CITROEN C4 CACTUS 2019 Instructieboekjes (in Dutch)
Page 141 of 256
139
Montagetips
F Als u onder weg sneeuwkettingen moet monteren, zet de auto dan langs de kant
van de weg stil op een vlakke ondergrond.
F
T
rek de parkeerrem aan en plaats eventueel
wielblokken voor of achter de wielen om te
voorkomen dat de auto wegglijdt.
F
M
onteer de sneeuwkettingen, volg daarbij
de aanwijzingen van de fabrikant.
F
R
ijd voorzichtig weg en rij even met een
snelheid van maximaal 50
km/h.
F
Z
et de auto stil en controleer of de kettingen
correct gespannen zijn.
Het is bijzonder raadzaam voor vertrek het
monteren van de sneeuwkettingen te oefenen;
doe dit op een vlakke en droge ondergrond.
Rijd niet met sneeuwkettingen op een
sneeuwvrij gemaakte weg om schade aan
de banden en het wegdek te voorkomen.
Als uw auto is voorzien van lichtmetalen
aluminium velgen, controleer dan of de
ketting en de bevestigingen de velg niet
raken.
Gebruik uitsluitend kettingen die geschikt zijn
voor het type velg van uw auto:
Sneeuwschermen
Afneembare sneeuwschermen voorkomen de
opeenhoping van sneeuw bij de koelventilator
van de radiateur.
Schakel de motor uit en controleer of de
ventilator stil voordat u handelingen aan
het sneeuwscherm uitvoert.
Wij adviseren het plaatsen en verwijderen
van de sneeuwschermen te laten
uitvoeren door het CITROËN-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
Aanbrengen
Verwijderen
F Maak de bevestigingselementen van ieder scherm een voor een los.
Vergeet niet de sneeuwschermen te
verwijderen:
-
a
ls de buitentemperatuur hoger is dan
10°C,
-
b
ij het slepen,
-
b
ij snelheden hoger dan 120 km/h.
Maat van de af
fabriek gemonteerde banden Kettingtypen
205/55 R16
Maximale afmeting
van de schakel: 9 mm
205/50 R17Bandenmaat niet geschikt voor sneeuwkettingen
Neem voor meer informatie over
sneeuwkettingen contact op met het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. F
B reng het desbetreffende scherm aan op het
bovenste luchtrooster van de voorbumper.
F
D
ruk op de gehele omtrek om de
bevestigingen één voor één vast te klikken.
Bevestig het andere scherm op dezelfde wijze op
het onderste luchtrooster van de voorbumper.
7
Praktische informatie
Page 142 of 256
140
Trekhaak
Lastverdeling
F V erdeel het gewicht in de caravan/
aanhanger gelijkmatig, plaats zware
voor werpen zo dicht mogelijk bij de as en
probeer de maximaal toegestane kogeldruk
zo dicht mogelijk te benaderen zonder deze
te overschrijden.
Door een geringere luchtdichtheid nemen de
prestaties van de motor af als men op grotere
hoogte boven de zeespiegel komt. Trek
daarbij voor elke 1000
m hoogte 10% van het
maximale aanhangergewicht af.
Maak gebruik van trekhaken en de
desbetreffende bedrading, goedgekeurd
door CITROËN. Wij adviseren de
installatie te laten uitvoeren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Als de trekhaak wordt gemonteerd door
een bedrijf dat niet tot het CITROËN-
netwerk behoort, moet de montage altijd
volgens de voorschriften van de fabrikant
worden uitgevoerd.
Sommige rijhulp- of besturingshulpfuncties
worden automatisch uitgeschakeld
wanneer een goedgekeurde trekhaak
wordt gebruikt. Houd u aan het maximale
aanhangergewicht dat is vermeld op
het kentekenbewijs van uw auto, op het
constructeursplaatje en in de rubriek
Technische gegevens
van dit boekje.
