display CITROEN C5 2012 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 34 of 340

I
32
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN









Verklikkerlampjes

De verklikkerlampjes waarschuwen de bestuurder in het geval van een storing
(waarschuwingslampje) of geven de bestuurder informatie over de werking van
een systeem (ingeschakeld of uitgeschakeld).


Controlelampje



brandt



Oorzaak



Acties / Opmerkingen







STOP




permanent in
combinatie
met een ander
waarschuwingslampje.
Dit waarschuwingslampje brandt
bij een lekke band, een storing met
betrekking tot het remsysteem of bij
een te hoge koelvloeistoftemperatuur. Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats.
Zet het contact af en neem contact op met
het CITROËN-netwerk of een gekwalifi ceerde
werkplaats.





Service


tijdelijk. Er is een kleine
storing opgetreden
waarbij geen specifi ek
waarschuwingslampje gaat
branden. Identifi ceer de storing met behulp van de
melding op het display, bijvoorbeeld:


- het sluiten van de portieren, de
achterklep, de achterruit of de
motorkap,

- de batterij van de afstandsbediening,

- de bandenspanning,

- vervuiling van het roetfi lter (diesel).
Raadpleeg in andere gevallen het
CITROËN-netwerk of eengekwalifi ceerde
werkplaats.

permanent. Er is een ernstige storing
opgetreden waarbij geen
specifi ek waarschuwingslampje
gaat branden. Identifi ceer de storing met behulp van de
melding op het display en raadpleeg het
CITROËN-netwerk of een gekwalifi ceerde
werkplaats.
Bij het aanzetten van het contact
Als het contact wordt aangezet, gaan sommige waarschuwingslampjes enkele
seconden branden.
Zodra de motor wordt gestart, moeten deze lampjes weer uitgaan.
Als het lampje blijft branden, controleer dan voordat u gaat rijden welke functie
het betreft.

Bijbehorende waarschuwingen
Sommige verklikkerlampjes kunnen gaan branden in combinatie met een ge-
luidssignaal en een melding op het display.
Waarschuwingslampjes
Als bij draaiende motor of tijdens het
rijden één van de volgende verklik-
kerlampjes gaat branden, wijst dit
op een storing in het desbetreffende
systeem en moet de bestuurder ac-
tie ondernemen.
Een waarschuwingslampje gaat al-
tijd branden in combinatie met een
aanvullende melding om u te helpen
bij het opsporen van de storing.
Raadpleeg indien nodig het
CITROËN-netwerk of een gekwalifi -
ceerde werkplaats.

Page 36 of 340

I
34
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN





Dynamische
stabiliteitscontrole
(ESP/ASR)



knippert. De ESP-/ASR-regeling is
actief. Deze functie verbetert de aandrijving en
zorgt voor een betere koersstabiliteit.

permanent, in combinatie
met een geluidssignaal
en een melding op
het display van het
instrumentenpaneel.
Storing in de ESP-/
ASR-regeling, tenzij deze is
uitgeschakeld en het lampje
in de schakelaar brandt. Laat dit controleren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalifi ceerde
werkplaats.




Zelfdiagnose
motor


permanent. Er is een storing in de
emissieregeling. Het controlelampje moet doven als de
motor wordt gestart.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalifi ceerde werkplaats als dit niet het
geval is.

knippert. Er is een storing in het
motormanagementsysteem. Kans op beschadiging van de katalysator.
Laat dit controleren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalifi ceerde
werkplaats.

Controlelampje



brandt



Oorzaak



Acties / Opmerkingen



Slijtage
van de
remblokken


permanent, in
combinatie met een
geluidssignaal en
een melding op het
multifunctionele display.
De remblokken zijn aan
vervanging toe. Laat de remblokken vervangen door het
CITROËN-netwerk of eengekwalifi ceerde
werkplaats.

Uitschakeling
van de
automatische
werking van
de elektrische
parkeerrem


permanent. De functies "automatisch
aantrekken" (bij het
afzetten van de motor) en
"automatisch vrijzetten" zijn
uitgeschakeld of werken niet.
Activeer de functie (volgens land van
bestemming) via het confi guratiemenu van
de auto of raadpleeg het CITROËN-netwerk
of een gekwalifi ceerde werkplaats als de
parkeerrem niet meer automatisch wordt
aangetrokken of vrijgezet.
De parkeerrem kan met behulp van de
procedure voor de noodontgrendeling
handmatig worden vrijgezet.
Raadpleeg voor meer informatie over de
elektrische parkeerrem het hoofdstuk "Rijden".

Page 38 of 340

I
36
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN




Mistlampen
vóór


permanent. De mistlampen vóór zijn
ingeschakeld. Draai de ring twee standen naar
achteren om de mistlampen vóór uit
te schakelen.






