display CITROEN C3 PICASSO 2012 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 48 of 245

2
MULTIFUNCTIONELE DISPLAYS





Enkele definities...

Als de actieradius minder dan 30 km
bedraagt, verschijnen streepjes op het
display. Na het tanken van minimaal
5 liter brandstof wordt de actieradius
opnieuw berekend en weergegeven als
deze meer dan 100 km bedraagt.
Raadpleeg het CITROËN-net-
werk of een gekwalifi ceerde
werkplaats als tijdens het rijden
de streepjes continu worden
weergegeven. Deze functie wordt alleen weer-
gegeven bij snelheden vanaf
30 km/h.
Deze waarde kan variëren door
een gewijzigde rijstijl of het rij-
den op een helling, waardoor
het momentele brandstofver-
bruik aanzienlijk kan wijzigen.
Actieradius
(km of miles)
De actieradius geeft aan
hoeveel kilometer u nog met
de resterende hoeveelheid brandstof
kunt rijden, berekend op basis van het
gemiddelde verbruik over de laatste af-
gelegde kilometers.
Momenteel verbruik
(l/100 km, km/l of mpg)
Dit is het gemiddelde brand-
stofverbruik over de laatste se-
conden.

Gemiddeld verbruik
(l/100 km, km/l of mpg)
Dit is het gemiddelde ver-
bruik sinds de laatste nulstel-
ling van de boordcomputer.
Afgelegde afstand
(km of miles)
Deze afstand wordt bere-
kend sinds de laatste nulstel-
ling van de boordcomputer.


Gemiddelde snelheid
(km/h of mph)
Dit is de gemiddelde snel-
heid sinds de laatste nulstel-
ling van de boordcomputer
(contact aan).

Nog af te leggen afstand
(km of miles)
Dit is de nog af te leggen af-
stand tot de eindbestemming.
Deze afstand wordt op elk moment tij-
dens het navigeren berekend of wordt
ingevoerd door de gebruiker.
Bij het ontbreken van de afstand ver-
schijnen er streepjes in plaats van cij-
fers.








Stop & Start-teller
(minuten/seconden of uren/
minuten)
Als uw auto is uitgerust met Stop &
Start, registreert een teller hoelang de
STOP-stand tijdens een traject is geac-
tiveerd.
De teller wordt, elke keer als u het con-
tact met de sleutel aanzet, weer op nul
gezet.

Page 53 of 245

3
51
COMFORT
Om bij koude motor de toevoer
van koude lucht te beperken,
wordt de aanjagerregeling ge-
leidelijk op het optimale niveau
gebracht.
Bij koud weer wordt de warme
lucht uitsluitend naar de voorruit,
de zijruiten en de beenruimte
van de passagiers verdeeld. Als de temperatuur in de auto bij
het instappen veel lager of ho-
ger is dan de ingestelde waarde,
heeft het geen zin om voor het
gewenste comfort de ingestelde
waarde te wijzigen. Het systeem
compenseert automatisch en zo
snel mogelijk het temperatuur-
verschil.
De airconditioning werkt uitsluitend bij
draaiende motor. De bestuurder en de voorpas-
sagier kunnen de temperatuur
afzonderlijk naar wens instel-
len.


)
Draai de knop 2
of 3
naar links of
naar rechts om deze waarde te ver-
lagen of te verhogen.
Voor een optimaal comfort wordt de
waarde 21 aanbevolen. Niettemin is af-
hankelijk van uw wensen een afstelling
tussen 18 en 24 gebruikelijk.
Voor een optimaal comfort is het raad-
zaam dat het verschil in instelling links
en rechts niet meer dan 3 bedraagt.
4. Automatisch programma "zicht"
In sommige gevallen kan het
programma "comfort" niet
toereikend blijken om de rui-
ten condens- en ijsvrij te hou-
den (vocht, veel inzittenden,
vorst...).