Om te voldoen aan de maximaal
toelaatbare kogeldruk moet ook
rekening worden gehouden met
het gebruik van accessoires
(fietsendragers, trekhaakboxen, enz.).
Houd u aan de ter plaatse geldende
regelgeving.
Verwijder de afneembare trekhaakkogel
wanneer er geen aanhanger wordt
getrokken.
Spaarfase
De spaar fase stuurt de elektrische functies van
de auto aan om het ontladen van de accu te
voorkomen.
Tijdens het rijden kunnen in verband met de
laadtoestand van de accu enkele functies
(airconditioning, achterruitverwarming,
...)
tijdelijk worden uitgeschakeld.
Deze functies worden automatisch
ingeschakeld zodra de laadtoestand van de
accu dit toelaat.
Eco-mode
De eco-mode bepaalt de maximale
gebruiksduur van een aantal functies om te
voorkomen dat de accu ontladen raakt.
Nadat de motor is afgezet, kunt u een
aantal elektrische functies zoals het audio-
en telematicasysteem, de ruitenwissers,
dimlichten, interieurverlichting, enz.
gecombineerd maximaal veertig minuten
gebruiken.
Inschakelen van de eco-mode
Een melding op het touchscreen geeft aan dat
de eco-mode is ingeschakeld en de actieve
functies worden in de ruststand gezet.
Als u op het moment dat de eco-mode wordt
ingeschakeld aan het telefoneren bent, kan het
gesprek nog gedurende ongeveer 10
minuten
worden voortgezet via het Bluetooth-systeem
van het audiosysteem in uw auto.
Eco-mode afsluiten
De door de eco-mode uitgeschakelde functies
worden automatisch weer ingeschakeld als de
motor gestart wordt.
Start om de functies direct weer te kunnen
gebruiken de motor en laat deze draaien:
-
m
inder dan tien minuten om de functies
ongeveer vijf minuten te kunnen gebruiken,
Praktische informatie
Page 143 of 256
141
Als de accu ontladen is, kan de motor niet
gestart worden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de 12 V-accu.
-
m
eer dan tien minuten om de functies
ongeveer dertig minuten te kunnen
gebruiken.
Neem de tijd die nodig is voor het starten van
de motor in acht om een juiste lading van de
accu te garanderen.
Vermijd het herhaaldelijk en continu starten van
de motor om de accu bij te laden.
Ruitenwisserblad
vervangen
Voordat u een wisserblad
demonteert
F Bedien de ruitenwisserschakelaar binnen één minuut na het afzetten van het contact om de
ruitenwissers naar het midden van de voorruit
te verplaatsen.
Of
F
W
acht na het afzetten van het contact minimaal
één minuut en plaats de ruitenwisserarmen
handmatig in de verticale positie.
Verwijderen
F Til de desbetreffende ruitenwisserarm op.
F T rek de ruitensproeierslang los van de
sproeierkop van het wisserblad.
F
M
aak het wisserblad los en verwijder het.
Monteren
F Breng het nieuwe wisserblad aan en klik het vast.
F
S
luit de ruitensproeierslang aan op de
sproeierkop van het wisserblad.
F
K
antel de ruitenwisserarm voorzichtig omlaag.
7
Praktische informatie
Page 144 of 256
142
Na het monteren van een
wisserblad (voorruit)
F Schakel het contact uit.
F B edien nogmaals de ruitenwisserschakelaar
om de ruitenwissers in de ruststand te
zetten.
Vervanging mag uitsluitend worden
uitgevoerd door het CITROËN-netwerk of
door een gekwalificeerde werkplaats.
Allesdragers
Gebruik uit veiligheidsoverwegingen en
om te voorkomen dat het dak van uw auto
beschadigd raakt uitsluitend voor uw auto
goedgekeurde allesdragers.
Houd u aan de montagevoorschriften en
de gebruiksvoor waarden die zijn vermeld
in de handleiding die met de allesdragers
is meegeleverd.
