CITROEN DS4 2011 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 211 of 402

Rijden

Handmatig schakelen
)
Selecteer de stand Mom sequentieel
teschakelen in de zes versnellingen. )
Duw de selectiehendel naar het symbool +om één versnelling op te schakelen.
)
Trek de selectiehendel naar het symbool -om één versnelling terug te schakelen.
Het schakelen naar een andere versnelling
kan alleen als de snelheid van de auto en
het toerental van de motor dit toestaan,
anders wordt er ti
jdelijk overgegaan op de
automatische bediening.
Op het instrumentenpaneel verdwijnt
de aanduiding Den verschijnen achtereenvolgens de ingeschakelde
versnellingen.

Als het motortoerental te laag of te hoog is,
knipper t de geselecteerde versnelling enkele
seconden en vervolgens wordt de werkelijkingeschakelde versnelling weergegeven.
Er kan elk moment van de stand D(rijden in de
automatische stand) naar de stand M (rijden in
de handbediende stand) worden geschakeld.
Als de auto stopt of langzaam rijdt, kiest de
automatische versnellingsbak automatisch de stand M1 .
De programma's Sport en Sneeuw kunnen niet
worden ingeschakeld in de handbediende stand.

Programma's Sport en
Sneeuw

Programma Sport "S"
)Druk op de toets "S"als de motor is gestart.
Het schakelprogramma maakt dan automatischeen dynamische rijstijl mogelijk.
Op het instrumentenpaneel verschi
jnt de aanduiding S.


Programma Sneeuw "7"
)Druk op de toets " 7
" als de motor isgestart.
De versnellingsbak past zich aan voor het
rijden op gladde wegen.
Het schakelprogramma zorgt ervoor dat ugemakkelijker kunt rijden op een ondergrondmet weinig grip.

Op het instrumentenpaneel verschijnt de aanduiding 7.
Te r ugkeren naar het
automatische programma
) Om terug te keren naar het automatische
programma kunt u het programma Spor t
of Sneeuw op elk gewenst moment
uitschakelen door opnieuw op de desbetreffende toets te drukken. Deze twee specifieke pro
gramma's vullen de
automatische werking aan onder bijzondere
rijomstandigheden.

Page 212 of 402

Onjuiste waarde bij handmatige
bediening
Dit symbool verschijnt als een
versnelling niet goed is ingeschakeld(de selectiehendel bevindt zich
tussen twee standen in).

Parkeren van de auto
Voordat u de motor afzet, kunt u deselectiehendel in de stand P
of Nbewegen om de neutraalstand te selecteren.
Trek in beide gevallen de parkeerrem aan om
de auto te blokkeren (als de parkeerrem niet in
de automatische stand staat).
Als de selectiehendel niet in destand Pstaat, klinkt bij het openen van het bestuurdersportier of na ongeveer 45 seconden een geluidssignaal enverschijnt een melding op het display. )Zet de selectiehendel in de stand P; het geluidssignaal stopt ende melding verdwijnt.


Storing

Als bij aangezet contact dit controlelampje gaat branden in combinatie met een geluidssignaalen een melding op het multifunctionele display,duidt dit op een storing in de transmissie
In dit geval werkt de versnellingsbak met een
noodpro
gramma en blijft de 3e versnelling
ingeschakeld. U kunt dan een hevige schok
waarnemen bij het selecteren van R
vanuit destand P
, of PR
vanuit de stand N. Dit heeft geengevaar voor de versnellingsbak.
Rijd niet harder dan 100 km/h (afhankelijk van
de geldende snelheidslimiet).
Wend u tot het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Dit controlelampje kan ook gaan branden bijhet openen van een portier.

De automatische versnellingsbak kanbeschadigd raken:


- als u het gaspedaal en hetrempedaal gelijktijdig intrapt,

- als u, indien de accu geen stroomlevert, de selectiehendel vanuit de stand P
geforceerd naar een andere stand schakelt.

Zet, om het brandstofverbruik tijdenslangdurig stilstaan met draaiende motor (file...) te beperken, de selectiehendel in de stand Nen trek de parkeerrem aan, behalve als deze in de automatische stand staat.

Page 213 of 402

211Rijden
Dit systeem houdt uw auto bij het wegrijden op
een helling ongeveer 2 seconden op zijn plaats.
In die tijd kunt u uw voet van het rempedaal naar het gaspedaal verplaatsen.
Deze functie is alleen actief:


- als de auto volledig stilstaat ter wijl u het
rempedaal intrapt,

- als de hellingshoek aan bepaalde
voor waarden voldoet,

- als het bestuurderspor tier is gesloten.
De Hill
Start Assist kan niet worden
uitgeschakeld.




