CITROEN DS5 HYBRID 2012 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 111 of 358

109Comfort










Gevarendriehoek (opbergen)

Trek voordat u uit de auto stapt om de gevarendriehoek uit te vouwen en te plaatsen uw reflecterendeveiligheidsvest aan.Raadplee
g voor gebruik van degevarendriehoek de gebruiksaanwijzing van de
fabrikant.
Gebruik de op de binnenbekleding van de
achterklep gemonteerde riemen om een
opgevouwen gevarendriehoek, al dan niet in
een koker, op te bergen.

Op de weg plaatsen van de
gevarendriehoek
)
Plaats de gevarendriehoek achter de
auto op de in de onderstaande tabel
aan
gegeven afstand, afhankelijk van het
we
gtype en de hoeveelheid buitenlicht.

Deze waarden zijn gebaseerd opinternationale richtlijnen.
Houd u bij het plaatsen van de gevarendriehoek aan de ter plaatse geldende wettelijke voorschrif ten.

De gevarendriehoek is leverbaar als accessoire; raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Plaatsingsafstand (in meter)
Buiten de bebouwde komSnelwegOverdag's Nachts

5
0 m 80 m 150 m

Page 112 of 358









Verwarming en ventilatie
Bedieningspaneel
De lucht kan afhankelijk van de instellingen
van de bestuurder, voorpassagier of achterpassagiers via verschillende circuits
worden toegevoerd.
Stel de temperatuurregeling in: de lucht van de
verschillende circuits wordt gemengd om hetgewenste comfor tniveau te bereiken.
Stel de luchtverdeling in met de desbetreffende(combinatie van) toetsen: de lucht wordt via de gewenste uitstroomopeningen verdeeld. Stel de luchtopbrengst in: de aanjagersnelheid
wordt verhoogd of verlaagd.
De bedieningsschakelaars bevinden zich op
het paneel Avan de middenconsole.
1.Uitstroomopeningen voor het ontdooien of ontwasemen van de voorruit.
2. Uitstroomopeningen voor het ontdooien of ontwasemen van de voorste zijruiten en de
voorportierruiten.
3. Afsluitbare en verstelbare zijventilatieroosters.4.Afsluitbare en verstelbare middelsteventilatieroosters. De ventilatie zor
gt voor een optimaal comforten zicht in het interieur.
5
. Uitstroomopeningen beenruimte
voorpassagiers.
6
.Afsluitbare en verstelbare ventilatieroostersvoor de achterpassagiers.
7. Uitstroomopeningen beenruimteachterpassagiers.


Luchtverdeling

Page 113 of 358

111Comfort
Neem voor een optimale werking van de ver warming, ventilatie en airconditioning de volgende gebruiksadviezen in acht: )
Let erop dat voor een gelijkmatige verdeling van de lucht naar het interieur deuitstroomopening onder de voorruit, de verschillende luchtkanalen, luchtroosters enoverige uitstroomopeningen alsmede de ventilatieopening in de bagageruimte vrij
blijven.)
Let erop dat de zonnesensor op het dashboard niet wordt afgedekt. Deze sensor dient voor de regeling van de automatische airconditioning. )
Zet de airconditioning minstens één tot twee keer per maand vijf tot tien minuten aan om het systeem in perfecte staat te houden. )
Controleer regelmatig de staat van het interieur filter en laat de filterelementen periodiek ver vangen (zie het hoofdstuk "Controles"). Wij raden u een gecombineerd interieur filter aan. Dankzij het toegevoegde specialeactieve middel draagt het bij tot een gezuiverde lucht voor de inzittenden en een schooninterieur (vermindering van allergische reacties, stank en vetaanslag).)
Laat de airconditioning regelmatig controleren zoals voorgeschreven in hetonderhoudsboekje, om het systeem in perfecte staat te houden.)
Gebruik de airconditioning niet als deze niet koelt en raadpleeg het CITROËN-netwerkof een gekwalificeerde werkplaats. Om het brandstofverbruik te verminderen kunt u de airconditioning uitschakelen (toets A /C) terwijl de automatische stand ingeschakeld blijft. Als in deze stand de ruiten beginnen tebeslaan, kunt u de airconditioning tijdelijk inschakelen om de ruiten te ontwasemen.
Bij een zware belasting van de motor (trekken van een aanhanger op een steile helling bij een hoge buitentemperatuur) kan de airconditioning tijdelijk worden uitgeschakeld voor eenoptimale trekkracht van de motor.












Gebruiksadviezen voor de verwarming, ventilatie en airconditioning


Als de auto lange tijd in de zon heeft
gestaan en de temperatuur in hetinterieur hoog is opgelopen, zet dan de ruiten enige tijd open.Zorg er voor dat de aanjagersnelheid voldoende hoog is ingesteld, zodat de lucht in het interieur goed ververst wordt. Het airconditioningssysteem is chloorvrijen is niet schadelijk voor de ozonlaag.


Condensvorming door deairconditioning kan ertoe leiden dat zicheen klein plasje water onder de auto
vormt. Dit is een normaal verschijnsel.

Page 114 of 358






Automatische airconditioning met gescheiden regeling
1. Automatisch programma "comfort"
Wij raden aan om een van de drie
AUTO-standen te gebruiken: hetsysteem zorgt voor een aangenaam klimaat in de auto op basis van de
door u ingestelde waarde.
In alle drie de standen regelt het systeem zelf
de comfor ttemperatuur om zo snel mogelijk het
door u gewenste klimaat te verkrijgen.
) Druk herhaaldelijk op de toets "AU TO ".


- één lampje brandt; milde instelling,

- twee lampjes branden; gemiddelde instelling,

- drie lampjes branden; hoge instelling.