Uitvoering zonder dakrails
U moet de vier verankeringspunten op het
dakframe gebruiken voor de bevestiging van
de allesdragers. Deze punten worden aan het
zicht onttrokken wanneer de portieren zijn
gesloten.
De bevestigingen van de allesdragers zijn
voorzien van een nok die in de opening van het
verankeringspunt moet worden gestoken.
Uitvoering met dakrails
U moet de allesdragers bevestigen op de
dakrails. Gebruik daarbij de bevestigingspunten
die met merktekens in de dakrails zijn
aangegeven.
Aanbevelingen
F
V
erdeel de lading gelijkmatig om te
voorkomen dat een van de zijden wordt
overbelast.
F
P
laats de zwaarste lading zo dicht
mogelijk bij het dak.
F
S
jor de lading goed vast en markeer
buiten de auto stekende lading.
F
R
ijd behoedzaam: wees bedacht op
een grotere zijwindgevoeligheid (de
stabiliteit van de auto kan door de
belading worden beïnvloed).
F
V
er wijder de allesdragers zodra deze
niet meer nodig zijn.
Praktische informatie
Page 145 of 256
143
Maximale daklast op de allesdragers, bij
een maximale laadhoogte van 40 cm:
80
kg.
Deze waarde kan worden gewijzigd,
raadpleeg de in de handleiding van
de allesdragers vermelde maximaal
toegestane last.
Pas bij een belading hoger dan 40
cm
de rijsnelheid aan de rijomstandigheden
aan om schade aan de allesdragers en
de bevestigingspunten op het dak te
voorkomen.
Raadpleeg de wetgeving van uw land
met betrekking tot het ver voeren van
voor werpen die langer zijn dan de auto.
Motorkap
Openen
F Open het linker voorportier. F
T
rek de hendel aan de onderzijde van het
portierkader naar u toe.
F Duw de hendel omhoog en til de motorkap op.
F Neem de motorkapsteun uit de houder en bevestig deze in de uitsparing om de
motorkap geopend te houden.
Sluiten
F Haal de motorkapsteun uit de uitsparing.
F Be vestig de motorkapsteun in de houder.
F
L
aat de motorkap voorzichtig zakken en laat
deze aan het einde van de slag in het slot
vallen. Door de plaats van de hendel kan de
motorkap niet worden geopend zolang het
linker voorportier is gesloten.
F
T
rek aan de motorkap om te controleren of
deze goed is vergrendeld.
Wees bij warme motor voorzichtig met het
bedienen van de veiligheidshaak en de
motorkapsteun (kans op brandwonden).
Gebruik de beschermde zone.
Zorg er voor dat u bij geopende motorkap
niet tegen de hendel aan stoot.
Open de motorkap niet als het hard waait.
De koelventilator kan ook gaan draaien
nadat de motor is afgezet: houd
daarom voor werpen en kleding uit de
buurt van de ventilator.
Schakel omwille van uw veiligheid het
Stop & Start-systeem altijd uit alvorens
werkzaamheden onder de motorkap uit te
voeren om letsel als gevolg van het automatisch
inschakelen van de START-stand te voorkomen.
7
Praktische informatie
Page 146 of 256
144
In verband met de aanwezigheid
van elektrische componenten in de
motorruimte wordt geadviseerd om
blootstelling aan water (regen, wassen, ...)
te beperken.
Motoren
Benzine
Diesel
Deze motoren dienen slechts als voorbeeld.
De plaats van de volgende elementen kan
verschillen:
-
Luchtfilter.
-
Oliepeilstok.
-
V
uldop motorolie. 1.
Ruitensproeiervloeistofreservoir.
2. Reservoir motorkoelvloeistof.
3. Reservoir remvloeistof.
4. Accu.
5. Zekeringkast.
6. Luchtfilter.
7. Oliepeilstok.
8. Vuldop motorolie.
9. Afzonderlijk massapunt.
Het brandstofcircuit van een dieselmotor
staat onder zeer hoge druk.