)
Kies in dat geval het automatische
programma "zicht".
Het systeem regelt automatisch de
airconditioning, de luchtopbrengst, de
luchttoevoer en de luchtverdeling naar
de luchtroosters voor een optimale ont-
waseming van de voorruit en zijruiten.

Automatische werking



)
Druk op de toets "AUTO"
.
Het lampje van de toets
gaat branden.
2. Regeling bestuurderszijde
AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING
MET GESCHEIDEN REGELING
Het is raadzaam deze stand te gebrui-
ken: het systeem regelt de temperatuur,
de luchtopbrengst, de luchtverdeling
naar de luchtroosters en de luchtrecir-
culatie automatisch en optimaal aan de
hand van de door u ingestelde waarde.
Het systeem kan tijdens alle seizoenen
effectief gebruikt worden, mits de ruiten
zijn gesloten. De op het display weergegeven waarde
heeft betrekking op een bepaald comfort-
niveau en niet op de werkelijke tempera-
tuur in graden Celsius of Fahrenheit.


)
Druk nogmaals op de toets "zicht"

of op de toets "AUTO"
om dit pro-
gramma af te sluiten. Het lampje van
de toets "zicht" gaat uit en dat van
de toets "AUTO"
gaat branden.


1. Automatisch programma "comfort"
3. Regeling passagierszijde







Bij auto's met een Stop & Start-systeem geldt
dat zolang de voorruitontwaseming in wer-
king is, de STOP-functie niet beschikbaar is.

Page 63 of 245

4
61
TOEGANG TOT DE AUTO
Lokaliseren van de auto


)
Druk op het symbooltje van het ge-
sloten hangslot om de eerder ver-
grendelde auto te lokaliseren op
een parkeerplaats.
De plafonniers gaan branden en de
richtingaanwijzers knipperen geduren-
de enkele seconden.
Elektronische startblokkering
In de sleutel is een chip aangebracht
die over een specifi eke code beschikt.
Om te kunnen starten, moet bij het aan-
zetten van het contact de code van de
sleutel worden herkend door de start-
blokkering.
Deze elektronische startblokkering
blokkeert het motormanagementsy-
steem zodra het contact wordt afgezet
en voorkomt zo het starten van de mo-
tor bij een inbraak.
Diefstalbeveiliging

Bij een storing in het systeem
wordt u gewaarschuwd door
dit verklikkerlampje in com-
binatie met een geluidssig-
naal en een melding op het
display.
De auto kan dan niet gestart wor-
den. Raadpleeg zo snel mogelijk het
CITROËN-netwerk.
Bewaar zorgvuldig de sticker die u bij
de afl evering van uw auto samen met
de sleutels is overhandigd.


Inklappen van de sleutel


)
Druk op deze knop om de sleutel in
te klappen.
Wanneer u deze knop niet indrukt bij
het inklappen van de sleutel, kan het
mechanisme beschadigd raken.

Contact



- Stand 1 : Stuurslot


- Stand 2 : Contact


- Stand 3 : Motor starten





Starten van de motor





)
Steek de sleutel in het contactslot.
Het systeem herkent de code van
de startblokkering.

)
Draai de sleutel van u af in de stand
3 (Starten)
.

)
Laat zodra de motor draait de sleu-
tel los.

Page 68 of 245

4
66
TOEGANG TOT DE AUTO
PORTIEREN


)
Ontgrendel de auto met de afstands-
bediening of de sleutel en trek aan
de portiergreep.



Van binnenuit


)
Trek aan de portiergreep van het
voorportier om het te openen; de
auto wordt dan volledig ontgren-
deld.

)
Trek aan de portiergreep van het
achterportier om het te openen;
alleen het desbetreffende portier
wordt ontgrendeld.



Als een portier niet goed is gesloten:


- bij draaiende motor
gaat
dit lampje branden in com-
binatie met een melding
die enkele seconden op
het multifunctionele display
verschijnt,

- tijdens het rijden
(snelheid ho-
ger dan 10 km/h) gaat dit lampje
branden in combinatie met een ge-
luidssignaal en een melding die ge-
durende enkele seconden op het
multifunctionele display verschijnt.


