dashboard CITROEN DS5 2011 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 16 of 348

14 . Schakelaars ruiten / elektrisch bediendekindersloten / centrale vergrendeling.
15. Bedieningspaneel van eMyWay.
16.Ver snellingspook.
17. Bedieningspaneel ver warming/
airconditionin
g.
18. Autoradio.
19.Alarmknipperlichten.
20.Display.21. Middelste verstelbare en afsluitbareventilatieroosters.
22.Klokje.
23.Starten met START/STOP-knop.
24.Lezer van de elektronische sleutel.
25. Schakelaar ruitenwissers/ruitensproeiers/
boordcomputer.
26
. Bediening van de autoradio vanaf het stuurwiel

Cockpit
1.
Hendel motorkapontgrendeling.2.
Koplampverstelling. 3.
Verstelbare en afsluitbarezijventilatieroosters. 4.
Ontwaseming van de voorportierruiten.
5.
Ontwaseming voorste zijruiten.
6.Head-up display.7. Voorruitontwaseming.8.Airbag passagier.9.
Dashboardkastje / Uitschakeling passagiersairbag. 10.12V-aansluiting.11.
Bediening ruiten achter.12.Middenarmsteun met opbergvakken
USB/Jack-aansluiting. 13.Elektrische parkeerrem.
27. Airbag bestuurder.
Claxon. 28. Schakelaars snelheidsregelaar/-begrenzer. 29.
Schakelaarpaneel (zie vorige pagina). 30.
Afstellen buitenspiegels.
31.Schakelaar verlichting enrichtingaanwijzers. 32.
Instrumentenpaneel.33.
Verklikkerlampjes veiligheidsgordels en airbags.34.Plafonnier.35.Bediening head-up display.36.Bediening zonnescherm cockpit roof. 37.
Oproep naar Citroën Urgence met
lokalisering - Oproep naar Citroën
Assistance met lokalisering.

Page 22 of 348

Veiligheid voor alle inzittenden
1.Open het dashboardkastje. 2.Steek de sleutel (geïntegreerd in de elektronischesleutel) in de schakelaar.3.
Selecteer de stand: "ON"(inschakelen) wanneer een passagier op de
voorstoel zit of een kinderzitje voor ver voer met het
gezicht in de rijrichting is bevestigd,
"OFF"
(uitschakelen) wanneer een kinderzitje voor
ver voer met de rug in de rijrichting is bevestigd. 4. Ver wijder de sleutel zonder de stand van deschakelaar te veranderen.
Airbag voorpassagier
174

Veiligheidsgordels voor en
frontairbag aan passagierszijde
A.
Verklikkerlampje niet-vastgemaakte/losgemaakte veiligheidsgordel linksvoor. B.
Verklikkerlampje niet-vastgemaakte/losgemaakte veiligheidsgordel rechtsvoor.C.
Verklikkerlampje niet-vastgemaakte/losgemaakte veiligheidsgordel rechtsachter. D.Verklikkerlampje niet-vastgemaakte/losgemaakte veiligheidsgordel middenachter.
171
E.
Verklikkerlampje niet-vastgemaakte/
losgemaakte veiligheidsgordel linksachter.F.Verklikkerlampje uitgeschakelde airbag
vóór aan passagierszijde.G. Verklikkerlampje ingeschakelde airbag vóór aan passagierszijde.

Page 30 of 348






Instrumentenpaneel benzine-diesel
1.
Toerenteller (x 1000 t/min of rpm),
schaalverdeling afhankelijk van de
motoruitvoering (benzine of diesel). 2. Brandstofniveaumeter.3.Koelvloeistoftemperatuurmeter. 4.
Snelheidsmeter (km/h of mph).5.
Aanwijzingen van de snelheidsregelaar
of de snelheidsbegrenzer.A
.Dimmer dashboardverlichting en
verlichting bedieningselementen.
B
.- Herhaaldelijk kor t
indrukken: bandenspanningscontrole,
opnieuw weergeven
onderhoudsinformatie, logboek
waarschuwingsmeldingen.
- Lang indrukken: resetten
van de geselecteerde functie (onderhoudsindicator of dagteller). 6
. Opschakelindicator (handgeschakelde
versnellingsbak) of weergave positie
selectiehendel (EGS -versnellingsbak of
automatische transmissie).
7.Display van het instrumentenpaneel:
dagteller, waarschuwingsmeldingen,
meldingen over de status van functies(bijv.: oliedruk, accu, geopend portier, ...),boordcomputer, multimedia, navigatie. 8. Digitale snelheidsmeter (km/h of mph).

