CITROEN C5 2014 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 41 of 333

I
39
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN






Onderhoudsintervalindicator

De informatie van de onderhoudsin-
tervalindicator verschijnt gedurende
enkele seconden na het aanzetten van
het contact. De onderhoudsintervalindi-
cator geeft aan hoeveel kilometer u nog
verwijderd bent van de eerstvolgende
onderhoudscontrole volgens het onder-
houdsschema van de fabrikant.
Deze afstand wordt berekend vanaf de
laatste nulstelling van de onderhoudsinter-
valindicator op basis van twee parameters:


- het aantal afgelegde kilometers,

- de verstreken tijd sinds de laat-
ste onderhoudscontrole.

De afstand tot de eerstvolgende
onderhoudscontrole is meer dan 3000 km
Als het contact wordt aangezet, verschijnt
er geen onderhoudsinformatie op het cen-
trale display van het instrumentenpaneel.


De afstand tot de eerstvolgende
onderhoudscontrole is 1000 tot 3000 km
Als het contact wordt aangezet, gaat
gedurende 7 seconden de onder-
houdssleutel branden. Het centrale dis-
play van het instrumentenpaneel geeft
de resterende kilometers tot de eerst-
volgende onderhoudscontrole aan.

Voorbeeld:
de afstand tot de eerstvolgen-
de onderhoudscontrole bedraagt 2800 km.
Als het contact wordt aangezet,
geeft het centrale display gedurende
7 seconden het volgende aan:


De afstand tot de eerstvolgende
onderhoudscontrole is minder dan 1000 km

Voorbeeld:
de afstand tot de eerst-
volgende onderhoudscontrole be-
draagt 900 km.
Als het contact wordt aangezet,
geeft het centrale display gedurende
7 seconden het volgende aan:

De afstand tot de eerstvolgende
onderhoudscontrole is overschreden
Als het contact wordt aangezet, gaat gedurende
7 seconden de sleutel knipperen
om aan te
geven dat de onderhoudswerkzaamheden zo
spoedig mogelijk uitgevoerd moeten worden.

Voorbeeld:
u hebt de afstand tot de eerstvol-
gende onderhoudscontrole met 300 km over-
schreden.
Als het contact wordt aangezet, geeft het cen-
trale display gedurende 7 seconden het vol-
gende aan
:

De sleutel blijft branden
op het
display om aan te geven dat er bin-
nenkort onderhoudswerkzaamhe-
den uitgevoerd moeten worden.
De factor tijd kan worden meege-
wogen bij de nog af te leggen ki-
lometers, afhankelijk van de rijge-
woonten van de bestuurder.
De sleutel kan ook gaan branden
als het interval van twee jaar is
overschreden.

De sleutel blijft branden
op het dis-
play om aan te geven dat er onder-
houdswerkzaamheden uitgevoerd
hadden moeten worden.

Page 42 of 333

I
40
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN













Op 0 zetten van de
onderhoudsintervaldicator
De onderhoudsintervalindicator moet
na elke onderhoudsbeurt op 0 gezet
worden.
Voer dit als volgt uit:


)
zet het contact af,

)
druk op de resetknop van de
dagteller en houd deze inge-
drukt,

)
zet het contact aan; de kilome-
terteller begint terug te tellen,

)
laat de knop los als het display
"=0"
aangeeft; de sleutel ver-
dwijnt.
Als u na deze handeling de accu
wilt loskoppelen, vergrendel dan de
auto en wacht minimaal 5 minuten.
Het op 0 zetten van de onderhouds-
indicator zal anders niet worden op-
geslagen.
















Motorolieniveaumeter

De motorolieniveaumeter geeft aan
of het motorolieniveau in orde is.
Bij het aanzetten van het contact
wordt eerst de onderhoudsindicator
weergegeven en vervolgens gedu-
rende enkele seconden het motoro-
lieniveau.
Een controle van het olieniveau is
alleen betrouwbaar als de auto op
een vlakke, horizontale ondergrond
staat en de motor minstens 30 mi-
nuten niet heeft gedraaid.

