stop start CITROEN DS3 2018 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 136 of 248

134
Als de motor in de STOP-stand staat, wordt hij
onmiddellijk weer gestart.
Het Stop & Start-systeem wordt automatisch
ingeschakeld zodra u

het contact opnieuw aanzet.
Druk op deze toets om het systeem uit te schakelen.
Het uitschakelen wordt bevestigd door het branden
van het lampje van de toets en de weergave van
een melding.
Druk nogmaals op deze toets om de functie weer in
te schakelen.
Het lampje van de toets gaat uit en er wordt een
melding weergegeven. Motorkap openen
Schakel het Stop & Start-systeem altijd uit
als u
handelingen onder de motorkap wilt
uitvoeren, om letsel door het automatisch
activeren van de START-stand te voorkomen. Rijden op een overstroomde weg
Schakel het Stop & Start-systeem uit wanneer
u
over een overstroomde weg moet rijden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer rijadviezen , met name over het rijden op
overstroomde wegen.
Storing
Bij een storing in het systeem knippert het lampje
van de toets ECO OFF enige tijd en gaat het
vervolgens permanent branden.
Laat uw auto controleren door het dealernetwerk of
door een gekwalificeerde werkplaats.
Als er in de STOP-stand een storing optreedt,
kan de motor afslaan. Alle lampjes op het
instrumentenpaneel gaan branden. Zet in dat geval
het contact af en start de motor met behulp van de
sleutel. Auto's met het Stop & Start-systeem zijn
voorzien van een speciale 12 V-accu.
Laat eventuele werkzaamheden aan
deze accu uitsluitend uitvoeren door het
dealernetwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de 12


V-accu
.Bandenspanningscontrolesysteem
Dit systeem controleert automatisch de
bandenspanning tijdens het rijden.
Het systeem bewaakt de spanning van de vier
banden zodra de auto begint te rijden.
Het systeem vergelijkt de signalen van de
snelheidssensoren van de wielen met de
referentiewaarden die elke keer nadat de
banden op spanning zijn gebracht of na het
verwisselen van een wiel moeten worden
gereset .
Het systeem geeft een waarschuwing zodra wordt
gedetecteerd dat de spanning van een of meer
banden te laag is.
06
Rijden

Page 150 of 248

148
Brandstoftank
Inhoud van de tank:
- B enzine: ongeveer 30 of 50 liter (afhankelijk van
de uitvoering).
-

D
iesel: ongeveer 30 of 46 liter (afhankelijk van
de uitvoering).
Te laag brandstofniveau
Als het minimumbrandstofniveau in de
brandstoftank is bereikt, gaat dit lampje
op het instrumentenpaneel branden.
Wanneer dit lampje gaat branden, zit
er nog ongeveer 5
liter brandstof in
de tank.
Ga zo snel mogelijk tanken om te
voorkomen dat u
zonder brandstof komt
te staan.
Indien u
per vergissing de verkeerde
brandstof voor uw auto tankt, moet de tank
beslist worden afgetapt voordat de motor
kan worden gestar t.
Vullen
Een sticker aan de binnenzijde van de vulklep geeft
aan welke brandstof u moet tanken voor het type
motor in uw auto.
Als er minder dan 7
liter brandstof getankt wordt,
wordt deze stijging van het brandstofniveau niet
weergegeven op de brandstofmeter. Tank nooit als de motor door het Stop & Start-
systeem is afgezet; zet in dat geval altijd het
contact af met de sleutel.
Om veilig te tanken:
F
Z
et de motor af.
F
O
pen de brandstofvulklep.
F
S
teek de sleutel in de dop en draai de sleutel
linksom. Bij het openen van de brandstofvuldop kan
een aanzuiggeluid van lucht hoorbaar zijn. Dit
is volkomen normaal en wordt veroorzaakt
door de onderdruk die ontstaat door de
afdichting van het brandstofcircuit.
Als u klaar bent met tanken:
F
P
laats de vuldop.
F
D
raai de sleutel naar rechts en ver wijder hem uit
de vuldop.
F
S
luit de brandstofvulklep.
Zolang de brandstofvuldop niet is
vastgedraaid, kan de sleutel niet uit de dop
worden verwijderd.
F
V
er wijder de vuldop en bevestig deze aan de pal
aan de binnenzijde van de brandstofvulklep. F
V

ul de tank maar laat het vulpistool niet meer
dan drie keer afslaan ; doet u dit wel, dan kan
dit leiden tot storingen.
Tankbeveiliging (diesel)
(Afhankelijk van het verkoopland.)
Dit mechanisme is aangebracht bij auto's met
een dieselmotor, waardoor het onmogelijk is om
benzine te tanken. Hiermee wordt schade aan de
motor, ontstaan door het tanken van de verkeerde
brandstof, voorkomen.
07
Praktische informatie