Laat werkzaamheden aan dit circuit
alleen door het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats uitvoeren.
Niveaus controleren
Controleer deze niveaus regelmatig en
respecteer de voor waarden zoals vermeld in
het onderhoudsschema van de fabrikant. Vul
indien nodig bij, tenzij anders aangegeven.
Laat in het geval van een sterk gedaald niveau
het desbetreffende circuit controleren door het
CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
Gebruik de door de fabrikant aanbevolen
vloeistof voor uw auto en motoruitvoering. Let bij werkzaamheden onder de
motorkap goed op, want bepaalde delen
van de motor kunnen zeer heet zijn (kans
op brandwonden) en de koelventilator kan
ieder moment aanslaan (zelfs bij afgezet
contact).
Afgewerkte producten
Vermijd langdurig huidcontact met
afgewerkte olie en andere vloeistoffen.
De meeste van deze vloeistoffen zijn
bijtend en schadelijk voor de gezondheid.
Gooi afgewerkte olie en andere
vloeistoffen niet in het riool, in het water
of op de grond.
Deponeer afgewerkte olie in de
daar voor bestemde containers
bij het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Motorolieniveau
Het motorolieniveau kan bij
aangezet contact worden
gecontroleerd via de
motorolieniveaumeter op het
instrumentenpaneel (bij auto's met
een motorolieniveaumeter) of met de
oliepeilstok.
Praktische informatie
Page 147 of 256
145
De controle van het motorolieniveau is
alleen betrouwbaar als de auto op een
horizontale ondergrond staat en de motor
ten minste 30 minuten niet heeft gedraaid.
Het is normaal dat u tussen twee
onderhoudsbeurten door olie moet bijvullen.
CITROËN adviseert u om elke 5000
km het
olieniveau te controleren en, indien nodig, olie
bij te vullen.
Controle met de peilstok
De plaats van de oliepeilstok is aangegeven
op de desbetreffende afbeelding van de
motorruimte.
F
T
rek de oliepeilstok aan het gekleurde
uiteinde helemaal naar buiten.
F
V
eeg de peilstok af met een schone, niet
pluizende doek.
F
S
teek de oliepeilstok weer volledig in de
schacht en trek deze er weer uit om het
oliepeil te controleren: het oliepeil is correct
als het tussen de merktekens A en B ligt. A = MA X
B = MIN
Als u ziet dat het peil boven het merkteken A
of onder het merkteken B ligt, star t dan de
motor niet .
- A ls het oliepeil boven het merkteken MAX
ligt (kans op motorschade), neem dan
contact op met het CITROËN-netwerk of
met een gekwalificeerde werkplaats.
-
A
ls het oliepeil lager is dan het merkteken
MIN , vul dan altijd motorolie bij.
Eigenschappen van de olie
Controleer voordat u olie bijvult of ver verst of
de motorolie die u wilt gebruiken overeenkomt
met de door de fabrikant aanbevolen motorolie
voor uw auto en motoruitvoering.
Motorolie bijvullen
De plaats van de vulopening voor de motorolie
is aangegeven op de desbetreffende
afbeelding van de motorruimte.
F
D
raai de dop van de vulopening.
F
G
iet de olie voorzichtig in de opening om
morsen op motoronderdelen te voorkomen
(dit kan brand veroorzaken).
F
W
acht enkele minuten en controleer
ver volgens nogmaals het oliepeil met de
peilstok.
F
V
ul indien nodig nog olie bij.
F
D
raai nadat u het oliepeil nogmaals hebt
gecontroleerd de dop zorgvuldig op de
vulopening en steek de peilstok weer in de
schacht.
Na het bijvullen zal de olieniveaumeter op
het dashboard bij het aanzetten van het
contact na 30
minuten de juiste waarde
aangeven.
Olie ver versen
Gebruik om een verminderde betrouwbaarheid
van de motor en de emissieregeling te
voorkomen, nooit additieven in de motorolie.
