CITROEN DS4 2014 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 51 of 431

49Controle tijdens het rijden


Stuurbekrachtiging

permanent. Er is een storing met betrekking tot de
stuurbekrachtiging. Rijd voorzichtig en met lage snelheid.
Laat het systeem nakijken door het CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.




Bandenspanning
te laag


permanent. De bandenspanning van een of
meerdere wielen is te laag. Controleer zo snel mogelijk de bandenspanning.
De controle dient bij voorkeur bij koude banden te
worden uitgevoerd.

+


knipperend en
ver volgens permanent,
in combinatie met het
verklikkerlampje Service.
Het controlesysteem voor de
bandenspanning is defect of de
sensor van een van de wielen wordt
niet gedetecteerd. De bandenspanning wordt niet meer gecontroleerd.
Laat het systeem controleren door het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.




Bochtverlichting


knippert. Er is een storing in de
bochtverlichting. Laat dit controleren door het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.

Controlelampje



brandt



Oorzaak



Acties / Opmerkingen






Voet op het
rempedaal


permanent. Het rempedaal is niet ingetrapt.

Trap bij de elektronisch gestuurde versnellingsbak het
rempedaal in om de motor te starten (selectiehendel in stand N
).
Als u de handrem wilt vrijzetten zonder het rempedaal in te
trappen blijft dit lampje branden.

knippert.
Als u de auto met een elektronisch gestuurde
versnellingsbak op een helling te lang
probeert tegen te houden door het gaspedaal
in te trappen, raakt de koppeling over verhit . Gebruik het rempedaal en/of de elektrisch bediende
handrem.




Airbags


tijdelijk. Het lampje brandt gedurende enkele
seconden en dooft als het contact
wordt aangezet. Het lampje moet doven zodra de motor wordt gestart.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats als dit niet het geval is.

permanent. Er is een storing in een van de
airbags of de pyrotechnische
gordelspanners. Laat dit controleren door het CITROËN-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.

Page 52 of 431



Controlelampje



brandt



Oorzaak



Acties / Opmerkingen






Richtingaanwijzer
links

knippert, met
geluidssignaal. Als u de lichtschakelaar omlaag
beweegt.




Richtingaanwijzer
rechts

knippert, met
geluidssignaal. Als u de lichtschakelaar omhoog
beweegt.






Parkeerlichten


permanent. De lichtschakelaar staat in de stand
"Parkeerlichten". Als de dagrijverlichting is uitgeschakeld en de lichtschakelaar in
de stand "AUTO" staat, worden de parkeerlichten ingeschakeld
zodat de kenmerkende verlichtingsvorm van de auto zichtbaar is.





Dimlicht


permanent. De lichtschakelaar staat in de stand
"Dimlicht" of in de stand "AUTO"
(bij weinig buitenlicht).






Grootlicht


permanent. Als u de lichtschakelaar naar u toe
trekt. Trek nogmaals aan de lichtschakelaar om terug te
schakelen naar dimlicht.




Mistlampen vóór


permanent. De mistlampen vóór zijn ingeschakeld. Draai de ring twee standen naar achteren om de
mistlampen vóór uit te schakelen.




Mistachterlichten


permanent. De mistachterlichten zijn
ingeschakeld. Draai de ring naar achteren om de mistachterlichten uit
te schakelen.





Alarmknipperlichten



knippert, met
geluidssignaal. De schakelaar voor de
alarmknipperlichten op het dashboard
is ingedrukt. De richtingaanwijzers links en rechts en de
bijbehorende verklikkerlampjes knipperen tegelijkertijd.










Controlelampjes ingeschakelde functies

De volgende controlelampjes geven aan dat de desbetreffende functie is ingeschakeld.
Het lampje kan branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display.

