CITROEN C5 2014 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 321 of 333

VII
AR
BGНИКОГА НЕ инсталирайте детско столче на седалка с АКТИВИРАНА предна ВЪЗДУШНА ВЪЗГЛАВНИЦА. То в а можеда
причини СМЪРТ или СЕРИОЗНО НАРАНЯВАНЕ на детето.
CS NIKDY neumisťujte dětské zádržné zařízení orientované směrem dozadu na sedadlo chráněné AKTIVOVANÝM čelním
AIRBAGEM. Hrozí nebezpečí SMRTI DÍTĚTE nebo VÁŽNÉHO ZRANĚNÍ.
DA Brug aldrig en bagudvendt barnestol på et sæde der er beskyttet af en aktiv airbag. Død eller alvorlig skade på barnet kan fore-
komme.
DE Verwenden Sie NIEMALS einen Kindersitz oder Babyschale gegen die Fahrtrichtung bei AKTIVIERTEM Airbag, TOD oder
ERNSTHAFTE VERLETZUNGEN können die Folge sein.
ELΜη χρησιμοποιείτε ΠΟΤΕ παιδικό κάθισμα με την πλάτη του προς το εμπρός μέρος του αυτοκινήτου, σε
μια θέση που προστατεύεται
από ΜΕΤΩΠΙΚΟ αερόσακο που είναι ΕΝΕΡΓΟΣ. Αυτό μπορεί να έχει σαν συνέπεια το ΘΑΝΑΤΟ ή το ΣΟΒΑΡΟ ΤΡΑΥΜΑΤΙΣΜΟ
του ΠΑΙΔΙΟΥ
EN NEVER use a rearward facing child restraint on a seat protected by an ACTIVE AIRBAG in front of it, DEATH or SERIOUS
INJURY to the CHILD can occur
ES NO INSTALAR NUNCA EL SISTEMA DE RETENCIÓN PARA NIÑOS DE ESPALDAS AL SENTIDO DE LA CIRCULACIÓN
SOBRE UN ASIENTO PROTEGIDO CON UN COJÍN INFLABLE FRONTAL ( AIRBAG ) ACTIVADO. ESTO PUEDE CAUSAR LA
MUERTE DEL BEBE O HERIRLO GRAVEMENTE.
ET Ärge kasutage kunagi lapse turvatooli seljaga sõidusuunas sõiduki istmel mis on kaitstud AKTIVEERITUD TURVAPADJAGA. See
võib põhjustada lapsele RASKEID VIGASTUSI või SURMA.
FI ÄLÄ KOSKAAN aseta lapsen turvaistuinta selkä ajosuuntaan istuimelle, jonka edessä suojana on käyttöön aktivoitu TURVATYYNY.
Sen laukeaminen voi aiheuttaa LAPSEN KUOLEMAN tai VAKAVAN LOUKKAANTUMISEN.
FR NE JAMAIS installer de système de retenue pour enfants faisant face vers l’arrière sur un siège protégé par un COUSSIN
GONFLABLE frontal ACTIVÉ.
Cela peut provoquer la MORT de l’ENFANT ou le BLESSER GRAVEMENT
HR NIKADA ne postavljati dječju sjedalicu leđima u smjeru vožnje na sjedalo zaštićeno UKLJUČENIM prednjim ZRAČNIM
JASTUKOM. To bi moglo uzrokovati SMRT ili TEŠKU OZLJEDU djeteta.
HU SOHA ne használjon menetiránynak háttal beszerelt gyermekülést olyan ülésen, amely AKTIVÁLT ÁLLAPOTÚ (BEKAPCSOLT)
FRONTLÉGZSÁKKAL van védve. Ez a gyermek halálát vagy súlyos sérülését okozhatja.
IT NON installare MAI seggiolini per bambini posizionati in senso contrario a quello di marcia su un sedile protetto da un AIRBAG
frontale ATTIVATO. Ciò potrebbe provocare la MORTE o FERITE GRAVI al bambino.
LT NIEKADA neįrenkite vaiko prilaikymo priemonės su atgal atgręžtu vaiku ant sėdynės, kuri saugoma VEIKIANČIOS priekinės ORO
PAGALVĖS. Išsiskleidus oro pagalvei vaikas gali būti MIRTINAI arba SUNKIAI TRAUMUOTAS.
VEILIG VERVOEREN VAN KINDEREN
5

