ESP CITROEN DS3 2018 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 100 of 248

98
F Druk op deze knop.
Als het verklikkerlampje van de knop brandt, zijn de
systemen uitgeschakeld.
Opnieuw inschakelen
Deze systemen worden automatisch weer
ingeschakeld als het contact opnieuw wordt
aangezet of vanaf 50 km/h, behalve bij uitvoeringen
met een 1,6
liter benzinemotor (THP 165, THP 155,
THP 150) en de PERFORMANCE-uitvoeringen.
F
D

ruk nogmaals op deze toets om de systemen
handmatig weer in te schakelen.
Storing
Als dit lampje en het lampje van de knop
gaan branden in combinatie met een
geluidssignaal en een melding, duidt dit
op een storing in deze systemen.
Laat uw auto controleren door het
netwerk van het merk of door een
gekwalificeerde werkplaats. ASR/DSC
Deze systemen zorgen voor meer veiligheid
tijdens het rijden. De bestuurder mag zich
echter nooit laten verleiden tot het nemen van
meer risico's of te hard rijden.
In situaties die tot gladheid kunnen leiden
(regen, sneeuw, ijzel) wordt de kans dat de
wielen hun grip verliezen groter. Het is voor uw
veiligheid dus van het grootste belang dat de
systemen altijd ingeschakeld zijn, zeker als de
omstandigheden gevaarlijker worden.
De goede werking van deze systemen
wordt verzekerd door de naleving van de
voorschriften van de fabrikant met betrekking
tot de wielen (banden en velgen), onderdelen
van het remsysteem, elektronische onderdelen
alsmede van de montageprocedures die door
het dealernetwerk worden toegepast.
Voor een doeltreffende werking van deze
systemen onder winterse omstandigheden
is het noodzakelijk de auto te voorzien van
winterbanden voor en achter die ervoor zorgen
dat de wegligging zo neutraal mogelijk is.
Veiligheidsgordels
Veiligheidsgordels vóór
De veiligheidsgordels vóór zijn voorzien van
een pyrotechnische gordelspanner en een
spankrachtbegrenzer.
Deze systemen zorgen voor extra bescherming
van de bestuurder en passagier bij frontale en
zijdelingse aanrijdingen. Bij een krachtige aanrijding
zorgen de pyrotechnische gordelspanners ervoor
dat de veiligheidsgordels stevig tegen de lichamen
van de inzittenden worden getrokken.
De pyrotechnische gordelspanners zijn actief zodra
het contact wordt aangezet.
Voor een nog betere bescherming beperken de
spankrachtbegrenzers de kracht waarmee de
gordels tegen het lichaam van de inzittenden
getrokken wordt.
Omdoen
F Trek aan de gordel en steek de gesp in de
gordelsluiting.
05
Veiligheid

Page 101 of 248

99
Losmaken
F Druk op de rode knop van de gordelsluiting.
F Houd de gordel tijdens het oprollen vast.
Waarschuwingslampje
veiligheidsgordel losgemaakt/niet
vastgemaakt
Als het contact wordt aangezet, gaat dit
lampje branden om aan te geven dat
de bestuurder en/of voorpassagier zijn
gordel nog niet heeft vastgemaakt.
Als de snelheid hoger is dan 20
km/h,
knippert het lampje gedurende twee
minuten in combinatie met een steeds
sterker wordend geluidssignaal. Na
deze twee minuten blijft dit lampje
branden zolang de bestuurder en/of
de voorpassagier de gordel niet heeft
vastgemaakt.
Veiligheidsgordels achter
Omdoen
F Trek aan de gordel en steek de gesp in de gordelsluiting.
F
C

ontroleer of de gordel goed is vastgemaakt
door even aan de riem te trekken.
Losmaken
F Druk op de rode knop van de gordelsluiting.
F H oud de gordel tijdens het oprollen vast.
F
C

ontroleer of de gordel goed is vastgemaakt
door even aan de riem te trekken.
De zitplaatsen achter zijn voorzien van een
driepuntsveiligheidsgordel met oprolautomaat.
05
Veiligheid

