CITROEN DS3 CABRIO 2018 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 91 of 248

89
Achteruitversnelling
Als de ruitenwissers vóór zijn ingeschakeld op het
moment dat u de achteruitversnelling inschakelt,
wordt automatisch de ruitenwisser achter
ingeschakeld.
Instellingen
Deze functie kan worden geactiveerd
of gedeactiveerd via het configuratie- of
instellingenmenu van de auto.
Deze functie is standaard geactiveerd.
Ruitensproeiers vóór
Trek de hendel van de ruitenwisserschakelaar naar
u toe. De ruitensproeiers treden in werking en na
enige tijd worden ook de ruitenwissers voor een
bepaalde periode ingeschakeld.
Automatische ruitenwissers
vóór
De ruitenwissers worden automatisch ingeschakeld
wanneer regen wordt gedetecteerd (sensor achter
de binnenspiegel). De snelheid van de ruitenwissers
wordt automatisch aangepast aan de hoeveelheid
neerslag.
Inschakelen
Beweeg de hendel omlaag naar de stand AUTO .
Ter bevestiging gaat dit lampje op het
instrumentenpaneel branden en wordt
er een melding weergegeven.
Uitschakelen
Beweeg de hendel omhoog naar de stand " 0".
Ter bevestiging gaat dit lampje op het
instrumentenpaneel uit en wordt er een
melding weergegeven op het display. Wanneer het contact meer dan één minuut
is afgezet geweest, moet u
de automatische
werking van de ruitenwissers opnieuw
inschakelen door de hendel omlaag te duwen.
Storing
In het geval van een storing in de automatische
werking van de ruitenwissers werken deze in de
intervalstand.
Laat het systeem controleren door het
dealernetwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Dek de regensensor, die zich gecombineerd
met de lichtsensor aan de bovenzijde
van het midden van de voorruit achter de
binnenspiegel bevindt, niet af.
Schakel de automatische werking van de
ruitenwissers uit als de auto wordt gewassen
in een wasstraat.
Wacht 's winters met het inschakelen van de
automatische ruitenwissers tot de voorruit
ontdooid is.
04
Verlichting en zicht

Page 92 of 248

90
Verticale stand van de
ruitenwissers vóór
Deze stand kan worden gebruikt om bij parkeren
in de winter de ruitenwissers rechtop te zetten, de
ruitenwissers schoon te maken of ze te vervangen
zonder de motorkap te beschadigen.
Als de ruitenwisserschakelaar binnen een minuut
nadat het contact is afgezet wordt bediend, worden
de ruitenwissers in de verticale stand gezet.
Zet het contact aan en bedien de
ruitenwisserschakelaar om de ruitenwissers weer in
de ruststand te zetten.Om de goede werking van de ruitenwissers te
behouden adviseren wij u:
-

v
oorzichtig met de ruitenwissers om te
gaan,
-
d
e ruitenwissers regelmatig te reinigen met
zeepsop,
-
d
e ruitenwissers niet te gebruiken om een
stuk karton tegen de voorruit te houden,
-
d
e ruitenwissers te ver vangen zodra ze
tekenen van slijtage vertonen.
04
Verlichting en zicht

Page 93 of 248

VEILIGHEID
05

Page 94 of 248

92
Algemene aanbevelingen
met betrekking tot de
veiligheid
Op verschillende plaatsen in uw auto
zijn labels aangebracht. Ze bevatten
veiligheidswaarschuwingen en informatie over
de identificatie van uw auto. Ver wijder ze niet:
ze horen namelijk bij de auto.Belangrijke informatie:
-

H
et monteren van elektrische uitrustingen
of accessoires die niet onder een
artikelnummer in het assortiment van
DS AUTOMOBILES voorkomen, kan tot
een hoger verbruik leiden en storingen in
het elektronische systeem van uw auto
veroorzaken. Ga naar het dealernetwerk
voor meer informatie over het aanbod aan
accessoires met een artikelnummer.
-
U

it veiligheidsoverwegingen is toegang tot
de diagnose-aansluiting, die is gekoppeld
aan de elektronische systemen in de
auto, uitsluitend voorbehouden aan het
dealernetwerk of een gekwalificeerde
werkplaats waar de beschikking is over
geschikt gereedschap (kans op storingen
in de elektronische systemen die kunnen
leiden tot pech of ernstige ongevallen). De
fabrikant kan niet aansprakelijk worden
gesteld als deze aanwijzing niet wordt
opgevolgd.
-