Page 322 of 333

VII
LV NAV PIEĻAUJAMS uzstādīt uz aizmuguri vērstu bērnu sēdeklīti priekšējā pasažiera vietā, kurā ir AKTIVIZĒTS priekšējais
DROŠĪBAS GAISA SPILVENS.
Tas var izraisīt BĒRNA NĀVI vai radīt NOPIETNUS IEVAINOJUMUS.
MT Qatt m’ghandek thalli tifel/tifl a marbut f’siggu dahru lejn l-Airbag attiva, ghaliex tista’ tikkawza korriment serju jew anke mewt lit-
tifel/tifl a
NL Plaats NOOIT een kinderzitje met de rug in de rijrichting op een zitplaats waarvan de AIRBAG is INGESCHAKELD. Bij het afgaan
van de airbag kan het KIND ERNSTIG OF DODELIJK GEWOND raken.
NO Installer ALDRI et barnesete med ryggen mot kjøreretningen i et sete som er beskyttet med en frontal AKTIVERT KOLLISJONSPUTE,
BARNET risikerer å bli DREPT eller HARDT SKADET.
PL NIGDY nie instalować fotelika dziecięcego w pozycji "tyłem do kierunku jazdy"na siedzeniu wyposażonym w CZOŁOWĄ
PODUSZKĘ POWIETRZNĄ w stanie AKTYWNYM.W przeciwnym razie dziecko narażone będzie na ŚMIERĆ lub BARDZO
POWAŻNE OBRAŻENIA CIAŁA w momenicie wyzwolenia poduszki powietrznej
PT NUNCA instale um sistema de retenção para crianças de costas para a estrada, num banco protegido por um AIRBAG frontal
ACTIVADO. Esta instalação poderá provocar FERIMENTOS GRAVES ou a MORTE da CRIANÇA.
RO Nu instalati NICIODATA un sistem de retinere pentru copii, dispus cu spatele in directia de mers, pe un loc din vehicul protejat cu
AIRBAG frontal ACTIVAT. Aceasta ar putea provoca MOARTEA COPILULUI sau RANIREA lui GRAVA.
RUВО ВСЕХ СЛУЧАЯХ ЗАПРЕЩАЕТСЯ использовать обращенное
назад детское удерживающее устройство на сиденье,
защищенном ФУНКЦИОНИРУЮЩЕЙ ПОДУШКОЙ БЕЗОПАСНОСТИ, установленной перед этим сиденьем.
Это может привести к ГИБЕЛИ РЕБЕНКА или НАНЕСЕНИЮ ЕМУ СЕРЬЕЗНЫХ ТЕЛЕСНЫХ ПОВРЕЖДЕНИЙ
SK NIKDY nepoužívajte na prednom sedadle chránenom AKTÍVNYM AIRBAGOM detské zadržiavacie zariadenie umiestnené v proti
smere jazdy. Môže to spôsobiť SMRŤ, alebo VÁŽNE ZRANENIE DIEŤAŤA.
SL NIKOLI ne nameščajte otroškega sedeža s hrbtom v smeri vožnje, če je VARNOSTNA BLAZINA pred sprednjim sopotnikovim
sedežem AKTIVIRANA. Takšna namestitev lahko povzroči SMRT OTROKA ali HUDE POŠKODBE.
SR NIKADA ne koristite dečje sedište koje se okreće unazad na sedištu zaštićenim AKTIVNIM VAZDUŠNIM JASTUKOM ispred
njega, jer mogu nastupiti SMRT ili OZBILJNA POVREDA DETETA.
SV Använd ALDRIG en bakåtvänd barnstol i ett säte skyddat av en AKTIV AIRBAG framför det. Det kan orsaka ALLVARLIGA eller
DÖDLIGA skador på barnet.
TR KESİNLKLE HAVA YASTIĞI AKTİF olan ön koltuğa yüzü arkaya dönük bir çocuk koltuğu yerleştirmeyiniz. Bu ÇOCUĞUN
ÖLMESİNE veya ÇOK AĞIR YARALANMASINA sebep olabilir.
6
VEILIG VERVOEREN VAN KINDEREN