Olieniveau correct

Te weinig olie
Als de melding "Te laag olieniveau"
wordt weergegeven, is het motoro-
lieniveau te laag.
Controleer het olieniveau met de
peilstok. Als blijkt dat het olieniveau
te laag is, moet olie worden bijge-
vuld om te voorkomen dat ernstige
motorschade ontstaat.
Storing motorolieniveaumeter
Als de melding "Ongeldige meting
olieniveau" wordt weergegeven,
duidt dit op een storing in de mo-
torolieniveaumeter. Raadpleeg het
CITROËN-netwerk of een gekwalifi -
ceerde werkplaats.

Page 43 of 333

I
41
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN















Motorolietemperatuurmeter

Onder normale weersomstandig-
heden worden alleen de blokjes in
zone 1
weergegeven.
Onder zware gebruiksomstandig-
heden kunnen ook de blokjes in
zone 2
worden weergegeven.
Matig in dat geval uw snelheid, zet
indien nodig de motor af en contro-
leer de niveaus (zie het desbetref-
fende hoofdstuk).


Koelvloeistoftemperatuurmeter

Onder normale omstandigheden
worden alleen de blokjes in zone
1
weergegeven.
Onder zware omstandigheden kun-
nen ook de blokjes in zone 2
worden
weergegeven en kunnen het waar-
schuwingslampje koelvloeistoftempe-
ratuur A
en het waarschuwingslampje
STOP
op het instrumentenpaneel
gaan branden. Stop in dat geval
onmiddellijk.
Zet het contact af. De
koelventilator kan nog enige tijd
blijven draaien.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk
of een gekwalifi ceerde werkplaats.
Wanneer het lampje SERVICE
gaat
branden, controleer dan de vloei-
stofniveaus (zie het desbetreffende
hoofdstuk). Wanneer de auto op een horizontale
en vlakke ondergrond staat, geeft
het controlelampje minimumbrand-
stofniveau aan dat u het reserveni-
veau hebt bereikt.
Er verschijnt een waarschuwings-
melding op het display van het in-
strumentenpaneel.


Brandstofmeter

Page 44 of 333

I
42
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN












Kilometerteller

De kilometerteller geeft de totale ki-
lometerstand van de auto aan.
De kilometerteller en dagteller wor-
den gedurende 30 seconden weer-
gegeven bij het afzetten van het
contact, bij het openen van het be-
stuurdersportier en bij het vergren-
delen en ontgrendelen van de auto.

Verander om aan de plaatselijke
regelgeving te kunnen voldoen de
eenheid van de afstand (km of mijl)
zodat deze overeenkomt met de
eenheid die wordt gebruikt in het
land waar u zich bevindt. Dit kunt u
doen via het confi guratiemenu.











Dimmer dashboardverlichting

U kunt de lichtsterkte van de dash-
boardverlichting handmatig aanpas-
sen aan het licht van de omgeving.

Werking


)
Druk op de knop A
om de licht-
sterkte van de dashboardverlich-
ting te verlagen.

)
Druk op de knop B
om de licht-
sterkte van de dashboardverlich-
ting te verhogen.

Inactief
De dashboardverlichting kan niet
worden ingesteld als de verlichting
van de auto is uitgeschakeld of, bij
auto's met appèlverlichting, in de
dagstand staat.



Dagteller

De dagteller geeft het aantal gere-
den kilometers weer nadat de be-
stuurder de teller op 0 heeft gezet.


)
Druk bij aangezet contact op de
knop tot de dagteller op 0 staat.