W
ijzigingen of aanpassingen die niet
door DS
AUTOMOBILES zijn voorzien
of toegestaan, of die niet volgens de
technische voorschriften van de fabrikant
zijn uitgevoerd, leiden tot het ver vallen van
de wettelijke en contractuele garanties. Monteren van als accessoire geleverde
radiocommunicatiezenders
Voordat u


een radiocommunicatiezender
met buitenantenne monteert, moet
u

bij het dealernetwerk de technische
gegevens (frequentieband, maximaal
uitgangsvermogen, positie antenne, specifieke
installatievoorschriften) van de voor montage
geschikte zenders opvragen, conform de
Richtlijn Elektromagnetische Compatibiliteit
(2004/104/EG).
Afhankelijk van de landelijke wetgeving
kan de aanwezigheid van bepaalde
veiligheidsuitrusting verplicht zijn:
veiligheidsvesten, gevarendriehoeken,
alcoholtests, een set reservelampen,
reservezekeringen, een brandblusser,
een verbandtrommel, spatlappen aan de
achterzijde van de auto enz.
05
Veiligheid

Page 95 of 248

93
Alarmknipperlichten
F Wanneer u deze rode knop indrukt, knipperen
alle vier de richtingaanwijzers tegelijkertijd.
De alarmknipperlichten werken ook als het contact
is afgezet.
Automatisch inschakelen van
de alarmknipperlichten
(Behalve Performance-uitvoeringen)
Bij een noodstop worden de alarmknipperlichten,
afhankelijk van de mate van remvertraging,
automatisch ingeschakeld.
Zodra er weer gas wordt gegeven gaan de
alarmknipperlichten uit.
F
U k

unt de alarmknipperlichten echter ook
uitschakelen door de knop in te drukken.
Claxon
Systeem om uw medeweggebruikers met een
geluidssignaal te waarschuwen voor direct gevaar.
F
D

ruk op een van de spaken van het stuur wiel.
Urgence-noodoproep
of Assistance-
pechhulpoproep (type 1)
Urgence-noodoproep met
lokalisering
Druk in geval van nood langer dan
2 seconden op deze toets. Het knipperen van het groene ledlampje en een
geluidssignaal bevestigen dat de oproep naar de
alarmcentrale van de Urgence-noodoproep met
lokalisering*.
Door deze toets meteen opnieuw
in te drukken, wordt de oproep
geannuleerd.
Het groene ledlampje dooft.
Het groene ledlampje blijft branden (zonder te
knipperen) wanneer de verbinding tot stand is
gebracht.
Aan het einde van het gesprek gaat het lampje uit.
De alarmcentrale van de Urgence-noodoproep met
lokalisering lokaliseert onmiddellijk uw auto, spreekt
u toe in uw landstaal** en roept indien nodig de hulp
in van de bevoegde hulpdiensten**. In landen waar
de alarmcentrale niet operationeel is of wanneer
de lokalisatie uitdrukkelijk is geweigerd, wordt de
oproep meteen doorgestuurd naar de hulpdiensten
(112), zonder lokalisatie.
Als een aanrijding wordt gedetecteerd door de
elektronische eenheid airbags, wordt ongeacht
of er airbags worden geactiveerd automatisch
een noodoproep verstuurd.
05
Veiligheid

Page 96 of 248

94
* In overeenstemming met de algemene gebruiksvoor waarden, die u bij uw verkooppunt
kunt opvragen, en de technische beperkingen
van het systeem
**

A
fhankelijk van de geografische dekking van
de Urgence-noodoproep met lokalisering en de
Assistance-pechhulpoproep met lokalisering, en
van de officiële landstaal die door de eigenaar
van de auto is gekozen.
D

e lijst van de landen waar het systeem
werkzaam is en de lijst van beschikbare
telematicadiensten kunt u
bij uw verkooppunt
opvragen of op de internetsite voor uw land
bekijken.
Werking van het systeem
Bij het aanzetten van het contact
gaat het groene lampje 3 seconden
branden. Dit duidt op een goede
werking van het systeem.
Het knipperen en vervolgens doven
van het oranje lampje duidt op een
storing in het systeem. In beide gevallen kan er mogelijk geen noodoproep
of pechhulpoproep worden verstuurd.
Raadpleeg zo snel mogelijk een erkend reparateur.
Bij een storing in het systeem kan er wel met
de auto worden gereden.
Assistance-pechhulpoproep
met lokalisering
Druk langer dan 2 seconden op
d eze toets voor het aanvragen van
hulp bij het stranden van de auto.
Een gesproken bericht bevestigt dat de oproep is
verstuurd**. Door deze toets meteen opnieuw
in te drukken, wordt de oproep
geannuleerd.
**