Mistachterlichten



permanent. De mistachterlichten zijn
ingeschakeld. Draai de ring naar achteren om de
mistachterlichten uit te schakelen.









Controlelampjes ingeschakelde functies
De volgende controlelampjes geven aan dat de desbetreffende functie is ingeschakeld.
Het lampje kan branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het multifunctionele display.



Controlelampje



brandt



Oorzaak



Acties / Opmerkingen








Richtingaanwijzer
links

knippert, met
geluidssignaal. Als u de lichtschakelaar omlaag
beweegt.






Richtingaanwijzer
rechts


knippert, met
geluidssignaal. Als u de lichtschakelaar omhoog
beweegt.





Parkeerlichten


permanent. De lichtschakelaar staat in de stand
"Parkeerlichten".





Dimlicht


permanent. De lichtschakelaar staat in de stand
"Dimlicht".





Grootlicht


permanent. Als u de lichtschakelaar naar u toe
trekt. Trek aan de lichtschakelaar om
terug te schakelen naar dimlicht.





Alarmknipperlichten



knippert, met
geluidssignaal. De schakelaar voor de
alarmknipperlichten op het
dashboard is ingedrukt. De richtingaanwijzers links en rechts
en de bijbehorende verklikkerlampjes
knipperen tegelijkertijd.

Page 40 of 340

I
38
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN










Verklikkerlampjes uitgeschakelde functies
De volgende verklikkerlampjes geven aan dat de desbetreffende functie handmatig is uitgeschakeld.
Soms klinkt er ook een geluidssignaal en verschijnt er een bericht op het multifunctionele display.



Controlelampje



brandt



Oorzaak



Acties / Opmerkingen








Passagiersairbag



permanent. De schakelaar in het
dashboardkastje staat in de
stand " OFF
".
De frontairbag aan
passagierszijde is
uitgeschakeld.
In dit geval kunt u een
kinderzitje met de "rug in de
rijrichting" plaatsen. Zet de schakelaar in de stand " ON
" om de
frontairbag aan passagierszijde in te
schakelen.
Bevestig in dit geval op deze zitplaats
geen kinderzitje met de "rug in de
rijrichting".





ESP/ASR


permanent.

De toets midden op het dashboard
wordt ingedrukt. Het bijbehorende
controlelampje gaat branden.
De functie ESP/ASR wordt
uitgeschakeld.
ESP: dynamische
stabiliteitscontrole.
ASR: antispinregeling. Druk op de toets om de functie ESP/ASR
in te schakelen. Het controlelampje dooft.
De functie ESP/ASR wordt automatisch
ingeschakeld als de motor wordt gestart.
Wanneer het systeem is uitgeschakeld
wordt het automatisch opnieuw
ingeschakeld bij snelheden hoger dan
ongeveer 50 km/h.

Page 41 of 340

I
39
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN






Onderhoudsintervalindicator

De informatie van de onderhoudsin-
tervalindicator verschijnt gedurende
enkele seconden na het aanzetten van
het contact. De onderhoudsintervalindi-
cator geeft aan hoeveel kilometer u nog
verwijderd bent van de eerstvolgende
onderhoudscontrole volgens het onder-
houdsschema van de fabrikant.
Deze afstand wordt berekend vanaf de
laatste nulstelling van de onderhoudsinter-
valindicator op basis van twee parameters:


- het aantal afgelegde kilometers,

- de verstreken tijd sinds de laat-
ste onderhoudscontrole.

De afstand tot de eerstvolgende
onderhoudscontrole is meer dan 3000 km
Als het contact wordt aangezet, verschijnt
er geen onderhoudsinformatie op het cen-
trale display van het instrumentenpaneel.


De afstand tot de eerstvolgende
onderhoudscontrole is 1000 tot 3000 km
Als het contact wordt aangezet, gaat
gedurende 7 seconden de onder-
houdssleutel branden. Het centrale dis-
play van het instrumentenpaneel geeft
de resterende kilometers tot de eerst-
volgende onderhoudscontrole aan.

Voorbeeld:
de afstand tot de eerstvolgen-
de onderhoudscontrole bedraagt 2800 km.
Als het contact wordt aangezet,
geeft het centrale display gedurende
7 seconden het volgende aan:


De afstand tot de eerstvolgende
onderhoudscontrole is minder dan 1000 km

Voorbeeld:
de afstand tot de eerst-
volgende onderhoudscontrole be-
draagt 900 km.
Als het contact wordt aangezet,
geeft het centrale display gedurende
7 seconden het volgende aan:

De afstand tot de eerstvolgende
onderhoudscontrole is overschreden
Als het contact wordt aangezet, gaat geduren-
de 7 seconden de sleutel knipperen
om aan te
geven dat de onderhoudswerkzaamheden zo
spoedig mogelijk uitgevoerd moeten worden.