Page 102 of 248

100
Instructies
Alvorens te gaan rijden dient de bestuurder
te controleren of alle passagiers hun
veiligheidsgordel goed hebben omgedaan en
vastgemaakt.
Zorg ervoor dat alle inzittenden tijdens het rijden
hun veiligheidsgordel dragen, ook al betreft het
een korte rit.
Draai de gespen van de veiligheidsgordels niet
om; de gordels werken dan niet optimaal.
De veiligheidsgordels zijn voorzien van een
oprolautomaat die er voor zorgt dat de lengte van
de gordel automatisch wordt aangepast aan de
lichaamsbouw van de gebruiker. De gordel wordt
automatisch opgerold als deze niet wordt gebruikt.
Controleer zowel voor en na het gebruik van de
gordel of deze goed is opgerold.
De heupgordel moet zo laag mogelijk op het
bekken worden geplaatst.
De schoudergordel moet langs het holle gedeelte
van de schouder worden geplaatst.
De oprolautomaten zijn uitgerust met een
automatische blokkeerinrichting die wordt
geactiveerd tijdens een aanrijding, plotseling
remmen of over de kop slaan van de auto. U kunt
de blokkeerinrichting deblokkeren door stevig aan
de riem te trekken en deze weer los te laten, zodat
de riem weer een stukje wordt opgerold.Voor een effectieve werking van de
veiligheidsgordel:
-

d
ient deze strak om het lichaam te worden
gedragen,
-

m
oet deze in een vloeiende beweging naar
voren worden getrokken, zonder dat de gordel
gedraaid raakt,
-

m
ag deze door niet meer dan één persoon
worden gedragen,
-

m
ag deze geen beschadigingen of rafels
vertonen,
-

m
ag er om te voorkomen dat de gordel niet
goed werkt, niets aan worden gewijzigd. Aanbevelingen voor kinderen
Maak voor kinderen tot 12
jaar of kleiner dan
1,50
m gebruik van een geschikt kinderzitje.
De veiligheidsgordel mag door niet meer dan één
persoon gedragen worden.
Laat nooit een kind op schoot zitten tijdens het
rijden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over kinderzitjes .
Vanwege de wettelijke veiligheidsvoorschriften
moeten werkzaamheden en controles aan de
veiligheidsgordels worden uitgevoerd door een
dealernetwerk of een gekwalificeerde werkplaats,
om te garanderen dat de werkzaamheden volgens
de voorschriften worden uitgevoerd.
Laat de veiligheidsgordels van uw auto regelmatig
controleren door het dealernetwerk of een
gekwalificeerde werkplaats, vooral als de gordels
beschadigingen vertonen.
Reinig de veiligheidsgordels met zeepsop of een
reinigingsmiddel voor textiel, verkrijgbaar bij het
dealernetwerk.
Controleer na het neerklappen of verstellen van
een stoel of de achterbank of de gordel zich op de
juiste plaats bevindt en goed is opgerold. In het geval van een aanrijding
De gordelspanners kunnen,
afhankelijk van
de aard en de kracht van de aanrijding , vóór
en onafhankelijk van de airbags afgaan. Het
activeren van de pyrotechnische gordelspanners
gaat gepaard met wat onschadelijke rook en
een knal, als gevolg van de activering van de
pyrotechnische lading die in het systeem is
geïntegreerd.
In alle gevallen gaat het verklikkerlampje van de
airbag branden.
Laat het systeem na een aanrijding controleren en
eventueel vervangen door het dealernetwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
05
Veiligheid

Page 109 of 248

107
AR
BG НИКОГА
НЕ инсталирайте детско столче на седалка с АКТИВИРАНА предна ВЪЗДУШНА ВЪЗГЛАВНИЦА. Това може да причини СМЪРТ или
С

ЕРИОЗНО НАРАНЯВАНЕ на детето.
CS NIKDY
neumisťujte dětské zádržné zařízení orientované směrem dozadu na sedadlo chráněné AKTIVOVANÝM čelním AIRBAGEM. Hrozí nebezpečí
S

