sensor CITROEN C3 PICASSO 2014 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 11 of 290

.Eerste kennismaking
9
1. Contact-/stuurslot. 2.Stuurkolomschakelaar autoradio. 3.Schakelaar ruitenwissers/ruitensproeiers/boordcomputer.4.
Verstelbare en afsluitbare middelste
ventilatieroosters.
5. Opbergvak.
Parfumeur.
6
.Zonnesensor.
7. Airbag aan passagierszijde.8.Verstelbaar en afsluitbaar
zijventilatierooster. 9. Uitschakeling airbag aan passagierszijde.10.Dashboardkastje. 11.
Schakelaar elektronischstabiliteitsprogramma (ESP/ASR).
Schakelaar parkeerhulp.
Schakelaar centrale vergrendeling.
Schakelaar alarmknipperlichten.
Schakelaar Stop & Star t-s
ysteem. 12. Bedieningspaneel ver warming/airconditioning. 13.Autoradio.14 .Urgence- of Assistance-oproep.15.12V- aansluiting (max. 100 W) 16.
USB-aansluiting / Jack-aansluiting. 17.Bekerhouder.
18.Schakelaars stoelverwarming. 19.
Handrem.

Cockpit

Page 53 of 290

3
Comfort
51
Neem voor een optimale werking van de ver warming, ventilatie en airconditioning de volgende gebruiksadviezen in acht: )
Als de binnentemperatuur zeer hoog blijft nadat de auto lang in de zon heeft gestaan,
kunt u het passagierscompartiment kort ventileren. Stel de aanjager zo in dat de interieurlucht goed ververst wordt.)
Let erop dat voor een gelijkmatige verdeling van de lucht naar het interieur hetluchtinlaatrooster onder de voorruit, de verschillende luchtkanalen, ventilatieroosters en overige ventilatieopeningen alsmede de uitstroomopening in het interieur aan weerszijden van de hoedenplank vrij blijven.)
Let erop dat de zonnesensor op het dashboard (achter het instrumentenpaneel) nietwordt afgedekt. Deze sensor dient voor de regeling van de airconditioning.)
Zet de airconditioning 1 tot 2 keer per maand 5 tot 10 minuten aan om het systeem inperfecte staat te houden. )
Controleer regelmatig de staat van het interieurfilter en laat de filterelementen periodiek vervangen (zie het hoofdstuk "Onderhoud"). Wij raden u een gecombineerd interieurfilter aan. Dankzij het speciale toegevoegdeactieve filter draagt het bij tot een gezuiverde lucht voor de inzittenden en een schoon interieur (vermindering van allergische reacties, stank en vetaanslag).)
Laat de airconditioning regelmatig controleren om het systeem in per fecte staat tehouden. )
Gebruik de airconditioning niet als deze niet koelt en raadpleeg het CITROËN-netwerkof een gekwalificeerde werkplaats.

Condensvorming in de airconditioning kan ertoe leiden dat er zich een klein plasje water onder de auto vormt. Dit is een normaal verschijnsel.
Het airconditioningssysteem is chloorvrij en is niet schadelijk voor de ozonlaag.
Bij een zware belasting van de motor (trekken van een aanhanger op een steile helling bij een hoge buitentemperatuur) kan de airconditioning tijdelijk worden uitgeschakeld voor eenoptimale trekkracht van de motor.
Gebruiksadviezen voor verwarming, ventilatie en airconditioning

Page 67 of 290

3
Comfort
65
Verstellen
)Stel de spiegel af als deze in de dagstandstaat.



Binnenspiegel met handbediende dag-/nachtstand


Dag-/nachtstand
)Trek aan het hendeltje om de spiegel in denachtstand te zetten. )Duw het hendeltje naar voren om de spiegel terug te zetten in de dagstand.






Binnenspiegel

Ver stelbare spiegel voor het zicht recht achter de auto.
De binnenspiegel is voorzien van een nachtstand waardoor de spiegel donkerder wordt en de bestuurder minder hinder onder vindt van de zon en van koplampverlichting van achteropkomend verkeer ...









