sensor CITROEN C4 AIRCROSS 2013 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 13 of 332

.
11
Eerste kennismaking
Middenconsole
A.
Handmatig verstelbare of automatischebinnenspiegel.B.
Plafonnier / Kaartleeslampjes. C.
Microfoon van het systeem Audio-CD en het systeem Audio-telematica. D.
Bediening van het zonnescherm van het
panoramadak.
E
. Licht-/regensensor.

1.Verstelbare en afsluitbare middelsteventilatieroosters.2.
Scherm van het systeem Audio-CD of kleurenscherm van het systeem Audio-
telematica.3. Schakelaar

START/STOP-knop (met "Keyless entry
and start"-systeem). 4. Systeem Audio- CD of systeem Audio-
telematica.
5. Schakelaars op centraal bedieningspaneel.6.
Temperatuursensor. 7.Bedieningspaneel verwarming/handbediende
of automatische airconditioning. 8. Ver snellingshendel handgeschakelde
versnellingsbak of selectiehendel CVT.
9. Aansteker/12V-aansluiting.
10.Ver wijderbare asbak.11.Schakelaar vierwielaandrijving. 12 .Bekerhouders.
13. Armleuning vóór.

Page 16 of 332

14
Eerste kennismaking
Comfortabel zitten
A.
Selecteren van de te verstellen
buitenspiegel.B.Verstellen van de spiegel in vier richtingen.C.Inklappen/uitklappen.
85-86

Binnenspiegel


Handmatig verstellen
1.Selecteren van de dagstand van de spiegel.
2. Verstellen van de binnenspiegel.



Automatische binnenspiegel
87 A
. Lichtsterktesensor van de automatische "dag-/nachtstand". B.
Verstellen van de binnenspiegel.
1.
Vastmaken van de gesp. 2.In hoogte verstellen.

Veiligheidsgordels vóór
150

Page 59 of 332

1
57
Controle tijdens het rijden

Scherm "Systeem"

Kies "Systeem" in het menu "Instellingen" om
de tijdzone of de eenheden te veranderen,
om een taal (Engels, Nederlands, Zweeds,
Frans, Por tugees, Italiaans, Duits, Spaans of
Deens) te kiezen of om andere instellingen te
veranderen.


Scherm "Uitrusting"

Kies "Uitrusting" in het menu "Instellingen" om
bepaalde comfort- en rijsystemen in of uit te schakelen of om parameters te wijzigen.

Menu "Instellingen"
Druk voor toegang tot dit menu op de toets SET
op het bedieningspaneel.
Afstandsbediening:- knipperen van de richtingaanwijzers bij het
ontgrendelen en vergrendelen van de auto.
Keyless entry and start-systeem:
- knipperen van de richtingaanwijzers bij het
ontgrendelen en vergrendelen van de auto,
- werkin
g van het Keyless entry and start-systeem (uitsluitend bij het openen, uitsluitend bij het starten, of allebei).
Ruitenwissers
:
- interval
functie van de ruitenwissers vóór,
- werking van de ruitensproeiers vóór samen
met de ruitenwissers,
- in
stellen van het interval van de ruitenwisser achter,
- permanente werking van de ruitenwisser
achter,
- ruitenwisser achter
gekoppeld aan het
inschakelen van de achteruitversnelling.
Binnen- en buitenverlichting:- gevoeligheid van de sensor van de
automatische verlichting,
- follow me home-verlichting (activeren/deactiveren),
- instapverlichting (activeren/deactiveren),
Elektrische ruitbediening
:


- tijdsduur van de werking na het afzetten
van het contact.
Richtingaanwijzers:

- snelwegfunctie.
Centrale ver
grendeling:


- selectieve ontgrendeling,

- automatisch ontgrendelen van de portieren,

- ti
jd tot het automatisch weer vergrendelen
van de auto na het ontgrendelen,

- supervergrendeling (activeren/deactiveren).
Overi
g:


- automatisch inklappen van de buitenspiegels,

- automatisch onderbreken van de voeding
van elektrische functies,

- alarm (instellen van de gevoeligheid van desensor, activeren/deactiveren).
- t
ijdsduur van het branden van de plafonniers na het sluiten van een portier,

- automatisch uitschakelen van het grootlicht (activeren/deactiveren),

- tijdsduur voor het automatisch uitschakelen
van de plafonniers,

- automatisch inschakelen van de verlichtingbij het inschakelen van de ruitenwissers.