MRTI DÍTĚTE nebo VÁ ŽNÉHO ZR ANĚNÍ.
DA Brug ALDRIG en bagudvendt barnestol på et sæde, der er beskyttet af en AKTIV AIRBAG. BARNET risikerer at blive ALVORLIGT K VÆSTET eller
D R Æ B T.
DE Montieren Sie auf einem Sitz mit AKTIVIERTEM Front-Airbag NIEMALS einen Kindersitz oder eine Babyschale entgegen der Fahrtrichtung, das Kind
könnte schwere oder sogar tödliche Verletzungen erleiden.
EL Μη
χρησιμοποιείτε ΠΟΤΕ παιδικό κάθισμα με την πλάτη του προς το εμπρός μέρος του αυτοκινήτου, σε μια θέση που προστατεύεται από ΜΕΤΩΠΙΚΟ
α

ερόσακο που είναι ΕΝΕΡΓΟΣ. Αυτό μπορεί να έχει σαν συνέπεια το ΘΑΝΑΤΟ ή το ΣΟΒΑΡΟ ΤΡΑΥΜΑΤΙΣΜΟ του ΠΑΙΔΙΟΥ
EN NEVER use a
rear ward facing child restraint on a seat protected by an ACTIVE AIRBAG in front of it, DEATH or SERIOUS INJURY to the CHILD can
occur
ES NO INSTALAR NUNCA un sistema de retención para niños de espaldas al sentido de la marcha en un asiento protegido mediante un AIRBAG frontal
ACTIVADO,
ya que podría causar lesiones GR AVES o incluso la MUERTE del niño.
ET Ärge MITTE KUNAGI paigaldage "seljaga sõidusuunas" lapseistet juhi kõr valistmele, mille ESITURVAPADI on AKTIVEERITUD. Tur vapadja avanemine
võib last TÕSISELT või ELUOHTLIKULT vigastada.
FI ÄLÄ KOSK A AN aseta lapsen tur vaistuinta selkä ajosuuntaan istuimelle, jonka edessä suojana on käyttöön aktivoitu TURVAT Y YNY. Sen laukeaminen voi
aiheuttaa LAPSEN KUOLEMAN tai VAK AVAN LOUKK A ANTUMISEN.
FR NE
JAMAIS installer de système de retenue pour enfants faisant face vers l'arrière sur un siège protégé par un COUSSIN GONFLABLE frontal ACTIVÉ.
C

ela peut provoquer la MORT de l'ENFANT ou le BLESSER GR AVEMENT.
HR NIK ADA
ne postavljati dječju sjedalicu leđima u smjeru vožnje na sjedalo zaštićeno UKLJUČENIM prednjim ZR AČNIM JASTUKOM. To bi moglo
u

zrokovati SMRT ili TEŠKU OZLJEDU djeteta.
HU SOHA
ne használjon menetiránynak háttal beszerelt gyermekülést AKTIVÁLT (BEK APCSOLT) FRONTLÉGZSÁKK AL védett ülésen. Ez a gyermek
H

ALÁLÁT vagy SÚLYOS SÉRÜLÉSÉT okozhatja.
IT NON installare MAI seggiolini per bambini posizionati in senso contrario a
quello di marcia su un sedile protetto da un AIRBAG frontale ATTIVATO. Ciò
potrebbe provocare la MORTE o
FERITE GR AVI al bambino.
LT NIEK ADA
neįrenkite vaiko prilaikymo priemonės su atgal atgręžtu vaiku ant sėdynės, kuri saugoma VEIKIANČIOS priekinės ORO PAGALVĖS.
I

šsiskleidus oro pagalvei vaikas gali būti MIRTINAI arba SUNKIAI TR AUMUOTAS.
05
Veiligheid

