CITROEN DS3 2014 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 151 of 356

149Veiligheid
Brake Assist System (BAS)
Dit systeem zorgt ervoor dat in noodgevallen de
optimale remdruk sneller wordt bereikt, zodat de remafstand kleiner wordt.

Inschakelen

Het systeem wordt ingeschakeld als het
rempedaal sneller wordt ingetrapt dan een
bepaalde grenswaarde.
Het systeem zorgt er dan voor dat de benodigdebedieningskracht minder wordt en dat deeffectiviteit van het remmen wordt vergroot.
Trap het rempedaal bij een noodstopzeer krachtig in en laat het pedaal niet los.















Stabiliteitscontrolesystemen
Antislipregeling
(ASR) en elektronisch
stabiliteitspro
gramma (ESP)
De antislipregeling verbetert de tractie van de wielen om doorslippen te voorkomen, door in
te grijpen op de remmen van de aangedreven wielen en op het motorkoppel.
Het elektronisch stabiliteitsprogramma grijptin via de remmen van één of meer wielen en
via het motorkoppel om de auto (binnen degrenzen van de natuurkundige wetmatigheden) weer in de juiste koers te brengen.


Inschakelen

De systemen worden automatisch ingeschakeld
zodra de motor wordt gestart.
De systemen worden geactiveerd zodra de
wielen te weinig grip hebben of de koers van
de auto afwijkt van de door de bestuurder gewenste richting.
In dat
geval gaat dit controlelampje
op het instrumentenpaneel
knipperen.

Page 152 of 356

Uitschakelen
In bijzondere omstandigheden (als de auto
vastzit in de modder, sneeuw, in mulle grond,...)
kan het nuttig zijn de systemen ASR en ESP uit
te schakelen, zodat de wielen kunnen spinnen
en weer grip kunnen krijgen.)Druk op de knop "ESP OFF", die zich links onder het stuur bevindt.
Als het controlelampje van de knop brandt, zijn
de systemen ASR en ESP uitgeschakeld.


Opnieuw inschakelen:

Deze systemen worden automatisch weer ingeschakeld als het contact opnieuw wordt
aangezet of vanaf 50 km/h, behalve bij uitvoeringen met een 1,6 liter benzinemotor
(THP 155, THP 150, THP 160) en de RACING. ) Druk nogmaals op de knop "ESP OFF"om de systemen handmatig weer in te schakelen.



Storing

De systemen ASR en ESP zorgenvoor meer veiligheid tijdens het rijden.De bestuurder mag zich echter nooit laten verleiden tot het nemen van meer risico's of tot te hard rijden. De goede werking van de systemenwordt verzekerd door het naleven van de voorschriften van de constructeur ten aanzien van:


- de wielen (banden en velgen),

- de onderdelen van het remsysteem,

- de elektronische componenten,

- procedures voor montage enwerkzaamheden. Laat de systemen na een aanrijdingcontroleren door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Als dit lampje op het instrumentenpaneel en het controlelampje van de knop "ESP OFF"
gaan branden in combinatie met een geluidssignaal en een meldingop het multifunctionele display, duidt dit op een storing in deze systemen.

Laat de systemen controleren door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Page 153 of 356

Veiligheid
Veiligheidsgor dels

Veiligheidsgordels vóór


De veiligheidsgordels vóór zijn voorzien van een pyrotechnische gordelspanner en eenspankrachtbegrenzer.
Deze systemen zorgen voor extra
bescherming van de bestuurder en passagier
bij frontale en zijdelingse aanrijdingen. Bij een krachtige aanrijding zorgen depyrotechnische gordelspanners er voor dat de
veiligheidsgordels stevig tegen de lichamen
van de inzittenden worden getrokken.
De pyrotechnische gordelspanners zijn actief
zodra het contact wordt aangezet.
De spankrachtbegrenzer beperkt de kracht
waarmee de gordel tegen het lichaam van de inzittenden getrokken wordt en bevordert daarmee de veiligheid.

Omdoen
)
Trek aan de gordel en steek de gesp in degordelsluiting.)
Controleer of de gordel goed is
vastgemaakt door even aan de riem te
tr
ekken.
Losmaken
) Druk op de rode knop van de gordelsluiting.)
Houd de gordel vast ter wijl deze zich
oprolt.


Waarschuwingslampje veiligheidsgordel losgemaakt/niet vastgemaakt
Als het contact wordt aangezet, gaat dit waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel branden om aan
te geven dat de bestuurder en/of voorpassagier
zijn gordel nog niet heeft vastgemaakt.
Als de wagensnelheid hoger is dan 20 km/h,
knipper t het waarschuwingslampje gedurende
2 minuten in combinatie met een steeds sterker
wordend geluidssignaal. Na deze 2 minuten
blijft het waarschuwingslampje branden
zolang de bestuurder en/of voorpassagier zijn
veiligheidsgordel niet heeft vastgemaakt.

