display CITROEN C5 2012 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 133 of 340

IX
!
131
RIJDEN

Handrem vrijzetten
Om bij aangezet contact of draaien-
de motor de handrem vrij te zetten,
trapt u het rempedaal in, drukt
u de
hendel A
in en laat
u deze vervol-
gens weer los
.
De vrijgezette toestand van de hand-
rem wordt aangegeven door:


- het doven van het con-
trolelampje P
op de hen-
del A
,

- de melding "handrem vrijgezet"
op het display van het instru-
mentenpaneel.
Als u de hendel A
indrukt zonder het
rempedaal in te trappen, wordt de
handrem niet vrijgezet en de mel-
ding "Rempedaal intrappen" wordt
op het instrumentenpaneel weerge-
geven.
Geef, wanneer de auto stil-
staat met draaiende motor,
niet onnodig gas, omdat u
dan het risico loopt dat de
handrem wordt vrijgezet.


Extra stevig aantrekken

U kunt, indien nodig, de handrem
extra stevig aantrekken
. Dit ge-
beurt door de de hendel A langer te
bedienen
, tot de melding "Handrem
extra stevig aangetrokken" op het
display verschijnt en er een geluid-
signaal klinkt.

Het extra stevig aantrekken van
de handrem is noodzakelijk onder
de volgende omstandigheden:



- wanneer een caravan of aan-
hanger aan de auto is gekoppeld
en de automatische bediening is
geactiveerd terwijl u de handrem
handmatig bedient,

- wanneer de hellingcondities ver-
moedelijk zullen variëren terwijl de
auto stilstaat (bijvoorbeeld wan-
neer de auto vervoerd wordt op
een boot of trailer, of bij slepen).


- In geval van een aangekoppelde
aanhanger, wanneer de auto be-
laden is of op een steile helling
staat, dient u bij het parkeren
een voorwiel tegen de stoeprand
te draaien en een versnelling in
te schakelen.

- Na het extra stevig aantrekken
van de handrem duurt het langer
voordat de handrem weer is vrij-
gezet.



Bijzondere omstandigheden

In bepaalde situaties (starten van
de motor...) bepaalt de handrem zelf
zijn aantrekkracht. Dit is normaal.
Wilt u de auto enkele centimeters
verplaatsen zonder de motor te star-
ten, trap dan met aangezet contact
het rempedaal in en zet de hand-
rem vrij door eerst de hendel A in

te drukken
en deze vervolgens los
te laten
.
De vrijgezette toestand van de hand-
rem wordt aangegeven door het do-
ven van het controlelampje P
op de
hendel en het controlelampje op het
instrumentenpaneel in combinatie
met de melding "handrem vrijgezet"
op het display van het instrumenten-
paneel.
Wanneer de handrem is aange-
trokken
en u vanwege een defect of
accupech deze niet kunt vrijzetten,
kunt u gebruik maken van de functie
voor de noodontgrendeling van de
handrem.
Om de goede werking van het sy-
steem en daarmee uw veiligheid te
garanderen, is het aantal keren dat
u de handrem achter elkaar kunt
aantrekken en vrijzetten beperkt tot
acht keer.
Bij overmatig gebruik wordt u ge-
waarschuwd door de melding
“Storing handrem” en gaat een
waarschuwingslampje knipperen.
- het doven van dit con-
trolelampje op het instru-
mentenpaneel,

Page 134 of 340

IX
!
!
132
RIJDEN

Dynamische noodrem

Bij een storing van het hoofdremsy-
steem of bij uitzonderlijke situaties
(onwel worden van de bestuurder,
geven van rijles in de eigen auto
(indien toegestaan)...), kan de auto
worden gestopt door aan de hendel
A
te trekken en deze vast te hou-
den.
De dynamische stabiliteitsregeling
(ESP) zorgt ervoor dat de auto sta-
biel blijft wanneer de dynamische
noodremfunctie actief is.
In geval van een storing aan het sy-
steem van de dynamische noodrem
verschijnt een van de volgende mel-
dingen op het display van het instru-
mentenpaneel:


- "Storing handrem".