Page 53 of 431

51Controle tijdens het rijden


Controlelampje



brandt



Oorzaak



Acties / Opmerkingen






Handrem


permanent. De handrem is aangetrokken of niet
goed vrijgezet. Zet de handrem vrij zodat het controlelampje uitgaat;
trap het rempedaal in.
Houd u aan de veiligheidsvoorschriften.
Raadpleeg de rubrieken "Handrem" en "Elektrische
parkeerrem" voor meer informatie over de handrem.


Elektrische
parkeerrem


permanent
. De elektrische parkeerrem is
aangetrokken. Zet de elektrische parkeerrem vrij zodat het
verklikkerlampje uitgaat: trap het rempedaal in en trek
aan de hendel van de elektrische parkeerrem.
Houd u aan de veiligheidsvoorschriften.
Raadpleeg het hoofdstuk "Rijden" voor meer informatie
over de elektrische parkeerrem.


Uitschakeling van
de automatische
werking van
de elektrische
parkeerrem


permanent
. De functies "automatisch aantrekken"
(bij het afzetten van de motor) en
"automatisch ontgrendelen" zijn
uitgeschakeld of werken niet. Activeer de functie (volgens land van bestemming)
via het configuratiemenu van de auto of raadpleeg het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.




Voorgloeien
dieselmotor


permanent. Het contactslot staat in de tweede
stand (Contact). Wacht met starten tot het controlelampje uitgaat.
De wachttijd is afhankelijk van de
weersomstandigheden (in extreme gevallen
30 seconden).
Als de motor niet wil aanslaan, zet dan het contact af.
Zet het contact dan weer aan en wacht opnieuw tot het
lampje uitgaat voordat u de motor start.

Page 54 of 431



Dimmer
dashboardverlichting


permanent. De lichtsterkte wordt ingesteld. U kunt de lichtsterkte instellen van 1 tot 16.



Airbag aan
passagierszijde
permanent op het
display van de
verklikkerlampjes voor
de veiligheidsgordels
en de airbag vóór aan
passagierszijde. De schakelaar in het dashboardkastje
staat in de stand " ON ".
De passagiersairbag vóór is
geactiveerd.
Plaats in dit geval geen kinderzitje
met de rug in de rijrichting op de stoel
van de voorpassagier. Zet de schakelaar in de stand "OFF"
om de
passagiersairbag vóór uit te schakelen.
In dit geval kunt u een kinderzitje met de rug in de
rijrichting plaatsen.





Automatische
ruitenwissers


permanent. De ruitenwisserschakelaar is naar
beneden bewogen. De automatische stand van de ruitenwissers vóór is
geactiveerd.
Beweeg om de automatische stand van de
ruitenwissers te deactiveren de hendel omlaag of zet
de hendel in een andere stand.

Controlelampje



brandt



Oorzaak



Acties / Opmerkingen




Stop & Start


permanent. Het Stop & Start-systeem heeft
de motor in de STOP-stand gezet
(verkeerslicht, stopbord, opstopping,
enz.). Het lampje gaat uit en de motor wordt automatisch
gestart als u wilt wegrijden.

knippert enkele
seconden en gaat
dan uit. De STOP-stand is nu niet
beschikbaar.
of
De motor wordt automatisch in de
START-stand gezet. Raadpleeg voor meer informatie over de
bijzonderheden van de STOP- en START-stand de
rubriek "Stop & Start".

Parkeerplaatsassistent

permanent. De parkeerplaatsassistent is
geselecteerd. Bedien de richtingaanwijzer naar de kant waar u een
parkeerplaats wilt meten en zorg dat u niet harder dan
20 km/h rijdt. Er verschijnt een bericht op het display
als de meting klaar is.

Page 55 of 431

53Controle tijdens het rijden




Passagiersairbag


permanent, op
het display van de
verklikkerlampjes voor
de veiligheidsgordels
en de airbag vóór aan
passagierszijde. De schakelaar in het dashboardkastje
staat in de stand " OFF
".
De airbag vóór aan passagierszijde is
uitgeschakeld.