Page 77 of 332

75
2
Toegang tot de auto

Afgaan van het alarm

Als het alarm afgaat, treedt de sirene in werking en knipperen de richtingaanwijzers gedurende 30 seconden.
Gedurende de volledige tijd dat de sirene in
werkin
g is, wordt een melding weergegeven ophet display van het instrumentenpaneel.
Als het contact daarna wordt aangezet (stand
ON als uw auto is voorzien van het "Keylessentry and star t"-systeem), klinkt viermaal een geluidssignaal om aan te geven dat het alarm is
afgegaan in uw afwezigheid.

Volledig uitschakelen van
het alarms
ysteem
) Zet het contact af (stand OFF als uw auto is
voorzien van het "Keyless entry and start"-systeem). ) Ver wijder de sleutel uit het contactslot alsuw auto niet is voorzien van het "Keylessentry and start"-systeem.)
Open het bestuurderspor tier.)
Zet de lichtschakelaar in de stand " OFF".)
Beweeg de ruitenwisserschakelaar naar u
toe en houd de schakelaar in deze stand.
Na ongeveer 10 seconden klinkt een
geluidssignaal.
) Houd, wanneer het geluidssignaal niet
meer klinkt, de schakelaar naar u toe
getrokken en druk op de ontgrendelknop
van de afstandsbediening.
U kunt het alarmsysteem volledig uitschakelen door de volgende procedure uit te voeren:
) De status van het systeem wordt
weergegeven door het aantal geluidssignalen:
Eén geluidssignaal: het alarmsysteem is
volledig uitgeschakeld.
Tw e e
geluidssignalen: het alarmsysteem is
ingeschakeld.
Elke keer dat u opnieuw op de
ontgrendelknop van de afstandsbediening drukt, wordt de status van het systeem gewijzigd.


Via het menu "Uitrusting" van het
kleurenscherm kunt u de gevoeligheid van de sensor van het alarmconfigureren en de functie deactiveren.

Page 89 of 332

87
3
Comfort





Binnenspiegel

Verstelbare spiegel voor het zicht recht achter de auto.
De binnenspiegel is voorzien van een nachtstand waardoor de spiegel donkerder wordt en de bestuurder
minder hinder onder vindt van de zon en van koplampverlichting van achteropkomend verkeer ...



Binnenspiegel met handbediende dag-/nachtstand

Verstellen
)
Stel de spiegel af als deze in de dagstand staat.

Om veiligheidsrdenen moeten de spiegels zo zijn ingesteld dat de "dode hoek" zo kleinmogelijk is.



Zodra de achteruitversnelling wordtingeschakeld, wordt de spiegel in dedagstand gezet voor een maximaal zicht naar achteren.



Dag- / nachtstand
)
Trek aan het hendeltje om de spiegel in de nachtstand te zetten. )
Duw het hendeltje naar voren om de spiegel terug te zetten in de dagstand.


Automatisch dimmende binnenspiegel

Dankzij een sensor die de hoeveelheid licht die
vanaf de achterzijde van de auto op de spiegel
valt meet, gaat de binnenspiegel geleidelijk en
automatisch over van de dag- in de nachtstand.








Stuurwielverstelling
)Zorg dat de auto stilstaaten duw de hendel omlaag om het stuur wiel te
ontgrendelen.
) Verstel het stuur wiel in hoogte en diepte
voor een optimale zithouding. ) Trek aan de hendel om het stuurwiel tevergrendelen.

