ESP CITROEN C3 PICASSO 2014 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 80 of 290

Toegang tot de auto
78
Brandstofkwaliteit voor
benzinemotoren
Auto's met benzinemotoren kunnen
probleemloos rijden op biobrandstoffen vanhet type E10 en E24 (deze bevatten resp. 10%en 24% ethanol) die voldoen aan de Europese richtlijnen EN 228 en EN 15376.
Brandstoffen van het type E85 (deze bevatten
tot 85% ethanol) zijn uitsluitend geschikt voor auto's die speciaal bestemd zijn voor dit type
brandstof (BioFlex-auto's). De kwaliteit van deethanol moet voldoen aan de Europese richtlijn EN 15293.
Auto's die kunnen rijden op brandstoffen met een ethanolgehalte tot 100% (type E100),
worden alleen verkocht in Brazilië.
Alleen auto's die in Rusland worden verkocht,
kunnen rijden op loodvrije benzine met een
octaangetal van 92 RON.
Brandstofkwaliteit voor
dieselmotoren
Auto's met dieselmotoren kunnen probleemloos
rijden op biobrandstoffen die aan de huidige en toekomstige Europese richtlijnen voldoen (diesel die voldoet aan de richtlijn EN
590 gemengd met biobrandstof die voldoet
aan de richtlijn EN 14214) en die aan de pompgetankt kunnen worden (met een gehalte aan
methyl-estervetzuren van 0 tot 7%).
Het gebruik van biobrandstof B30 is mogelijk bij bepaalde dieselmotoren op voorwaarde dat
de bijzondere onderhoudsvoorschriften strikt
worden nageleefd. Raadpleeg het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Het gebruik van elk ander type (bio)brandstof (zuivere of verdunde plantaardige of dierlijke
olie, stookolie ...) is nadrukkelijk verboden(kans op schade aan de motor en het brandstofcircuit).

Page 96 of 290

Voor zieningen
94
Kinderspiegel Zonneklep
De zonneklep kan zowel omlaag als naar opzijworden geklapt.
De zonnekleppen zi
jn voorzien van een afdekbare make-upspiegel en een tickethouder.
Dashboardkastje
Het dashboardkastje bestaat uit speciale
ruimtes voor het opbergen van een fles frisdank, het instructieboekje van de auto, ...)Tr e k d e h a n dgreep omhoog om het
dashboardkastje te openen.
De verlichting van het dashboardkastje treedt in
werking zodra de klep wordt geopend. De kinderspie
gel is aangebracht boven debinnenspiegel. Hiermee kunnen de kleine
passagiers achter in de auto in de gaten
worden gehouden of kan gemakkelijker een
gesprek worden gevoerd tussen de inzittenden
voor- en achterin, zonder de instellin
g van de binnenspiegel te hoeven wijzigen en zonder
dat u zich hoeft om te draaien. De spiegel is
wegklapbaar om verblinding te voorkomen.

Page 111 of 290

7
Veilig vervoeren van kinderen
109
De onjuiste bevestiging van een kinderzitje brengt de veiligheid van het kind in gevaar bijeen aanrijding.
Zorg er voor dat de veiligheidsgordels of hettuigje van het kinderzitje, zelfs bij kor te ritten, worden vastgemaakt waarbij de speling tenopzichte van het lichaam van het kind zoveelmogelijk moet worden beperkt.
Zorg er bij het bevestigen van hetkinderzitje met de veiligheidsgordel voor dat de veiligheidsgordel correct tegen hetkinderzitje is gespannen en dat de gordel hetkinderzitje stevig op zijn plaats houdt. Schuif de passagiersstoel, wanneer deze versteld kan worden, indien nodig naar voren.
Zorg er voor een optimale bevestigingvan het kinderzitje "met het gezicht in de rijrichting" voor dat de rugleuning van hetzitje tegen de rugleuning van de stoel van de auto aandrukt en dat de hoofdsteun geenbelemmering vormt. Als de hoofdsteun verwijderd moetworden, berg deze dan zorgvuldig op om te voorkomen dat de hoofdsteun door de autovliegt bij krachtig afremmen.