Page 116 of 248

11 4
Instructies
De onjuiste bevestiging van een kinderzitje brengt
de veiligheid van het kind in gevaar in geval van
een botsing.
Controleer of er geen veiligheidsgordel of gesp
van de veiligheidsgordel onder het kinderzitje zit;
dat zou de stabiliteit van het zitje in gevaar kunnen
brengen.
Zorg er voor dat de veiligheidsgordels of het tuigje
van het kinderzitje, zelfs bij korte ritten, worden
vastgemaakt waarbij de speling ten opzichte van
het lichaam van het kind zoveel mogelijk moet
worden beperkt.
Zorg er bij het bevestigen van het kinderzitje met
de veiligheidsgordel voor dat de veiligheidsgordel
correct tegen het kinderzitje is gespannen en
dat de gordel het kinderzitje stevig op zijn plaats
houdt. Schuif de passagiersstoel, wanneer deze
versteld kan worden, indien nodig naar voren.
Laat bij de achterzitplaatsen altijd voldoende
ruimte tussen de voorstoel en:
-
h
et kinderzitje "met de rug in de rijrichting",
-

d
e voeten van het kind in het kinderzitje "met
het gezicht in de rijrichting".
Schuif daartoe de voorstoel naar voren en zet de
rugleuning ervan, indien nodig, rechter op.
Voor een optimale bevestiging van het
kinderzitje met "het gezicht in de rijrichting" is het
noodzakelijk dat de afstand tussen de rugleuning
van het kinderzitje en de rugleuning van de stoel
van de auto zo klein mogelijk is. Verwijder de hoofdsteun alvorens een
kinderzitje met een rugleuning te plaatsen op
een passagiersstoel.
Berg de hoofdsteun zorgvuldig op om te
voorkomen dat de hoofdsteun door de auto vliegt
bij krachtig afremmen. Plaats de hoofdsteun terug
zodra het kinderzitje is verwijderd.
Veiligheidsgordels vóór
De regelgeving met betrekking tot het ver voer van
kinderen op de passagiersstoel vóór is per land
verschillend. Raadpleeg de in uw land geldende
regelgeving.
Schakel de airbag vóór aan passagierszijde uit
zodra een kinderzitje met de rug in de rijrichting op
de voorpassagiersstoel wordt geplaatst.
Het kind kan anders bij het afgaan van de airbag
levensgevaarlijk gewond raken.
Plaatsen van een stoelverhoger
Het bovenste gedeelte van de veiligheidsgordel
moet over de schouder van het kind liggen zonder
de hals te raken.
Controleer of de heupgordel goed over de
bovenbenen van het kind ligt.
Er wordt aanbevolen een stoelverhoger met
rugleuning te gebruiken voorzien van een
gordelgeleider ter hoogte van de schouder. Laat uit veiligheidsoverwegingen:
- g
een kinderen zonder toezicht achter in een
auto,
-

n
ooit een kind of een dier in een auto achter
wanneer alle ruiten gesloten zijn en de auto in
de zon staat,
-

d
e sleutels nooit binnen bereik van de
kinderen achter in de auto.
Gebruik de kindersloten om te voorkomen dat de
portieren en de portierruiten achter per ongeluk
geopend worden.
Zorg er voor dat de portierruiten achter niet verder
dan voor 1/3
deel geopend worden.
Plaats zonneschermen om uw jonge kinderen
tegen de zon te beschermen.
05
Veiligheid

Page 119 of 248

11 7
Bij het trekken van een
aanhanger
Het rijden met een aanhanger heeft veel
invloed op het rijgedrag van de auto en vergt
daarom extra aandacht van de bestuurder.
Gewichtsverdeling
F Verdeel het gewicht in de caravan/aanhanger gelijkmatig, plaats zware voor werpen zo dicht
mogelijk bij de as en probeer de maximaal
toegestane kogeldruk zo dicht mogelijk te
benaderen zonder deze te overschrijden.
Door een geringere luchtdichtheid nemen de
prestaties van de motor af als men op grotere
hoogte boven de zeespiegel komt. Trek daarbij
voor elke 1000
m hoogte 10% van het maximale
aanhangergewicht af.
Houd u
aan de maximale
aanhangergewichten.
Zijwind
F Houd er rekening mee dat de windgevoeligheid van de auto groter is.
Koeling
Het trekken van een aanhanger op een helling
veroorzaakt een hogere koelvloeistoftemperatuur.
De koelventilator wordt elektrisch bediend en is niet
afhankelijk van het motortoerental.
F
P

as uw snelheid aan om het motortoerental te
beperken.
Het maximale aanhangergewicht op een helling
is afhankelijk van het hellingspercentage en de
buitentemperatuur.
Houd in elk geval de koelvloeistoftemperatuur in de
gaten.
F
A