Openen


Van buitenaf

Page 69 of 245

4
67
TOEGANG TOT DE AUTO
Als de auto van buitenaf is ver-
grendeld, knippert het rode
lampje en is de knop A
inactief.


)
Gebruik in dat geval de af-
standsbediening of de sleutel
om de auto te ontgrendelen.


De automatische centrale ver-
grendeling werkt niet als een
van de portieren is geopend.
Als de achterklep is geopend, is
de automatische centrale ver-
grendeling van de portieren ac-
tief. vergrendeling

Deze functie biedt de mogelijkheid de
portieren en de achterklep van binnen-
uit handmatig en volledig te vergrende-
len of te ontgrendelen.

Vergrendelen


)
Druk op de knop A
om de auto te
vergrendelen.
Het rode lampje van de knop gaat bran-
den.
Automatische centrale
vergrendeling
Deze functie zorgt ervoor dat de portieren
en de achterklep tijdens het rijden auto-
matisch en volledig worden vergrendeld.
U kunt de functie desgewenst inschake-
len of uitschakelen.
Inschakelen


)
Druk langer dan 2 seconden op de
knop A
.
Op het multifunctionele display ver-
schijnt een melding ter bevestiging, in
combinatie met een geluidssignaal.

Ontgrendelen


)
Druk als sneller wordt gereden dan
10 km/h op de knop A
om de portie-
ren en de achterklep tijdelijk te ont-
grendelen.
Als een van de portieren is ge-
opend, werkt de centrale ver-
grendeling van het interieur
niet.

Ontgrendelen


)
Druk nogmaals op de knop A
om de
auto te ontgrendelen.
Het rode lampje van de knop gaat uit.
Vergrendelen
Zodra sneller wordt gereden dan 10 km/h,
worden de portieren en de achterklep
automatisch vergrendeld.

Uitschakelen


)
Druk nogmaals langer dan 2 secon-
den op de knop A
.
Op het multifunctionele display ver-
schijnt een melding ter bevestiging, in
combinatie met een geluidssignaal.

Page 70 of 245

4
68
TOEGANG TOT DE AUTO
Noodbediening
Functie die het mogelijk maakt om de por-
tieren mechanisch te vergrendelen of te ont-
grendelen bij een lege accu of in het geval
van een storing in de centrale vergrendeling.


)
Steek de sleutel in de slotplaat in de
zijkant van het portier en draai de
sleutel een achtste omwenteling
.

Openen



)
Ontgrendel de auto met de afstands-
bediening of de sleutel, trek aan de
handgreep en trek de achterklep
omhoog.

ACHTERKLEP



- bij draaiende motor
gaat het
verklikkerlampje branden in
combinatie met een melding
op het multifunctionele display
gedurende enkele seconden,

- tijdens het rijden
(snelheid hoger
dan 10 km/h) gaat het verklikker-
lampje branden in combinatie met
een geluidssignaal en een melding
op het multifunctionele display ge-
durende enkele seconden.

Noodbediening

Hiermee kan bij een lege accu of een
eventuele storing in de centrale ver-
grendeling de achterklep mechanisch
ontgrendeld worden.

Ontgrendelen


)
Klap de achterbank naar voren om
bij het slot in de bagageruimte te ko-
men,

)
Steek een kleine schroevendraaier
in de opening A
van het slot om de
achterklep te ontgrendelen.




Vergrendelen van het bestuurdersportier



)
Steek de sleutel in het slot en draai
deze rechtsom.


Ontgrendelen van het
bestuurdersportier


)
Steek de sleutel in het slot en draai
deze linksom.


Vergrendelen van de overige
portieren
Ontgrendelen van de overige
portieren


)
Trek aan de portiergreep aan de
binnenzijde.