Voer deze handelingen omveiligheidsredenen uitsluitend uit bij stilstaande auto.

Page 90 of 332

88
Comfort








Vent ilat ie
De lucht in het interieur, die overigens wordt gefilterd, wordt van buitenaf toegevoerd via het
luchtrooster onder de voorruit
, of is lucht die in het interieur wordt gerecirculeerd.
Luchtgeleiding
De lucht kan afhankelijk van de instellingen van de bestuurder via verschillende circuits worden
toegevoerd:
- rechtstreekse toevoer naar het interieur (toevoer van buitenlucht),
- toevoer via het ver warmingscircuit,
- toevoer via het circuit van deairconditioning.

Bedieningspaneel
Het systeem wordt bediend via het
bedieningspaneel A van de middenconsole.
1.Uitstroomopeningen voor het ontdooien of ontwasemen van de voorruit. 2.
Uitstroomopeningen voor het ontdooien of ontwasemen van de zijruiten.
3.
Afsluitbare en verstelbare
zijventilatieroosters.4.Afsluitbare en verstelbare middelsteventilatieroosters.5
. Uitstroomopeningen beenruimte
voorpassagiers.
6.Uitstroomopeningen beenruimteachterpassagiers.
7
. Te m p e r a t u u r s e n s o r. 8.Licht-/regensensor.



Luchtverdeling

Page 91 of 332

89
3
Comfort
Neem voor een optimale werking van de ver warming, ventilatie en airconditioning de volgende gebruiksadviezen in acht: )
Let erop dat voor een gelijkmatige verdeling van de lucht naar het interieur de
uitstroomopening onder de voorruit, de verschillende luchtkanalen, ventilatieroostersen overige uitstroomopeningen alsmede de ventilatieopening in de bagageruimte vrij blijven.)
Let erop dat de zonnesensor op het dashboard niet wordt afgedekt. Deze sensor dient voor de regeling van de automatische airconditioning. )
Zet de airconditioning minstens één tot twee keer per maand vijf tot tien minuten aan om het systeem in per fecte staat te houden. )
Controleer regelmatig de staat van het interieur filter en laat de filterelementen periodiek vervangen. Wij raden u een gecombineerd interieurfilter aan. Dankzij het toegevoegde specialeactieve middel draagt het bij tot een gezuiverde lucht voor de inzittenden en een schooninterieur (vermindering van allergische reacties, stank en vetaanslag).)
Laat de airconditioning regelmatig controleren zoals voorgeschreven in hetonderhoudsboekje, om het systeem in per fecte staat te houden.)
Gebruik de airconditioning niet als deze niet koelt en raadpleeg het CITROËN-netwerkof een gekwalificeerde werkplaats.











Gebruiksadviezen voor de verwarming, ventilatie en airconditioning


Als de auto lange tijd in de zon heeftgestaan en de temperatuur in hetinterieur hoog is opgelopen, zet dan de
ruiten enige tijd open.Zorg ervoor dat de aanjagersnelheidvoldoende hoog is ingesteld, zodat de lucht in het interieur goed ver verst
wordt.
Het airconditioningssysteem is chloor vrijen is niet schadelijk voor de ozonlaag.

Condensvorming in de airconditioning kan ertoe leiden dat zich een klein plasje water onder de auto vormt. Dit is een normaal verschijnsel.


Bij een zware belasting van de motor (trekken van een aanhanger op een steile helling bij een hoge buitentemperatuur) kan de airconditioning tijdelijk worden uitgeschakeld voor eenoptimale trekkracht van de motor.

Page 129 of 332

127
4
Rijden





Parkeerhulp


Deze functie is een hulpsysteem: de bestuurder dient altijd aler t te blijven enis zelf verantwoordelijk.