Page 154 of 356

Veiligheidsgordels achter

Omdoen
)
Trek aan de gordel en steek de gesp in de gordelsluiting.)
Controleer of de gordel goed is
vastgemaakt door even aan de riem te
trekken.



Losmaken
)Druk op de rode knop van de gordelsluiting. )Houd de gordel vast ter wijl deze zich
oprolt. De zitplaatsen achter zi
jn voorzien van een
driepuntsveiligheidsgordel met oprolautomaat.

Page 155 of 356

153Veiligheid
Alvorens te gaan rijden dient de bestuurder te controleren of alle passagiers hunveiligheidsgordel goed hebben omgedaan envastgemaakt. Zorg er voor dat alle inzittenden tijdens hetrijden hun veiligheidsgordel dragen, ook albetreft het een korte rit.
Draai de gespen van de veiligheidsgordels niet om; de gordels zijn dan niet voldoendeeffectief. De veiligheidsgordels zijn voorzien van eenoprolautomaat die ervoor zorgt dat de lengtevan de gordel automatisch wordt aangepast aan de lichaamsbouw van de gebruiker. Degordel wordt automatisch opgerold als deze niet wordt gebruikt. Controleer zowel voor en na het gebruik vande gordel of deze goed is opgerold.
De heupgordel moet zo laag mogelijk op het bekken worden geplaatst.
De schoudergordel moet langs het hollegedeelte van de schouder worden geplaatst.
De oprolautomaten zijn voorzien van een automatische blokkeerinrichting diein werking treedt bij een aanrijding, een noodstop of het over de kop slaan van de auto. U kunt de blokkeerinrichtingdeblokkeren door stevig aan de riem te trekken en deze weer los te laten, zodat deriem weer een stukje wordt opgerold.

Voor een effectieve werking van deveiligheidsgordel:


- dient deze strak om het lichaam teworden gedragen,

- moet deze in een vloeiende bewegingnaar voren worden getrokken, zonder dat de gordel gedraaid raakt,

- mag deze door niet meer dan één persoon worden gedragen,

- mag deze geen beschadigingen of rafels ver tonen,

- mag er om te voorkomen dat de gordel niet goed werkt, niets aan worden gewijzigd.
Vanwege de wettelijkeveiligheidsvoorschriften moetenwerkzaamheden en controles aan de veiligheidsgordels worden uitgevoerd door het CITROËN-netwerk of eengekwalificeerde werkplaats, die tevens voor de garantie zorgt en de werkzaamheden volgens de voorschriften uitvoer t.
Laat de veiligheidsgordels van uw auto regelmatig controleren door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats,vooral als de gordels beschadigingen vertonen.
Reinig de veiligheidsgordels met zeepsop of een reinigingsmiddel voor textiel, verkrijgbaar bij het CITROËN-netwerk.
Controleer na het neerklappen of verstellenvan een stoel of de achterbank of de gordel zich op de juiste plaats bevindt en goed is opgerold.
Voorschriften voor kinderen
Maak voor kinderen tot 12 jaar of kleiner
dan 1,50 m gebruik van een geschiktkinderzitje.De veiligheidsgordel mag door niet meer dan één persoon gedragen worden.Laat nooit een kind op schoot zitten tijdens het rijden.
Bij aanrijdingen
De gordelspanners kunnen, afhankelijk van de aard en de kracht van de aanrijding , vóór en onafhankelijk van de airbags afgaan. Het activeren van de gordelspanners gaat gepaard met wat onschadelijke rook en een knal, als gevolg van de activering van de pyrotechnische lading die in het systeem isgeïntegreerd.In alle gevallen gaat het verklikkerlampje van de airbag branden. Laat het systeem na een aanrijdingcontroleren en eventueel vervangen door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
.

Page 156 of 356

Airbags
De airbags zijn speciaal ontworpen om de
veiligheid van de inzittenden (uitgezonderd
de middelste passagier achter) bij ernstige aanrijdingen te verbeteren. De airbags
vormen een aanvu
lling op de werking vande veiligheidsgordels met spanbegrenzers (behalve bij de middelste passagier achter).
De elektronische schoksensoren registreren
de
frontale en zijdelingse aanrijdingen waaraan
de registratiezones voor een aanrijding worden
blootgesteld:
- bij een ernstige aanrijding gaan de airbags
onmiddellijk af om de inzittenden van de auto (uitgezonderd de middelste passagier achter) te helpen beschermen. Direct na de aanrijding ontsnapt het gas snel uit de airbags, zodat het zicht niet wordtbelemmerd en de inzittenden de autoeventueel kunnen verlaten,
- bij een minder ernstige aanrijding of eenaanrijding van achteren en in bepaalde gevallen waarbij de auto over de kop
slaat, treden de airbags niet in werking.
De veiligheidsgordels helpen u in dezesituaties voldoende te beschermen.
De airbags werken alleen als het contact aan is.De airbags werken slechts eenmaal. Als er een tweede aanrijdingplaatsvindt (tijdens hetzelfde of een volgend ongeval), worden de airbagsniet meer opgeblazen.

