeem is geïntegreerd.
In alle gevallen gaat het verklikker-
lampje van de airbag branden.
Laat het systeem na een aanrijding
controleren en eventueel vervangen
door het CITROËN-netwerk of een
gekwalifi ceerde werkplaats.

Page 125 of 245

9
123
RIJDEN
SNELHEIDSREGELAAR
Met behulp van de snelheidsregelaar
kan de bestuurder met een ingestelde
constante snelheid rijden zonder gas te
hoeven geven.
Het inschakelen
van de snelheidsrege-
laar geschiedt handmatig. Om de snel-
heidsregelaar te kunnen inschakelen,
moet de ingestelde snelheid minimaal
40 km/h bedragen en moet de vierde
versnelling zijn ingeschakeld.
De bediening van de snelheidsregelaar
is geïntegreerd in de hendel A
. De informatie van de snelheidsregelaar
wordt weergegeven op het display van
het instrumentenpaneel.

Weergave op het display

Bij het gebruik van de snelheids-
regelaar moet de bestuurder te
allen tijde de snelheidslimiet in
acht nemen, zijn aandacht op het
verkeer blijven vestigen en zijn
verantwoordelijkheid nemen. Het uitschakelen
van de snelheids-
regelaar geschiedt handmatig met de
hendel, door het rem- of koppelingspe-
daal in te trappen of om veiligheidsre-
denen door activering van het ESP.
Door het gaspedaal in te trappen, kan
de ingestelde snelheid tijdelijk worden
overschreden.
Om weer terug te keren naar de inge-
stelde snelheid is het voldoende het
gaspedaal los te laten.
Na het afzetten van het contact worden
alle ingestelde snelheden gewist.

1.
Knop voor het selecteren van de
snelheidsregelaar

2.
Toets voor het programmeren van
een snelheid en het verlagen van de
ingestelde snelheid

3.
Toets voor het programmeren van
een snelheid en het verhogen van
de ingestelde snelheid

4.
Toets voor het uitschakelen / hervat-
ten van de snelheidsregeling
5.
Snelheidsregelaar uitgeschakeld /
ingeschakeld

6.
Snelheidsregelaar geselecteerd

7.
Ingestelde snelheid

Page 129 of 245

10
127
ONDERHOUD

Innovatie voor nog betere prestaties
Sinds meer dan 40 jaar ontwikkelen de
Research & Development-teams van TOTAL
voor CITROËN smeermiddelen die geschikt
zijn voor de nieuwste technologieën die in
auto’s van het merk CITROËN worden toe-
gepast, zowel voor wedstrijddoeleinden als
gebruik in het dagelijkse leven.
Zo kunt u rekenen op de beste prestaties
van de motor.

Een optimale bescherming
van uw motor
Het gebruik van TOTAL smeer-
middelen bij het onderhoud van
uw auto CITROËN zorgt voor
een langere levensduur en be-
tere prestaties van de motor
waarbij tevens het milieu wordt
gerespecteerd.

prefereert


Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 50 next >