- "Storing bediening handrem". Bij een defect aan het ESP,
aangegeven door het bran-
den van dit controlelampje,
kan de stabiliteit bij het rem-
men niet worden gegarandeerd. In
dat geval moet de bestuurder er zelf
voor zorgen dat de auto stabiel blijft
door afwisselend aan de hendel A
te
trekken en deze weer los te laten.
De dynamische noodrem mag
alleen in uitzonderlijke geval-
len worden gebruikt.

Noodontgrendeling

Als de elektrisch bediende handrem
niet kan worden vrijgezet, kan de
handrem door middel van een hand-
bediende noodontgrendeling wor-
den ontgrendeld. Voorwaarde is wel
dat de auto gedurende de complete
procedure tegen wegrollen wordt
beveiligd.


)
Als u de auto kunt starten: houd
bij draaiende motor de auto stil
door gedurende de procedure
het rempedaal ingetrapt te hou-
den.

)
Als u de auto niet kunt starten
(bijvoorbeeld bij een lege accu):
gebruik de noodontgrendeling
niet en raadpleeg het CITROËN-
netwerkof een gekwalifi ceerde
werkplaats. Als u niet anders
kunt, beveilig de auto dan tegen
wegrollen voordat u met de pro-
cedure begint en volg de onder-
staande instructies. Als de auto niet kan worden
stilgezet, gebruik dan niet
de handbediende noodontgrende-
ling: uw auto kan anders wegrol-
len als deze op een helling staat.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk
of een gekwalifi ceerde werkplaats.

Page 140 of 340

IX
!
138
RIJDEN
OPSCHAKELINDICATOR *

Dit systeem adviseert de bestuurder
op te schakelen om het brandstof-
verbruik te verminderen (auto's met
handgeschakelde versnellingsbak).

Werking

Het systeem geeft uitsluitend advie-
zen als u rustig rijdt.
Afhankelijk van de rijomstandighe-
den en de uitrusting van uw auto
kan het systeem u adviseren één of
meer versnellingen op te schakelen.
U kunt deze aanwijzingen opvolgen
zonder de tussenliggende versnel-
lingen in te hoeven schakelen.
Het is niet verplicht om de aanbevo-
len versnellingen ook daadwerkelijk
in te schakelen. De keuze van de
optimale versnelling hangt namelijk
altijd af van de situatie op de weg,
de verkeersdrukte en de veiligheid.
De bestuurder blijft derhalve altijd
zelf verantwoordelijk voor het al dan
niet opvolgen van een schakelad-
vies van het systeem.
De functie kan niet worden uitge-
schakeld.

*
Afhankelijk van de motoruitvoering.
Voorbeeld:


- U rijdt in de derde versnelling.

- U trapt het gaspedaal geleidelijk in.

- Het systeem kan u in dit geval
adviseren een hogere versnel-
ling in te schakelen.
De informatie wordt in de vorm van
een pijl op het display van het in-
strumentenpaneel weergegeven, in
combinatie met het nummer van de
aanbevolen versnelling.

In rijsituaties waarin veel van
de motor wordt gevraagd
(diep intrappen van het gas-
pedaal, bijvoorbeeld tijdens een in-
haalmanoeuvre...) zal het systeem
geen schakeladvies geven.
Het systeem zal u nooit adviseren
om:


- de eerste versnelling in te scha-
kelen,

- de achteruitversnelling in te
schakelen,

- terug te schakelen.

Page 142 of 340

IX
140
RIJDEN
De stand van de selectiehendel en
de schakelmodus worden weerge-
geven in display C
.
U kunt de insgeschakelde stand ook
afl ezen van het display van de se-
lectiehendel.


Weergave op het instrumentenpaneel

Starten van de auto



)
Selecteer de stand N
om de mo-
tor te starten.

)
Houd het rempedaal ingetrapt.

)

Start de motor. N
verschijnt op
het display in het dashboard.

De aanduiding N
op het display
knippert als u de motor probeert te
starten zonder dat de selectiehen-
del in de stand N
staat.


)
Selecteer de eerste versnelling
(stand M
of A
) of de achteruitver-
snelling (stand R
).

)
Zet de handrem vrij, als deze
niet automatisch wordt bediend.

)
Neem uw voet van het rempe-
daal en geef gas.


)
Houd het rempedaal ingetrapt,
terwijl u de selctiehendel naar
voren verplaatst.


Achteruitversnelling

Schakel pas in de achteruit-
versnelling als de auto stil-
staat.
Om schokken te vermijden,
geeft u niet meteen na het selecte-
ren van de versnelling gas.