7
Praktische informatie
Page 148 of 256
146
Remvloeistofniveau
Het vloeistofniveau dient zich zo
dicht mogelijk bij de markering
"MA X" te bevinden. Controleer
indien dit niet het geval is de
remblokken op slijtage.
Vloeistof ver versen
Raadpleeg het onderhoudsschema van de
fabrikant voor het inter val voor uw auto.
Type vloeistof
Gebruik de door de fabrikant voorgeschreven
vloeistof.
Koelvloeistofniveau
Controleer geregeld het
koelvloeistofniveau.
Het is normaal dat tussen
twee onderhoudsbeurten door
koelvloeistof moet worden bijgevuld.
Voor een juiste aflezing van het
koelvloeistofniveau dient de auto op een
horizontale ondergrond te staan en moet de
motor koud zijn.
De motor van uw auto kan door een te laag
koelvloeistofniveau zwaar beschadigd raken.
Als de motor warm is, wordt de temperatuur
van de koelvloeistof geregeld door de
koelventilator.
Wacht na uitschakelen van de motor minstens 1
uur met het uitvoeren van werkzaamheden aan het
koelsysteem, omdat het koelsysteem onder druk
staat.
Wanneer u in een noodgeval koelvloeistof moet
bijvullen omwikkel dan de vuldop met een doek om
brandwonden te voorkomen en draai de dop twee
omwentelingen los om de druk te laten dalen.
Ver wijder de dop als de druk eenmaal gedaald is
en vul koelvloeistof bij.
De koelventilator kan ook gaan draaien
nadat de motor is afgezet: houd
daarom voor werpen en kleding uit de
buurt van de ventilator.
Type vloeistof
Gebruik de door de fabrikant voorgeschreven
vloeistof.
Het koelvloeistofniveau dient zich zo dicht mogelijk
bij het merkteken "MA X" te bevinden, maar mag
beslist niet hoger zijn.
Als het niveau zich dicht bij of onder het merkteken
"MIN" bevindt, moet u koelvloeistof bijvullen.
Niveau
ruitensproeiervloeistof
Vul het reser voir bij wanneer dit
nodig is.
Type vloeistof
Maak voor de ruitensproeiers
uitsluitend gebruik van kant-en-klare
ruitensproeiervloeistof.
's Winters (bij temperaturen beneden het
vriespunt) moet voor de omstandigheden
geschikte ruitensproeiervloeistof met antivries
worden gebruikt om de onderdelen van het
systeem (pomp, reser voir, leidingen enz.) te
beschermen.
Vul het reser voir nooit bij met kraanwater (kans
op bevriezing, kalkafzetting enz.).
Niveau brandstofadditief
(dieselmotor met roetfilter)
Het minimumniveau van het
additief wordt aangegeven door het
permanent branden van dit lampje in
combinatie met een geluidssignaal
en een melding met betrekking tot
een te laag additiefniveau van het
r o e t f i l t e r.
Bijvullen
Het reser voir moet snel worden bijgevuld
door het CITROËN-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Praktische informatie
Page 149 of 256
147
Niveau AdBlue
Er verschijnt een waarschuwing zodra het
reserveniveau is bereikt.
Om te voorkomen dat de auto niet meer kan
starten – conform de voorschriften – dient u het
reser voir bij te vullen met AdBlue.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over AdBlue
®, het SCR-
systeem en in het bijzonder het bijvullen ervan.
Controles
Raadpleeg, tenzij anders aangegeven, het
onderhoudsschema van de fabrikant dat betrekking
heeft op de motoruitvoering van uw auto voor het
controleren van bepaalde onderdelen.
Laat de controles eventueel uitvoeren door
het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
12 V-accu
De accu is onderhoudsvrij.
Niettemin is het raadzaam om regelmatig
te controleren of de accupoolklemmen
goed vastzitten (bij uitvoeringen zonder
snelsluiting voor de accupoolklemmen) en
of de aansluitingen schoon zijn.