Sluiten



)
Trek de achterklep omlaag met be-
hulp van de handgreep aan de bin-
nenzijde. Als de achterklep niet goed is gesloten:
Mocht de centrale vergrendling
defect zijn, dan moet u de accu-
polen losnemen om de koffer te
vergrendelen, waarna u de com-
plete auto kunt vergrendelen.

Page 77 of 245

5
75
ZICHT
Handbediende follow me home-
verlichting
Deze functie zorgt ervoor dat na het af-
zetten van het contact de dimlichten nog
even blijven branden om het uitstappen
in het donker te vergemakkelijken.

Inschakelen


)
Geef bij afgezet contact een "licht-
signaal" met de lichtschakelaar.

)
Geef nogmaals een "lichtsignaal"
om de functie uit te schakelen.


Uitschakelen
Na het vergrendelen van de auto wordt
de handbediende follow me home-ver-
lichting na een bepaalde tijd automa-
tisch uitgeschakeld.


Bij uitvoeringen met dagrijverlichting
wordt de dimverlichting ingeschakeld
als de auto wordt gestart.

*
Afhankelijk van het land van bestem-
ming. Dit lampje brandt op het dash-
board.
Automatische verlichting
Het parkeerlicht en het dimlicht worden
automatisch ingeschakeld als de licht-
sterkte van de omgeving onvoldoende
is of in bepaalde gevallen dat de ruiten-
wissers worden ingeschakeld.
De verlichting wordt uitgeschakeld als
de lichtsterkte van de omgeving weer
voldoende is of nadat het wissen is ge-
stopt.

Inschakelen


)
Draai de ring A
in de stand "AUTO"
.
Het inschakelen wordt bevestigd
door een melding op het multifunc-
tionele display.


Uitschakelen


)
Draai de ring A
in een andere stand
dan de stand "AUTO"
. Het uitscha-
kelen wordt bevestigd door een mel-
ding op het multifunctionele display.
De verlichting van de cockpit (instru-
mentenpaneel, multifunctioneel display,
bedieningspaneel airconditioning, ...)
gaat niet branden, behalve wanneer de
automatische stand van de verlichting
wordt ingeschakeld of wanneer de ver-
lichting handmatig wordt ingeschakeld.
Deze functie kan worden ingeschakeld/
uitgeschakeld door het CITROËN-net-
werk of door een gekwalifi ceerde werk-
plaats. Onder bepaalde weersomstan-
digheden (lage temperatuur,
vochtigheid) kan zich een laagje
condens aan de binnenzijde van
de koplampen en de achterlich-
ten vormen; dit verdwijnt enkele
minuten na het ontsteken van de
koplampen.

Page 78 of 245

5
76
ZICHT
Als de lichtsensor bij mist of
sneeuw voldoende licht waar-
neemt, wordt de verlichting niet
automatisch ingeschakeld.
Dek de met de regensensor
gecombineerde lichtsensor die
zich in het midden van de voor-
ruit achter de binnenspiegel be-
vindt, niet af. De aan de sensor
gekoppelde functies kunnen dan
niet meer worden bediend.

Koppeling met
follow me home-verlichting
De koppeling van dit systeem aan de
automatische verlichting biedt de vol-
gende extra mogelijkheden:


- automatische inschakeling van de
follow me home-verlichting als de
automatische verlichting is inge-
schakeld (via "Instellingen auto" in
het confi guratiemenu van het multi-
functionele display.

- instellen van de duur van de fol-
low me home-verlichting (15, 30 of
60 seconden) via het confi guratie-
menu van de auto op het multifunc-
tionele display (geldt niet voor het
monochroomdisplay type A
, waar-
bij dit is voorgeprogrammeerd).


Storing
Bij een storing in de licht-
sensor gaat de verlichting
branden, wordt dit pictogram
weergegeven op het instru-
mentenpaneel en/of verschijnt een mel-
ding op het multifunctionele display, in
combinatie met een geluidssignaal.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of
een gekwalifi ceerde werkplaats. KOPLAMPEN VERSTELLEN

Stand "0"
: basisinstelling. Verstel de koplampen met halogeen-
lampen afhankelijk van de belading van
uw auto om verblinding van medeweg-
gebruikers te voorkomen.