Meters en displays Bedieningstoetsen

Page 34 of 348

ControlelampjeStatusOorzaakActies / Opmerkingen



Automatische
ruitenwisserspermanen
t.De ruitenwisserschakelaar is naar
beneden bewo
gen.D
e automatische stand van de ruitenwissers vóór is
geactiveerd.Beweeg om de automatische stand van de
ruitenwissers te deactiveren de hendel omlaag of zet de hendel in een andere stand.



Airbag aanpassagierszijdepermanent op hetdisplay van de
verklikkerlampjes voor
de veiligheidsgordels
en de airbag vóór aan passagierszijde.
De schakelaar in het dashboardkastjestaat in de stand "ON".De passagiersairbag vóór is geactiveerd.Plaats in dit geval geen kinderzitje met de rug in de rijrichting op de stoel
van de voorpassagier.
Zet de schakelaar in de stand "OFF"
om depassagiersairbag vóór uit te schakelen.In dit geval kunt u een kinderzitje met de rug in de
rijrichting plaatsen.

Stop & Startpermanent. Het Stop & Start-systeem heeft
de motor in de STOP-standgezet(verkeerslicht, stopbord,
opstopping, enz.).Het lamp
je gaat uit en de motor wordt automatisch gestart als u wilt wegrijden.
knippert enkele
seconden en gaat dan uit.De
STOP-stand is nu nietbeschikbaar.of De motor wordt automatisch gestart. Raadplee
g het hoofdstuk "Rijden - § Stop & Start-systeem" voor bijzonderheden van de Stop- en Start-stand.

Page 35 of 348

33Controle tijdens het rijden
Verklikkerlampjes uitgeschakelde functies
De volgende verklikkerlampjes geven aan dat de desbetreffende functie handmatig is uitgeschakeld. Soms klinkt er ook een geluidssignaal en verschijnt er een melding op het display van het instrumentenpaneel.

ControlelampjeStatusOorzaakActies / Opmerkingen




Passagiersairbag
permanent, ophet display van de
verklikkerlampjes voor de veiligheidsgordelsen de airbag vóór aan passagierszijde.
De schakelaar in het dashboardkastjestaat in de stand "OFF".
De airbag vóór aan passagierszijde is
uitgeschakeld.

Zet de schakelaar in de stand "ON" om de airbag vóór
aan passagierszijde in te schakelen.
Bevesti
g in dit geval op deze zitplaats geen kinderzitjemet de rug in de rijrichting.



CDS/ASR

permanent. De toets linksonder op het dashboard
wordt ingedrukt. Het bijbehorende
verklikkerlampje gaat branden.
De functie CDS/ASR wordt
uitgeschakeld.
CDS: dynamische stabiliteitscontrole.
ASR: antislipregeling. Druk op de toets om de functie CDS/ASR in te
schakelen. Het verklikkerlampje dooft.
De functie CDS/ASR wordt automatisch ingeschakeld
als de motor wordt gestart.
Na uitschakelen van het systeem, wordt het
automatisch opnieuw in
geschakeld bij snelheden hoger dan ongeveer 50 km/h.

Page 44 of 348

U kunt de lichtsterkte van dedashboardverlichting handmatig aanpassen
aan het licht van de omgeving.
Dimmer
dashboardverlichting

Actief
Als de verlichting van de auto is ingeschakeld:
)druk op de knop om de sterkte van de dashboardverlichting te variëren, )laat de knop los zodra de gewenste lichtsterkte is bereikt.



Inactief

De dashboardverlichting kan niet worden
ingesteld als de verlichting van de auto is
uitgeschakeld of, bij auto's met verlichtingoverdag, in de dagstand staat. De kilometer teller
geeft de totale kilometerstand van de auto aan.De kilometerteller en dagteller worden
gedurende 30 seconden weergegeven bij het
afzetten van het contact, bij het openen van het
bestuurdersportier en bij het vergrendelen en
ontgrendelen van de auto.
Kilometerteller
De dagteller geeft het aantal gereden kilometers weer nadat de bestuurder de teller
op 0 heeft gezet.) Druk bij aangezet contact op de knop
tot de dagteller op 0 staat.