Kinderen jonger dan 10 jaar mogen nietmet het gezicht in de rijrichting op depassagiersstoel voor worden vervoerd,
behalve als de achterzitplaatsen al bezet zijndoor andere kinderen of als de achterbank niet bruikbaar, neergeklapt of ver wijderd is.
Schakel de airbag aan passagierszijde uit zodra een kinderzitje met de rug in derijrichting op de voorstoel wordt geplaatst.
Het kind kan anders bij het afgaan van deairbag levensgevaarlijk gewond raken.
Laat uit veiligheidsoverwegingen:


- geen kinderen zonder toezicht achter ineen auto,


- nooit een kind of een dier in een autoachter wanneer alle ruiten gesloten zijnen de auto in de zon staat,

- de sleutels nooit binnen bereik van de kinderen achter in de auto. Gebruik de kindersloten om te voorkomen dat de por tieren en de por tierruiten achter per ongeluk geopend worden. Zorg er voor dat de por tierruiten achter nietverder dan voor 1/3 deel geopend worden.
Plaats zonneschermen om uw jongekinderen tegen de zon te beschermen.





Adviezen voor kinderzitjes


Plaatsen van een stoelverhoger

Het bovenste gedeelte van deveiligheidsgordel moet over de schouder vanhet kind liggen zonder de hals te raken. Controleer of de heupgordel goed over debovenbenen van het kind ligt.
CITROËN beveelt aan een stoelverhoger metrugleuning te gebruiken voorzien van eengordelgeleider ter hoogte van de schouder.

Page 119 of 290

8
Veiligheid
117
Uitschakelen
In bijzondere omstandigheden (als de auto
vastzit in de modder, sneeuw, in mulle grond,...)kan het nuttig zijn de systemen ASR en ESP uit
te schakelen, zodat de wielen kunnen spinnen
en weer grip kunnen krijgen. ) Druk op de knop "ESP OFF", die zich in
het midden van het dashboard bevindt.
Als dit lampje op het
instrumentenpaneel en het
controlelampje van de knop
branden, zijn de systemenASR en ESP uitgeschakeld.
Opnieuw inschakelen
Deze systemen worden automatisch weer ingeschakeld als het contact opnieuw wordt aangezet of vanaf 50 km/h. )
Druk nogmaals op de knop "ESP OFF"
om
de systemen handmatig weer in te schakelen.

Storing

Als dit lampje gaat branden in combinatie met een geluidssignaal en
een meldin
g op het multifunctionele
display, duidt dit op een storing in
deze systemen.













Stabiliteitscontrolesystemen

De antislipregeling verbetert de tractie van de
wielen om doorslippen te voorkomen, door in
te grijpen op de remmen van de aangedreven
wielen en op het motorkoppel.
Het elektronisch stabiliteitsprogramma grijpt
in via de remmen van één of meer wielen en
via het motorkoppel om de auto (binnen de
grenzen van de natuurkundige wetmatigheden)
weer in de juiste koers te brengen.


Antislipregeling
(ASR) en elektronisch
stabiliteitspro
gramma (ESP)
In dat geval gaat dit
controlelampje op het
instrumentenpaneel
knipperen.



Inschakelen

De systemen worden automatisch ingeschakeld
zodra de motor wordt gestar t.
De systemen worden geactiveerd zodra de wielen
te weinig grip hebben of de koers van de auto afwijkt
van de door de bestuurder gewenste richting.
De systemen ASR en ESP zorgenvoor meer veiligheid tijdens het rijden. De bestuurder mag zich echter nooit laten verleiden tot het nemen van meer risico's of het te hard rijden.
De goede werking van de systemenwordt verzekerd door de naleving van de voorschriften van de constructeur op het gebied van wielen (banden en velgen), onderdelen van het remsysteem, elektronischeonderdelen alsmede de montage- enreparatieprocedures. Laat de systemen na een aanrijdingcontroleren door het CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats. Laat de s
ystemen controleren door het CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.

