CITROEN DS5 2011 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 81 of 348

79Comfort








Matten De matten zijn uitneembaar en beschermen de vloerbedekking van de auto.
)
zet de stoel in de achterste stand, )
plaats de mat, )
maak de bevestigingen vast door er op tedrukken.

Bevestigen
Verwijderen
Ver wijderen van de mat aan de bestuurderszijde:)
zet de stoel in de achterste stand,
)
maak de bevestigingen los; houd daarbij
de bevestigingspluggen die op de
vloerbedekking zijn gemonteerd vast, ) ver wijder de mat.


Terugplaatsen
Terugplaatsen van de mat aan debestuurderszijde:)
leg de mat goed op zijn plaats,)
druk de bevestigingen vast, )
controleer of de mat goed vastzit.
Om te voorkomen dat de pedalenblijven hangen:


- gebruik uitsluitend matten die op debevestigingen van de auto passen; het gebruik van deze bevestigingen is verplicht.

- gebruik nooit meer dan één mat per plaats.
Bij gebruik van niet door CITROËN goedgekeurde matten kan debediening van de pedalen wordengehinderd en kan de werking van de snelheidsregelaar/-begrenzer negatief worden beïnvloed.
)Druk wanneer u de aansteker wiltgebruiken, deze in en wacht enkele seconden tot de aansteker uit zichzelf naar buiten springt.)Verwijder de aansteker en sluit eengeschikte adapter aan als u een
12 V- ac c essoire (maximaal vermogen:
120 W) wilt aansluiten.









Aansteker/
12 V-aansluiting

Page 82 of 348












USB-box

Deze aansluitmodule, die bestaat uit eenJACK-aansluiting en een USB-poort, bevindtzich in de armsteun vóór (onder het deksel).
Hierop kunt u draagbare apparatuur aansluiten,zoals een iPod®
of een USB-stick.®

Dankzij de aansluitmodule kunt u de
audiobestanden op uw draagbare apparatuur beluisteren via de luidsprekers van uwautoradio.
U kunt deze bestanden beheren met de toetsen
op het stuur wiel of het bedieningspaneel van
de autoradio en ze weergeven op het display
van het instrumentenpaneel.
Ti
jdens het gebruik van de USB-poor t kan de draagbare apparatuur automatisch worden
opgeladen.


Raadpleeg voor meer informatie over het gebruik van deze uitrusting het hoofdstuk"Audio en Telematicasysteem". Voor het com
fort en als opbergmogelijkheid
voor de bestuurder en voorpassagier.













Middenarmsteun
Opbergvakken
)To egang tot het grote opbergvak: druk op
de knop 1 en til het deksel op.)To egang tot het kleine opbergvak (onder
de klep van de armsteun
): druk op de knop2 en til de klep op.In deze opbergvakken kunt u draagbareapparatuur (telefoon, MP3 -speler, ...) opbergen
die op de USB-/Jack-aansluiting kan worden aangesloten.
Het grote opbergvak is voorzien van een regelbare ventilatieopening zodat gekoelde
lucht het vak in kan stromen.

Page 83 of 348

81Comfort
Skiluik
Het skiluik kan worden gebruikt voor het
ver voeren van lange voor werpen.
Openen
) Klap de middenarmsteun omlaag.)
Druk op de ontgrendelingsknop van
het luik.) Laat het skiluik zakken. )
Steek voor werpen vanuit de bagageruimte door het skiluik.


)Klap de middenarmsteun achter omlaagvoor een optimaal zitcomfort.
De armsteun is bij bepaalde uitvoeringen
voorzien van bekerhouders. Tevens hebt u, als
de armsteun is neer
geklapt, toegang tot hetskiluik.







Middenarmsteun achter

Page 84 of 348














Voorzieningen van
de bagageruimte
1.HoedenplankenDeze kunnen worden verwijderd zodatgrotere voorwerpen vervoerd kunnen
worden. 2.Haken (voor tassen)3.Sjorogen4.Riemen voor de gevarendriehoek

Page 85 of 348

83Comfort










Gevarendriehoek (opbergen)

Trek voordat u uit de auto stapt om de gevarendriehoek uit te vouwen en te plaatsen uw reflecterendeveiligheidsvest aan.Raadplee
g voor gebruik van degevarendriehoek de gebruiksaanwijzing van de
fabrikant.
Gebruik de op de binnenbekleding van de
achterklep gemonteerde riemen om een
opgevouwen gevarendriehoek, al dan niet in
een koker, op te bergen.

Op de weg plaatsen van de
gevarendriehoek
)
Plaats de gevarendriehoek achter de
auto op de in de onderstaande tabel
aan
gegeven afstand, afhankelijk van het
we
gtype en de hoeveelheid buitenlicht.

Deze waarden zijn gebaseerd opinternationale richtlijnen.
Houd u bij het plaatsen van de gevarendriehoek aan de ter plaatse geldende wettelijke voorschriften.