A

fhankelijk van de geografische dekking van
de Urgence-noodoproep met lokalisering en de
Assistance-pechhulpoproep met lokalisering, en
van de officiële landstaal die door de eigenaar
van de auto is gekozen.
D

e lijst van de landen waar het systeem
werkzaam is en de lijst van beschikbare
telematicadiensten kunt u
bij uw verkooppunt
opvragen of op de internetsite voor uw land
bekijken.
Dit wordt bevestigd door een gesproken bericht.
Geolokalisatie
U kunt de geolokalisatie uitschakelen door
gelijktijdig op de toetsen "Urgence-noodoproep met
lokalisering" en "Assistance-pechhulpoproep met
lokalisering" te drukken en ver volgens op de toets
"Assistance-pechhulpoproep met lokalisering" te
drukken om te bevestigen.
U kunt de geolokalisatie opnieuw inschakelen door
gelijktijdig op de toetsen "Urgence-noodoproep met
lokalisering" en "Assistance-pechhulpoproep met
lokalisering" te drukken en ver volgens op de toets
"Assistance-pechhulpoproep met lokalisering" te
drukken om te bevestigen.
Als het oranje lampje blijft branden, moet de
noodbatterij worden vervangen. Wanneer u
uw auto buiten het dealernetwerk
hebt gekocht, raden wij u
aan de aanwezigheid
van deze diensten bij het netwerk te laten
controleren en eventueel configureren.
In een meertalig land kunt u
het systeem laten
configureren in de officiële landstaal van uw
vo o r ke u r.
Indien u

gebruikmaakt van de dienst
DS

Connect BOX met SOS-pakket,
beschikt u

over aanvullende diensten via uw
persoonlijke pagina op de website voor uw
land.
05
Veiligheid

Page 97 of 248

95
Om technische redenenen, zoals het
verbeteren van de telematicadiensten,
behoudt de fabrikant zich het recht voor om op
elk willekeurig moment het telematicasysteem
in de auto te wijzigen.
Urgence-noodoproep
of Assistance-
pechhulpoproep(type 2)
Urgence-noodoproep met
lokalisering
** Afhankelijk van de geografische dekking van de Urgence-noodoproep met lokalisering en de
Assistance-pechhulpoproep met lokalisering, en
van de officiële landstaal die door de eigenaar
van de auto is gekozen.
Druk in geval van nood langer dan
2

seconden op deze knop.
Het knipperen van het groene
ledlampje en het gesproken
bericht bevestigen dat de oproep
is verstuurd naar de alarmcentrale
van de Urgence-noodoproep met
lokalisering.*
Het groene ledlampje blijft branden (zonder te
knipperen) wanneer de verbinding tot stand is
gebracht.
Aan het einde van het gesprek gaat het lampje uit. De alarmcentrale van de Urgence-noodoproep met
lokalisering lokaliseert onmiddellijk uw auto, neemt
in uw landstaal contact met u
op**en roept indien
nodig de hulp in van de bevoegde hulpdiensten. In
landen waar de alarmcentrale niet operationeel is
of wanneer de lokalisatie uitdrukkelijk is geweigerd,
wordt de oproep meteen doorgestuurd naar de
hulpdiensten (112), zonder lokalisatie.
Als een aanrijding wordt gedetecteerd door de
elektronische eenheid airbags, wordt ongeacht
of er airbags worden geactiveerd automatisch
een noodoproep verstuurd.
Indien u gebruikmaakt van de dienst
DS Connect BOX met SOS-pakket,
beschikt u over aanvullende diensten via uw
persoonlijke pagina op de website voor uw
land.
Werking van het systeem
Bij het aanzetten van het contact
gaat het groene lampje 3 seconden
branden. Dit duidt op een goede
werking van het systeem.
*