Page 323 of 333

VIII
!!
VEILIGHEID
7






CONTROLESYSTEEM
BANDENSPANNING


Dit systeem controleert automatisch
de bandenspanning tijdens het rij-
den.
Zodra de auto rijdt, controleert het
systeem permanent de spanning
van de vier banden.
In het ventiel van elke band (met
uitzondering van het reservewiel) is
een druksensor gemonteerd.
Het systeem waarschuwt de be-
stuurder zodra het een daling van
de spanning van een of meer ban-
den detecteert.

Het controlesysteem van de ban-
denspanning is een hulpsysteem;
de bestuurder moet waakzaam blij-
ven en blijft verantwoordelijk.
Ondanks de aanwezigheid
van dit systeem dient u maan-
delijks en voor elke lange reis
de bandenspanning (ook die van
het reservewiel) handmatig te
controleren.
Een te lage bandenspanning heeft
een negatief effect op de weglig-
ging, verlengt de remweg en ver-
snelt de bandenslijtage, met name
onder zware omstandigheden
(zware belading, hoge snelheid,
lange rit).

Een te lage bandenspanning
leidt ook tot een hoger brand-
stofverbruik.
De door de fabrikant voor uw
auto aanbevolen banden-
spanning staat vermeld op de
bandenspanningssticker (zie de
rubriek "Identifi catie").
De bandenspanning moet bij "kou-
de" banden worden gecontroleerd
(auto die langer dan 1 uur heeft
stilgestaan of na een traject van
maximaal 10 km met gematigde
snelheid). Is dit niet het geval, ver-
hoog dan de op de sticker vermel-
de waarden met 0,3 bar.

Page 324 of 333

VIII
!
!
8
VEILIGHEID

Waarschuwing te lage bandenspanning


Bij een te lage bandenspan-
ning brandt dit verklikkerlampje
in combinatie met een geluids-
signaal en, afhankelijk van de
uitrusting, in combinatie met de
weergave van een melding.


Als er een afwijking in de ban-
denspanning van één band wordt
geconstateerd, kan deze band wor-
den herkend aan het pictogram of,
afhankelijk van de uitvoering, de
weergegeven melding.


)
Verlaag onmiddellijk de snel-
heid, maak geen bruuske stuur-
bewegingen en rem niet plotse-
ling hard af.

)
Zet uw auto stil zodra de ver-
keerssituatie dit toelaat.

Een lagere bandenspanning
is niet altijd zichtbaar aan
een vervorming van de band.
Beperk u daarom niet alleen tot
een visuele controle.



)
Controleer de spanning van de
vier banden (bij koude banden)
als u over een compressor be-
schikt, bijvoorbeeld die van de
bandenreparatieset.
Rijd voorzichtig met lage snel-
heid verder als u niet direct de
bandenspanning kunt controle-
ren.
of

)
Gebruik in geval van een lekke
band de noodreparatieset of het
reservewiel (volgens uitrusting).

De waarschuwing wordt weerge-
geven zolang de desbetreffende
band(en) niet op spanning is (zijn)
gebracht, is (zijn) gerepareerd of
is (zijn) vervangen.
Het reservewiel (noodreservewiel
of wiel met stalen velg) is niet
voorzien van een sensor.



Storing


Als het verklikkerlampje "te
lage bandenspanning" knip-
pert en vervolgens perma-
nent brandt in combinatie
met het verklikkerlampje
"service", duidt dit op een
storing in het systeem.
In dat geval wordt de bandenspan-
ning niet meer gecontroleerd.