ls dit lampje gaat branden in
combinatie met het lampje STOP ,
stop dan zo snel mogelijk en zet de
motor af.
Nieuwe auto
Gebruik de auto gedurende de eerste 1000 km
niet om een aanhanger of caravan te trekken.
Remmen
Het trekken van een aanhanger verlengt de
remweg.
Vermijd langdurig gebruik van de remmen om te
voorkomen dat de remmen over verhit raken. In
dat geval is het raadzaam om op de motor af te
remmen.
Banden
F Controleer de bandenspanning van de auto en de aanhanger en breng deze indien nodig op de
juiste waarde.
Verlichting
F Controleer de verlichting van de aanhanger en de hoogteverstelling van de koplampen van uw
auto.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de handmatige
hoogteverstelling van de koplampen .
Om bij het gebruik van een originele
DS
AUTOMOBILES-trekhaak het onnodig activeren
van het geluidssignaal van de parkeerhulp achter
voorkomen, wordt de parkeerhulp achter hierbij
automatisch uitgeschakeld.
Als de buitentemperatuur hoog is, is het
raadzaam om na het stilzetten van de auto
de motor 1
tot 2 minuten stationair te laten
draaien zodat deze beter kan afkoelen.
06
Rijden

Page 129 of 248

127
F Beweeg de selectiehendel naar het symbool - om één versnelling terug te schakelen.
Het schakelen naar een andere versnelling kan
alleen als de snelheid van de auto en het toerental
van de motor dit toestaan, anders wordt er tijdelijk
overgegaan op de automatische bediening.
Ongeldige waarde bij handmatig
schakelen
Dit symbool verschijnt als een
versnelling niet goed is ingeschakeld
(de selectiehendel bevindt zich tussen
twee standen in).
Parkeren van de auto
Voordat u de motor afzet, kunt u de selectiehendel
i n de stand P of N zetten om de neutraalstand te
selecteren.
Trek in beide gevallen de parkeerrem aan om de
auto tegen wegrollen te beschermen.
Als de selectiehendel niet in de stand P
staat, verschijnt bij het openen van het
bestuurdersportier of ongeveer 45


seconden
na het afzetten van het contact een
waarschuwingsmelding op het display.
F
Z

et de selectiehendel in de stand P ; de
melding verdwijnt.
Rijd stapvoets wanneer u
op een
ondergelopen weg rijdt of een beek doorkruist.
Storing
D verdwijnt en op het
instrumentenpaneel worden de
achtereenvolgend ingeschakelde
versnellingen weergegeven.
Als het motortoerental te laag of te hoog is, knippert
de geselecteerde versnelling enkele seconden
en ver volgens wordt de werkelijk ingeschakelde
versnelling weergegeven.
Er kan elk moment van de stand D (rijden in de
automatische stand) naar de stand M (rijden in de
handbediende stand) worden geschakeld.
Als de auto stopt of langzaam rijdt, kiest de
transmissie automatisch de stand M1 .
De programma's Sport en Sneeuw werken niet in de
handbediende stand. Als bij aangezet contact dit lampje
gaat branden in combinatie met een
geluidssignaal en een melding op het
display, duidt dit op een storing in de
transmissie.
De transmissie werkt dan met een noodprogramma
en de 3
e versnelling blijft ingeschakeld. U kunt dan
een hevige schok voelen bij het selecteren van de
stand R vanuit de stand P of N. Dit is niet schadelijk
voor de transmissie. Rijd niet harder dan 100
km/h (afhankelijk van de
geldende snelheidslimiet).
Neem zo snel mogelijk contact op met het
DS AUTOMOBILES-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
De transmissie kan beschadigd raken:
-
a
ls u het gaspedaal en het rempedaal
gelijktijdig intrapt,
-
a
ls u, indien de accu geen stroom levert,
de selectiehendel vanuit de stand P
geforceerd naar een andere stand
schakelt.
Als u langere tijd stilstaat met draaiende
motor (file enz.), kunt u, om brandstof te
besparen, de selectiehendel in de stand N
zetten en de parkeerrem aantrekken.
Automatische transmissie
( E AT 6)
Bij deze automatische transmissie met
6 versnellingen kunt u kiezen voor volledig
automatisch of handmatig schakelen.
De transmissie heeft dus twee
gebruiksmogelijkheden:
-

