stop start CITROEN DS4 2014 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 85 of 431

83Comfort

2. Regeling bestuurderszijde
4. Automatisch programma
"zicht"
Om het interieur maximaal te verkoelen
of te ver warmen is het mogelijk de
minimale waarde 14 of de maximale
waarde 28 te overschrijden.


)
Draai de knop 2
of 3
naar links
totdat "LO"
verschijnt of naar
rechts totdat "HI"
verschijnt. Zie " Voorruitontwaseming -
Ontdooien".



3. Regeling passagierszijde

De bestuurder en de voorpassagier
kunnen de temperatuur afzonderlijk
naar wens instellen.
De op het display weergegeven
waarde heeft betrekking op een bepaald
comfortniveau en niet op de werkelijke
temperatuur in graden Celsius of Fahrenheit.


)
Draai de knop 2
of 3
naar links of naar
rechts om deze waarde te verlagen of te
verhogen.
Voor een optimaal comfort wordt de waarde
21 aanbevolen. Niettemin is afhankelijk
van uw wensen een afstelling tussen 18 en
24 gebruikelijk.
Voor een optimaal comfort is het raadzaam
dat het verschil in instelling links en rechts niet
meer dan 3 bedraagt.


Handmatig verstellen

Als u dat wenst, kunt u de automatische
bediening van het systeem handmatig
aanpassen. De controlelampjes in de toets
"AUTO "
gaan uit; de overige functies blijven
automatisch geregeld.


)
Druk op de toets "AUTO "
om het systeem
weer volledig automatisch te laten
functioneren.






Bij auto's met een Stop & Start-systeem
geldt dat zolang de voorruitontwaseming
in werking is, de STOP-functie niet
beschikbaar is.

Page 87 of 431

85Comfort

Uitschakelen van het systeem



)
Draai de knop van de
luchtopbrengst naar links tot
alle lampjes uitgaan.
Deze schakelaar heeft geen invloed op de werking van de automatische airconditioning,
alleen op de aanjagersnelheid.
Tijdens de "REST"-functie kunt u de temperatuur, de luchthoeveelheid en de luchtverdeling
niet wijzigen: deze worden automatisch geregeld, afhankelijk van de buitentemperatuur.
Deze functie is niet aanwezig in de STOP-stand van het Stop & Start-systeem.
Vermijd het te lang rijden met
ingeschakelde luchtrecirculatie of
een uitgeschakeld systeem om te
voorkomen dat de ruiten beslaan of de
luchtkwaliteit vermindert.
Bij het aanzetten van het contact



- De signaleringen lichten op: de functie is
beschikbaar.

- Druk op de toets REST
om deze functie
voor enkele minuten in te schakelen. Dit
wordt aangegeven door twee streepjes in
de controlesignaleringen en het branden
van vier lampjes voor de aanjagersnelheid.

- De functie is uit- en dan weer in te
schakelen zolang de controlesignaleringen
branden.

- Aan het einde van de beschikbaarheid van
deze functie, gaan de signaleringen uit.
Bij het afzetten van de motor



- De displays zijn verlicht zolang de functie
beschikbaar is.

- Druk op de toets REST
om de ventilatie
voor enkele minuten in te schakelen. Dit
wordt aangegeven door twee streepjes
in de controlesignalering en het branden
van vier lampjes voor de kracht van de
aanjager.
De functie blijft gehandhaafd, ook als de
auto vergrendeld is.

- De signaleringen gaan aan het einde van
de beschikbaarheid van de functie uit
Als u nog een keer op de toets drukt
vóór het einde van de beschikbaarheid
schakelt u de ventilatie definitief uit: de
signaleringen verdwijnen en de functie is
niet meer beschikbaar. Alle functies van de airconditioning en het
ventilatiesysteem worden dan uitgeschakeld.
De temperatuur wordt dan niet meer
geregeld, maar er blijft een kleine luchtstroom
gehandhaafd.


)
Wijzig de instellingen (temperatuur,
luchthoeveelheid en luchtverdeling) of druk
op de toets "AUTO "
om het systeem weer
met de laatst ingestelde waarden in te
schakelen.

Page 88 of 431

Ontwasemen - Ontdooien voorruit en zijruiten


Deze opdruk op het bedieningspaneel geeft aan in welke stand de knoppen moeten
staan om de voorruit en de zijruiten snel te ontwasemen of te ontdooien.


Met handbediende
airconditioning


)
Zet de knoppen van de luchttemperatuur,
de aanjagersnelheid en de luchtverdeling
in de met de desbetreffende opdruk
weergegeven stand.

)
Zet de knop van de luchttoevoer in de
stand "Toevoer van buitenlucht"
(controlelampje op de knop gedoofd).