Zet de schakelaar in de stand " ON
" om de airbag vóór
aan passagierszijde in te schakelen.
Bevestig in dit geval op deze zitplaats geen kinderzitje
met de rug in de rijrichting.

Controlelampje



brandt



Oorzaak



Acties / Opmerkingen













Verklikkerlampjes uitgeschakelde functies

De volgende verklikkerlampjes geven aan dat de desbetreffende functie handmatig is uitgeschakeld.
Soms klinkt er ook een geluidssignaal en verschijnt er een bericht op het multifunctionele display.

Page 56 of 431

Bij het aanzetten van het contact wordt de
onderhoudsinformatie en het motorolieniveau
gedurende enkele seconden tegelijkertijd
weergegeven.















Motorolieniveaumeter

Een controle van het olieniveau is
alleen betrouwbaar als de auto op een
vlakke, horizontale ondergrond staat
en de motor minstens 30 minuten niet
heeft gedraaid.

Olieniveau correct

Te weinig olie

Als de aanduiding "OIL"
knippert of er een
speciale melding op het display verschijnt in
combinatie met het verklikkerlampje ser vice
en een geluidssignaal, is het motorolieniveau
te laag.
Controleer het olieniveau met de peilstok. Als
blijkt dat het olieniveau te laag is, moet olie
worden bijgevuld om te voorkomen dat ernstige
motorschade ontstaat.


Storing motorolieniveaumeter

Als de aanduiding "OIL --"
knippert of wanneer
er een melding op het display verschijnt, duidt
dit op een storing in de motorolieniveaumeter.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
2 merktekens op de peilstok:


- A
= maxi: het oliepeil mag
nooit boven het niveau A
uitkomen (kans op schade
aan de motor),

- B
= mini: als het oliepeil niet
boven het niveau B uitkomt,
moet het voor de motor van
uw auto voorgeschreven
type motorolie worden
bijgevuld via de vuldop.




Oliepeilstok

Raadpleeg het hoofdstuk "Controles" voor
de plaats van de peilstok en het bijvullen van
motorolie voor het motortype van uw auto.

Page 57 of 431

55Controle tijdens het rijden
Deze signalering wordt enkele seconden
na aanzetten van het contact weergegeven.
De onderhoudsinter valindicator geeft aan
hoeveel kilometer u nog ver wijderd bent van de
eerstvolgende onderhoudscontrole volgens het
onderhoudsschema van de fabrikant.
Deze afstand wordt berekend vanaf de laatste
nulstelling van de onderhoudsinter valindicator
op basis van twee parameters:


- het aantal afgelegde kilometers,

- de verstreken tijd sinds de laatste
onderhoudscontrole.







Onderhoudsintervalindicator


De afstand tot de eerstvolgende
beurt is 1000 tot 3000 km
Als het contact wordt aangezet,
gaat gedurende enkele seconden
de onderhoudssleutel branden. De
kilometerteller of een signalering midden
op het instrumentenpaneel geeft de
resterende kilometers tot de eerstvolgende
onderhoudscontrole aan.

Voor beeld:
de afstand tot de eerstvolgende
onderhoudscontrole bedraagt 2800 km.
Als het contact wordt aangezet, geeft het
display een paar seconden het volgende aan:

De afstand tot de eerstvolgende
beurt is minder dan 1000 km

Voor beeld:
de afstand tot de eerstvolgende
onderhoudscontrole bedraagt 900 km.
Als het contact wordt aangezet, geeft het
display een paar seconden het volgende aan:
Enkele seconden na het aanzetten van het
contact treedt de kilometerteller weer in werking
en blijft de sleutel branden
om aan te geven
dat er binnenkort onderhoudswerkzaamheden
uitgevoerd moeten worden.
Enkele seconden na het aanzetten van het
contact verdwijnt de sleutel
; de teller geeft
weer de kilometerstand en de stand van de
dagteller aan.