Page 155 of 248

153
Eco-mode
De eco-mode bepaalt de maximale gebruiksduur
van een aantal functies om te voorkomen dat de
accu ontladen raakt.
Nadat de motor is afgezet, kunt u een aantal
elektrische functies zoals radio, ruitenwissers,
dimlichten, plafonniers, enz. nog in totaal maximaal
30


minuten gebruiken.
Deze tijdsduur kan sterk worden beperkt als de
accuspanning laag is.
Activeren van deze modus
Als deze tijd is verstreken, geeft een melding op
het display aan dat de eco-mode is geactiveerd en
worden de actieve functies in de ruststand gezet.
Deactiveren van deze modus
De functies worden automatisch weer ingeschakeld
als de motor gestart wordt.
F
S

tart om de functies direct weer te kunnen
gebruiken de motor en laat deze enige tijd
draaien. Als u
op het moment dat de eco-mode wordt
geactiveerd aan het telefoneren bent, wordt de
verbinding na 10

minuten verbroken. Als de accu ontladen is, kan de motor niet
gestart worden.
De beschikbare tijd bedraagt het dubbele van de
tijd dat de motor heeft gedraaid. Deze tijd zal echter
altijd tussen de 5 en 30 minuten bedragen.
Wisserblad voor of achter
vervangen
De ruitenwisserbladen kunnen zonder gereedschap
worden vervangen.
Voordat u een
r uitenwisserblad demonteert
F Bedien de ruitenwisserschakelaar binnen één
minuut na het afzetten van het contact om de
ruitenwissers naar het midden van de voorruit te
verplaatsen.
Dit is de aanbevolen stand om beschadiging van de
ruitenwissers en de motorkap te voorkomen
Demonteren
F Til de desbetreffende ruitenwisserarm op.
F M aak het ruitenwisserblad los en verwijder het.
Monteren
F Controleer bij de ruitenwissers vóór de lengte van het wisserblad, omdat het kortste blad aan
de passagierszijde van de auto gemonteerd
moet worden.
F
B

reng het nieuwe ruitenwisserblad aan en klik
het vast.
F
L

eg de ruitenwisser voorzichtig op de voorruit.
Na het monteren van een
wisserblad vóór
F Zet het contact aan.
F B edien nogmaals de ruitenwisserschakelaar om
de ruitenwissers in de ruststand te zetten.
Motorkap
Schakel omwille van uw veiligheid het
Stop & Start-systeem altijd uit alvorens
werkzaamheden onder de motorkap uit te
voeren om letsel als gevolg van het automatisch
inschakelen van de START-stand te voorkomen.
De koelventilator kan ook gaan draaien
nadat de motor is afgezet: houd daarom
voor werpen en kleding uit de buur t van de
ventilator.
07
Praktische informatie

Page 159 of 248

157
De koelventilator kan ook gaan draaien
nadat de motor is afgezet: houd daarom
voor werpen en kleding uit de buur t van de
ventilator.
Type vloeistof
Gebruik de door de fabrikant voorgeschreven
vloeistof.
Niveau ruitensproeiervloeistof
Vul het reser voir bij wanneer dit nodig is.
Type vloeistof
Maak voor de ruitensproeiers uitsluitend gebruik van
kant-en-klare ruitensproeiervloeistof.
's Winters (bij temperaturen beneden het vriespunt)
moet voor de omstandigheden geschikte
ruitensproeiervloeistof met antivries worden
gebruikt om de onderdelen van het systeem (pomp,
reservoir, leidingen enz.) te beschermen. Wanneer u in een noodgeval koelvloeistof moet
bijvullen, omwikkel dan de vuldop met een doek om
brandwonden te voorkomen en draai de dop twee
omwentelingen los om de druk te laten dalen.
Ver wijder de dop als de druk eenmaal gedaald is en
vul koelvloeistof bij.
Brandstofadditiefniveau
(dieseluitvoering met roetfilter)
Het minimumniveau van het reservoir
van het additief wordt aangegeven door
het permanent branden van dit lampje
in combinatie met een geluidssignaal en
een melding met betrekking tot een te
laag additiefniveau van het roetfilter.
Bijvullen
Het reser voir moet snel worden bijgevuld door het
netwerk van het merk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
Niveau AdBlue
Er verschijnt een waarschuwing zodra het
reserveniveau is bereikt.
Om te voorkomen dat de auto niet meer kan starten
– conform de voorschriften – dient u
het reser voir bij
te vullen met AdBlue.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over AdBlue
®, het SCR-systeem en in
het bijzonder het bijvullen van AdBlue®
Controles
Raadpleeg, tenzij anders aangegeven, het
onderhoudsschema van de fabrikant dat betrekking
heeft op de motoruitvoering van uw auto voor het
controleren van bepaalde onderdelen.
Laat de controles eventueel uitvoeren door het
dealernetwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
12 V- ac c u
De accu is onderhoudsvrij.
Niettemin is het raadzaam om
regelmatig te controleren of de
accupoolklemmen goed vastzitten en of
de aansluitingen schoon zijn.
Uitvoeringen met het Stop & Start-systeem
zijn voorzien van een speciale 12 V-loodaccu.
Deze accu mag uitsluitend worden vervangen
door het dealernetwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Raadpleeg voordat u
werkzaamheden uitvoert aan
de 12