De gevarendriehoek is leverbaar als accessoire; raadpleeg hetCITROËN-netwerk of eengekwalificeerde werkplaats.
Plaatsingsafstand (in meter)
Buiten de bebouwde komSnelwegOverdag's Nachts

5
0 m 80 m 150 m

Page 86 of 348









Verwarming en ventilatie
Bedieningspaneel
De lucht kan afhankelijk van de instellingen
van de bestuurder, voorpassagier of achterpassagiers via verschillende circuits
worden toegevoerd.
Stel de temperatuurregeling in: de lucht van de
verschillende circuits wordt gemengd om hetgewenste comfor tniveau te bereiken.
Stel de luchtverdeling in met de desbetreffende(combinatie van) toetsen: de lucht wordt via de gewenste uitstroomopeningen verdeeld. Stel de luchtopbrengst in: de aanjagersnelheid
wordt verhoogd of verlaagd.
De bedieningsschakelaars bevinden zich op
het paneel Avan de middenconsole.
1.Uitstroomopeningen voor het ontdooien of ontwasemen van de voorruit. 2.
Uitstroomopeningen voor het ontdooien of ontwasemen van de voorste zijruiten en de
voorportierruiten. 3. Afsluitbare en verstelbare zijventilatieroosters.4.Afsluitbare en verstelbare middelsteventilatieroosters. De ventilatie zor
gt voor een optimaal comforten zicht in het interieur.
5
. Uitstroomopeningen beenruimte
voorpassagiers.
6
.Afsluitbare en verstelbare ventilatieroostersvoor de achterpassagiers.
7. Uitstroomopeningen beenruimteachterpassagiers.


Luchtverdeling

Page 87 of 348

85
Comfort
Neem voor een optimale werking van de ver warming, ventilatie en airconditioning de volgende gebruiksadviezen in acht: )Let erop dat voor een gelijkmatige verdeling van de lucht naar het interieur deuitstroomopening onder de voorruit, de verschillende luchtkanalen, luchtroosters enoverige uitstroomopeningen alsmede de ventilatieopening in de bagageruimte vrij blijven.
)
Let erop dat de zonnesensor op het dashboard niet wordt afgedekt. Deze sensor dient voor de regeling van de automatische airconditioning. )
Zet de airconditioning minstens één tot twee keer per maand vijf tot tien minuten aan om het systeem in perfecte staat te houden. )
Controleer regelmatig de staat van het interieurfilter en laat de filterelementen periodiek ver vangen (zie het hoofdstuk "Controles"). Wij raden u een gecombineerd interieur filter aan. Dankzij het toegevoegde specialeactieve middel draagt het bij tot een gezuiverde lucht voor de inzittenden en een schooninterieur (vermindering van allergische reacties, stank en vetaanslag).)
Laat de airconditioning regelmatig controleren zoals voorgeschreven in hetonderhoudsboekje, om het systeem in perfecte staat te houden.)
Gebruik de airconditioning niet als deze niet koelt en raadpleeg het CITROËN-netwerkof een gekwalificeerde werkplaats. Om het brandstofverbruik te verminderen kunt u de airconditioning uitschakelen (toets A/C) terwijl de automatische stand ingeschakeld blijft. Als in deze stand de ruiten beginnen tebeslaan, kunt u de airconditioning tijdelijk inschakelen om de ruiten te ontwasemen.
Bij een zware belasting van de motor (trekken van een aanhanger op een steile helling bij een hoge buitentemperatuur) kan de airconditioning tijdelijk worden uitgeschakeld voor eenoptimale trekkracht van de motor.












Gebruiksadviezen voor de verwarming, ventilatie en airconditioning


Als de auto lange tijd in de zon heeft
gestaan en de temperatuur in hetinterieur hoog is opgelopen, zet dan de ruiten enige tijd open.Zorg er voor dat de aanjagersnelheid voldoende hoog is ingesteld, zodat de lucht in het interieur goed ververst wordt. Het airconditioningssysteem is chloorvrijen is niet schadelijk voor de ozonlaag.


Condensvorming door deairconditioning kan ertoe leiden dat zicheen klein plasje water onder de auto
vormt. Dit is een normaal verschijnsel.



Als u geen concessies wilt doen aan hetthermische comfor t, star t dan de motor of laat deze permanent draaien door opde toets ECO OFF te drukken.

Page 88 of 348






Automatische airconditioning met gescheiden regeling
1. Automatisch programma "comfort"
Wij raden aan om een van de drie
AUTO-standen te gebruiken: hetsysteem zorgt voor een aangenaam klimaat in de auto op basis van de
door u ingestelde waarde.
In alle drie de standen regelt het systeem zelf
de comfor ttemperatuur om zo snel mogelijk het
door u gewenste klimaat te verkrijgen.
) Druk herhaaldelijk op de toets "AU TO ".