Page 45 of 333

II
43
MULTIFUNCTIONELE DISPLAYS
MONOCHROOM DISPLAY C
Hoofdmenu

Druk op toets A
om het "Hoofdmenu"
van het multifunctionele display
weer te geven. Via dit menu hebt u
toegang tot de volgende functies:

Schermweergave

Radio/CD-speler

(zie hoofdstuk "Audio en
Telematica")


Bluetooth ®

handsfree kit
(zie hoofdstuk "Audio en
Telematica")


Bedieningsorganen

Afhankelijk van de context ver-
schijnt:


- Tijd,

- Datum,

- Buitentemperatuur met aircondi-
tioning (de weergegeven waarde
knippert in geval van kans op
gladheid),

- Parkeerhulp,

- Audiofuncties,

- Waarschuwingsmeldingen ,

- Instelmenu voor het display en
de uitrustingen in de auto.
Het is raadzaam de functies niet
te bedienen terwijl u rijdt.


Persoonlijke
instellingen -
Configuratie
Hiermee kunt u het volgende instellen:



- helderheid en contrast van het
multifunctionele display,

- datum en tijd,

- eenheid voor de weergave van
de buitentemperatuur.



A.
Toegang tot het "Hoofdmenu"

B.
Huidige bewerking annuleren of
terug naar het vorige scherm.

C.
Scrollen door de schermmenu's.
Bevestigen via het stuurwiel.

D.
Bevestigen via het bedienings-
paneel van de autoradio.

Page 46 of 333

II
44
MULTIFUNCTIONELE DISPLAYS

Helderheid en contrast
instellen


)
Druk op A
.

)
Selecteer met behulp van C
het
menu “Instellen helderheid - vi-
deo”. Bevestig door op C
op het
stuurwiel of D
op de autoradio te
drukken.

)
Kies met knop C
de confi guratie
van het display. Bevestig door op
C
op het stuurwiel of D
op de au-
toradio te drukken.

)
Kies het instellen van de helder-
heid. Bevestig door op C
op het
stuurwiel of D
op de autoradio te
drukken.

)
Kies met knop C
voor de normale
of inverse weergave en bevestig
uw keuze door op C
op het stuur
of D
op de autoradio te drukken.
De helderheid kunt u instellen
met “ + ” of “ - ” en bevestigen
met knop C
.

)
Bevestig de instelling met “OK”
.



Datum en tijd instellen



)
Druk op de toets A
.

)
Selecteer met behulp van C
het
menu "Datum en tijd instellen".
Bevestig door op C
op het stuur-
wiel of D
op de autoradio te druk-
ken.

)
Kies met de knop C
de confi gu-
ratie van het display. Bevestig
door op C
op het stuurwiel of D

op de autoradio te drukken.

)
Selecteer met B
de datum en tijd,
en bevestig met C
op het stuur of
D
op de autoradio.

)
Kies met de knop C
de te wijzi-
gen waarden. Bevestig door op
C
op het stuurwiel of D
op de au-
toradio te drukken.

)
Bevestig de instelling met "OK”
.



Eenheden kiezen



)
Druk op de toets A
.

)
Selecteer met behulp van C
het
menu “Keuze eenheden tempe-
ratuur”. Bevestig door op C
op
het stuurwiel of D
op de autora-
dio te drukken.

)
Kies de gewenste eenheid met
behulp van C
. Bevestig door op
C
op het stuurwiel of D
op de au-
toradio te drukken.

)
Bevestig de instelling met “OK”
.



Kiezen van het type
weergegeven informatie
(Mode)
Wanneer u herhaalde malen op het
uiteinde van de ruitenwisserscha-
kelaar of op de toets MODE
van de
autoradio drukt, kunt u het type in-
formatie selecteren dat wordt weer-
gegeven op het multifunctionele
display (datum of autoradio/cd/MP3-
cd/cd-wisselaar).

