CITROEN DS4 2013 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 211 of 408

Rijden














Automatische versnellingsbak


Schakelpatroon

Bij de 6 -traps automaat kunt u kiezen uit
automatische bediening, aangevuld met de programma's Sport en Sneeuw. U kunt met deselectiehendel ook handmatig schakelen.
Deze versnellingsbak heeft vier gebruiksmogelijkheden:


- automatisch schakelen
: het schakelen
wordt elektronisch aangestuurd,

- programma Sport
: dit schakelprogramma maakt een meer dynamische rijstijl mogelijk, -programma Sneeuw
: dit schakelprogramma vereenvoudigt het rijden op een ondergrond met weinig grip,

- handmatig schakelen
: deze stand maakthet zelf schakelen met de selectiehendelmogelijk.
1.
Selectiehendel. 2.To ets "S"(Sport).
3.To ets "7"(Sneeuw).
Selectiehendel
P.Parkeerstand.
- Stilzetten van de auto, met of zonder
aangetrokken parkeerrem.
- Starten van de motor.R.
Achteruitversnelling.
- Achteruitrijden, stilstaande auto, stationair
t
oerental.
N.Neutraalstand.
- Stilzetten van de auto, met aangetrokken
parkeerrem.
-
Starten van de motor.D.
Automatische werking. M+ / -. Zelf schakelen tussen de zesversnellingen. )
Beweeg de selectiehendel kort naar voren
om op te schakelen.
of ) Beweeg de selectiehendel kor t naar
achteren om terug te schakelen.

Weergave op het instrumentenpaneelgpg
Wanneer u de selectiehendel door het schakelpatroon beweegt, verschijnt
het desbetreffende pictogram op het
instrumentenpaneel.
P. Parking (parkeerstand).
R.Reverse (achteruitversnelling). N.
Neutral (neutraalstand). D.Drive (automatisch schakelen).S.
Programma Sport.7. Programma Sneeuw. w1 t /m 6.
Ingeschakelde versnellingen bijhandmatig schakelen. -.
Ongeldige waarde bij handmatig schakelen.

Page 212 of 408

)Tr ap het rempedaal in en selecteer de stand P of N
. )Star t de motor.
Als niet aan de bovenstaande voorwaarden
wordt voldaan, klinkt een geluidssignaal en
verschijnt een melding op het multifunctionele display.)Trap bij draaiende motor het rempedaal in. )Zet de parkeerrem vrij als deze niet in de automatische stand staat. )Selecteer de stand R, Dof M.)Laat het rempedaal geleidelijk los.
De auto begint te rijden.
Als tijdens het rijden per ongeluk de stand Nwordt geselecteerd, laat het motortoerental dan zakken tot stationair toerental, zet de selectiehendel in de stand Den trap het gaspedaal weer in.

Als de motor stationair draait, het rempedaal is losgelaten en de stand R
, D
of M
is geselecteerd, zet de auto zichzelfs al in beweging als het gaspedaal niet is ingetrapt. Laat bij draaiende motor daarom geen kinderen alleen in de auto achter.Trek de parkeerrem aan enselecteer de stand P
indien er onderhoudswerkzaamheden moeten worden uitgevoerd bij draaiende motor.



Automatisch
schakelpro
gramma
)Selecteer de stand D om automatisch
te laten schakelen tussen de zes
versnellingen.
De versnellingsbak werkt dan in de auto-
adaptieve stand, zonder dat u zelf hoeft
te schakelen. De versnellin
gsbak kiest
voortdurend de meest geschikte versnelling,
afhankelijk van de rijstijl, het profiel van de wegen de belading van de auto.
Voor een maximale acceleratie zonder de stand van de selectiehendel te wijzigen, moet het gaspedaal volledig worden
ingetrapt (kickdown). De versnellingsbak schakelt automatisch terug of handhaaft de
ingeschakelde versnelling totdat de motor het maximum toerental bereikt.
Bij het remmen schakelt de versnellingsbak
automatisch terug om sterker op de motor af te remmen.
Om de veiligheid te verbeteren schakelt de
versnellingbak niet naar een hogere versnelling
als u het gaspedaal plotseling loslaat.
Zet de selectiehendel nooit in de standN
als de auto rijdt. Zet de selectiehendel nooit in de standP
of R
als de auto niet volledig stilstaat.