a
utomatisch schakelen : het schakelen wordt
elektronisch aangestuurd,
-

h
andmatig schakelen : in deze stand kan de
bestuurder zelf schakelen.
06
Rijden

Page 132 of 248

130
D verdwijnt en op het
instrumentenpaneel worden de
achtereenvolgend ingeschakelde
versnellingen weergegeven.
Als het motortoerental te laag of te hoog is, knippert
de geselecteerde versnelling enkele seconden
en ver volgens wordt de werkelijk ingeschakelde
versnelling weergegeven.
Er kan elk moment van de stand D (rijden in de
automatische stand) naar de stand M (rijden in de
handbediende stand) worden geschakeld.
Als de auto stopt of langzaam rijdt, wordt
automatisch de eerste versnelling ingeschakeld.
Ongeldige waarde bij handmatig
schakelen
Dit symbool verschijnt als een
versnelling niet goed is ingeschakeld
(de selectiehendel bevindt zich tussen
twee standen in).
Stilzetten van de auto Storing
Als bij aangezet contact dit lampje
gaat branden in combinatie met een
geluidssignaal en een melding op het
display, duidt dit op een storing in de
transmissie. De transmissie kan beschadigd raken:
-

a
ls u het gaspedaal en het rempedaal
gelijktijdig intrapt,
-
a
ls u, indien de accu geen stroom levert,
de selectiehendel vanuit de stand P
geforceerd naar een andere stand
schakelt.
Voordat u

de motor afzet, kunt u

de selectiehendel
in de stand P of N zetten om de neutraalstand te
selecteren.
Trek in beide gevallen de parkeerrem aan om te
voorkomen dat de auto kan wegrollen. Als de selectiehendel niet in de stand
P
staat, wordt bij het openen van het
bestuurdersportier of ongeveer 45

seconden
na het afzetten van het contact een
waarschuwingsmelding weergegeven op het
display.
F
Z

et de selectiehendel in de stand P
; de
melding verdwijnt.
Rijd stapvoets wanneer u op een
ondergelopen weg rijdt of een beek doorkruist.
Als u langere tijd stilstaat met draaiende
motor (file enz.), kunt u, om brandstof te
besparen, de selectiehendel in de stand N
zetten en de parkeerrem aantrekken.
Schakelindicator
Dit systeem adviseert de bestuurder op te
schakelen om het brandstofverbruik te verminderen.
Werking
Afhankelijk van de rijomstandigheden en de
uitrusting van uw auto kan het systeem u adviseren
één of meer versnellingen op te schakelen.
U kunt deze aanwijzingen opvolgen zonder
de tussenliggende versnellingen in te hoeven
schakelen.
Het schakelen naar een andere versnelling kan
alleen als de snelheid van de auto en het toerental
van de motor dit toestaan, anders wordt er tijdelijk
overgegaan op de automatische bediening.
De transmissie werkt dan met een noodprogramma
en de 3
e versnelling blijft ingeschakeld. U kunt dan
een hevige schok voelen bij het selecteren van de
stand R vanuit de stand P of N. Dit is niet schadelijk
voor de transmissie.
Rijd niet harder dan 100
km/h (afhankelijk van de
geldende snelheidslimiet).
Neem zo snel mogelijk contact op met het
netwerk van het merk of met een gekwalificeerde
werkplaats.
06
Rijden

Page 142 of 248

140
Storing
In het geval van een storing in de snelheidsregelaar
wordt de ingestelde snelheid gewist en knipperen de
streepjes op het display. Laat uw auto controleren
door het dealernetwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.Let tijdens het gebruik van de
snelheidsregelaar op wanneer u


de snelheid
met de toetsen instelt; dit kan een plotselinge
verandering van de wagensnelheid
veroorzaken.
Gebruik de snelheidsregelaar niet op gladde
wegen of bij druk verkeer.
Op een steile afdaling kan de
snelheidsregelaar niet voorkomen dat de auto
de ingestelde snelheid overschrijdt.
Om te voorkomen dat de pedalen blijven
hangen:
-