Page 47 of 333

II
!
45
MULTIFUNCTIONELE DISPLAYS
KLEURENDISPLAY (METeMyWay)

Weergave op het display

Afhankelijk van de context geeft
het display de volgende informatie
weer:


- tijd,

- datum,

- hoogte,

- de buitentemperatuur (bij kans
op gladheid knippert de weerge-
geven temperatuur),

- parkeerhulp,

- de audiofuncties,

- informatie over de telefoon en de
mappen,

- de informatie van het navigatie-
systeem,

- waarschuwingsmeldingen,

- de instelmenu's voor het display,
het navigatiesysteem en de uit-
rustingen van de auto.



Bediening

Om met het bedieningspaneel van
uw eMyWay een van de functies te
selecteren:


)
druk op de toets "RADIO"
,
"MUSIC"
, "NAV"
, "TRAFFIC"
,
"SETUP"
of "PHONE"
om toe-
gang te krijgen tot het desbetref-
fende menu,

)
draai aan de draaiknop A om
een functie of een item uit de lijst
te selecteren,

)
druk op de toets B om de selec-
tie te bevestigen,
of

)
druk op de toets "ESC"
om de
uitgevoerde handeling af te bre-
ken en terug te keren naar het
vorige scherm.
Raadpleeg voor meer informatie
over deze functies het hoofdstuk
"Audio en telematica".


Menu "SETUP"




)
Druk op de toets "SETUP"
om
naar het confi guratiemenu te
gaan:


- "Instellen weergave",

- "Instellen spraaksynthese",

- "Taalkeuze",

- "Parameters auto",

- "Waarschuwingenjournaal".



Om veiligheidsredenen mag
de bestuurder het multifunc-
tionele display uitsluitend bedie-
nen als de auto stilstaat.

Page 48 of 333

II
46
MULTIFUNCTIONELE DISPLAYS

Parameters van de auto *
Via dit menu kunt u bepaalde uitrus-
ting voor het rijden of het comfort,
ingedeeld in categorieën, in- of uit-
schakelen:


- Parkeerhulp


- Werking van de ruitenwissers




Inschakelen van de achterrui-
tenwisser bij schakelen in de
achteruitversnelling (achter-
ruitenwisser gekoppeld aan
de achteruitversnelling; zie
"Zicht"),

- Instellen van de verlichting
(zie "Zicht"):




Duur van de follow me home-
verlichting,


Functie meedraaiende kop-
lampen,


Functie dagrijverlichting ** .



Waarschuwingenjournaal
Dit geeft een opsomming van ac-
tieve waarschuwingen door achter-
eenvolgens de daarmee gepaard
gaande meldingen weer te geven.

Taalkeuze
Via dit menu kunt u de weerga-
vetaal van het display instellen
(Nederlands, Engels, Duits, Frans,
Spaans, Italiaans, Russisch, Pools,
Portugees, Turks).
Instellen weergave
Via dit menu kunt u de kleurstelling
van uw scherm bepalen, de helder-
heid regelen, de datum en tijd intel-
len, de afstandseenheid bepalen
(km of miles), de verbruiksweerga-
ve instellen (l/100 km, mpg of km/l)
en de temperatuureenheid kiezen
(°Celsius of °Fahrenheit).
Instellen van de spraaksynthese
Via dit menu kunt u het volume van
de rijinstructies instellen en een
stem kiezen (man of vrouw).

Tijdens het instellen van de tijd
kunt u kiezen "Synchroniseren
van de minuten met GPS"
, zo-
dat de tijd automatisch op de mi-
nuut af wordt ingesteld via satel-
lietontvangst.

*
Volgens uitvoering.

**
Volgens land van bestemming.

Page 49 of 333

III
47
COMFORT
VENTILATIE


A.
Zonnesensor.

B.
Rooster voor de zachte lucht-
stroom.
Het rooster voor de zachte lucht-
stroom in het midden van het
dashboard zorgt voor een opti-
male luchtverdeling vóór in de
auto.
Dit systeem voorkomt tocht en
zorgt voor een optimale tempe-
ratuur in het interieur.
Draai het wieltje naar boven om
het rooster voor de zachte lucht-
stroom te openen.
Draai het wieltje naar beneden
om het rooster voor de zachte
luchtstroom te sluiten.
Als het erg warm weer is, kan
het rooster voor de zachte lucht-
stroom beter gesloten worden.
Hierdoor is de uitstroom via de
roosters midden op en aan de zij-
kanten van het dashboard groter.