Page 213 of 408

Rijden

Handmatig schakelen
)
Selecteer de stand Mom sequentieel
teschakelen in de zes versnellingen. )
Duw de selectiehendel naar het symbool +om één versnelling op te schakelen.
)
Trek de selectiehendel naar het symbool -om één versnelling terug te schakelen.
Het schakelen naar een andere versnelling
kan alleen als de snelheid van de auto en
het toerental van de motor dit toestaan,
anders wordt er ti
jdelijk overgegaan op de
automatische bediening.
Op het instrumentenpaneel verdwijnt
de aanduiding Den verschijnen achtereenvolgens de ingeschakelde
versnellingen.

Als het motortoerental te laag of te hoog is,
knippert de geselecteerde versnelling enkele seconden en vervolgens wordt de werkelijkingeschakelde versnelling weergegeven.
Er kan elk moment van de stand D(rijden in de
automatische stand) naar de stand M (rijden in
de handbediende stand) worden geschakeld.
Als de auto stopt of langzaam rijdt, kiest de
automatische versnellingsbak automatisch de stand M1. De programma's Sport en Sneeuw kunnen niet
worden ingeschakeld in de handbediende stand.

Programma's Sport en
Sneeuw

Programma Sport "S"
)Druk op de toets "S"als de motor is gestart.
Het schakelprogramma maakt dan automatischeen dynamische rijstijl mogelijk.
Op het instrumentenpaneel verschi
jnt de aanduiding S.


Programma Sneeuw "7"
)Druk op de toets " 7
" als de motor isgestart.
De versnellingsbak past zich aan voor het
rijden op gladde wegen.
Het schakelprogramma zorgt ervoor dat ugemakkelijker kunt rijden op een ondergrondmet weinig grip.

Op het instrumentenpaneel verschijnt de aanduiding 7.
Te r ugkeren naar het
automatische programma
) Om terug te keren naar het automatische
programma kunt u het programma Spor t
of Sneeuw op elk gewenst moment
uitschakelen door opnieuw op de desbetreffende toets te drukken. Deze twee specifieke pro
gramma's vullen de
automatische werking aan onder bijzondere
rijomstandigheden.

Page 214 of 408

Onjuiste waarde bij handmatige
bediening
Dit symbool verschijnt als een
versnelling niet goed is ingeschakeld(de selectiehendel bevindt zich
tussen twee standen in).

Parkeren van de auto
Voordat u de motor afzet, kunt u deselectiehendel in de stand P
of Nbewegen om de neutraalstand te selecteren.
Trek in beide gevallen de parkeerrem aan om
de auto te blokkeren (als de parkeerrem niet in
de automatische stand staat).
Als de selectiehendel niet in destand Pstaat, klinkt bij het openen van het bestuurdersportier of na ongeveer 45 seconden een geluidssignaal enverschijnt een melding op het display. )Zet de selectiehendel in de stand P; het geluidssignaal stopt ende melding verdwijnt.


Storing

Als bij aangezet contact dit controlelampje gaat branden in combinatie met een geluidssignaalen een melding op het multifunctionele display,duidt dit op een storing in de transmissie
In dit geval werkt de versnellingsbak met een
noodpro
gramma en blijft de 3e versnelling
ingeschakeld. U kunt dan een hevige schok
waarnemen bij het selecteren van R
vanuit destand P
, of PR
vanuit de stand N. Dit heeft geengevaar voor de versnellingsbak.
Rijd niet harder dan 100 km/h (afhankelijk van
de geldende snelheidslimiet).
Wend u tot het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Dit controlelampje kan ook gaan branden bijhet openen van een portier.