Deze waarschuwing wordt ook weer-
gegeven als een of meerdere wielen
niet zijn voorzien van een sensor
(bijvoorbeeld een noodreservewiel of
een reservewiel met stalen velg).


Raadpleeg het CITROËN-netwerk
of een gekwalifi ceerde werkplaats
om het systeem te laten controle-
ren of monteer na een lekke band
het wiel met de originele velg, dat is
voorzien van een sensor.

Alle reparaties aan een wiel
dat met dit systeem is uitge-
rust en het vervangen van een
band moeten worden uitgevoerd
door het CITROËN-netwerk of door
een gekwalifi ceerde werkplaats.
Wanneer bij het verwisselen een
wiel is gemonteerd dat niet door
uw auto wordt gedetecteerd (voor-
beeld: montage van winterban-
den), dient het systeem door het
CITROËN-netwerk of door een ge-
kwalifi ceerde werkplaats opnieuw
geïnitialiseerd te worden.

Page 325 of 333

VIII
VEILIGHEID
9








STABILITEITSCONTROLESYSTEMEN


Antislipregeling
(ASR) en dynamische
stabiliteitscontrole (CDS)

De antislipregeling verbetert de trac-
tie van de wielen om doorslippen te
voorkomen, door in te grijpen op de
remmen van de aangedreven wie-
len en op het motorkoppel.
De dynamische stabiliteitscontrole
grijpt in via de remmen van één of
meer wielen en via het motorkoppel
om de auto (binnen de grenzen van
de natuurkundige wetmatigheden)
weer in de juiste koers te brengen.
Inschakelen

De systemen worden automatisch inge-
schakeld zodra de motor wordt gestart.
De systemen worden geactiveerd zodra
de wielen te weinig grip hebben of de
koers van de auto afwijkt van de door de
bestuurder gewenste richting.






Intelligente Tractiecontrole ("Snow motion")
Tractiecontrole op besneeuwde wegen ( )

Uw auto is uitgerust met een systeem
dat zorgt voor extra trekkracht op be-
sneeuwde wegen: de zogenaamde
Intelligente Tractiecontrole.
Deze functie herkent situaties met wei-
nig grip, zoals bij het wegrijden en ver-
plaatsen van de auto in verse en diepe
sneeuw of over platgereden sneeuw.
In zo'n geval regelt de Intelligente
Tractiecontrole het spinnen van de
wielen. Hierdoor ontstaat meer trek-
kkracht en wordt de auto beter be-
stuurbaar.
Uitvoeringen met Hydractive III+:
voor nog meer grip in diepe sneeuw
wordt de wagenhoogte handmatig
in de middelste stand gezet (zie het
desbetreffende hoofdstuk).


Het gebruik van winterbanden wordt
sterk aanbevolen voor het rijden
over wegen met weinig grip. In dat geval gaat dit contro-
lelampje op het instrumen-
tenpaneel knipperen.

Page 326 of 333

VIII
!
!
10
VEILIGHEID






Uitschakelen
In bijzondere omstandigheden
(als de auto vastzit in de modder,
sneeuw, in mulle grond,...) kan het
nuttig zijn de systemen CDS en ASR
uit te schakelen, zodat de wielen
kunnen spinnen en weer grip kun-
nen krijgen.
Schakel deze systemen weer in zo-
dra er weer voldoende grip is.


)
Druk op deze knop.
Het lampje van de knop gaat bran-
den.
De systemen CDS en ASR grijpen
niet meer in op de werking van de
motor en het remsysteem als de
auto uit de koers raakt.
Opnieuw inschakelen

Deze systemen worden automatisch weer
ingeschakeld als het contact opnieuw wordt
aangezet of vanaf snelheden boven 50 km/h.
Bij snelheden tot 50 km/h kunt u de systemen
handmatig weer inschakelen:


)
Druk nogmaals op deze
knop.