Neutraalstand

Schakel nooit in de stand N

als de auto rijdt.

Page 144 of 340

IX
!
142
RIJDEN

Selecteer wanneer u de auto
met draaiende motor stilzet
altijd de neutraalstand N
.
Controleer voordat u werkzaam-
heden onder de motorkap uitvoert
altijd of de selectiehendel in de
neutraalstand N
staat en de hand-
rem is aangetrokken.



Programma SPORT
Stilzetten van de auto

Voordat u de motor afzet, kunt u:


- de selectiehendel in de stand N

bewegen om de neutraalstand te
selecteren,

- een versnelling ingeschakeld la-
ten. In dat geval kan de auto niet
worden verplaatst.
Trek in beide gevallen altijd de hand-
rem aan om de auto volledig stil te
zetten (als de handrem niet in de au-
tomatische stand staat ingesteld).

Storing

Als de aanduiding AUTO
bij het
aanzetten van het contact gaat knip-
peren, in combinatie met een ge-
luidssignaal en een melding op het
multifunctionele display, duidt dit op
een storing in de versnellingsbak.
Laat dit controleren door het
CITROËN-newerk of een gekwalifi -
ceerde werkplaats.


)
Druk met de de selectiehendel in
de stand A
en draaiende motor
op de knop S
om het programma
SPORT
in te schakelen voor een
sportievere rijstijl.

S
wordt weergegeven op het instru-
mentenpaneel.


)
Druk opnieuw op de toets S
als u
dit proamma uit wilt schakelen.

S
verdwijnt van het display op het
instrumentenpaneel.
Houd bij het starten van de motor al-
tijd het rempedaal ingetrapt.
Trek de parkeerrem stevig aan om
de auto volledig te blokkeren, behal-
ve wanneer de parkeerrem automa-
tisch wordt bediend.

Page 146 of 340

IX
144
RIJDEN



met de selectiehendel in de
stand A
of M
, laat het rempedaal
los,


met de selectiehendel in de
stand N
en het rempedaal niet
ingetrapt, zet de selectiehendel
in de stand A
of M
,


of schakel de achteruit in.

Overgang naar de START-stand

Het verklikkerlampje "ECO"

gaat uit en de motor wordt
automatisch gestart (ge-
stuurde handgeschakelde
versnellingsbak)
:
Bijzonderheden: automatisch
activeren van de START-stand
Het verklikkerlampje "ECO"

knippert een paar seconden
en gaat dan uit.

Dat onder deze omstandigheden
de START-stand wordt geacti-
veerd, is volkomen normaal.


De START-stand wordt automatisch
geactiveerd als:


- het bestuurderportier geopend
is,

- de veiligheidsgordel van de be-
stuurder losgemaakt is,

- de snelheid van de auto hoger is
dan 11 km/h (gestuurde handge-
schakelde versnellingsbak),

- de elektrische parkeerrem wordt
aangetrokken,

- er bepaalde bijzondere omstan-
digheden zijn (laadtoestand
accu, motortemperatuur, rembe-
krachtiging, instelling airconditio-
ning...). U kunt deze functie op elk willekeurig
moment uitschakelen door de scha-
kelaar "ECO OFF"
in te drukken.
Het verklikkerlampje in de schake-
laar gaat branden en er verschijnt
een melding op het display.

Uitschakelen


Als het systeem in de STOP-stand
wordt uitgeschakeld, dan wordt de
motor direct weer gestart.


Het systeem wordt automatisch
ingeschakeld zodra u het contact
opnieuw aanzet.



Inschakelen

Druk nogmaals op de schakelaar
"ECO OFF"
.

Het systeem is dan weer ingeschakeld;
het verklikkerlampje in de schakelaar
gaat uit en er wordt een melding op het
display weergegeven.

Page 148 of 340

IX
!
146
RIJDEN

Selecteren van de stand
Displayweergave



)
automatische stand: zet de se-
lectiehendel in stand D
,

)
sequentiële stand: zet de selec-
tiehendel in stand M
,

)
stand SPORT
: zet de selectie-
hendel in stand D
en druk op de
toets A
,

)
stand SNEEUW
: zet de selectie-
hendel in stand D
en druk op de
toets B
.
De stand van de selectiehendel en
de rijstand worden in de klok C
van
het instrumentenpaneel weergege-
ven.
U kunt de ingeschakelde versnelling
eveneens zien aan de hand van een
schakelpatroonpaneel bij de selec-
tiehendel.