A

fhankelijk van de algemene
gebruiksvoor waarden, die u

bij uw verkooppunt
kunt opvragen, en de technische beperkingen
van het systeem. De lijst van de landen waar het systeem werkzaam
is en de lijst van beschikbare telematicadiensten
kunt u

bij uw verkooppunt opvragen of op de
internetsite voor uw land bekijken.
Voor alle landen uitgezonderd Rusland, Wit-
Rusland en Kazachstan.
Voor Rusland, Wit-Rusland en Kazachstan.
In beide gevallen is het mogelijk dat de Urgence-
noodoproep of Assistance-pechhulpoproep niet
meer werkt.
Raadpleeg zo snel mogelijk een erkend reparateur. Het rode lampje knippert en dooft
ver volgens: er is een storing in het
systeem.
Het rode lampje blijft branden: ver vang de
noodbatterij.
Het rode lampje blijft branden: er is
een storing in het systeem.
Het rode lampje knippert: de noodbatterij moet
worden vervangen.
05
Veiligheid

Page 98 of 248

96
Bij een storing in het systeem kan er wel met
de auto worden gereden.
Assistance-pechhulpoproep
met lokalisering
** Afhankelijk van de geografische dekking van de Urgence-noodoproep met lokalisering en de
Assistance-pechhulpoproep met lokalisering, en
van de officiële landstaal die door de eigenaar
van de auto is gekozen.
De lijst van de landen waar het systeem werkzaam
is en de lijst van beschikbare telematicadiensten
kunt u
bij uw verkooppunt opvragen of op de
internetsite voor uw land bekijken. Druk langer dan 2
seconden op
deze knop voor het aanvragen van
hulp bij het stranden van de auto.
Een gesproken bericht bevestigt dat de oproep is
verstuurd**.
Door deze knop meteen opnieuw in te drukken,
wordt de aanvraag geannuleerd.
Dit wordt bevestigd door een gesproken bericht.
Geolokalisatie
U kunt de geolokalisatie uitschakelen door
gelijktijdig op de toetsen "Urgence-noodoproep met
lokalisering" en "Assistance-pechhulpoproep met
lokalisering" te drukken en ver volgens op de toets
"Assistance-pechhulpoproep met lokalisering" te
drukken om te bevestigen.
U kunt de geolokalisatie uitschakelen door
gelijktijdig op de toetsen "Urgence-noodoproep met
lokalisering" en "Assistance-pechhulpoproep met
lokalisering" te drukken en ver volgens op de toets
"Assistance-pechhulpoproep met lokalisering" te
drukken om te bevestigen. Wanneer u
uw auto buiten het netwerk van
het merk hebt gekocht, raden wij u
aan de
aanwezigheid van deze diensten bij het
netwerk te laten controleren en eventueel
configureren. In een meertalig land kunt u
het
systeem laten configureren in de officiële
landstaal van uw voorkeur.
Om technische redenen en met name ter
verbetering van de telematicadiensten
behoudt de fabrikant zich het recht voor om op
elk willekeurig moment het telematicasysteem
in de auto te wijzigen.Elektronisch
stabiliteitsprogramma
(ESP)
Het elektronische stabiliteitsprogramma (ESP)
omvat de volgende systemen:
-

h
et antiblokkeersysteem (ABS) en de
elektronische remdrukregelaar (EBD),
-

d
e noodremassistentie (NR A),
-
d

e antispinregeling (ASR),
-
d

e dynamische stabiliteitscontrole (DSC).
Begrippen
Antiblokkeersysteem (ABS) en
elektronische remdrukregelaar
(EBD)
Deze systemen zorgen tijdens het remmen voor een
betere stabiliteit en bestuurbaarheid van uw auto en
dragen bij tot een betere controle in bochten, vooral
op een slecht of glad wegdek.
Het ABS voorkomt het blokkeren van de wielen in
het geval van een noodstop.
De EBD verdeelt de remdruk over de wielen.
Noodremassistentie (NRA)
Dit systeem zorgt er voor dat in noodgevallen de
optimale remdruk sneller wordt bereikt, zodat de
remafstand kleiner wordt.
05
Veiligheid