V-accu de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over de te nemen voorzorgsmaatregelen.
Vul het reser voir nooit bij met kraanwater (kans op
bevriezing, kalkafzetting enz.).
07
Praktische informatie

Page 192 of 248

190
Laden met behulp van een
acculader
Voor een optimale levensduur van de accu is het
noodzakelijk om het laadniveau van de accu op een
voldoende peil te houden.
In sommige gevallen kan het dan ook nodig zijn om
de accu op te laden:
-
a
ls u voornamelijk korte ritten maakt,
-

v
oordat de auto meerdere weken niet wordt
gebruikt.
Neem contact op met het dealernetwerk of met een
gekwalificeerde werkplaats.
Als u
zelf de accu van uw auto gaat opladen,
gebruik dan uitsluitend een lader die geschikt
is voor loodaccu's en die een nominale
spanning van 12


V heeft.
Volg de aanwijzingen van de fabrikant van de
acculader.
Sluit de kabels nooit aan op de verkeerde
polen. De accu hoeft niet te worden losgekoppeld.
Probeer nooit om een bevroren accu te laden
– Risico op explosie!
Als de accu bevroren is geweest, laat deze
dan door het dealernetwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats controleren op
beschadigingen van de inwendige delen en
op scheuren in de behuizing (kans op lekkage
van giftig en corrosief zuur).
Loskoppelen van de accu
Een aantal functies, waaronder het Stop &
Start-systeem, is niet beschikbaar als de
laadtoestand van de accu onvoldoende is.
F
Z

et het contact uit.
F
S

chakel alle stroomverbruikers (autoradio,
verlichting, ruitenwissers enz.) uit.
F
S

chakel om gevaarlijke vonken te voorkomen de
lader B uit alvorens de kabels op de accu aan te
sluiten.
F
C

ontroleer of de kabels van de lader in goede
staat zijn.
F
S

luit de kabels van de lader B als volgt aan:
-

d
e rode pluskabel (+) op de pluspool (+) van
de accu A ,
-

d
e zwarte minkabel (-) op het massapunt C
van de auto.
F
Z

et na afloop van het laden eerst acculader B uit
voordat u
de kabels losneemt van accu A.Als deze sticker is aangebracht, mag
uitsluitend een 12


V-lader worden gebruikt.
Anders kan de elektrische uitrusting van het
Stop & Start-systeem ernstig beschadigd
raken.
Als u
de auto gedurende langere tijd niet gaat
gebruiken, koppel dan de 12
V-accu los. Op deze
manier blijft het laadniveau van de accu voldoende
om de motor weer te starten.
Alvorens de accu los te koppelen moet u
de
volgende handelingen uitvoeren:
F
sl

uit alle te openen carrosseriedelen (portieren,
achterklep, ruiten, dak (Cabrio-uitvoeringen)),
08
Storingen verhelpen