Page 120 of 290

Veiligheid
118
Verklikkerlampjeveiligheidsgordel losgemaakt/niet vastgemaakt Omdoen
) Trek aan de gordel en steek de gesp in de gordelsluiting.)
Controleer of de gordel goed is
vastgemaakt door even aan de riem te
trekken.



Hoogteverstelling
)Knijp de knop A
in en schuif deze omlaagom het bevestigingspunt lager te plaatsen. )Schuif de knop A
omhoog om het
bevestigingspunt hoger te plaatsen.
Als het contact wordt aangezet, gaat dit
verklikkerlampje op het instrumentenpaneel of op het pictogrammendisplay voor
de veiligheidsgordels en de airbag aan passagierszijde branden om aan te geven
dat de bestuurder en/of voorpassagier zijn gordel nog niet heeft vastgemaakt.

Losmaken
)
Druk op de rode knop van de gordelsluiting.)
Houd de gordel vast ter wijl deze zichoprolt.


Veiligheidsgor dels
Veiligheidsgordels vóór


De veiligheidsgordels vóór zijn voorzien van
een pyrotechnische gordelspanner en een
spankrachtbegrenzer.
Deze systemen zorgen voor extra
bescherming van de bestuurder en passagier
bij frontale en zijdelingse aanrijdingen.
Bij een krachtige aanrijding zorgen de
pyrotechnische gordelspanners er voor dat de
veiligheidsgordels stevig tegen de lichamen
van de inzittenden worden getrokken.
De pyrotechnische gordelspanners zijn actief
zodra het contact wordt aangezet.
De spankrachtbegrenzer beperkt de kracht
waarmee de gordel tegen het lichaam van
de inzittenden getrokken wordt en bevordert
daarmee de veiligheid.


Als de wagensnelheid hoger is dan 20 km/h,
knippert het verklikkerlampje gedurende
2 minuten in combinatie met een geluidssignaal.
Na deze 2 minuten bli
jft het verklikkerlampje
branden zolang de bestuurder en/of voorpassagier
zijn veiligheidsgordel niet heeft vastgemaakt.

Page 121 of 290

8
Veiligheid
119

Pictogrammendisplay veiligheidsgordel losgemaakt/niet vastgemaakt
1.
Pictogram veiligheidsgordels voor en/of achter losgemaakt/niet vastgemaakt. 2.Pictogram veiligheidsgordel links voor.3.Pictogram veiligheidsgordel rechts voor.4.
Pictogram veiligheidsgordel rechtsachter.
5. Pictogram veiligheidsgordel midden achter.
6.Pictogram veiligheidsgordel links achter.
Veiligheidsgordels achter
De zitplaatsen achter zijn voorzien van een
driepunts veiligheidsgordel met oprolautomaat
en gordelkrachtbegrenzer (behalve de
middelste zitplaats).
Vastzetten
Als u de gordels op de zijzitplaatsen achterin
niet gebruikt, kunt u ze vastzetten. Ga als volgt
te werk: ) Zet houder A
in de hoogste stand.

Omdoen
)
Trek aan de gordel en steek de gesp in degordelsluiting.)
Controleer of de gordel goed is
vastgemaakt door even aan de riem te
trekken.
Losmaken
) Druk op de rode knop van de gordelsluiting.)
Houd de gordel vast ter wijl deze zich
oprolt.


Op het pictogrammendisplay van de
veiligheidsgordels en de airbag aanpassagierszijde gaat het verklikkerlampje 2 of 3
rood branden als de veiligheidsgordel niet is
vastgemaakt of weer is losgemaakt.