De automatische versnellingsbak kanbeschadigd raken:


- als u het gaspedaal en hetrempedaal gelijktijdig intrapt,

- als u, indien de accu geen stroomlevert, de selectiehendel vanuit de stand P
geforceerd naar een andere stand schakelt.

Zet, om het brandstofverbruik tijdenslangdurig stilstaan met draaiende motor (file...) te beperken, de selectiehendel in de stand Nen trek de parkeerrem aan, behalve als deze in de automatische stand staat.

Page 215 of 408

213Rijden
Dit systeem houdt uw auto bij het wegrijden op
een helling ongeveer 2 seconden op zijn plaats.
In die tijd kunt u uw voet van het rempedaal naar het gaspedaal verplaatsen.
Deze functie is alleen actief:


- als de auto volledig stilstaat ter wijl u het
rempedaal intrapt,

- als de hellingshoek aan bepaalde
voor waarden voldoet,

- als het bestuurderspor tier is gesloten.
De Hill
Start Assist kan niet worden
uitgeschakeld.





Hill Start Assist
Als de auto bergopwaar ts stilstaat, wordtdeze even op zijn plaats gehouden als u hetrempedaal loslaat en:- bij een handgeschakelde versnellingsbak
de eerste versnelling of de neutraalstand
hebt ingeschakeld,
- bij een EGS-versnellingsbak de stand Aof Mhebt geselecteerd.
- bij een automatische versnellingsbak destand Dof Mhebt geselecteerd.
Werking

Storin
g

Bij een storing in het systeem gaan deze controlelampjes branden. Raadpleeg hetCITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats om het systeem te latencontroleren.

Verlaat de auto niet in de korte periodedat u de Hill Star t Assist gebruikt. Als u de auto moet verlaten ter wijlde motor draait, bedien dan de parkeerrem met de hand. Controleer of de controlelampjes van de parkeerremop het instrumentenpaneel constantbranden.Als de auto bergafwaar ts stilstaat en de
achteruitversnelling ingeschakeld is, wordt
de auto even op zijn plaats gehouden als u
het rempedaal loslaat.

Page 216 of 408












Stop & Start Het Stop & Start-systeem zet de motor tijdelijk af (STOP-stand) als u stopt (bij rood licht, opstoppingen enz.). De motor wordt automatisch gestart(STA R T- s t a n d) als u weer weg wilt rijden. Het starten gebeur t direct, snel en stil.
Het
Stop & Start-systeem zorgt voor een lager brandstofverbruik, minder uitstoot van schadelijke stoffen en een aangename rust in het interieur tijdens het wachten.
Werking
Overgang naar de STOP-stand van de motor
Is uw auto uitgerust met een EGS6-versnellingsbak en u parkeer t uwauto, dan is - ten behoeve van uw eigencomfort - de STOP-stand de eersteseconden na het inschakelen van de achteruit niet beschikbaar. Als de STOP-stand geactiveerd is,blijven alle andere componenten zoals de remmen en de stuurbekrachtigingnormaal functioneren.
Tank nooit als de motor in de STOP-stand staat; zet in dat geval altijd hetcontact af en neem de sleutel uit het contactslot.
Het controlelamp
je "ECO"
op het
instrumentenpaneel gaat branden en de motor komt automatisch in een
standby-stand: -bij een handgeschakelde
versnellingsbak,bij snelheden beneden
20 km/h, wanneer u de versnellingsbak in zijn vrij zet en u de koppeling loslaat,
- bij een EGS 6-versnellingsbak,
bij
snelheden beneden 8 km/h, wanneer u
op het rempedaal trapt of wanneer u de
selectiehendel in stand N zet.
Als uw auto is uitgerust met een teller, wordt de duur van de
momenten dat de motor in deSTOP-stand geschakeld wordt,
opgeteld en weergegeven. Elke
keer als u het contact opnieuw aanzet, wordt deze teller op 0 gezet.
De STOP-stand wordt niet geactiveerd als:


- het bestuurderpor tier geopend is,

- de veiligheidsgordel van de bestuurder losgemaakt is,

- de auto sinds de laatste start met de sleutel niet sneller dan 10 km/h heeft gereden,

- de elektrisch bediende handrem wordt/isaangetrokken,

- de klimaatregeling in het interieur dat niet
toelaat,

- de ruitontwasemin
g is ingeschakeld,

- bepaalde bijzondere omstandigheden (laadtoestand accu, motor temperatuur, rembekrachtiging, buitentemperatuur enz.)dat niet toelaten.


Bijzonderheden: STOP-stand niet
beschikbaar
In dat geval knipper t het lampje
"ECO"
enkele seconden en gaat
ver volgens uit.
Dit is volkomen normaal.

Page 217 of 408

215
Rijden

Overgang naar de START-stand van de motor
Het controlelampje "ECO"gaat uit en
de motor wordt automatisch gestart:
-bij een handgeschakelde
versnellingsbak trapt u hetkoppelingspedaal helemaalin, -bij een EGS 6-versnellingsbak:●
met de selectiehendel in stand A
of M
,
wanneer u het rempedaal loslaat.

of met de selectiehendel in stand N
en het rempedaal losgelaten, wanneer u de selectiehendel in stand A
of M
zet,

of wanneer u de achteruitversnelling
inschakelt.
Bijzonderheden: automatischactiveren van de START-stand

Als u het systeem met de motor in deSTOP-stand uitschakelt, dan wordt de motor direct weer gestart.
Als u bij een auto met eenhandgeschakelde versnellingsbak in de STOP-stand een versnelling inschakelt, maar daarbij het koppelingspedaal niet helemaal intrapt, gaat er een lampje branden of verschijnt er een berichtmet het verzoek het koppelingspedaalhelemaal in te trappen, omdat andersde motor niet gestart kan worden.
U kunt deze
functie op elk willekeurig moment uitschakelen door de schakelaar "ECO OFF"
in
te drukken.
Het controlelampje in de schakelaar gaat
branden en er wordt een melding weergegeven.

Uitschakelen
In dat geval knippert het lampje"ECO"enkele seconden en gaat
ver volgens uit.
Dit is volkomen normaal.
De START-stand wordt ten behoeve van
de veiligheid en het comfor t automatischgeactiveerd als:
- het bestuurderpor tier wordt geopend,
- de veiligheidsgordel van de bestuurder los
wordt gemaakt,
- de snelheid van de auto hoger is dan
25 km/h bij een handgeschakelde
versnellingsbak en hoger dan 11 km/h bijeen EGS 6-versnellingsbak,
- de elektrisch bediende handrem wordt
aangetrokken,
- bepaalde bi
jzondere omstandigheden(laadtoestand accu, motortemperatuur,rembekrachtiging, buitentemperatuur enz.)dit niet toelaten.

Page 218 of 408

Het systeem wordt automatisch opnieuw ingeschakeld zodra u hetcontact weer aanzet.
Opnieuw inschakelen

Dit systeem heeft specifieke kenmerkenen maakt gebruik van een speciale accu(raadpleeg voor meer informatie het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats).
Het gebruik van een andere dan de door CITROËN voorgeschreven accu's kan leiden
tot storingen in het systeem. Bi
j een storing in het systeem gaat het controlelampje in de schakelaar "ECO OFF"eerst knipperen en brandt ver volgens permanent.
Laat het systeem controleren door het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Storingen
Onderhoud

Schakel het Stop & Star t-systeem altijd uit als u handelingen onder demotorkap wilt verrichten, om letsel door het automatisch activeren van de STA R T-stand te voorkomen.