Page 99 of 248

97
Antispinregeling (ASR)
De ASR past de aandrijfkracht aan om het
doorspinnen van de wielen te beperken via de
remmen van de aangedreven wielen en de motor.
De ASR zorgt ook voor meer koersstabiliteit bij het
accelereren.
Dynamische stabiliteitscontrole
(DSC)
De dynamische stabiliteitscontrole houdt de vier
wielen in de gaten en grijpt, als de koers van de auto
afwijkt van de door de bestuurder gewenste richting,
automatisch in via de remmen van een of meerdere
wielen en het motorkoppel om de auto voor zover
mogelijk weer in de juiste koers te brengen.
Antiblokkeersysteem (ABS) en
elektronische remdrukregelaar
(EBD)Het systeem wordt geactiveerd als het rempedaal
sneller wordt ingetrapt dan een bepaalde
grenswaarde. Dit is voelbaar door een afname van
de benodigde bedieningskracht en een toename
van de remeffectiviteit.Als dit lampje blijft branden, duidt dit op
een storing in het ABS-systeem.
De normale remwerking van uw auto blijft
behouden. Rijd wel voorzichtig en matig uw
snelheid. Als deze lampjes gaan branden in
combinatie met een geluidssignaal en
een melding, duidt dit op een storing
in de elektronische remdrukregelaar
(EBD).
Zorg er bij vervanging van de wielen (banden
en velgen) voor dat wielen worden gemonteerd
die voor uw auto zijn gehomologeerd.
Als het antiblokkeersysteem ingrijpt, is dat
merkbaar aan het trillen van het rempedaal; dit
is de normale werking. Trap het rempedaal bij een noodstop
krachtig en volledig in en laat het niet los.
Antispinregeling
(ASR)/Dynamische
stabiliteitscontrole (DSC)
Activering
Deze systemen worden automatisch ingeschakeld
zodra de motor wordt gestart.
Deze systemen treden in werking zodra de wielen te
weinig grip of tractie hebben.
In dat geval gaat dit lampje op het
instrumentenpaneel knipperen.
Deactiveren
Als het onder bijzonder moeilijke omstandigheden
(diepe sneeuw, modder enz.) niet lukt om weg te
rijden, kan het nuttig zijn deze systemen tijdelijk uit
te schakelen, zodat de wielen kunnen spinnen en
weer grip kunnen krijgen.
Stop zo snel mogelijk op een veilige plaats.
Laat in beide gevallen zo snel mogelijk uw auto
controleren door het dealernetwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
05
Veiligheid

Page 100 of 248

98
F Druk op deze knop.
Als het verklikkerlampje van de knop brandt, zijn de
systemen uitgeschakeld.
Opnieuw inschakelen
Deze systemen worden automatisch weer
ingeschakeld als het contact opnieuw wordt
aangezet of vanaf 50 km/h, behalve bij uitvoeringen
met een 1,6
liter benzinemotor (THP 165, THP 155,
THP 150) en de PERFORMANCE-uitvoeringen.
F
D

ruk nogmaals op deze toets om de systemen
handmatig weer in te schakelen.
Storing
Als dit lampje en het lampje van de knop
gaan branden in combinatie met een
geluidssignaal en een melding, duidt dit
op een storing in deze systemen.
Laat uw auto controleren door het
netwerk van het merk of door een
gekwalificeerde werkplaats. ASR/DSC
Deze systemen zorgen voor meer veiligheid
tijdens het rijden. De bestuurder mag zich
echter nooit laten verleiden tot het nemen van
meer risico's of te hard rijden.
In situaties die tot gladheid kunnen leiden
(regen, sneeuw, ijzel) wordt de kans dat de
wielen hun grip verliezen groter. Het is voor uw
veiligheid dus van het grootste belang dat de
systemen altijd ingeschakeld zijn, zeker als de
omstandigheden gevaarlijker worden.
De goede werking van deze systemen
wordt verzekerd door de naleving van de
voorschriften van de fabrikant met betrekking
tot de wielen (banden en velgen), onderdelen
van het remsysteem, elektronische onderdelen
alsmede van de montageprocedures die door
het dealernetwerk worden toegepast.
Voor een doeltreffende werking van deze
systemen onder winterse omstandigheden
is het noodzakelijk de auto te voorzien van
winterbanden voor en achter die ervoor zorgen
dat de wegligging zo neutraal mogelijk is.
Veiligheidsgordels
Veiligheidsgordels vóór
De veiligheidsgordels vóór zijn voorzien van
een pyrotechnische gordelspanner en een
spankrachtbegrenzer.
Deze systemen zorgen voor extra bescherming
van de bestuurder en passagier bij frontale en
zijdelingse aanrijdingen. Bij een krachtige aanrijding
zorgen de pyrotechnische gordelspanners ervoor
dat de veiligheidsgordels stevig tegen de lichamen
van de inzittenden worden getrokken.
De pyrotechnische gordelspanners zijn actief zodra
het contact wordt aangezet.
Voor een nog betere bescherming beperken de
spankrachtbegrenzers de kracht waarmee de
gordels tegen het lichaam van de inzittenden
getrokken wordt.
Omdoen
F Trek aan de gordel en steek de gesp in de
gordelsluiting.
05
Veiligheid

Page:   < prev 1-10 ... 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 ... 250 next >