Voor de veiligheid:


- u kunt de selectiehendel
alleen uit stand P
verwij-
deren als u het rempedaal
hebt ingetrapt,

- bij openen van een portier geeft
een geluidssignaal aan dat de
selectiehendel zich niet in stand
P
bevindt,

- controleer altijd of de selectie-
hendel in stand P
staat voordat
u de auto verlaat.

Als volgens het display de versnellings-
bak zich in stand P
bevindt en de positie
van de selectiehendel hiervan afwijkt,
zet de selectiehendel dan in stand P

om de motor te kunnen starten.
AUTOMATISCHE VERSNELLINGSBAK

Bij de automatische versnellingsbak
kunt u kiezen uit het comfort van
geheel automatisch schakelen, met
de mogelijkheid te kiezen uit een
stand Sport of Sneeuw, of handma-
tig schakelen.
U kunt kiezen uit vier rijstanden:


- een automatische
stand, waar-
bij het schakelen elektronisch
geregeld wordt door de versnel-
lingsbak,

- een stand SPORT
, die een spor-
tievere rijstijl mogelijk maakt,

- een stand SNEEUW
, die het rij-
den onder omstandigheden met
weinig grip vergemakkelijkt,

- een sequentiële
stand, waarbij
de bestuurder zelf kan schake-
len .

Page 152 of 340

IX
150
RIJDEN
STUURWIEL MET BEDIENINGSTOETSEN OP VASTE NAAF


1


Draaien


-
Scrollen door de verschillende informatiepagina's van het display van het
instrumentenpaneel.

-
Scrollen door de verschillende menu's van het display van het instrumentenpaneel.
-
Verhogen/verlagen van waarden.


Kort indrukken

- Openen van het menu van het display van het instrumentenpaneel (alleen bij stilstaande auto).
-
Selecteren en bevestigen van informatie.


Lang indrukken
Resetten van de boordcomputer (als de pagina van de boordcomputer
wordt weergegeven).


2


Kort indrukken


-
Annuleren van de huidige opdracht.
-
Terug naar de vorige weergave van het display van het instrumentenpaneel.


Lang indrukken
Terug naar de oorspronkelijke weergave van het display van het instrumentenpaneel.



3


Kort indrukken
Verhogen van de snelheid in stappen van 1 km/h/opslaan snelheid.


Ingedrukt houden
Verhogen van de snelheid in stappen van 5 km/h.



4


Kort indrukken
Verlagen van de snelheid in stappen van 1 km/h/opslaan snelheid.


Ingedrukt houden
Verlagen van de snelheid in stappen van 5 km/h.



5


Kort indrukken
Onderbreken of hervatten van de snelheidsregelaar/-begrenzer
(afhankelijk van de geselecteerde functie).


6


Kort indrukken
Selecteren van de functie snelheidsregelaar of snelheidsbegrenzer (de cyclus
van deze toets begint altijd met het selecteren van de snelheidsbegrenzer).


7


Kort indrukken
Uitschakelen snelheidsregelaar/-begrenzer.



8


Kort indrukken



- Inkomend gesprek aannemen.

- Gesprek afbreken.

- Openen contextmenu voor telefoon.

- Bevestigen in de lijst en het telefoonmenu.


Lang indrukken
Inkomend gesprek weigeren.



9



Kort indrukken/Lang indrukken
Claxon.



10


Kort indrukken
Activeren/deactiveren van de Black Panel-functie (rijden in het donker).



11


Kort indrukken
Activeren van de spraakbediening.


Lang indrukken Herhaling van de navigatie-instructie.

Page 153 of 340

IX
151
RIJDEN


12


Draaien

-
Radio: door de opgeslagen zenders scrollen.

- Cd-speler/MP3-cd/cd-wisselaar/jukebox: door de cd's of de
speellijsten scrollen.

- In de menu's van het multifunctionele display: navigeren en
verhogen/verlagen.


Kort indrukken

-
In de menu's van het multifunctionele display: bevestigen.

- Openen van verkorte menu's (afhankelijk van de pagina van het
multifunctionele display).