Storing
Als dit verklikkerlampje en
het lampje van de uitscha-
kelknop gaan branden in
combinatie met een ge-
luidssignaal en een mel-
ding, duidt dit op een storing
in het systeem.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk
of een gekwalifi ceerde werkplaats
om het systeem te laten controleren.
CDS/ASR
De systemen CDS en ASR
zorgen voor meer veiligheid tijdens
het rijden. De bestuurder mag zich
echter nooit laten verleiden tot het
nemen van meer risico's of te hard
rijden.
In situaties die tot gladheid kun-
nen leiden (regen, sneeuw, ijzel)
wordt de kans dat de wielen hun
grip verliezen groter. Het is voor
uw veiligheid dus van het grootste
belang dat de systemen CDS en
ASR altijd ingeschakeld zijn, zeker
als de omstandigheden gevaarlij-
ker worden.
De goede werking van deze sys-
temen wordt verzekerd door de
naleving van de voorschriften van
de fabrikant met betrekking tot de
wielen (banden en velgen), onder-
delen van het remsysteem, elek-
tronische onderdelen alsmede de
montageprocedure en het uitvoe-
ren van werkzaamheden door het
CITROËN-netwerk.
Voor een doeltreffende werking van
de systemen CDS en ASR onder
winterse omstandigheden is het
noodzakelijk de auto te voorzien
van winterbanden voor en achter
die ervoor zorgen dat de weglig-
ging zo neutraal mogelijk is.


Laat het systeem na een aan-
rijding controleren door het
CITROËN-netwerk of door
een gekwalifi ceerde werk-
plaats.

Page 327 of 333

IX
!!
RIJDEN
11






ELEKTRISCHE
PARKEERREM
Automatische werking


Parkeerrem aantrekken bij
afgezette motor
Wanneer de auto stilstaat en u de
motor afzet, wordt de parkeerrem
automatisch aangetrokken
.
De aangetrokken toestand van de
parkeerrem wordt aangegeven door:
De elektrische parkeerrem kan op
twee manieren worden bediend:


- AUTOMATISCH

Automatisch aantrekken bij het
afzetten van de motor en auto-
matisch vrijzetten bij het wegrij-
den (geautomatiseerde functies
standaard geactiveerd),

- HANDMATIG

Handmatige bediening voor het
aantrekken en vrijzetten is altijd
mogelijk door het bedienen van
de hendel A
en het ingetrapt
houden van het rempedaal.

- het branden van het
controlelampje P
op de
hendel A
,

- de melding "parkeerrem aange-
trokken" op het display van het
instrumentenpaneel.
Het aantrekken of vrijzetten van de
elektrische parkeerrem gaat ge-
paard met een geluid.
- het branden van dit con-
trolelampje op het in-
strumentenpaneel,
Controleer voordat u de auto
verlaat of het controlelampje
P
en het controlelampje op
het instrumentenpaneel branden.
Laat kinderen nooit alleen in de
auto wanneer het contact is aan-
gezet: ze zouden de parkeerrem
kunnen vrijzetten.
Parkeerrem aantrekken met
draaiende motor
Wanneer de auto stilstaat met draai-
ende motor, dient u de auto tegen
wegrollen te beveiligen door de par-
keerrem handmatig aan te trekken.
Trek
hiertoe aan de hendel A
.
De aangetrokken toestand van de
parkeerrem wordt aangegeven door:


- het branden van het
controlelampje P
op de
hendel A
,

- het branden van dit con-
trolelampje op het instru-
mentenpaneel,

- de melding "parkeerrem aange-
trokken" op het display van het
instrumentenpaneel.
Wanneer u het bestuurdersportier
opent om uit te stappen terwijl de par-
keerrem niet is aangetrokken, klinkt
er een geluidssignaal en verschijnt er
een melding op het display.
Controleer voordat u de auto
verlaat of het controlelampje
P
en het controlelampje op
het instrumentenpaneel branden.