Raadpleeg voordat u werkzaamheden
uitvoert aan de 12 V-accu de desbetreffende
rubriek voor meer informatie en de te nemen
voorzorgsmaatregelen.
Uitvoeringen met het Stop & Start-
systeem zijn voorzien van een speciale
12
V- loodac c u.
Deze accu mag uitsluitend worden
vervangen door het CITROËN-netwerk of
door een gekwalificeerde werkplaats.
Luchtfilter
Als de omgeving (veel stof...) en
het gebruik (veel stadsverkeer...)
daartoe aanleiding geven, moeten
het twee keer zo vaak worden
vervangen .
Interieurfilter
Als de omgeving (veel stof...) en
het gebruik (veel stadsverkeer...)
daartoe aanleiding geven, moeten
het twee keer zo vaak worden
vervangen.
Een verstopt interieur filter kan de
prestaties van de airconditioning verstoren
en onaangename geuren veroorzaken.
Oliefilter
Laat bij het olie ver versen tevens het
oliefilter vervangen.
Roetfilter (Diesel)
Als het roetfilter ver vuild begint te
raken, wordt u hierop geattendeerd
door het blijven branden van dit
lampje in combinatie met een
waarschuwingsmelding.
7
Praktische informatie
Page 150 of 256
148
Ga om het roetfilter te regenereren, zodra
de omstandigheden het toelaten, met een
snelheid van minimaal 60 km/h rijden tot
het lampje dooft.
Als het lampje blijft branden is het
minimum brandstofadditiefniveau
bereikt: raadpleeg de paragraaf "Niveau
brandstofadditief".
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de Niveaus
controleren , in het bijzonder van het
additiefniveau.
Bij een nieuwe auto kunt u de eerste paar
keer dat het roetfilter geregenereerd wordt
een brandlucht ruiken; dit is volkomen
normaal.
Als langdurig met zeer lage snelheid wordt
gereden of de motor langdurig stationair
draait, kan bij gasgeven soms waterdamp
uit de uitlaat komen. Dit heeft geen invloed
op de prestaties en heeft geen gevolgen
voor het milieu.
Handgeschakelde versnellingsbak
De versnellingsbak is onderhoudsvrij
(olie verversen niet noodzakelijk).
Automatische transmissie
De transmissie is onderhoudsvrij
(olie verversen niet noodzakelijk).
Elektronisch gestuurde
versnellingsbak
De elektronisch gestuurde
versnellingsbak is onderhoudsvrij
(olie verversen niet noodzakelijk).
Remblokken
De slijtage van de remblokken is
sterk afhankelijk van de rijstijl, vooral
bij stadsverkeer en veel korte ritten.
Hierdoor kan het noodzakelijk blijken
om de remblokken vaker, tussen
twee onderhoudscontroles door, te
laten controleren.
Als het remsysteem vrij is van lekkages, duidt
een te laag remvloeistofniveau erop dat de
remblokken versleten zijn.
Slijtage remschijven/
remtrommels
Raadpleeg het CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats
voor informatie over het controleren
van de slijtage van de remschijven/
remtrommels.
Parkeerrem
Als de parkeerrem een te grote
slag heeft of als het systeem
minder goed werkt, moet de
parkeerrem, zelfs tussen twee
onderhoudsbeurten door, worden
afgesteld.
Laat het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Gebruik uitsluitend door CITROËN
aanbevolen producten of gelijkwaardige
kwaliteitsproducten.
Om de werking van belangrijke organen
als het remsysteem te optimaliseren,
selecteert en biedt CITROËN specifieke
producten aan.
Na het wassen kan er zich een laagje
vocht of onder winterse omstandigheden
ijs vormen op de remschijven en
remblokken: de remwerking kan daardoor
afnemen. Rem een paar keer lichtjes om
de remmen vocht- en ijsvrij te maken.
Praktische informatie