)
Schakel de airconditioning in door de toets
"A /C "
in te drukken; het controlelampje in
de toets gaat branden.



Met automatische airconditioning
en gescheiden regeling

Als bij auto's met Stop & Start de
ontwaseming, de airconditioning en
de aanjager zijn ingeschakeld, is de
STOP-stand niet beschikbaar.


Automatisch programma
"Zicht"


)
Selecteer dit programma om de voorruit
en de zijruiten snel te ontwasemen of te
ontdooien.
Het systeem werkt volledig automatisch
en regelt de luchttemperatuur, de
aanjagersnelheid, de luchttoevoer en stelt de
luchtverdeling zodanig in dat de voorruit en de
zijruiten zo snel mogelijk schoon worden.


)
Druk nogmaals op de toets "Zicht"
of op
"AUTO "
om deze functie uit te schakelen;
het controlelampje in de toets gaat uit en
dat van de toets "AUTO "
gaat branden.
Het systeem keert terug naar dezelfde
instellingen als die van vóór het uitschakelen.






Bij auto's met een Stop & Start-systeem
geldt dat zolang de voorruitontwaseming
in werking is, de STOP-functie niet
beschikbaar is.

Page 102 of 431









Sleutel met afstandsbediening
U kunt om de auto te ontgrendelen of vergrendelen de centrale vergrendeling bedienen met de sleutel in het portierslot of met de afstandsbediening.
De sleutel met afstandsbediening dient tevens voor het lokaliseren en het starten van de auto en maakt deel uit van de diefstalbeveiliging.










Ontgrendelen van de auto


Sleutel uitklappen



)
Druk op dit knopje om de sleutel uit te
klappen.



Volledig ontgrendelen met de
afstandsbediening

Selectief ontgrendelen met de
afstandsbediening


)
Druk op het ontgrendelknopje
(open hangslot) om de auto
volledig te ontgrendelen.



)
Druk één keer op het
ontgrendelknopje (open hangslot)
om alleen het bestuurdersportier
te ontgrendelen.

)
Druk nogmaals op het ontgrendelknopje
(open hangslot) om de andere portieren en
de achterklep te ontgrendelen.



Ruiten openen met de
afstandsbediening


)
Houd het ontgrendelknopje
(open hangslot) ingedrukt tot de
ruiten de gewenste stand hebben
bereikt. Het openen stopt zodra u
het knopje loslaat.



Programmeren van de
ontgrendeling
Het volledig of selectief ontgrendelen
van de portieren kan worden
ingesteld met behulp van het
configuratiemenu van de auto.

Page 106 of 431










Starten van de motor



)
Steek de sleutel in het contactslot.
Het systeem herkent de code van de
startblokkering.

)
Draai de sleutel rechtsom in de
stand 3 (Star ten)
.

)
Laat zodra de motor draait de sleutel los.


)
Zet de auto stil.

)
Draai de sleutel linksom in de stand
1 (Stop)
.

)
Ver wijder de sleutel uit het contactslot.



Afzetten van de motor


Zorg dat er geen gewicht (bijvoorbeeld
een zware sleutelhanger...) aan de
sleutel hangt: dit kan namelijk storingen
aan het contactslot veroorzaken.











Sleutel vergeten

Als de sleutel nog in het contactslot zit
en in de stand 1 (Stop)
staat, wordt bij
het openen van het bestuurdersportier
een waarschuwingsmelding
weergegeven in combinatie met een
geluidssignaal.
Als de sleutel onbedoeld in de stand
2 (Contact)
van het contactslot blijft
staan, zal het contact na een uur
automatisch worden afgezet.
Draai de sleutel in de stand 1 (Stop)

en ver volgens opnieuw in de stand
2 (Contact)
om het contact weer aan
te zetten.

Page 119 of 431

11 7Toegang tot de auto




















Brandstoftank

Inhoud van de brandstoftank: ongeveer 60 liter.



Minimumbrandstofvoorraad

Als de minimumbrandstofvoorraad
is bereikt, gaat dit
waarschuwingslampje branden in
combinatie met een geluidssignaal
en een waarschuwingsmelding op het display.
Als dit lampje gaat branden, zit er nog
ongeveer 6 liter
brandstof in de tank.
Zolang er niet voldoende brandstof is
getankt, gaat elke keer dat het contact wordt
aangezet dit waarschuwingslampje branden,
vergezeld van het geluidssignaal en de
waarschuwingsmelding. Dit geluidssignaal en
deze waarschuwingsmelding worden tijdens
het rijden steeds vaker herhaald naarmate het
niveau dichter bij 0
komt.
Ga zo snel mogelijk tanken om te voorkomen
dat u zonder brandstof komt te staan.
Als u zonder brandstof komt te staan (auto met
dieselmotor), raadpleeg dan ook het hoofdstuk
"Controles".