Stuurwielverstelling




)
Zorg dat de auto stilstaat
en trek aan de
hendel om het stuurwiel te ontgrendelen.

)
Verstel het stuur wiel in hoogte en diepte
voor een optimale zithouding.

)
Druk de hendel goed vast om het stuur wiel
te vergrendelen.
spiegels zo zijn ingesteld dat de "dode hoek" zo klein mogelijk is.
Voer deze handelingen om
veiligheidsredenen uitsluitend uit bij
stilstaande auto.
Automatisch dimmende binnenspiegel
Dankzij een sensor die de hoeveelheid licht die
vanaf de achterzijde van de auto op de spiegel
valt meet, gaat de binnenspiegel geleidelijk en automatisch over van de dag- in de nachtstand.
Zodra de achteruitversnelling wordt ingeschakeld, wordt de spiegel in de dagstand gezet voor een maximaalzicht naar achteren.

Page 85 of 290

5
Zicht
83
Koppeling met follow me home-verlichting
De koppeling van dit systeem aan de automatische verlichting biedt de volgende
extra mogelijkheden:
- automatische inschakeling van de follow
me home-verlichting als de automatische
verlichting is ingeschakeld (via "Instellingen
auto" in het configuratiemenu van het
multifunctionele display.
- instellen van de duur van de follow mehome-verlichting (15, 30 of 60 seconden) via het configuratiemenu
van de auto op het multifunctionele
display (geldt niet voor het monochroomdisplay type A, waarbij dit
is voorgeprogrammeerd).



Storing

Bij een storing in de lichtsensor gaat de verlichting branden, wordt dit pictogram weergegevenop het instrumentenpaneel en/of verschijnteen melding op het multifunctionele display, incombinatie met een geluidssignaal.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.

Als de lichtsensor bij mist of sneeuwvoldoende licht waarneemt, wordt de verlichting niet automatischingeschakeld. Dek de met de regensensor gecombineerde lichtsensor die zich in het midden van de voorruit achter debinnenspiegel bevindt, niet af. De aande sensor gekoppelde functies kunnen dan niet meer worden bediend.
Automatische verlichting

Het parkeerlicht en het dimlicht worden
automatisch ingeschakeld als de lichtsterkte
van de omgeving onvoldoende is of inbepaalde gevallen dat de ruitenwissers wordeningeschakeld.
De verlichting wordt uitgeschakeld als de
lichtsterkte van de omgeving weer voldoende is
o
f nadat het wissen is gestopt.
Inschakelen
)Draai de ring A
in de stand "AU TO "
. Het inschakelen wordt bevestigd door een melding op het multifunctionele display.



Uitschakelen
)Draai de ring A
in een andere standdan de stand "AUTO"
. Het uitschakelen
wordt bevestigd door een melding op het multifunctionele display.

Page 91 of 290

5
Zicht
89
Verticale stand van de
ru
itenwissers voor Automatische ruitenwissers
vóór
De ruitenwissers worden automatisch ingeschakeld als de sensor achter de binnenspiegel regen detecteert. De snelheid
van de ruitenwissers wordt aangepast aan de
hoeveelheid neerslag.
Inschakelen
Dit gebeurt handmatig door de hendel omlaag
te duwen in de stand "AU TO ". Dit wordt bevestigd door een melding op het
display.

Als de ruitenwisserschakelaar binnen één minuut
nadat het contact is afgezet wordt bediend, gaande ruitenwissers in de verticale stand staan.
Deze stand kan worden gebruikt voor 's winters
parkeren en het vervangen of het reinigen van de ruitenwisserbladen zonder dat daardoor demotorkap wordt beschadigd.Zet het contact aan en bedien de
ruitenwisserschakelaar om de ruitenwissers na dewerkzaamheden weer in de ruststand te zetten.