Page 328 of 333

IX!
!
12
RIJDEN

Parkeerrem vrijzetten
De elektrische parkeerrem wordt
automatisch geleidelijk vrijgezet
bij het wegrijden
:


)
bij een handgeschakelde ver-
snellingsbak (eerste versnel-
ling of achteruitversnelling

ingeschakeld
) houdt u het kop-
pelingspedaal geheel ingetrapt.
Trap vervolgens het gaspedaal
in terwijl u het koppelingspedaal
laat opkomen,

)
bij een automatische transmis-
sie
geeft u gas terwijl de selec-
tiehendel in de stand D
, M
of R

staat.
De vrijgezette toestand van de par-
keerrem wordt aangegeven door:


- het doven van het controle-
lampje P
op de hendel A
,


- de melding "parkeerrem vrijge-
zet" op het display van het in-
strumentenpaneel.
Geef wanneer de auto stilstaat met
draaiende motor niet onnodig gas
(met name bij het starten van de
motor, ook als de versnellingsbak
in de neutraalstand staat), omdat u
dan het risico loopt dat de parkeer-
rem wordt vrijgezet.
Leg geen voorwerpen (pakje siga-
retten, telefoon...) tussen de ver-
snellingshendel en de hendel van
de elektrische parkeerrem.
In- en uitschakelen van de
automatische functies
Afhankelijk van het verkoopland,
kan de functie voor het automatisch
aantrekken van de parkeerrem bij
het afzetten van de motor en het
automatisch vrijzetten ervan bij het
wegrijden worden uitgeschakeld via
het confi guratiemenu van het display
van het instrumentenpaneel. Kies
daarvoor "Parameters van de auto /
Comfort / Automatische parkeerrem".
De uitgeschakelde status
van deze functies wordt
aangegeven door het bran-
den van dit controlelampje
op het instrumentenpaneel.
Wanneer de automatische werking
is uitgeschakeld, moet u de parkeer-
rem handmatig bedienen.
In bepaalde gevallen (aan-
hanger aangekoppeld, vorst)
kan, zonder dat de motor draait en
als het contact aan staat, de auto-
matisch aangetrokken parkeerrem
handmatig worden vrijgezet.

Handmatige bediening

Het is altijd mogelijk de parkeerrem
handmatig te bedienen.

Parkeerrem aantrekken
Wanneer de auto stilstaat en u bij
draaiende of afgezette motor de
parkeerrem wilt aantrekken, trekt
u
aan de hendel A
.
De aangetrokken toestand van de
parkeerrem wordt aangegeven door:


- het branden van het
controlelampje P
op de
hendel A
,

- de melding "parkeerrem aange-
trokken" op het display van het
instrumentenpaneel.

Wanneer u het bestuurdersportier
opent bij draaiende motor terwijl
de parkeerrem niet is aangetrok-
ken, klinkt er een geluidssignaal en ver-
schijnt er een melding op het display.


- het branden van dit con-
trolelampje op het instru-
mentenpaneel,
- het doven van dit con-
trolelampje op het instru-
mentenpaneel,
Als het niet mogelijk is de wer-
king van automatische functies via
het confi guratiemenu in- en uit te
schakelen, kunt u hiervoor terecht
bij het CITROËN-netwerk of een
gekwalifi ceerde werkplaats.

Page 329 of 333

IX
!
RIJDEN
13
Parkeerrem vrijzetten
Om bij aangezet contact of draaien-
de motor de parkeerrem vrij te zet-
ten, trapt u het rempedaal in, drukt

u de hendel A
in en laat
u deze ver-
volgens weer los
.
De vrijgezette toestand van de par-
keerrem wordt aangegeven door:


- het doven van het contro-
lelampje P
op de hendel A
,


- de melding "parkeerrem vrijge-
zet" op het display van het in-
strumentenpaneel.
Als u de hendel A
indrukt zonder het
rempedaal in te trappen, wordt de
parkeerrem niet vrijgezet en de mel-
ding "Rempedaal intrappen" wordt
op het instrumentenpaneel weerge-
geven.
Geef, wanneer de auto stil-
staat met draaiende motor,
niet onnodig gas, omdat u
dan het risico loopt dat de
parkeerrem wordt vrijgezet.