Voorbeeld:
u hebt de afstand tot de eerstvol-
gende onderhoudscontrole met 300 km over-
schreden.
Als het contact wordt aangezet, geeft het cen-
trale display gedurende 7 seconden het vol-
gende aan
:

De sleutel blijft branden
op het
display om aan te geven dat er bin-
nenkort onderhoudswerkzaamhe-
den uitgevoerd moeten worden.
De factor tijd kan worden mee-
gewogen bij de nog af te leggen
kilometers, afhankelijk van de rij-
gewoonten van de bestuurder.
De sleutel kan ook gaan branden
als het interval van twee jaar is
overschreden.

De sleutel blijft branden
op het dis-
play om aan te geven dat er onder-
houdswerkzaamheden uitgevoerd
hadden moeten worden.

Page 42 of 340

I
40
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN













Op 0 zetten van de
onderhoudsintervaldicator
De onderhoudsintervalindicator moet
na elke onderhoudsbeurt op 0 gezet
worden.
Voer dit als volgt uit:


)
zet het contact af,

)
druk op de resetknop van de
dagteller en houd deze inge-
drukt,

)
zet het contact aan; de kilome-
terteller begint terug te tellen,

)
laat de knop los als het display
"=0"
aangeeft; de sleutel ver-
dwijnt.
Als u na deze handeling de accu
wilt loskoppelen, vergrendel dan de
auto en wacht minimaal 5 minuten.
Het op 0 zetten van de onderhouds-
indicator zal anders niet worden op-
geslagen.
















Motorolieniveaumeter

De motorolieniveaumeter geeft aan
of het motorolieniveau in orde is.
Bij het aanzetten van het contact
wordt eerst de onderhoudsindicator
weergegeven en vervolgens gedu-
rende enkele seconden het motoro-
lieniveau.
Een controle van het olieniveau
is alleen betrouwbaar als de auto
op een vlakke, horizontale onder-
grond staat en de motor minstens
15 minuten niet heeft gedraaid.

Olieniveau correct

Te weinig olie
Als de melding "Te laag olieniveau"
wordt weergegeven, is het motoro-
lieniveau te laag.
Controleer het olieniveau met de
peilstok. Als blijkt dat het olieniveau
te laag is, moet olie worden bijge-
vuld om te voorkomen dat ernstige
motorschade ontstaat.
Storing motorolieniveaumeter
Als de melding "Ongeldige meting
olieniveau" wordt weergegeven,
duidt dit op een storing in de mo-
torolieniveaumeter. Raadpleeg het
CITROËN-netwerk of een gekwalifi -
ceerde werkplaats.

Page 43 of 340

I
41
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN















Motorolietemperatuurmeter

Onder normale weersomstandig-
heden worden alleen de blokjes in
zone 1
weergegeven.
Onder zware gebruiksomstandig-
heden kunnen ook de blokjes in
zone 2
worden weergegeven.
Matig in dat geval uw snelheid, zet
indien nodig de motor af en contro-
leer de niveaus (zie het desbetref-
fende hoofdstuk).


Koelvloeistoftemperatuurmeter

Onder normale omstandigheden
worden alleen de blokjes in zone 1

weergegeven.
Onder zware omstandigheden kun-
nen ook de blokjes in zone 2
worden
weergegeven en kunnen het waar-
schuwingslampje koelvloeistoftempe-
ratuur A
en het waarschuwingslampje
STOP
op het instrumentenpaneel
gaan branden. Stop in dat geval
onmiddellijk.
Zet het contact af. De
koelventilator kan nog enige tijd
blijven draaien.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk
of een gekwalifi ceerde werkplaats.
Wanneer het lampje SERVICE
gaat
branden, controleer dan de vloei-
stofniveaus (zie het desbetreffende
hoofdstuk). Wanneer de auto op een horizontale
en vlakke ondergrond staat, geeft
het controlelampje minimumbrand-
stofniveau aan dat u het reserveni-
veau hebt bereikt.
Er verschijnt een waarschuwings-
melding op het display van het in-
strumentenpaneel.


Brandstofmeter

Page 45 of 340

II
43
MULTIFUNCTIONELE DISPLAYS
MONOCHROOM DISPLAY C
Hoofdmenu

Druk op toets A
om het "Hoofdmenu"
van het multifunctionele display
weer te geven. Via dit menu hebt u
toegang tot de volgende functies:

Presentatie

Radio/CD-speler

(zie hoofdstuk "Audio en
Telematica")


Bluetooth ®
handsfree kit
(zie hoofdstuk "Audio en
Telematica")


Bedieningsorganen



1.
Tijd

2.
Buitentemperatuur

3.
Datum en weergaveveld
Wanneer de buitentemperatuur tus-
sen +3°C en -3°C ligt, knippert de
weergave van de temperatuur (kans
op gladheid).
De weergegeven buitentemperatuur
kan hoger zijn dan de werkelijke
temperatuur als de auto in de zon
geparkeerd staat.
Het is raadzaam de functies niet
te bedienen terwijl u rijdt.