Uitschakelen
Beweeg de hendel omhoog en ver volgens in de stand "0"
om de ruitenwissers handmatig te bedienen.
Storing
In het geval van een storing in de automatische werking van de ruitenwissers werken deze inde intervalstand.
Laat het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Dit wordt bevestigd door een meldingop het display. Als het contact meer dan 1 minuutafgezet is geweest, moet de automatische werking van de ruitenwissers opnieuwworden geactiveerd door de hendel kortomlaag te duwen.
Dek de regensensor, die zichgecombineerd met de lichtsensor inhet midden van de voorruit achter de binnenspiegel bevindt, niet af. Schakel de automatische werking van de ruitenwissers uit als de auto wordt gewassen in een wasstraat.
Wacht 's winters met het inschakelenvan de automatische ruitenwisserstot de voorruit ontdooid is om de wisserbladen niet te beschadigen.
Voor een langdurige doeltreffendewerking van de flat-blade ruitenwissersraden wij u aan:


- voorzichtig met de ruitenwissers
om te gaan,

- de ruitenwissers regelmatig te
reinigen met zeepsop,

- de ruitenwissers niet te gebruiken
om een stuk karton op de voorruit
te houden,

- de ruitenwissers te ver vangen
zodra ze sporen van slijtage gaan
ver tonen.

Page 124 of 290

Veiligheid
122
Airbags
Frontair bags

De frontairbags beschermen de bestuurder en voorpassagier bij een ernstige frontale
aanrijding, om de kans op hoofd- en borstletsel
te verkleinen.
De bestuurdersairbag is geïntegreerd in het stuur wiel en de passagiersairbag in het
dashboard boven het dashboardkastje.
Activering
De airbags - behalve de airbag aan passagierszijde als deze is uitgeschakeld - worden opgeblazen bij een ernstige frontale aanrijding binnen (een gedeelte van) de impactzone vóór (A)
, in de lengterichting van de auto en horizontaal vanaf de
voorzijde richting de achterzijde van de auto. De airbag vóór wordt opgeblazen tussen de inzittende vóór en het dashboard om
te verhinderen dat deze naar voren wordt geslingerd.

Registratiezones voor een
aanrijding
A. Impactzone vóór. B.
Impactzone opzij. De airba
gs zijn speciaal ontworpen om de
veiligheid van de inzittenden (uitgezonderd
de middelste passagier achter) bij ernstige aanrijdingen te verbeteren. De airbags
vormen een aanvulling op de werking van
de veiligheidsgordels met spanbegrenzers (behalve bij de middelste passagier achter). De elektronische schoksensoren registreren
de frontale en zijdelingse aanrijdingen waaraan
de registratiezones voor een aanrijding worden
blootgesteld:
- bij een ernstige aanrijding gaan de airbags
onmiddellijk af om de inzittenden van de auto (uitgezonderd de middelste passagier achter) te helpen beschermen. Direct na de aanrijding ontsnapt het gas snel uit de airbags, zodat het zicht niet wordtbelemmerd en de inzittenden de autoeventueel kunnen verlaten,
- bij een minder ernstige aanrijding of eenaanrijding van achteren en in bepaalde gevallen waarbij de auto over de kop
slaat, treden de airbags niet in werking. De veiligheidsgordels helpen u in dezesituaties voldoende te beschermen.
De airbags werken alleen als hetcontact aan is. De airbags werken slechts eenmaal. Als er een tweede aanrijding plaatsvindt(tijdens hetzelfde of een volgendongeval), worden de airbags niet meer opgeblazen.
Het activeren van de airbags gaatgepaard met wat rook en een knal,als gevolg van de activering van de pyrotechnische lading die in hetsysteem is geïntegreerd.De rook is niet schadelijk, maar kanvoor personen die hier gevoelig voor zijn, irriterend zijn. De knal die bij het afgaan wordt geproduceerd, kan het gehoor gedurende een kor te periode enigszinsverminderen.

Page 142 of 290

Rijden
140





Parkeerhulp achter Dit systeem bestaat uit vier ultrasoonsensoren die zijn aangebracht in de achterbumper.
Het s
ysteem waarschuwt de bestuurder voor elk obstakel (persoon, auto, boom, hek, …) dat
zich achter de auto bevindt.
Het waarschuwt uechter niet voor objecten die zich direct onder
de bumper bevinden. Inschakelen
Het systeem wordt ingeschakeld zodra u de achteruitversnelling inschakelt. Dit wordt
aangegeven door een geluidssignaal. De
afstand tot het obstakel wordt aangegeven door:
- geluidssignalen, die elkaar sneller opvolgennaarmate de de auto dichter bij het obstakel
komt,
- een
grafische weergave op het multifunctionele display, met blokjesdie steeds dichter bij de auto komen (afhankelijk van de uitvoering).