Hill Start Assist
Als de auto bergopwaar ts stilstaat, wordtdeze even op zijn plaats gehouden als u hetrempedaal loslaat en:- bij een handgeschakelde versnellingsbak
de eerste versnelling of de neutraalstand
hebt ingeschakeld,
- bij een EGS-versnellingsbak de stand Aof Mhebt geselecteerd.
- bij een automatische versnellingsbak destand Dof Mhebt geselecteerd.
Werking

Storin
g

Bij een storing in het systeem gaan deze controlelampjes branden. Raadpleeg hetCITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats om het systeem te latencontroleren.

Verlaat de auto niet in de korte periodedat u de Hill Star t Assist gebruikt. Als u de auto moet verlaten ter wijlde motor draait, bedien dan de parkeerrem met de hand. Controleer of de controlelampjes van de parkeerremop het instrumentenpaneel constantbranden.Als de auto bergafwaar ts stilstaat en de
achteruitversnelling ingeschakeld is, wordt
de auto even op zijn plaats gehouden als u
het rempedaal loslaat.

Page 214 of 402









Stop & Start Het Stop & Start-systeem zet de motor tijdelijk af (STOP-stand) als u stopt (bij rood licht, opstoppingen enz.). De motor wordt automatisch gestart(STA R T- s t a n d) als u weer weg wilt rijden. Het starten gebeur t direct, snel en stil.
Het
Stop & Start-systeem zorgt voor een lager brandstofverbruik, minder uitstoot van schadelijke stoffen en een aangename rust in het interieur tijdens het wachten.
Werking
Activering van de
STOP-stand
Is uw auto uitgerust met een EGS6-versnellingsbak en u parkeer t uwauto, dan is - ten behoeve van uw eigencomfort - de STOP-stand de eersteseconden na het inschakelen van de achteruit niet beschikbaar. Als de STOP-stand geactiveerd is,blijven alle andere componenten zoals de remmen en de stuurbekrachtigingnormaal functioneren.
Tank nooit als de motor in deSTOP-stand staat; zet in dat geval altijd het contact af en neem de sleutel uit het contactslot. Het controlelamp
je "ECO"
op het
instrumentenpaneel gaat branden en de motor komt in een standby-stand:
-bij een handgeschakelde
versnellingsbak,bij snelheden beneden
20 km/h, wanneer u de versnellingsbak in zijn vrij zet en u de koppeling loslaat,
- bij een EGS 6-versnellingsbak,
bij
snelheden beneden 8 km/h, wanneer u
op het rempedaal trapt of wanneer u de
selectiehendel in stand N zet.
Als uw auto is uitgerust met een teller, wordt de duur van de momenten dat de motor in deSTOP-stand geschakeld wordt,
opgeteld en weergegeven. Elke keer als u het contact opnieuw aanzet, wordt deze teller op 0 gezet.
De STOP-stand wordt niet geactiveerd als:


- het bestuurderpor tier geopend is,

- de veiligheidsgordel van de bestuurder losgemaakt is,

- de auto sinds de laatste start met de sleutel niet sneller dan 10 km/h heeft gereden,

- de elektrische parkeerrem wordt/is aangetrokken,

- de klimaatregeling in het interieur dat niet
toelaat,

- de ruitontwasemin
g is ingeschakeld,

- bepaalde bijzondere omstandigheden (laadtoestand accu, motor temperatuur, rembekrachtiging, buitentemperatuur enz.)dat niet toelaten.


Bijzonderheden: STOP-stand niet
beschikbaar
In dat geval knipper t het lampje
"ECO"
enkele seconden en gaat
ver volgens uit.
Dit is volkomen normaal.

Page 215 of 402

213Rijden
Activering van de
START-stand
Het controlelampje "ECO"gaat uit en
de motor wordt gestart:
-bij een handgeschakelde
versnellingsbak trapt u hetkoppelingspedaal helemaalin, -bij een EGS 6-versnellingsbak:●
met de selectiehendel in stand A
of M
,
wanneer u het rempedaal loslaat,

of met de selectiehendel in stand N
en het rempedaal losgelaten, wanneer u de selectiehendel in stand A
of M
zet,

of wanneer u de achteruitversnelling
inschakelt.
Bijzonderheden: automatischactiveren van de START-stand

Als u het systeem met de motor in deSTOP-stand uitschakelt, dan wordt de motor direct weer gestart.
Als u bij een auto met eenhandgeschakelde versnellingsbak in de STOP-stand een versnelling inschakelt, maar daarbij het koppelingspedaal niet helemaal intrapt, gaat er een lampje branden of verschijnt er een berichtmet het verzoek het koppelingspedaalhelemaal in te trappen, omdat andersde motor niet gestar t kan worden.
U kunt deze
functie op elk willekeurig moment uitschakelen door de schakelaar "ECO OFF"
in
te drukken.
Het controlelampje in de schakelaar gaat
branden en er verschijnt een bericht op het
display.