Verklikkerlampje
veiligheidsgordel
Als een achterpassagier zijn gordel losmaakt, gaat dit verklikkerlampje
branden op het instrumentenpaneel of op
het displa
y van de lampjes van de gordelen frontairbag aan passagierszijde.
Als de wagensnelheid hoger is dan 20 km/h, knipper t het verklikkerlampje gedurende twee minuten incombinatie met een geluidssignaal. Na deze 2minuten blijft het verklikkerlampje branden zolang de
achterpassagiers hun gordels niet hebben vastgemaakt.

Page 122 of 290

Veiligheid
120

Losmaken en opbergen



)
Druk op de rode knop van de gordelsluiting
B
en ver volgens op die van gordelsluiting A
.

)
Houd de riem tijdens het oprollen vast
en breng de gesp B
en vervolgens de
gesp A
aan op de magneet van het
bevestigingspunt in het dak.




Vast maken



)
Trek aan de riem en steek de gesp A
in de
linker gordelsluiting.

)
Steek de gesp B
in de rechter
gordelsluiting.

)
Controleer of beide gordelsluitingen zijn
vergrendeld door aan de riem te trekken.
De veiligheidsgordel voor de middelste zitplaats
is geïntegreerd in de hemelbekleding achter.
Pictogrammendisplay veiligheidsgordels losgemaakt
Als het contact wordt aangezet, worden de pictogrammen 4, 5en 6
ongeveer 30 seconden rood weergegeven als de desbetreffende
gordel niet is vastgemaakt.

Als bij draaiende motor het pictogram 4, 5of 6rood wordt weergegeven in combinatie met een geluidssignaal en een melding ophet multifunctionele display, is de gordel van
de desbetreffende achterpassagier weer losgemaakt.

Page 123 of 290

8
Veiligheid
121
Voor een effectieve werking van deveiligheidsgordel:- dient deze strak om het lichaam te worden gedragen, - moet deze in een vloeiende beweging
naar voren worden getrokken, zonder dat de gordel gedraaid raakt,- mag deze door niet meer dan éénpersoon worden gedragen,- mag deze geen beschadigingen of rafels ver tonen, - mag er om te voorkomen dat de gordelniet goed werkt, niets aan wordengewijzigd.
Vanwege de wettelijke veiligheidsvoorschriften moeten werkzaamheden en controles aan deveiligheidsgordels worden uitgevoerd door hetCITROËN-netwerk of een gekwalificeerdewerkplaats, die tevens voor de garantiezorgt en de werkzaamheden volgens de voorschriften uitvoert. Laat de veiligheidsgordels van uw auto regelmatig controleren door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats, vooral als de gordels beschadigingen vertonen. Reinig de veiligheidsgordels met zeepsop of een reinigingsmiddel voor textiel, verkrijgbaar bij het CITROËN-netwerk. Controleer na het neerklappen of verstellenvan een stoel of de achterbank of de gordelzich op de juiste plaats bevindt en goed isopgerold.

Voorschriften voor kinderen

Maak voor kinderen tot 12 jaar of kleiner dan1,50 m gebruik van een geschikt kinderzitje.
De veiligheidsgordel mag door niet meer dan één persoon gedragen worden.
Laat nooit een kind op schoot zitten tijdens het rijden.


Bij aanrijdingen

De gordelspanners kunnen, afhankelijk van de aard en de kracht van de aanrijding
, vóór en onafhankelijk van de airbags afgaan.Het activeren van de gordelspanners gaatgepaard met wat onschadelijke rook en een knal, als gevolg van de activering van depyrotechnische lading die in het systeem isgeïntegreerd.