C.
Gekoeld dashboardkastje.

D.
Ventilatieroosters achterpassa-
giers.

Page 50 of 333

III
48
COMFORT

Airconditioning

Het is aan te raden de automatische
regeling van de airconditioning te
gebruiken.
Hiermee worden de luchthoeveel-
heid, de binnentemperatuur en de
luchtverdeling automatisch en op-
timaal geregeld aan de hand van
signalen van verschillende senso-
ren (buitentemperatuursensor, zon-
nesensor), zodat u de instelling niet
handmatig hoeft te wijzigen.


)
Dek de zonnesensor A
niet af.
Als u de automatische regeling van
de airconditioning gebruikt (door
de toets "AUTO" in te drukken) en
alle uitstroomopeningen open laat,
geniet u van een optimaal comfort,
wordt vocht aan de lucht onttrokken
en worden beslagen ruiten voorko-
men, ongeacht de weersomstandig-
heden.
Als de airconditioning is uitgescha-
keld, kan de temperatuur in het in-
terieur niet lager worden dan de
buitentemperatuur.
GEBRUIKSADVIEZEN VOOR DE VENTILATIE, VERWARMING EN
AIRCONDITIONING
Het systeem kan alleen effi ciënt
werken als de ruiten gesloten zijn.
Als de auto lang in de zon heeft ge-
staan en het interieur erg warm is
geworden, zet dan de ruiten gedu-
rende een paar minuten open zodat
de warmte kan ontsnappen.
Zet de airconditioning minstens een
keer per maand aan om het systeem
in perfecte staat te houden.
Wanneer de airconditioning in wer-
king is, onttrekt deze energie aan de
motor, hetgeen leidt tot een hoger
brandstofverbruik.
In sommige omstandigheden waar-
bij veel van de motor wordt gevraagd
(trekken van een zware aanhanger
op een steile helling bij een hoge
buitentemperatuur) kan, door de air-
conditioning uit te schakelen, meer
vermogen van de motor worden ge-
bruikt voor het trekken van de aan-
hanger.


Luchttoevoer

Zorg ervoor dat het luchtinlaatroos-
ter onder de voorruit van de auto
schoon is (vrij van bladeren, sneeuw,
etc.).
Als u voor het wassen van uw auto
gebruik maakt van een hogedrukrei-
niger, richt dan de straal nooit op de
luchtinlaatroosters.


Luchtverdeling

Een aangenaam interieurklimaat
wordt in de eerste plaats verkregen
door een goede luchtverdeling in de
auto, zowel voor als achter.
Let er voor een optimale luchtverde-
ling op dat het luchtinlaatrooster on-
der de voorruit, de ventilatieroosters,
de luchttoevoeropeningen onder de
voorstoelen en de luchtafvoerkana-
len achter de afdekplaatjes in de ba-
gageruimte niet worden afgedekt.
De ventilatieroosters voor en achter
zijn voorzien van wieltjes waarmee
de luchthoeveelheid en de lucht-
stroomrichting afgesteld kunnen
worden. Aangeraden wordt om alle
ventilatieroosters open te houden.


Pollenfilter/Geurfilter
(actief koolstof)
Het systeem is uitgerust met een fi l-
ter dat pollen en geuren in de lucht
kan tegenhouden.
Dit fi lter moet overeenkomstig de on-
derhoudsvoorschriften worden ver-
vangen (zie: "Onderhoudsboekje").

Page:   < prev 1-10 ... 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 ... 340 next >