Uitschakelen

In dat geval knipper t het lampje"ECO"enkele seconden en gaat
ver volgens uit.
Dit is volkomen normaal.
De START-stand wordt ten behoeve van
de veiligheid en het comfor t automatischgeactiveerd als:
- het bestuurderportier wordt geopend,
- de veiligheidsgordel van de bestuurder los
wordt gemaakt,
- de snelheid van de auto hoger is dan
25 km
/h bij een handgeschakelde
versnellingsbak en hoger dan 11 km/h bijeen EGS 6 -versnellingsbak,
- de elektrische parkeerrem wordt
aangetrokken,
- bepaalde bijzondere omstandigheden
(laadtoestand accu, motortemperatuur,rembekrachtiging, buitentemperatuur enz.)dit niet toelaten.

Page 216 of 402

Het systeem wordt automatisch opnieuw ingeschakeld zodra u hetcontact weer aanzet.
Opnieuw inschakelen

Dit systeem heeft specifieke kenmerkenen maakt gebruik van een speciale accu(raadpleeg voor meer informatie het CITROËN-netwerk) of een gekwalificeerde
werkplaats.
Het gebruik van een andere dan de door CITROËN voorgeschreven accu's kan leiden
tot storingen in het systeem. Bij een storing in het systeem gaat het controlelampje in de schakelaar "ECO OFF"eerst knipperen en brandt ver volgens
permanent.
L
aat dit controleren door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Als er in de
STOP-stand een storing zou
optreden, kan het zijn dat de motor niet meer
wil aanslaan of direct afslaat. Zet in dat geval
het contact a
f en star t de auto met behulp van de sleutel.


Storingen
Onderhoud

Schakel het Stop & Star t-systeem altijd uit als u handelingen onder demotorkap wilt verrichten, om letsel door het automatisch activeren van de STA R T-stand te voorkomen.

Het Stop & Star t-systeem maaktgebruik van geavanceerde technologie.Laat eventuele werkzaamheden aan dit type accu uitsluitend uitvoeren door een officiële CITROËN-dealer of eengekwalificeerde werkplaats. Druk no
gmaals op de schakelaar "ECO OFF".Het systeem is dan opnieuw actief; het controlelampje in de schakelaar gaat
uit en er verschijnt een melding op het
instrumentenpaneel.

Page 217 of 402

215
Rijden




Lane Departure Warning System (LDWS)

Dit systeem registreert wanneer de bestuurder
onvrijwillig een rijstrookmarkering (doorgetrokken
of onderbroken streep) overschrijdt.
Op basis van de signalen van sensoren
in de voorbumper wordt de bestuurder gewaarschuwd als de auto de markering
overschrijdt (bij een wagensnelheid hoger
dan 80 km/h).
Dit systeem werkt optimaal op snelwegen en
autowegen.
Activering
) Druk op de knop: het lampje gaat branden.


Het Lane Depar ture Warning System is een hulpmiddel voor de bestuurder, diedesondanks waakzaam moet blijven enverantwoordelijk is.
Uitschakelen
U wordt gewaarschuwd door het trillen van de zitting van de bestuurdersstoel:
- rechts: als de rechter rijstrookmarkeringwordt overschreden,
- links: als de linker rijstrookmarkering wordt
overschreden.
Als de richtingaanwijzer is ingeschakeld,
en ongeveer 20 seconden nadat deze is uitgeschakeld, wordt er geen enkele
waarschuwing gegeven. Het is mogelijk dat een waarschuwing wordtgegeven bij het overschrijden van een pijl op de weg of een niet-officiële markering (bijv. graffiti).
Detectie
Storin
g


Er kunnen storingen in de detectieoptreden:


- als de sensoren vuil zijn (modder, sneeuw, ...),

- als de rijstrookmarkeringen weggesleten zijn,

- als er weinig contrast is tussen hetwegdek en de markeringen.
)
Druk opnieuw op de knop: het lampjegaat uit.
De status van het systeem blijft na het afzetten
van het contact in het geheugen opgeslagen. In het
geval van een storing gaat dit controlelampje branden
vergezeld van een geluidssignaal en een melding op het display.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Page 218 of 402







Dode-hoekdetectie
Deze rijhulp waarschuwt de bestuurder
wanneer zich een ander voertuig in de dodehoek van zijn auto bevindt, dat een potentieel gevaar betekent.