Dagteller
Verander om aan de plaatselijkeregelgeving te kunnen voldoen de eenheidvan de afstand (km of mijl) zodat dezeovereenkomt met de eenheid die wordt gebruikt in het land waar u zich bevindt. Ditkunt u doen via het configuratiemenu.

Page 80 of 348





















Indeling
interieur
1.Dashboardkastje De flessenhouder biedt plaats voor een fles van 0,5 liter. 2.Opbergvakken3.Bergruimte4.Kaartenvak (volgens uitvoering)5. Uitneembare asbak / 12- volt s (120 W)
stopcontact voor accesoires Druk op het deksel om de asbak te openen.Asbak legen: trek de asbak omhoog omdeze te ver wijderen.
6.Middenarmsteun vóórrDeze is verlicht, gekoeld en voorzien van
bergruimte (fles van 0,5 liter, ...).
7.USB-box8.12V- stopcontact(120 W)Houd u aan het maximaal toegestane
vermogen om schade aan uw apparatuur te
voorkomen.9.Blikhoudersin de por tierbekleding.

Page 87 of 348

85
Comfort
Neem voor een optimale werking van de ver warming, ventilatie en airconditioning de volgende gebruiksadviezen in acht: )Let erop dat voor een gelijkmatige verdeling van de lucht naar het interieur deuitstroomopening onder de voorruit, de verschillende luchtkanalen, luchtroosters enoverige uitstroomopeningen alsmede de ventilatieopening in de bagageruimte vrij blijven.
)
Let erop dat de zonnesensor op het dashboard niet wordt afgedekt. Deze sensor dient voor de regeling van de automatische airconditioning. )
Zet de airconditioning minstens één tot twee keer per maand vijf tot tien minuten aan om het systeem in perfecte staat te houden. )
Controleer regelmatig de staat van het interieurfilter en laat de filterelementen periodiek ver vangen (zie het hoofdstuk "Controles"). Wij raden u een gecombineerd interieur filter aan. Dankzij het toegevoegde specialeactieve middel draagt het bij tot een gezuiverde lucht voor de inzittenden en een schooninterieur (vermindering van allergische reacties, stank en vetaanslag).)
Laat de airconditioning regelmatig controleren zoals voorgeschreven in hetonderhoudsboekje, om het systeem in perfecte staat te houden.)
Gebruik de airconditioning niet als deze niet koelt en raadpleeg het CITROËN-netwerkof een gekwalificeerde werkplaats. Om het brandstofverbruik te verminderen kunt u de airconditioning uitschakelen (toets A/C) terwijl de automatische stand ingeschakeld blijft. Als in deze stand de ruiten beginnen tebeslaan, kunt u de airconditioning tijdelijk inschakelen om de ruiten te ontwasemen.
Bij een zware belasting van de motor (trekken van een aanhanger op een steile helling bij een hoge buitentemperatuur) kan de airconditioning tijdelijk worden uitgeschakeld voor eenoptimale trekkracht van de motor.












Gebruiksadviezen voor de verwarming, ventilatie en airconditioning


Als de auto lange tijd in de zon heeft
gestaan en de temperatuur in hetinterieur hoog is opgelopen, zet dan de ruiten enige tijd open.Zorg er voor dat de aanjagersnelheid voldoende hoog is ingesteld, zodat de lucht in het interieur goed ververst wordt. Het airconditioningssysteem is chloorvrijen is niet schadelijk voor de ozonlaag.


Condensvorming door deairconditioning kan ertoe leiden dat zicheen klein plasje water onder de auto
vormt. Dit is een normaal verschijnsel.



Als u geen concessies wilt doen aan hetthermische comfor t, star t dan de motor of laat deze permanent draaien door opde toets ECO OFF te drukken.

Page 175 of 348

173Veiligheid
Airbags


De airbags zijn speciaal ontworpen om de veiligheid
van de inzittenden (uitgezonderd de middelste passagier achter) bij ernstige aanrijdingen te
verbeteren. Ze vormen een aanvulling op de werking
van de veiligheidsgordels met spanbegrenzers
(behalve bij de middelste passagier achter).
De elektronische schoksensoren registreren
de
frontale en zijdelingse aanrijdingen waaraan
de registratiezones voor een aanrijding worden
bloot
gesteld:

- bij een ernstige aanrijding gaan deairbags onmiddellijk af om de inzittenden
van de auto (uitgezonderd de middelste passagier achter) te beschermen. Direct na de aanrijding ontsnapt het gas snel
uit de airbags, zodat het zicht niet wordtbelemmerd en de inzittenden de auto eventueel kunnen verlaten,