- één lampje brandt; milde instelling,

- twee lampjes branden; gemiddelde instelling,

- drie lampjes branden; hoge instelling.

Gebruik bij voorkeur de instellingen"gemiddeld" en "hoog" voor het behoud
van een aangename temperatuur voor de
achterzitplaatsen.
Om bij koude motor te voorkomen dat er koude wind in uw gezicht geblazen wordt, wordt de aanjagersnelheid indergelijke situaties geleidelijk verhoogd tot het gewenste niveau is bereikt.
Als de temperatuur in de auto bij hetinstappen veel lager of hoger is dande ingestelde waarde, heeft het geenzin om voor het gewenste comfor t de ingestelde waarde te wijzigen. Het systeem compenseer t bij geslotenramen en ongeacht het seizoenautomatisch en zo snel mogelijk het temperatuurverschil.
Het s
ysteem kan in alle jaargetijden effectief gebruikt worden, mits de ruiten zijn gesloten.
Automatische werking
De airconditioning werkt uitsluitend bij draaiende motor.

Page 89 of 348

87
Comfort
4. Automatisch programma "zicht"

Om het interieur maximaal te verkoelen of te ver warmen is het mogelijk de minimale waarde 14 of de maximale waarde 28 te overschrijden.)
Draai de knop 2
of 3
naar linkstotdat "LO"
verschijnt of naar rechts totdat "HI"
verschijnt.
Zie "Voorruitontwasemin
g -Ontdooien".


3. Regeling bestuurder-passagier

De bestuurder en de voorpassagier kunnen de temperatuur afzonderlijk
naar wens instellen.
De op het display weergegeven
waarde heeft betrekking op een bepaaldcomfortniveau en niet op de werkelijke
temperatuur in graden Celsius of Fahrenheit.
)Draai de knop 2 of 3
naar links of naar rechts om deze waarde te verlagen of te
verhogen.
Voor een o
ptimaal comfor t wordt de waarde
21 aanbevolen. Niettemin is afhankelijk van
uw wensen een afstelling tussen 18 en 24 gebruikelijk.
Voor een optimaal comfor t is het raadzaam
dat het verschil in instellin
g links en rechts nietmeer dan 3 bedraagt.

Handmatig verstellen
Als u dat wenst, kunt u de automatische bediening van het systeem handmatig
aanpassen. De controlelampjes in de toets "AUTO"
gaan uit; de overige functies blijven
automatisch geregeld, met uitzondering van de
airconditionin
g.) Druk op de toets "AU TO "om het systeem
weer volledig automatisch te laten
functioneren.
Bij auto's met een Stop & Star t-systeem geldt dat zolang de voorruitontwaseming in werking is, deSTOP-functie niet beschikbaar is.

Page 90 of 348

5. Airconditioning aan/uit
)Druk op deze toets om de
airconditioning uit te schakelen.

Als de airconditioning wordt uitgeschakeld,
wordt het thermische comfort niet meer geregeld (vocht, beslagen ruiten). )Druk de toets nogmaals in zodra dit mogelijk is om de automatische werkingvan de airconditioning te hervatten. Het lampje van de toets "A/C"gaat branden.



6. Regeling luchtverdeling
)Druk op één of meer toetsen om de luchtstroom te verdelennaar:


-
de voorruit en de zijruiten,

- de centrale en zijventilatieroosters,

- de beenruimte van de passagiers.
U kunt de drie luchtstromen ook naar eigen
wens combineren.


7. R egeling luchtopbrengst
)Draai deze knop naar links
om de luchtopbrengst te
verminderen of naar rechts omdeze te verhogen.
De lamp
jes van de luchtopbrengst, tussen
de twee propellers, gaan afhankelijk van de
ingestelde waarde geleidelijk branden.


8. Toevoer van buitenlucht/luchtrecirculatie
De luchtrecirculatie dient om de toevoer van buitenlucht
bij stank en stofoverlast af te sluiten: in geval van
detectie van vervuiling van de buitenlucht (indien uwauto voorzien is van een luchtkwaliteitsonde).
Deze treedt in werking bij activering van deruitensproeier.
De werking stopt wanneer de buitentemperatuur
beneden de 5°C komt, om te voorkomen dat de ruiten
beslaan.


- Het branden van het rechter
lampje duidt erop dat de
luchtrecirculatie automatisch
wordt geregeld.

- Het branden van het linker
lampje duidt erop dat de
luchtrecirculatie handmatig in
werking is gesteld.

- Wanneer de lampjes uit
zijn, betekent dat dat de
luchtrecirculatie automatisch
wordt geregeld onafhankelijk van de detectie van luchtvervuiling.
Geen luchtkwaliteitsensor
In
dien uw auto niet voorzien isvan een luchtkwaliteitsensor,
druk dan op deze toets om de
luchtrecirculatie handmati
g in
werking te stellen.

Page:   < prev 1-10 ... 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 ... 350 next >