Page 193 of 248

191
F schakel alle stroomverbruikers uit (audiosysteem, ruitenwissers, verlichting enz.),
F
z

et het contact uit en wacht vier minuten.
U hoeft slechts de klem van de pluspool (+) van de
accu los te nemen.
Accupoolklem met snelsluiting
Loskoppelen van de plusklem (+)
F Trek de hendel A zo ver mogelijk omhoog om de
accupoolklem B te ontgrendelen.
Weer aansluiten van de plusklem (+)
F Plaats de geopende accupoolklem B op de
pluspool (+) van de accu.
F
D

ruk verticaal op de accupoolklem om hem
goed tegen de accu aan te drukken.
F
Z

et de accupoolklem vast door de hendel A
omlaag te bewegen. Forceer de hendel niet door erop te duwen,
aangezien de accupoolklem niet kan worden
vergrendeld als deze niet correct is geplaatst;
herhaal de procedure.
Na het opnieuw aansluiten van de
accu
Zet na het opnieuw aansluiten van de accu het
contact aan en wacht 1
minuut alvorens de motor
te starten, zodat de elektronische systemen
geïnitialiseerd kunnen worden.
Mochten er zich na deze handeling kleine storingen
blijven voordoen, raadpleeg dan het dealernetwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor het zelf
opnieuw initialiseren van bepaalde systemen of
instellingen, zoals:
-

d
e sleutel met afstandsbediening,
-
d

e elektrische ruitbediening,
-

d
e datum en tijd,
-
de

voorkeuzezenders.
Tijdens de rit die volgt op het de eerste keer
starten van de motor, werkt het Stop & Start-
systeem mogelijk niet.
In dat geval werkt het systeem pas weer als
de auto gedurende een bepaalde periode, die
afhankelijk is van de omgevingstemperatuur
en de laadtoestand van de accu (maximaal
8
uur), niet is gebruikt.
Slepen
U kunt de auto laten slepen door een andere auto
of een andere auto slepen met behulp van het
sleepoog.
Toegang tot het gereedschap
Het sleepoog is opgeborgen onder de vloerplaat
van de bagageruimte.
Toegang:
F
o
pen de bagageruimte,
F
t

il de vloerplaat op,
F
v

erwijder de opbergbak van polystyreen,
F
n

eem het sleepoog uit de houder.
08
Storingen verhelpen

Page 208 of 248

4
Te l e f o o n
Verbinding maken met een telefoon via
Bluetooth®.
Toegang tot de functie CarPlay® na het
aansluiten van de USB-kabel van uw
smartphone.
Instellingen
Instellen van het geluid (balans,
geluidssfeer,…) en de weergave (taal,
eenheden, datum, tijd,…).
Rijden
Toegang tot boordcomputer.
Activeren, deactiveren en configureren
van bepaalde functies van de auto.
Navigatie
Een bestemming kiezen
Naar een nieuwe bestemming
Druk op Navigatie om de hoofdpagina
weer te geven.
Druk op de secundaire pagina. Selecteer " Bestemming invoeren ".
Selecteer " Adres". Kies het "
Land" in de weergegeven lijst en
ver volgens op dezelfde manier de " Plaats" of de
postcode, de " Straat" en het " N°".
Bevestig telkens uw keuze.
Selecteer " Opslaan" om het adres als een contact-
item op te slaan.
U kunt maximaal 200 items opslaan.
Selecteer " Navigeren ".
Kies de navigatiecriteria: " Snelste"
of " Kor tste " of "Tijd/afstand " of
" Ecologisch ".
Kies de beperkingscriteria: " To l",
" Veerbot ", "Verkeer ", "Exact ",
" Dichtb. ".
Selecteer " Bevestigen".
of
Druk op " Bekijk route op de kaar t " om de
navigatie te starten.
Druk om de navigatie-informatie te wissen op
" Instellingen ".
Druk op " Navigatie stoppen ".
Druk om de navigatie te her vatten op
" Instellingen ".
Druk op " Navigatie hervatten ".
Touchscreen 7 inch

Page 244 of 248

206
Uitschakelen airbag passagier ~ Passagiersairbag uitschakelen ..........101-102, 10 6
Updaten risicozones


.................................................. 6
UREA


........................................................................\
28
USB


............................................................... 9 -10, 4, 6
USB-aansluiting
............................................... 7

9, 9, 4
USB Box ~ USB-box ................................................ 79
USB-poort
.............................................................. 9

, 4
Veiligheidsgordels


.................................... 98 -10 0, 109
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
......................... 10

1-102, 104 -10 6, 111-112
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen ~ Kinderen
(veiligheidsvoorzieningen)
... 101-102, 104 -10 6, 110 -113Ventilatie ........................................................ 6 8 -71, 74
Ventilatieroosters ............................................... 6
8-69Waarschuwingssignaal sleutel in contact
.....
11
8 -11 9
Wassen (adviezen)