C
ontroleer of de mat goed bevestigd is.
-

L
eg nooit meerdere matten op elkaar.
Active City Brake
Het systeem Active City Brake is een rijhulpfunctie
die beoogt een frontale aanrijding te voorkomen
of de snelheid van een frontale aanrijding te
verminderen wanneer de bestuurder niet of
onvoldoende ingrijpt (onvoldoende intrappen van
het rempedaal).Dit systeem is ontworpen om de veiligheid
tijdens het rijden te vergroten.
Het is de taak van de bestuurder constant alert
te zijn op de verkeerssituatie en de afstand en
snelheid ten opzichte van andere voertuigen
in te schatten.
Het systeem Active City Brake is een
hulpmiddel voor de bestuurder die
desondanks waakzaam moet blijven.
Bekijk de lasersensor nooit met een optisch
instrument (vergrootglas, microscoop enz.) op
een afstand van minder dan 10
cm: kans op
oogletsel!
Werkingsprincipe
Dit systeem detecteert met een lasersensor boven
aan de voorruit voertuigen die in dezelfde richting
rijden of die vóór de auto stilstaan.
Indien noodzakelijk remt de auto automatisch af om
een aanrijding met de voorligger te voorkomen.
Dit automatische noodremsysteem remt later
af dan de bestuurder normaal gesproken zou
doen. Het systeem grijpt dus alleen in als de
kans op een aanrijding groot is.
Activeringsvoorwaarden
Het systeem Active City Brake werkt als aan de
volgende voorwaarden wordt voldaan:
-
h
et contact is aangezet,
-

d
e auto rijdt vooruit,
-
d

e wagensnelheid ligt tussen ongeveer 5

en
30


km/h,
06
Rijden

Page 146 of 248

144
Uitschakelen/activeren van de
parkeerhulp vóór en achter
Via het configuratie- of instellingenmenu van
de auto kan de functie worden geactiveerd en
gedeactiveerd.
De status van het systeem wordt opgeslagen bij het
uitzetten van het contact.De functie wordt automatisch uitgeschakeld
zodra een aanhanger wordt aangekoppeld of
een fietsendrager wordt gemonteerd (auto's
voorzien van een trekhaak of een aanbevolen
fietsendrager).
Storing
Als er een storing optreedt, gaat bij het
inschakelen van de achteruitversnelling
dit lampje op het instrumentenpaneel
branden en/of wordt er een melding op
het display weergegeven, in combinatie
met een geluidssignaal (korte pieptoon).
Raadpleeg het dealernetwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om de
systemen te laten controleren.
Controleer bij slecht weer of in winterse
omstandigheden of de sensoren bedekt zijn
met modder, ijs of sneeuw. Bij het inschakelen
van de achteruitversnelling geeft een
geluidssignaal (lange pieptoon) aan dat de
sensoren vuil kunnen zijn.
De parkeerhulp kan geluidssignalen geven
als reactie op bepaalde omgevingsgeluiden
(motoren, vrachtwagens, drilboren, enz.).
De parkeerhulp vóór wordt uitgeschakeld zodra
de auto langer dan drie seconden stilstaat met
een ingeschakelde versnelling vooruit, als er geen
obstakel meer wordt gedetecteerd of wanneer de
wagensnelheid hoger wordt dan 10

km/h.
Aan de hand van het geluid dat via
de luidspreker (voor of achter) wordt
weergegeven, is te herkennen of het obstakel
zich voor of achter de auto bevindt.
Achteruitrijcamera
De achteruitrijcamera is slechts een hulpmiddel voor
de bestuurder die desondanks waakzaam moet blijven.
De afstand tussen de blauwe strepen
correspondeert met de breedte van uw auto zonder
de buitenspiegels. De achteruitrijcamera wordt automatisch
geactiveerd wanneer de achteruitversnelling wordt
ingeschakeld.
De beelden van de camera worden in kleur
weergegeven op het touchscreen.
06
Rijden

Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 next >