Registratiezones voor een aanrijding
A.Impactzone vóór.
B.Impactzone opzij.
Het activeren van de airbags gaat gepaard met wat rook en een knal, als gevolg van de activering vande pyrotechnische lading die in het systeem is geïntegreerd.
De rook is niet schadelijk, maar kan voor personen die hier gevoelig voor zijn, irriterend zijn.
De knal die bij het afgaan wordtgeproduceerd, kan het gehoor gedurende een kor te periode enigszins verminderen.

Page 157 of 356

155
Veiligheid
Airbags vóór
De airbags vóór beschermen de bestuurder en voorpassagier bij een ernstige frontale
aanrijding, om de kans op hoofd- en borstletsel
te verkleinen.
De bestuurdersairbag is geïntegreerd in het stuur wiel en de passagiersairbag in hetdashboard boven het dashboardkastje.
Activering
Bij een zware frontale aanrijding binnen (een gedeelte van) de impactzone vóór, waarbij
de krachten horizontaal in de lengterichting
van de auto en vanaf de voorzijde richtingde achterzijde op de auto inwerken, gaan
de airbags af. Als de airbag vóór aanpassagierszijde is uitgeschakeld, gaat dezeniet af.
De airbag vóór wordt opgeblazen tussenhet dashboard en het bovenlichaam van deinzittende voorin, om te verhinderen dat dezenaar voren wordt geslingerd.

Page 158 of 356

Uitschakelen
Alleen de airbag vóór aan passagierszijde kan
worden uitgeschakeld: )zet het contact af , steek de sleutel in defschakelaar voor uitschakelen van de airbag aan passagierszijde,)draai deze in de stand "OFF"
, )ver wijder de sleutel zonder de stand van de schakelaar te veranderen.
Dit controlelamp
je brandt op het
instrumentenpaneel, bij aangezet contact en zolang de airbag isuitgeschakeld.
Schakel voor de veiligheid van uw kind de airbag vóór aan passagierszijdealtijd uit als u een kinderzitje met de rug in de rijrichting op de voorstoel plaatst. Anders kan een kind bij het afgaan van de airbag levensgevaarlijk gewond raken.


Opnieuw inschakelen

Als u het met de rug in de rijrichting geplaatste kinderzitje hebt ver wijderd, zet dan de
schakelaar weer op "ON"
om de airbag
opnieuw in te schakelen en zo de veiligheid vanuw passagier te garanderen.


Storing
Als dit waarschuwingslampje op hetinstrumentenpaneel gaat branden, laat het systeem dan controleren door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats. De kans bestaat dat de airbags
bi
j een ernstige aanrijding niet worden geactiveerd.

Page 159 of 356

157
Veiligheid
Zijairbags
De zijairbags beschermen de bestuurder en
de voorpassagier bij een ernstige zijdelingse
aanrijding om de kans op letsel te verkleinen.
De zijairbags zijn aangebracht in het frame vande rugleuning, aan de por tierzijde.
Activering
Detectiezones voor eenaanrijding
A.Impactzone vóór. B.
Impactzone opzij.

De zi
jairbags worden aan de desbetreffendezijde opgeblazen bij een ernstige zijdelingse aanrijding binnen (een gedeelte van) de impactzone opzij ( B), loodrecht op de lengteas
van de auto en vanaf de buitenzijde richting debinnenzijde van de auto.De zijairbag wordt opgeblazen tussen deinzittende voorin en het desbetreffendeportierpaneel.

Page 160 of 356

Windowairbags
De windowairbags beschermen de bestuurder en passagiers (uitgezonderd de middelstepassagier achter) bij een ernstige zijdelingseaanrijding, om de kans op letsel aan de zijkant
van het hoofd te verkleinen.
De windowairbags zijn aangebracht in de stijlenen in de hemelbekleding.
Activering
De windowairbag wordt gelijktijdig met
de zijairbag aan de desbetreffende zijde
opgeblazen bij een ernstige zijdelingse aanrijding binnen (een gedeelte van) de
impactzone opzij (B ), waarbij de krachten loodrecht op de lengterichting van de auto en
vanaf de buitenzijde richting de binnenzijde van
de auto worden uitgeoefend.
De windowairbag wordt opgeblazen tussen de
inzitt
enden vóór en achter en de ruiten.

Storing

Bij een lichte zijdelingse aanrijding of bij over de kop slaan, kan het zijn dat de airbag niet wordt geactiveerd.
Bij een aanrijding van achteren of een frontale aanrijding wordt de airbag niet geactiveerd.

Als dit waarschuwingslampjegaat branden in combinatie
met een geluidssignaal en een
meldin
g op het multifunctionele display,raadpleeg dan het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om het systeem
te laten controleren. De kans bestaat dat de
airbags bij een ernstige aanrijding niet wordengeactiveerd.

Page:   < prev 1-10 ... 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 181-190 191-200 ... 360 next >