Parkeerhulp achter

Deze functie signaleert met behulp van sensoren in de bumper obstakels in denabijheid van de auto (personen, auto's,
bomen, slagbomen, enz.) die binnen hetdetectiebereik vallen.
Bepaalde obstakels (paaltjes, pionnen, enz.)
die aanvankelijk wel worden gedetecteerd,
worden door dode hoeken in het detectiebereik mogelijk niet meer gedetecteerd als ze zich
vlak bij de auto bevinden.


Geluidssignalen

De bestuurder wordt via een onderbroken geluidssignaal gewaarschuwd bij het
naderen van obstakels. De frequentie van het
geluidssignaal neemt toe naarmate de auto het obstakel nadert.
Binnen een bepaalde afstand tussen de auto
en het obstakel klinkt het geluidssignaalononderbroken.

De functie wordt geactiveerd zodra de achteruitversnelling wordt ingeschakeld. Hierbijklinkt een geluidssignaal.
Het controlelamp
je in de toets gaat branden om aan te geven dat het systeem is ingeschakeld. Zodra de achteruitversnelling wordt uitgeschakeld, is de functie niet meer actief.

Page 130 of 332

128
Rijden
Auto zonder trekhaakAuto uitgerust met trekhaak
Het bereik van de sensoren
wijzigen
)Druk op deze toets om het systeem uit teschakelen.)Druk nogmaals enkele seconden op deze
toets en laat deze weer los.
De wijziging van het bereik wordt bevestigd
door een geluidssignaal dat:-tweemaal klinkt voor auto's met trekhaak, -éénmaal
klinkt voor auto's zonder
trekhaak.


Bereik van de sensoren
Bij auto's met trekhaak is het bereik van de sensoren anders dan bij auto's zonder trekhaak.
Wanneer u het systeem instelt op auto met trekhaak, valt het gebied Abuiten het bereik van desensoren.

Page 131 of 332

129
4
Rijden


Grafische weergave
Parkeerhulp vóór

Uitschakelen / activeren van de parkeerhulp vóór en achter
De functie kan worden uitgeschakeld door deze knop in te drukken. Het controlelampje in deknop dooft.
Door de knop opnieuw in te drukken wordt de
functie weer
geactiveerd. Het controlelampje
gaat branden.



Storing
Deze wordt geactiveerd zodra er bij
ingeschakelde versnelling (stand Dbij
auto's met een CVT-versnellingsbak) en een
wa
gensnelheid van maximaal 10 km/h vóór de
auto een obstakel wordt gedetecteerd.
De parkeerhulp vóór wordt uitgeschakeld zodra
de auto langer dan vijf seconden stilstaat met een ingeschakelde versnelling vooruit, alser geen obstakel meer wordt gedetecteerd
of zodra de wagensnelheid hoger wordt dan
10 km/h.
Vergeet niet het systeem uit te schakelen zodra een aanhanger of caravan wordt aangekoppeld.

Zorg ervoor dat bij slecht weer of in winterse omstandigheden de sensoren niet bedekt zijn met modder, ijs of sneeuw. Als de snelheid van de auto lager is dan 10 km/h, kan de parkeerhulp geluidssignalen geven als reactie op bepaalde omgevingsgeluiden (motoren,vrachtwagens, drilboren, enz.).

Als er een storing optreedt bij het inschakelen
van de achteruitversnelling, gaat hetcontrolelampje in de toets knipperen, incombinatie met een geluidssignaal. De grafische weergave
is een aanvulling op hetgeluidssignaal. Op het displayworden blokjes voor en/of achter de auto weergegeven.
Als een van de sensoren
defect is, knippert deze
op het display van het
instrumentenpaneel.
Raadplee
g het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Deze blok
jes knipperen bij het begin van de manoeuvre en gaan permanent branden binnen een bepaalde afstand tussen de auto en eenobstakel.

Page:   1-10 11-20 next >