Inschakelen

Het systeem dient als hulp voor de bestuurder maar kan nooit een ver vanging zijn voor de spiegels. De bestuurder blijft te allen tijde verantwoordelijk voor het op tijd waarnemen wat er zich achter hem bevindt, het inschatten van de snelheid en afstand van achteropkomend verkeer en de beslissing of hij al dan niet veilig van rijstrook kan wisselen.
Het systeem dient als een hulp voor de bestuurder en kan alleen waarschuwen; debestuurder blijft zelf te allen tijde verantwoordelijk voor een veilig weggedrag.

)Druk op deze knop: het controlelampje
gaat branden.

Sensoren in de voor- en achterbumper controleren de dode hoek van de auto. In de buitenspie
gel aan de zijde waar zich dat
voertuig bevindt, brandt dan permanent eenlampje:


- direct, wanneer u wordt ingehaald,

- na circa een seconde, wanneer u te traag een andere auto inhaalt.

Page 219 of 402

217Rijden
Er wordt geen waarschuwingssignaalafgegeven in de volgende situaties:
- nabij stilstaande objecten (geparkeerde
auto's, veiligheidsrails, lantaarnpalen, borden...),
- bij tegemoetkomende voertuigen,
- bij rijden over bochtige wegen of in zeer scherpe bochten, Indien een persoon, een
fietser of een
voertuig zich in de dode hoek van het voertuig bevindt, zal er een waarschuwingslamp gaan
branden in de linker- of rechterbuitenspiegel (afhankelijk van de situatie) onder de volgende
voorwaarden:


- alle voertuigen gaan dezelfde kant op,

- de snelheid van uw auto ligt tussen
12 km/h en 140 km/h,

- het verschil in snelheid ten opzichte van hetandere voertuig bedraagt minder dan
10 km/h,

- de verkeersstroom is vloeiend,

- de inhaalmanoeuvre duur t lan
ger dan normaal, doordat het ingehaalde voertuig
zich blijft ophouden in de dode hoek,

- u ri
jdt in een rechte lijn of flauwe bocht ,

- uw auto trekt geen aanhanger of caravan...

- bi
j het inhalen van of ingehaald worden
door een extreem lang voertuig
(vrachtauto, autobus...) die én in de dode hoek achter wordt gedetecteerd én zich inhet gezichtsveld van de bestuurder bevindt,

- bij erg druk verkeer: de voertuigen die voor en achter worden gedetecteerd worden
aangezien voor een vrachtwagen of een stilstaand object,

- bij snelle inhaalmanoeuvres.

Page 220 of 402


Storingen

Bij een storing in het systeem gaat het controlelampje in de schakelaar enkele
seconden knipperen; vervolgens gaat het uit.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of eengekwalificeerde werkplaats.


Bij slechte weersomstandigheden (zware regen, hagel enz.) kan hetsysteem tijdelijk minder nauwkeurigwerken.
Vooral het rijden op een nat wegdek of van een droog wegdek op een natwegdek terechtkomen kan tot eenvals alarm leiden (zo kan een wolkwaterdruppels in de dode hoek worden aangezien voor een voertuig). Let er bij slecht weer en in de winter altijd op dat de sensoren niet metmodder, sneeuw of ijs bedekt zijn.
Plak geen stickers of andere zaken ophet gedeelte onder de buitenspiegels waar de waarschuwingslampjes zitten, omdat de de dode-hoekdetectie dan mogelijk niet goed werkt. Dit geldt ook voor de detectiezones op de voor- en achterbumper.
)Om deze functie uit te schakelendrukt u nog een keer op de knop: hetcontrolelampje gaat uit.
Bij het afzetten van het contact wordt de status
van het systeem opgeslagen.
De dode-hoekdetectie wordt automatisch uitgeschakeld als u een aanhanger trekt met een door het CITROËN-netwerk gehomologeeerde trekhaak.

Page:   < prev 1-10 ... 171-180 181-190 191-200 201-210 211-220 221-230 231-240 241-250 251-260 ... 410 next >