................................................
162
Wiel demonteren

.............................................
171-173
Wiel monteren
................................................. 17
1-173
Wiel verwisselen
.................................... 1
6 9 -170, 173
Window-airbags

..............................................
102-103
Zekeringen

..............................
181-183, 185 -18 6, 188
Zekeringen vervangen
............ 18
1-183, 185 -18 6, 188
Zekeringkast dashboard

.........
181-183, 185 -18 6, 188
Zekeringkast motorruimte

......
181-183, 185 -18 6, 188
Zijairbags

.........................................................
102-103
Zijknipperlicht

.........................................................
176
Zonneklep

.................................................................
78
U
VW
Z
Tankbeveiliging
.............................................. 148 -149
Technische gegevens ....................................195, 198
Te laag brandstofniveau ~ Brandstofniveau .........148
Telefoon


....................................................... 14 -16 , 6 - 8
Te l l e r
...................................................................... 9

-12
Temperatuurregeling


.......................................... 72-75
Textuurlak


............................................................... 162
Tijdelijke bandenreparatie (met set) ~ Banden, noodreparatie


.............165 -166, 168
Tijd instellen ...................................... 31-34, 40, 40 - 41
TMC (verkeersinformatie)


..........................................6
Toegang tot de achterbank ~ Achterbank (toegang)
..................................... 63

-65
Toerenteller ............................................................ 9 -12
Toevoer van buitenlucht ~ Luchttoevoer (bediening)
................................. 7

2-75
Touchscreen


............................................. 34-35, 37, 2
Trekhaak


......................................................... 117, 1 5 2
T
Selectiehendel handgeschakelde
versnellingsbak ~ Schakelen
elektronisch bediende versnellingsbak


.............120
Serienummer auto


................................................. 201
Set voor tijdelijke bandenreparatie ~ Bandenreparatieset


.........................165 -166, 168
Sfeerverlichting


................................................... 7 7-78
Sjorogen


............................................................. 81- 82
Slepen van een auto
....................................... 191-192
Sleutel


....................................................................... 43
Sleutel met afstandsbediening
.................. 4

3, 45, 118
Sneeuwkettingen


................................................... 151
Snelheidsbegrenzer


....................................... 13 6 -13 8
Snelheidsregelaar


.......................................... 13 8 -14 0
Spaarfase


............................................................... 152
Spraakherkenning ............................................... 13 -14
Stabiliteitscontrolesystemen


...................................97
Starten


.................................................................... 189
Starten dieselmotor ~ Dieselmotor starten


..........15 0
Starten van de auto ................................. 11 6 , 11 8 -13 0
Stilzetten van de auto

.............................11

6 , 11 8 -13 0
Stoelen achter ~ Achterbank
...................................66
Stoelen verstellen


.................................. 61-62, 64-65
Stoelverwarming
................................................ 6

2- 63
Stop & Start


.......................................... 22, 40, 70, 75,
132-134, 153, 157, 191
Streaming audio Bluetooth


.............................1 0 -11, 6
Stuurbekrachtiging
................................................... 18
St

uurwiel (verstellen)

............................................... 67
Supervergrendeling


........................................... 43-44
Synchroniseren afstandsbediening


........................44
Synchroniseren van de afstandsbediening ~
Afstandsbediening synchroniseren


.....................44 Vergrendeling van binnenuit
...................................
49
Verkeersinformatie (TA) ......................................... 7, 4
Verkeersinformatie (TMC)


.........................................6
Verklikkerlampje remsysteem ~ Remlampje ..........14
Verklikkerlampjes


................................................12-13
Verklikkerlampje SCR-systeem


..............................20
Verklikkerlampje service


.........................................16
Verklikkerlampjes ~ Controlelampjes
................ 1

2-13
Verklikkerlampjes ~ Waarschuwingslampjes
........ 12
V

erklikkerlampje voorgloeien (diesel)

.....................21
Verlichting bagageruimte ~ Bagageruimteverlichting


...............................82, 18 0
Verversen


.......................................................15 5 -15 6
Verwarming


........................................................71, 74
Verzadiging van het roetfilter (diesel)


...................15 8
Voorgloeien (dieselmotor)
....................................... 21
Vo

or stoelen

............................................61-62, 64-65
Trefwoordenregister

Page:   < prev 1-10 11-20 21-30