- bij een minder ernstige aanrijding of een aanrijding van achteren en in bepaalde gevallen waarbij de auto over de kop slaat,
treden de airbags niet in werking. De
veiligheidsgordels zorgen in deze situaties
voor een afdoende bescherming.
De airbags werken alleen als hetcontact aan is. De airbags werken slechts eenmaal.Als er een tweede aanrijding plaatsvindt(tijdens hetzelfde of een volgendongeval), worden de airbags niet meer opgeblazen.
Het activeren van de airbags gaatgepaard met wat onschadelijke rook en een knal, als gevolg van de activeringvan de pyrotechnische lading die in hetsysteem is geïntegreerd.De rook is niet schadelijk, maar kanvoor personen die hier gevoelig voor zijn, irriterend zijn.
De knal die bij het afgaan wordt geproduceerd, kan het gehoor gedurende een korte periode enigszins verminderen.
Registratiezones voor een aanrijding
A.
Impactzone vóór.B.
Impactzone opzij.
Frontair bags


Activering

De airbags worden gelijktijdig opgeblazen,
behalve als de airbag aan passagierszijde
is uitgeschakeld, bij een ernstige frontale
aanrijding binnen (een gedeelte van) de
impactzone vóór (A), in de lengterichtingvan de auto en vanaf de voorzijde richting
de achterzijde van de auto, die zich op een
horizontale ondergrond moet bevinden.
De frontairbag wordt opgeblazen tussen de
bestuurder en het stuur of tussen de passagier
voorin en het dashboard om te verhinderen dat
deze naar voren wordt geslingerd. De frontairba
gs beschermen de bestuurder en voorpassagier bij een ernstige frontale
aanrijding, om de kans op hoofd- en borstletsel
te verkleinen.
De bestuurdersairbag is geïntegreerd in het stuur wiel en de passagiersairbag in het
dashboard boven het dashboardkastje.

Page 178 of 348

Maak er een gewoonte van om normaal rechtop in de voorstoelen te zitten.
Draag altijd een correct afgesteldeautogordel.
Zorg dat er zich niets bevindt tussen de airbag en de inzittenden (kinderen, huisdieren, objecten...). Dit kan de goedewerking van de airbag belemmeren en/of de inzittende bij het opblazen van de airbag verwonden.
Laat na een aanrijding of diefstal van uw auto de airbagsystemen controleren.
Werkzaamheden aan airbagsystemenmogen uitsluitend door het CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerdewerkplaats worden uitgevoerd.
Zelfs als alle bovenstaande voorschriftenworden nageleefd, blijft de kans bestaan op letsel of lichte brandwonden aan het hoofd, de borst of de armen als de airbagwordt geactiveerd. De airbag wordt namelijk zeer snel opgeblazen (binnen enkelemilliseconden) en loopt vervolgens even snel leeg, waarbij de warme gassen via dedaarvoor bestemde openingen naar buitenstromen.
Zijairbags
Bedek de stoelen uitsluitend met daarvoor goedgekeurde stoelhoezen, die in combinatie met actieve zijairbags gebruikt kunnen worden. Voor informatie over destoelhoezen die geschikt zijn voor uw auto kunt u zich wenden tot het CITROËN-netwerk (zie hoofdstuk "Praktische informatie - § Accessoires").Bevestig nooit iets aan de rugleuning van de stoelen (kleding...): dit zou bij het afgaan van de airbags kunnen leiden tot ver wondingen aan armen of borstkas.Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel zitten.


Airbags vóór

Houd het stuur wiel niet aan de spakenvast en laat uw handen niet op het stuurwielkussen rusten. De voorpassagier mag zijn voeten niet op het dashboard laten rusten.
Het is raadzaam niet te roken in de auto. Als deairbag wordt opgeblazen, kunnen brandendesigaretten of een pijp brandwonden of ander letsel veroorzaken.
Ver wijder het stuur wiel nooit, maak geen gaten in de stuur wielbekleding en sla er niet op.

Windowairbags
Bevestig nooit iets op de hemelbekleding; dit zou bij het afgaan van de windowairbagskunnen leiden tot hoofdletsel.Demonteer nooit de handgrepen van het dak(indien aanwezig); deze maken deel uit van de bevestiging van de windowairbags.

Houd u aan de volgende veiligheidsvoorschriften voor een maximale effectiviteit van de airbags:

Page:   1-10 11-20 next >