De afstand tot de eerstvolgende
beurt is meer dan 3000 km
Als het contact wordt aangezet, verschijnt er geen
onderhoudsinformatie in het midden van het display.

Page 58 of 431

Enkele seconden na het aanzetten van het
contact treedt de kilometerteller weer in
werking en blijft de sleutel branden
.
De factor tijd kan worden meegewogen
bij de nog af te leggen kilometers,
afhankelijk van de rijgewoonten van de
bestuurder.
De sleutel kan ook gaan branden
als het inter val van twee jaar is
overschreden.









Onderhoudsintervalindicator
resetten
Na elke onderhoudsbeurt moet de
onderhoudsintervalindicator weer op nul gezet
worden.
Ga daarvoor als volgt te werk:


)
zet het contact af,

)
druk op de resetknop van de dagteller
".../000"
en houd deze ingedrukt,

)
zet het contact aan; de kilometerteller
begint terug te tellen,

)
laat de knop los als het display "=0"

aangeeft en de sleutel verdwijnt. Resetten is niet mogelijk als de
onderhoudsinformatie wordt
opgevraagd.
Als u na deze handeling de accu
wilt loskoppelen, vergrendel
dan de auto en wacht minimaal
5 minuten. Het op 0 zetten van de
onderhoudsinter valindicator zal anders
niet worden opgeslagen.


Opnieuw weergeven van de
onderhoudsinformatie
U kunt op elk moment de onderhoudsinformatie
weergeven.


)
Druk kort op de knop voor de nulstelling
van de dagteller ".../000".

De onderhoudsinformatie wordt,
afhankelijk van de uitvoering, enkele
seconden weergegeven op de regel van
de kilometertotaalteller of op de middelste
display van het instrumentenpaneel type 2.




De afstand tot de eerstvolgende
beurt is overschreden
Als het contact wordt aangezet, gaat gedurende
enkele seconden de sleutel knipperen
om aan
te geven dat de onderhoudswerkzaamheden zo
spoedig mogelijk uitgevoerd moeten worden.

Voor beeld:
u hebt de afstand tot de eerstvolgende
onderhoudsbeurt met 300 km overschreden.
Als het contact wordt aangezet, geeft het display
een paar seconden het volgende aan:

Page 59 of 431

57Controle tijdens het rijden





















Handmatige test via het centrale display van het instrumentenpaneel type 2

Met deze functie kunt u de staat van de auto controleren (status van in te stellen functies - geactiveerd/gedeactiveerd) en een logboek van storingen
opvragen.


)
Druk bij een draaiende motor kort op de
knop ".../000"
van het instrumentenpaneel
om de test te starten. De volgende gegevens verschijnen achter
elkaar op het display in het midden van het
instrumentenpaneel:


- motorolieniveaumeter (zie de betreffende
paragraaf),

- onderhoudsintervalindicator (zie de
betreffende paragraaf),

- bandenspanningscontrole (indien
aanwezig; zie het hoofdstuk " Veiligheid"),

- actuele controlelampjes en
waarschuwingen, voor zover aanwezig (zie
de paragraaf over het controlelampje of
uitrusting in kwestie),

- staat van in te stellen functies (zie
hoofdstuk "Multifonctionele displays"). Deze informatie verschijnt ook elke
keer wanneer u het contact aanzet
(automatische test).

Page 60 of 431

De kilometerteller en dagteller worden
gedurende 30 seconden weergegeven bij het
afzetten van het contact, bij het openen van het
bestuurdersportier en bij het vergrendelen en
ontgrendelen van de auto.












Kilometerteller/dagteller


Kilometerteller
Dagteller

De dagteller geeft afgelegde afstand weer
sinds de laatste keer dat de bestuurder de teller
op 0 heeft gezet.


)
Druk bij aangezet contact op deze knop
en houd deze ingedrukt tot de dagteller op
0 staat.
De kilometerteller geeft de totale
kilometerstand van de auto aan.

Page:   < prev 1-10 ... 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 ... 440 next >