Ta n k e n



)
Druk de toets A
in tot u de tankklep hoort
openen.
Dit is gedurende enkele minuten na het
afzetten van het contact mogelijk. Zet het
contact nog een keer aan om deze functie
opnieuw te activeren (indien nodig).

)
Kies bij het tankstation de juiste
brandstofpomp.






Tank nooit als de motor door het
Stop & Start-systeem is afgezet; zet in
dat geval altijd het contact af met de
sleutel. Als er minder dan 5 liter brandstof
getankt wordt, wordt deze stijging van het
brandstofniveau niet weergegeven op de
brandstofmeter.
Tijdens het openen van de tankdop kan een
geluid van aangezogen lucht hoorbaar zijn.
Dit wordt veroorzaakt door de onderdruk
die ontstaat door de afdichting van het
brandstofcircuit. Dit geluid is normaal.

Page 153 of 431

151Voor zieningen
230 V / 50 Hz
stopcontact

In de middenconsole bevindt zich een 230 V / 50 Hz stopcontact (max. vermogen: 120 W).
Om dit te kunnen gebruiken:


) open het deksel van de armleuning vóór,

) controleer of het groene controlelampje
brandt,

) sluit uw elektrische apparaat (telefoonlader,
laptop, CD/DVD-speler, flessenwarmer enz. ) aan.

Dit stopcontact werkt als de motor draait,
maar ook in de STOP-stand bij auto's met een
Stop&Start-systeem.
Bij een storing in het systeem gaat het groene
lampje knipperen.
Laat dit controleren door het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Sluit hoogstens één apparaat op het
stopcontact aan (dubbelstekkers niet
toegestaan).
Sluit alleen apparaten aan die voldoen
aan isolatieklasse II (op het apparaat
aangegeven).
De stroomtoevoer naar dit stopcontact
wordt bij overbelasting automatisch
onderbroken; dit gebeurt ook als er
andere omstandigheden zijn die daar
aanleiding toe geven (bijzondere
weersomstandigheden, zware
belasting van de elektrische installatie
van de auto enz.).







12 V-aansluiting



) Ver wijder het afdekkapje en sluit een
geschikte adapter aan als u een
12 V-accessoire wilt aansluiten
(max. 120 W).

Page 183 of 431

181Veiligheid








Brake Assist System (BAS)

Dit systeem zorgt er voor dat in noodgevallen
de optimale remdruk sneller wordt bereikt,
zodat de remafstand kleiner wordt.

Inschakelen

Het systeem wordt ingeschakeld als het
rempedaal sneller wordt ingetrapt dan een
bepaalde grenswaarde.
Het systeem zorgt er dan voor dat de
benodigde bedieningskracht minder wordt
en dat de effectiviteit van het remmen wordt
vergroot.
Trap het rempedaal bij een noodstop
zeer krachtig in en laat het pedaal niet
los.



















Stabiliteitscontrolesystemen (ESP)


Antislipregeling
(ASR) en dynamische
stabiliteitscontrole (ESC)

De antislipregeling verbetert de tractie van de
wielen om doorslippen te voorkomen, door in
te grijpen op de remmen van de aangedreven
wielen en op het motorkoppel.
De dynamische stabiliteitscontrole grijpt in via
de remmen van één of meer wielen en via het
motorkoppel om de auto (binnen de grenzen
van de natuurkundige wetmatigheden) weer in
de juiste koers te brengen.


Inschakelen

De systemen worden automatisch ingeschakeld
zodra de motor wordt gestart.
De systemen worden geactiveerd zodra de
wielen te weinig grip hebben of de koers van
de auto afwijkt van de door de bestuurder
gewenste richting.
In dat geval gaat dit controlelampje op
het instrumentenpaneel knipperen.








Intelligente Tractiecontrole
("Snow motion")
Deze auto is uitgerust met een systeem dat
zorgt voor extra tractie op besneeuwde wegen:
intelligente tractiecontrole
.
Onder gladde omstandigheden is het
raadzaam te rijden op winterbanden.
Deze functie signaleert situaties met weinig
grip, zoals wegrijden en voortbewegen van
de auto in verse en diepe sneeuw of over
platgereden sneeuw.
In dergelijke omstandigheden regelt de
intelligente tractiecontrole
het doorslippen
van de voor wielen om voor een optimale
grip te zorgen. Zo wordt de aandrijving en de
bestuurbaarheid verbeterd.
Als het onder barre omstandigheden (diepe
sneeuw, modder) niet lukt om weg te rijden,
kan het nuttig zijn de systemen ESP/ASR
tijdelijk uit te schakelen. U kunt dan de wielen
laten spinnen zodat de auto in beweging kan
komen.