In alle gevallen gaat het verklikkerlampje van de airbag branden.
Laat het systeem na een aanrijdingcontroleren en eventueel vervangen door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Alvorens te gaan rijden dient de bestuurder te controleren of alle passagiers hunveiligheidsgordel goed hebben omgedaan envastgemaakt.
Zorg er voor dat alle inzittenden tijdens het
rijden hun veiligheidsgordel dragen, ook albetreft het een korte rit.
Draai de gespen van de veiligheidsgordels niet om; de gordels zijn dan niet voldoendeeffectief. De veiligheidsgordels zijn voorzien van eenoprolautomaat die er voor zorgt dat de lengtevan de gordel automatisch wordt aangepast aan de lichaamsbouw van de gebruiker. Degordel wordt automatisch opgerold als deze niet wordt gebruikt.
Controleer zowel voor en na het gebruik vande gordel of deze goed is opgerold. De heupgordel moet zo laag mogelijk op het bekken worden geplaatst.
De schoudergordel moet langs het hollegedeelte van de schouder worden geplaatst.
De oprolautomaten zijn voorzien van een automatische blokkeerinrichting diein werking treedt bij een aanrijding, een noodstop of het over de kop slaan van de auto. U kunt de blokkeerinrichtingdeblokkeren door stevig aan de riem te trekken en deze weer los te laten, zodat deriem weer een stukje wordt opgerold.

Page 140 of 290

Rijden
138
Met behulp van de snelheidsregelaar kan
de bestuurder met een ingestelde constantesnelheid rijden zonder gas te hoeven geven.
De bedienin
g van de snelheidsregelaar is geïntegreerd in de hendel A . De informatie van de snelheidsregelaar
wordt weergegeven op het display van het
instrumentenpaneel.
Stuurkolomschakelaars
Weergave op het display
Het inschakelen
van de snelheidsregelaar geschiedt handmatig. Om de snelheidsregelaar
te kunnen inschakelen, moet de ingesteldesnelheid minimaal 40 km/h bedragen en moet de vierde versnelling zijn ingeschakeld.
Het uitschakelenvan de snelheidsregelaar geschiedt handmatig met de hendel, door het rem- of koppelingspedaal in te trappen of om
veiligheidsredenen door activering van het
ESP.
Door het gaspedaal in te trappen, kan
de in
gestelde snelheid tijdelijk wordenoverschreden.Om weer terug te keren naar de ingestelde
snelheid is het voldoende het gaspedaal los te
laten.
Na het afzetten van het contact worden alleingestelde snelheden gewist.1
.Knop voor het selecteren van desnelheidsregelaar
2. Toets voor het programmeren van een snelheid en het verlagen van de ingestelde snelheid3.Toets voor het programmeren van een snelheid
en het verhogen van de ingestelde snelheid4.Toets voor het uitschakelen / hervatten vande snelheidsregeling
5. Snelheidsregelaar uitgeschakeld / ingeschakeld
6. Snelheidsregelaar geselecteerd
7. Ingestelde snelheid
Bij het gebruik van de snelheidsregelaar moet de bestuurder te allen tijde desnelheidslimiet in acht nemen, zijn aandacht op het verkeer blijven vestigen en zijn verantwoordelijkheid nemen.






Snelheidsregelaar

Page 144 of 290

Rijden
142





Achteruitrijcamera
De achteruitrijcamera wordt automatisch geactiveerd wanneer de versnellingsbak in deachteruit staat.De beelden van de camera worden in
kleur weergegeven op het scherm van het
navigatiesysteem.
De a
fstand tussen de blauwe strepencorrespondeert met de breedte van uw auto zonder de buitenspiegels.
De blauwe strepen geven de rijrichting van deauto weer.
De rode steep geeft een ruimte van 30 cm direct achter de achterbumper van uw auto
weer. Het geluidssignaal wordt continu
hoorbaar als een obstakel binnen deze ruimtekomt.
De groene strepen geven een afstand van circa
1 en 2 meter weer achter de achterbumper van
uw auto.

Maak de achteruitrijcamera regelmatigschoon met een zachte, droge doek.



De achteruitrijcamera is een hulpmiddel voor de bestuurder die desondanks waakzaammoet blijven en verantwoordelijk is.

Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 ... 60 next >