0.
1 of 2 personen op de voorstoelen.

-.
Minder dan 5 personen.

1.
5 personen.
- .
5 personen + maximaal toegestane
belading.

2

-

3
. Bestuurder + maximaal toegestane
belading.

Page 80 of 245

5
78
ZICHT







Ruitensproeiers voor
Trek de hendel naar u toe: de ruiten-
sproeiers treden in werking en na enige
tijd worden ook de ruitenwissers inge-
schakeld.

B.
Ring voor de selectie van de ruiten-
wisser achter:
uit,
interval,
wissen en sproeien (geduren-
de enige tijd).

Achteruitversnelling
Als de ruitenwissers vóór aan staan op
het moment dat u de achteruitversnel-
ling inschakelt, treedt automatisch ook
de ruitenwisser achter in werking.

Instellen
Deze functie kan worden geactiveerd of
gedeactiveerd via het confi guratiemenu
van het multifunctionele display.
Deze functie is standaard geactiveerd.











Ruitenwisser achter
Schakel de automatische werking
van de ruitenwisser achter uit bij
sneeuwval of strenge vorst en bij
montage van een fi etsendrager op
de achterklep. Dit kan worden uit-
gevoerd via het confi guratiemenu
van het multifunctionele display.
Wisbereik
Door de bolle vorm van de achterruit
valt een deel van de achterruit buiten
het wisbereik.

Page 81 of 245

5
79
ZICHT
Verticale stand van de
ruitenwissers voor Automatische ruitenwissersvóór
De ruitenwissers worden automatisch
ingeschakeld als de sensor achter de
binnenspiegel regen detecteert. De
snelheid van de ruitenwissers wordt
aangepast aan de hoeveelheid neer-
slag.

Inschakelen
Dit gebeurt handmatig door de hendel
omlaag te duwen in de stand "AUTO"
.
Dit wordt bevestigd door een melding
op het display.



Als de ruitenwisserschakelaar binnen
één minuut nadat het contact is afgezet wordt
bediend, gaan de ruitenwissers in de verticale
stand staan.
Deze stand kan worden gebruikt voor 's winters
parkeren en het vervangen of het reinigen van
de ruitenwisserbladen zonder dat daardoor de
motorkap wordt beschadigd.
Zet het contact aan en bedien de ruitenwisser-
schakelaar om de ruitenwissers na de werk-
zaamheden weer in de ruststand te zetten.
Dek de regensensor, die zich ge-
combineerd met de lichtsensor in
het midden van de voorruit achter
de binnenspiegel bevindt, niet af.
Schakel de automatische wer-
king van de ruitenwissers uit als
de auto wordt gewassen in een
wasstraat.
Wacht 's winters met het inscha-
kelen van de automatische ruiten-
wissers tot de voorruit ontdooid is
om de wisserbladen niet te be-
schadigen.
Dit wordt bevestigd door een
melding op het display.
Als het contact meer dan
1 minuut afgezet is geweest,
moet de automatische werking
van de ruitenwissers opnieuw
worden geactiveerd door de
hendel kort omlaag te duwen.

Uitschakelen
Beweeg de hendel omhoog en vervol-
gens in de stand "0"
om de ruitenwis-
sers handmatig te bedienen.
Storing
In het geval van een storing in de auto-
matische werking van de ruitenwissers
werken deze in de intervalstand.
Laat het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of door een gekwa-
lifi ceerde werkplaats.
Voor een langdurige doeltreffende wer-
king van de fl at-blade ruitenwissers ra-
den wij u aan:


- voorzichtig met de ruitenwissers
om te gaan,

- de ruitenwissers regelmatig te reini-
gen met zeepsop,

- de ruitenwissers niet te gebruiken
om een stuk karton op de voorruit
te houden,

- de ruitenwissers te vervangen zo-
dra ze sporen van slijtage gaan ver-
tonen.

Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 ... 80 next >