Page 201 of 431

199Rijden
Wanneer de auto stilstaat met draaiende motor,
dient u de auto beslist tegen wegrollen te
beveiligen door de handrem handmatig
aan te
trekken. Tr e k
daarvoor aan de hendel A
.


Handrem aantrekken,
bij draaiende motor

De noodremfunctie mag uitsluitend in
uitzonderlijke gevallen worden gebruikt.

Controleer voordat u de auto verlaat
of het controlelampje van de handrem
op het instrumentenpaneel constant
brandt.
De aangetrokken toestand van de handrem
wordt aangegeven door:


- het branden van het
controlelampje handrem en het
controlelampje P
op de hendel A
,

- de melding "Handrem
aangetrokken".
Wanneer u het bestuurdersportier opent
om uit te stappen ter wijl de handrem niet is
aangetrokken, klinkt er een geluidssignaal
en verschijnt er een melding op het
display (behalve als bij een automatische
versnellingsbak de selectiehendel in de
stand P
staat).


Bijzondere omstandigheden


In bepaalde situaties (starten van de motor...)
bepaalt de handrem zelf zijn aantrekkracht. Dit
is normaal.
Wilt u de auto enkele centimeters verplaatsen
zonder de motor te starten, trap dan met
aangezet contact het rempedaal in en zet
de handrem vrij door eerst aan de hendel A

te trekken
en deze ver volgens los te laten
.
De vrijgezette toestand van de handrem
wordt aangegeven door het doven van het
controlelampje op de hendel A
in combinatie
met de melding "Handrem vrijgezet".
Wanneer de handrem is aangetrokken
en u
deze vanwege een defect of accupech niet kunt
vrijzetten, kunt u gebruik maken van de functie
voor de noodontgrendeling van de handrem.



Noodremfunctie


Bij een defect aan de dynamische
stabiliteitscontrole, aangegeven door
het branden van dit controlelampje,
kan de stabiliteit bij het remmen niet
worden gegarandeerd.
In dat geval moet de bestuurder er zelf
voor zorgen dat de auto stabiel blijft door
afwisselend aan de hendel A
te trekken en
deze weer los te laten. Wanneer het rempedaal niet werkt of bij
uitzonderlijke situaties (onwel worden van
de bestuurder, rijles geven (indien wettelijk
toegestaan) enz.), kan de auto worden gestopt
door aan de hendel A
te trekken en deze vast
te houden.
De dynamische stabiliteitscontrole zorgt
er voor dat de auto stabiel blijft wanneer de
noodremfunctie actief is.
In geval van een storing aan het systeem
van de noodremfunctie verschijnt het bericht
"Handrem defect".

Page 214 of 431


Handmatig schakelen



)
Selecteer de stand M
om sequentieel
te
schakelen in de zes versnellingen.

)
Duw de selectiehendel naar het symbool +

om één versnelling op te schakelen.

)
Trek de selectiehendel naar het symbool -

om één versnelling terug te schakelen.
Het schakelen naar een andere versnelling
kan alleen als de snelheid van de auto en
het toerental van de motor dit toestaan,
anders wordt er tijdelijk overgegaan op de
automatische bediening.
Op het instrumentenpaneel verdwijnt
de aanduiding D
en verschijnen
achtereenvolgens de ingeschakelde
versnellingen.
Als het motortoerental te laag of te hoog is,
knippert de geselecteerde versnelling enkele
seconden en vervolgens wordt de werkelijk
ingeschakelde versnelling weergegeven.
Er kan elk moment van de stand D
(rijden in de
automatische stand) naar de stand M
(rijden in
de handbediende stand) worden geschakeld.
Als de auto stopt of langzaam rijdt, kiest de
automatische versnellingsbak automatisch de
stand M1
.
De programma's Sport en Sneeuw kunnen niet
worden ingeschakeld in de handbediende stand.

Programma's Sport en Sneeuw


Programma Sport "S"



)
Druk op de toets "S"
als de motor is
gestart.
Het schakelprogramma maakt dan automatisch
een dynamische rijstijl mogelijk.
Op het instrumentenpaneel verschijnt
de aanduiding S
.


Programma Sneeuw " 7
"



)
Druk op de toets " 7
" als de motor is
gestart.
De versnellingsbak past zich aan voor het
rijden op gladde wegen.
Het schakelprogramma zorgt er voor dat u
gemakkelijker kunt rijden op een ondergrond
met weinig grip.
Op het instrumentenpaneel verschijnt
de aanduiding 7
.



Te r u g k e r e n n a a r h e t
automatische programma


)
Om terug te keren naar het automatische
programma kunt u het programma Sport
of Sneeuw op elk gewenst moment
uitschakelen door opnieuw op de
desbetreffende toets te drukken.
Deze twee specifieke programma's vullen de
automatische werking aan onder bijzondere
rijomstandigheden.

Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 next >