Het Stop & Star t-systeem maaktgebruik van geavanceerde technologie.Laat eventuele werkzaamheden aan dit type accu uitsluitend uitvoeren door een officiële CITROËN-dealer of eengekwalificeerde werkplaats. Druk no
gmaals op de schakelaar "ECO OFF".Het systeem is dan opnieuw actief; het controlelampje in de schakelaar gaat uit en er
wordt een melding weergegeven.

Als er in de STOP-stand een storingzou optreden, kan het zijn dat demotor niet meer wil aanslaan of directafslaat. Alle controlelampjes op hetinstrumentenpaneel gaan branden.
Afhankelijk van de uitvoering kan er ook een waarschuwingsmelding worden weergegeven waarin u wordt gevraagdde selectiehendel in de stand Nte zetten en het rempedaal in te trappen. Zet in dat geval het contact af en startde auto met behulp van de sleutel.

Page 219 of 408

217Rijden





Lane Departure Warning System (LDWS)

Dit systeem registreert wanneer de bestuurder
onvrijwillig een rijstrookmarkering (doorgetrokken
of onderbroken streep) overschrijdt.
Op basis van de signalen van sensoren
in de voorbumper wordt de bestuurder gewaarschuwd als de auto de markering
overschrijdt (bij een wagensnelheid hoger
dan 80 km/h).
Dit systeem werkt optimaal op snelwegen en
autowegen.
Activering
) Druk op de knop: het lampje gaat branden.


Het Lane Depar ture Warning System is een hulpmiddel voor de bestuurder, diedesondanks waakzaam moet blijven enverantwoordelijk is.
Uitschakelen
U wordt gewaarschuwd door het trillen van de zitting van de bestuurdersstoel:
- rechts: als de rechter rijstrookmarkeringwordt overschreden,
- links: als de linker rijstrookmarkering wordt
overschreden.
Als de richtingaanwijzer is ingeschakeld,
en ongeveer 20 seconden nadat deze is uitgeschakeld, wordt er geen enkele
waarschuwing gegeven. Het is mogelijk dat een waarschuwing wordtgegeven bij het overschrijden van een pijl op de weg of een niet-officiële markering (bijv. graffiti).
Detectie
Storin
g


Er kunnen storingen in de detectieoptreden:


- als de sensoren vuil zijn (modder, sneeuw, ...),

- als de rijstrookmarkeringen weggesleten zijn,

- als er weinig contrast is tussen hetwegdek en de markeringen.
)
Druk opnieuw op de knop: het lampjegaat uit.
De status van het systeem blijft na het afzetten
van het contact in het geheugen opgeslagen. In het
geval van een storing gaat dit controlelampje branden
vergezeld van een geluidssignaal en een melding op het display.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Page 220 of 408









Dode-hoekdetectie
wanneer zich een ander voertuig in de dodehoek van zijn auto bevindt, dat een potentieel gevaar betekent.


Inschakelen

Het systeem dient als hulp voor de bestuurder maar kan nooit een ver vanging zijn voor de spiegels. De bestuurder blijft te allen tijde verantwoordelijk voor het op tijd waarnemen wat er zich achter hem bevindt, het inschatten van de snelheid en afstand van achteropkomend verkeer en de beslissing of hij al dan niet veilig van rijstrook kan wisselen.
Het systeem dient als een hulp voor de bestuurder en kan alleen waarschuwen; debestuurder blijft zelf te allen tijde verantwoordelijk voor een veilig weggedrag.

)Druk op deze knop: het controlelampje
gaat branden.

Sensoren in de voor- en achterbumper controleren de dode hoek van de auto. In de buitenspie
gel aan de zijde waar zich dat
voertuig bevindt, brandt dan permanent eenlampje:


- direct, wanneer u wordt ingehaald,

- na circa een seconde, wanneer u te traag een andere auto inhaalt.

Page:   < prev 1-10 ... 171-180 181-190 191-200 201-210 211-220 221-230 231-240 241-250 251-260 ... 410 next >