Detectiezone Als de achterzijde van de auto minder dan30 centimeter van het obstakel ver wijderd is, is het geluidssignaal continu hoorbaar en verschijnt het symbool "Gevaar" op het multifunctionele display.
Het systeem wordt gedeactiveerd als de
versnellingsbak in een andere stand wordtgeschakeld. Paaltjes, pionnen bij wegwerkzaamheden of gelijksoortigevoorwerpen worden waargenomen bij aanvang van de manoeuvre, maar niet meer wanneer de auto te dicht genaderd is.
De parkeerhulp is een hulpmiddel voor de bestuurder, die desondanks waakzaam moet blijven enverantwoordelijk is.

Page 143 of 290

9
Rijden
141

Uitschakelen Inschakelen

Druk bij draaiende motor op de toets A
om het systeem volledig uit te schakelen. Het controlelampje gaat branden.
Het systeem wordt automatisch uitgeschakeld bij het trekken van een aanhangwagen of de montage van eenfietsendrager (auto uitgerust met eendoor CITROËN goedgekeurde trekhaak of fietsendrager).
Zorg ervoor dat de sensoren in dewinter of bij slecht weer niet bedekt zijnmet modder, ijs en sneeuw.
Druk nogmaals op de toets A
om het systeem
weer in te schakelen. Het controlelampje in de
toets gaat uit.
Bij een storing in het systeem zal bij hetachteruitrijden het waarschuwingslampje
service gaan branden in combinatie met eengeluidssignaal (kor t piepje) en een melding op het multifunctionele display.

Page 176 of 290

Praktische informatie
174

Zekeringen dashboard

De zekeringkast bevindt zich aan de onderzijde
van het dashboard (linkerzijde).

To egang tot de zekeringen
)
zie de paragraaf "Toegang tot het gereedschap".



Overzicht zekeringen
ZekeringAmpèreFuncties
FH3
65A Trekhaakmodule.
FH37 5
A Voeding accessoirestekker caravan.
FH3
815 A
Navigatiesysteem (achteraf ingebouwd).
FH39
20 A Stoelverwarming.
FH4
020 A Trekhaakmodule.
ZekeringAmpèreFuncties
F115 A Ruitenwisser achter.
F2
- Niet gebruikt.
F3 5
A Computer airbags en pyrotechnische gordelspanners.
F410 A Stuurhoeksensor, airconditioning, koppelingscontact,
roetfilterpomp, diagnosestekker, luchthoeveelheidsmeter.
F530 A Ruitbedieningspaneel, ruitbediening passagier, motor
ruitbediening voor.
F
630 A
Motor ruitbediening achter en motor bediening bestuurdersruit.
F7 5
A Plafonnier en kaartleeslampje voor, verlichting dashboardkastje, zaklamp, verlichting achtercompartiment.

Page 177 of 290

11
Praktische informatie
175
ZekeringAmpèreFuncties
F
820 A Multifunctioneel display, autoradio, radio-navigatie.
F
930 A Autoradio (inbouw achteraf), 12V-aansluiting.
F1
015 A Stuurkolomschakelaars.
F1115 A
Contactslot, diagnosestekker.
F12 15 A
Re
gen-/lichtsensor, trekhaakmodule.
F1
35 A Hoofdremlichtschakelaar, BSI.
F1415 A Parkeerhulpcomputer, display waarschuwingslampjes
autogordels, airbagmodule, instrumentenpaneel,
airconditioning, USB-box.
F1
530 A Vergrendeling.
F1
6- Niet gebruikt.
F1740 A Achterruit- en buitenspiegelver warming.
S
H- Shunt tijdens opslag.

Page:   1-10 11-20 next >