Lang indrukken
Openen van het hoofdmenu van het multifunctionele display.



13


Kort indrukken

Annuleren van de huidige opdracht en terug naar de vorige weer-
gave van het multifunctionele display.
Tijdens een inkomend gesprek: gesprek weigeren.


Lang indrukken

Terug naar de oorspronkelijke weergave van het multifunctionele display.



14


Kort indrukken
Toegang tot het hoofdmenu van het multifunctionele display.



15



Kort indrukken/Ingedrukt houden
Verhogen van het volume.



16



Kort indrukken/Ingedrukt houden
Verlagen van het volume.



17


Kort indrukken

-
Eerste maal drukken: geluid onderbreken.

- Tweede maal drukken: geluid weer inschakelen.



18


Kort indrukken


- Radio: automatisch zoeken naar de hogere frequenties.

- Cd-speler/MP3-cd/cd-wisselaar/jukebox: zoeken naar de volgende track.


Ingedrukt houden

-
Cd-speler/MP3-cd/cd-wisselaar/jukebox: versneld vooruitspoelen.



19


Kort indrukken

- Radio: automatisch naar lagere frequenties zoeken.

- Cd-speler/MP3-cd/cd-wisselaar/jukebox: zoeken naar
de vorige track.

Ingedrukt houden

Cd-speler/MP3-cd/cd-wisselaar/jukebox: versneld terugspoelen.



20


Kort indrukken

- Radio: weergave van de lijst met beschikbare zenders.

- Cd-/MP3-cd en cd-wisselaar: alle nummers van cd en de
speellijsten weergeven.

- Jukebox: weergave van de lijst van albums.

Lang indrukken

Lijst met zenders actualiseren.



21



Kort indrukken/Lang indrukken
Claxon.



22


Kort indrukken
MODE : kiezen van het type informatie dat wordt weergegeven op het multifunctionele display.

Page 155 of 340

IX
153
RIJDEN
De snelheidsbegrenzer, die geen
invloed heeft op het remsysteem
van de auto, is bij een steile afda-
ling of een te snelle acceleratie niet
altijd in staat de ingestelde snel-
heid te handhaven.
Bij het gebruik van andere dan door
CITROËN goedgekeurde matten
bestaat de kans dat het intrappen
van het gaspedaal gehinderd wordt
en de werking van de snelheidsre-
gelaar belemmerd wordt.
De door CITROËN goedgekeurde
matten hebben een derde bevesti-
gingspunt bij de pedalen waardoor
ze de beweging van de pedalen
niet kunnen hinderen.

Onderbreken / hervatten



)
Druk op de toets 3
.
Bij deze handeling wordt de informa-
tie “ PAUSE
” op het instrumentenpa-
neel weergegeven bij A
.
Deze handeling annuleert de inge-
stelde maximumsnelheid niet; op
het instrumentenpaneel bij A
wordt
deze nog steeds weergegeven.


Ingestelde snelheid
overschrijden
Het gaspedaal heeft aan het einde
van de slag een mechanisch “zwaar
punt”. Door het pedaal volledig in te
trappen kunt u op elk gewenst mo-
ment de ingestelde maximumsnel-
heid overschrijden. Gedurende de
tijd dat de maximumsnelheid wordt
overschreden, knippert de weerge-
geven snelheid bij A
. De snelheids-
begrenzer treedt automatisch weer
in werking als u het gas loslaat en
de rijsnelheid weer onder de inge-
stelde waarde komt.
De snelheid knippert ook als de be-
grenzer niet in staat is de ingestelde
snelheid te handhaven (bij een stei-
le afdaling of een te snelle accele-
ratie).
Laat om de begrenzer weer te acti-
veren het gas los, zodat de snelheid
weer onder de ingestelde waarde
komt.


Functie uitschakelen



)
Door op toets 5
te drukken.

)
Door de functie snelheidsbe-
grenzer te selecteren.

)
Door de motor af te zetten.



Storing

Als er een storing in het systeem
optreedt, verschijnt er een bericht
op het display, klinkt er een geluids-
signaal en gaat het controlelampje
SERVICE
branden.
Laat dit controleren door het
CITROËN-netwerk of een gekwali-
fi ceerde werkplaats.

Page:   < prev 1-10 ... 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 ... 120 next >