Persoonlijke
instellingen - Configuratie
Hiermee kunt u het volgende instellen:


- helderheid en contrast van het
multifunctionele display,

- datum en tijd,

- eenheid voor de weergave van
de buitentemperatuur.



A.
Toegang tot het "Hoofdmenu"

B.
Huidige bewerking annuleren of
terug naar het vorige scherm

C.
Scrollen door de schermmenu's
Bevestigen via het stuurwiel

D.
Bevestigen via het bedienings-
paneel van de autoradio

Page 46 of 340

II
44
MULTIFUNCTIONELE DISPLAYS

Helderheid en contrast
instellen


)
Druk op A
.

)
Selecteer met behulp van C
het
menu “Instellen helderheid - vi-
deo”. Bevestig door op C
op het
stuurwiel of D
op de autoradio te
drukken.

)
Kies met knop C
de confi guratie
van het display. Bevestig door op
C
op het stuurwiel of D
op de au-
toradio te drukken.

)
Kies het instellen van de helder-
heid. Bevestig door op C
op het
stuurwiel of D
op de autoradio te
drukken.

)
Kies met knop C
voor de normale
of inverse weergave en bevestig
uw keuze door op C
op het stuur
of D
op de autoradio te drukken.
De helderheid kunt u instellen
met “ + ” of “ - ” en bevestigen
met knop C
.

)
Bevestig de instelling met “OK”
.



Datum en tijd instellen



)
Druk op de toets A
.


)
Selecteer met behulp van C
het
menu “Datum en tijd instellen”.
Bevestig door op C
op het stuurwiel
of D
op de autoradio te drukken.


)
Kies met de knop C
de confi gu-
ratie van het display. Bevestig
door op C
op het stuurwiel of D

op de autoradio te drukken.

)
Selecteer met B
de datum en tijd,
en bevestig met C
op het stuur of
D
op de autoradio.

)
Kies met de knop C
de te wijzi-
gen waarden. Bevestig door op
C
op het stuurwiel of D
op de au-
toradio te drukken.

)
Bevestig de instelling met “OK”
.



Eenheden kiezen



)
Druk op de toets A
.

)
Selecteer met behulp van C
het
menu “Keuze eenheden tempe-
ratuur”. Bevestig door op C
op
het stuurwiel of D
op de autora-
dio te drukken.

)
Kies de gewenste eenheid met
behulp van C
. Bevestig door op
C
op het stuurwiel of D
op de au-
toradio te drukken.

)
Bevestig de instelling met “OK”
.



Kiezen van het type
weergegeven informatie
(Mode)
Wanneer u herhaalde malen op het
uiteinde van de ruitenwisserscha-
kelaar of op de toets MODE
van de
autoradio drukt, kunt u het type in-
formatie selecteren dat wordt weer-
gegeven op het multifunctionele
display (datum of autoradio/cd/MP3-
cd/cd-wisselaar).

Page 47 of 340

II
45
MULTIFUNCTIONELE DISPLAYS
KLEURENDISPLAY 16X9(MET MYWAY )

Weergave op het display

Het display geeft automatisch en di-
rect de volgende informatie weer:


- de tijd,

- de datum,

- de hoogte,

- de buitentemperatuur (bij kans
op gladheid knippert de weerge-
geven temperatuur),

- de audiofuncties,

- de informatie van het navigatie-
systeem.



Bediening

Om met het bedieningspaneel van
uw MyWay een van de functies te
selecteren:


)
druk op de toets "RADIO"
, "MUSIC"
,
"NAV"
, "TRAFFIC"
, "SETUP"
of
"PHONE"
om toegang te krijgen tot het
desbetreffende menu,

)
draai aan de draaiknop om een
item te selecteren,

)
druk op de draaiknop om de se-
lectie te bevestigen,
of

)
druk op de toets "ESC"
om de
uitgevoerde handeling af te bre-
ken en terug te keren naar het
vorige scherm.

*
Volgens land van bestemming. Raadpleeg voor meer informatie
over deze functies het hoofdstuk
"Audio en telematica" of het spe-
cifi eke boekje dat u bij de boord-
documentatie hebt ontvangen.


Menu "SETUP"




)
Druk op de toets "SETUP"
om
naar het menu "SETUP"
te
gaan. Dit menu biedt toegang tot
de volgende functies:


- "Taal",

- "Datum en tijd",

- "Weergave",

- "Eenheden",

- "Parameters systeem".



Talen

Via dit menu kunt u de taal van het
display instellen: Deutsch, English,
Español, Français, Italiano, Nederlands,
Polski, Portugues, Türkçe * .

Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 ... 120 next >