Extra stevig aantrekken

U kunt, indien nodig, de parkeer-
rem extra stevig aantrekken
. Dit
gebeurt door de de hendel A lan-
ger te bedienen
, tot de melding
"Parkeerrem extra stevig aangetrok-
ken" op het display verschijnt en er
een geluidsignaal klinkt.

Het extra stevig aantrekken van
de parkeerrem is noodzakelijk
onder de volgende omstandighe-
den:



- wanneer een caravan of aan-
hanger aan de auto is gekoppeld
en de automatische bediening is
geactiveerd terwijl u de parkeer-
rem handmatig bedient,

- wanneer de hellingcondities ver-
moedelijk zullen variëren terwijl
de auto stilstaat (bijvoorbeeld
wanneer de auto vervoerd wordt
op een boot of trailer, of bij sle-
pen).


- In geval van een aangekoppelde
aanhanger, wanneer de auto be-
laden is of op een steile helling
staat, dient u bij het parkeren
een voorwiel tegen de stoeprand
te draaien en een versnelling in
te schakelen.

- Na het extra stevig aantrekken
van de parkeerrem duurt het lan-
ger voordat de parkeerrem weer
is vrijgezet.



Bijzondere omstandigheden

In bepaalde situaties (starten van de
motor...) bepaalt de parkeerrem zelf
zijn aantrekkracht. Dit is normaal.
Wilt u de auto enkele centimeters
verplaatsen zonder de motor te star-
ten, trap dan met aangezet contact
het rempedaal in en zet de parkeer-
rem vrij door eerst de hendel A in

te drukken
en deze vervolgens los
te laten
.
De vrijgezette toestand van de par-
keerrem wordt aangegeven door het
doven van het controlelampje P
op
de hendel en het controlelampje op
het instrumentenpaneel in combi-
natie met de melding "parkeerrem
vrijgezet" op het display van het in-
strumentenpaneel.
Om de goede werking van het sys-
teem en daarmee uw veiligheid te
garanderen, is het aantal keren dat
u de parkeerrem achter elkaar kunt
aantrekken en vrijzetten beperkt tot
acht keer.
Bij overmatig gebruik wordt u ge-
waarschuwd door de melding
“Storing parkeerrem” en gaat een
waarschuwingslampje knipperen.
- het doven van dit con-
trolelampje op het instru-
mentenpaneel,

Page 330 of 333

IX
!
!
14
RIJDEN

Dynamische noodrem

Bij een storing van het hoofdrem-
systeem of bij uitzonderlijke situaties
(onwel worden van de bestuurder,
geven van rijles in de eigen auto
(indien toegestaan)...), kan de auto
worden gestopt door aan de hendel
A
te trekken en deze vast te houden.
De dynamische stabiliteitsregeling
(ESP) zorgt ervoor dat de auto sta-
biel blijft wanneer de dynamische
noodremfunctie actief is.
In geval van een storing aan het
systeem van de dynamische nood-
rem verschijnt een van de volgende
meldingen op het display van het in-
strumentenpaneel:


- "Storing parkeerrem".

- "Storing bediening parkeerrem". Bij een defect aan het ESP,
aangegeven door het bran-
den van dit controlelampje,
kan de stabiliteit bij het rem-
men niet worden gegarandeerd. In
dat geval moet de bestuurder er zelf
voor zorgen dat de auto stabiel blijft
door afwisselend aan de hendel A

te trekken en deze weer los te laten.
De dynamische noodrem
mag alleen in uitzonderlijke
gevallen worden gebruikt.
Als de auto niet kan worden
stilgezet, raadpleeg dan het
CITROËN-netwerk of een gekwa-
lifi ceerde werkplaats.

Page:   < prev 1-10 ... 281-290 291-300 301-310 311-320 321-330 331-340 next >