Gebruik bij voorkeur de instellingen"gemiddeld" en "hoog" voor het behoud
van een aangename temperatuur voor de
achterzitplaatsen.
Om bij koude motor te voorkomen dat er koude wind in uw gezicht geblazen wordt, wordt de aanjagersnelheid indergelijke situaties geleidelijk verhoogd tot het gewenste niveau is bereikt. Als de temperatuur in de auto bij hetinstappen veel lager of hoger is dande ingestelde waarde, heeft het geenzin om voor het gewenste comfor t de ingestelde waarde te wijzigen. Het systeem compenseer t bij geslotenramen en ongeacht het seizoenautomatisch en zo snel mogelijk het temperatuurverschil.
Het s
ysteem kan in alle jaargetijden effectief
gebruikt worden, mits de ruiten zijn gesloten.
Automatische werking
De airconditioning werkt uitsluitend als het hybridesysteem is ingeschakeld, behalve in de STOP-stand van het Stop and Start-systeem.

Page 115 of 358

113Comfort
4. Automatisch programma "zicht"

Om het interieur maximaal te verkoelen of te ver warmen is het mogelijk de minimale waarde 14 of de maximale waarde 28 te overschrijden.)
Draai de knop 2
of 3
naar linkstotdat "LO"
verschijnt of naar rechts totdat "HI"
verschijnt.
Zie "Voorruitontwasemin
g -Ontdooien".


2-3. Regeling bestuurder-
passagier
De bestuurder en de voorpassagier kunnen de temperatuur afzonderlijk
naar wens instellen.
De op het display weergegeven
waarde heeft betrekking op een bepaaldcomfortniveau en niet op de werkelijke
temperatuur in graden Celsius of Fahrenheit.
)Draai de knop 2of 3naar links of naar rechts om deze waarde te verlagen of te
verhogen.
Voor een o
ptimaal comfor t wordt de waarde
21 aanbevolen. Niettemin is afhankelijk
van uw wensen een afstelling tussen 18 en 24 gebruikelijk.
Voor een optimaal comfor t is het raadzaam
dat het verschil in instellin
g links en rechts nietmeer dan 3 bedraagt.

Handmatig verstellen
Als u dat wenst, kunt u de automatische bediening van het systeem handmatig
aanpassen. De controlelampjes in de toets "AUTO"
gaan uit; de overige functies blijven
automatisch geregeld, met uitzondering van de
airconditionin
g.) Druk op de toets "AU TO "om het systeem
weer volledig automatisch te laten
functioneren.
Bij auto's met een Stop & Start-systeem geldt dat zolang de voorruitontwaseming in werking is, dedieselmotor niet wordt afgezet.

Page 116 of 358

5. Airconditioning aan/uit
)Druk op deze toets om de
airconditioning uit te schakelen.

Als de airconditioning wordt uitgeschakeld,
wordt het thermische comfort niet meer geregeld (vocht, beslagen ruiten). )Druk de toets nogmaals in zodra dit mogelijk is om de automatische werkingvan de airconditioning te hervatten. Het lampje van de toets "A/C"gaat branden.



6. Regeling luchtverdeling
)Druk op één of meer toetsen om de luchtstroom te verdelennaar:


-
de voorruit en de zijruiten,

- de centrale en zijventilatieroosters,

- de beenruimte van de passagiers.
U kunt de drie luchtstromen ook naar eigen
wens combineren.


7. R egeling luchtopbrengst
)Draai deze knop naar links
om de luchtopbrengst te
verminderen of naar rechts omdeze te verhogen.
De lamp
jes van de luchtopbrengst, tussen
de twee propellers, gaan afhankelijk van de
ingestelde waarde geleidelijk branden.


8. Toevoer van buitenlucht/luchtrecirculatie
De luchtrecirculatie dient om de toevoer van
buitenlucht bij stank en stofoverlast af tesluiten: in geval van detectie van ver vuiling van
de buitenlucht (indien uw auto voorzien is vaneen luchtkwaliteitssonde). Deze treedt in werking bij activering van de
ruitensproeier. De werking stopt wanneer de
buitentemperatuur beneden de 5°C komt, om te
voorkomen dat de ruiten beslaan.


- Het branden van het lamp
je met de "A" duidt erop dat de
luchtrecirculatie automatisch
wordt geregeld.

- Het branden van het lampje
zonder de "A" duidt erop dat de
luchtrecirculatie handmatig in
werkin
g is gesteld.

- Wanneer de lampjes uit
zijn, betekent dat dat deluchtrecirculatie automatischwordt geregeld onafhankelijk
van de detectie van
luchtvervuiling.

Geen luchtkwaliteitsensor
In
dien uw auto niet voorzien isvan een luchtkwaliteitsensor,
druk dan op deze toets om de
luchtrecirculatie handmati
g in
werking te stellen.

Page 117 of 358

115
Comfort
Uitschakelen van het
s
ysteem )Draai de knop van de luchtopbrengst naar links tot alle lampjes uitgaan.
Ver mijd het te lang rijden met ingeschakelde luchtrecirculatie of een uitgeschakeld systeem, om te voorkomen dat de ruiten beslaan of de luchtkwaliteit vermindert. Alle
functies van de airconditioning en het
ventilatiesysteem worden dan uitgeschakeld.
De temperatuur wordt dan niet meer geregeld, maar er blijft een kleine luchtstroomgehandhaafd. ) Wijzig de instellingen (temperatuur, luchthoeveelheid en luchtverdeling) of druk
op de toets "AUTO"
om het systeem weer
met de laatst ingestelde waarden in teschakelen.

9. "REST"-functie: maximaleairconditioning
)
Als u de interieurlucht snel wiltkoelen, druk dan op deze toets: "LO"wordt weergegeven.

Om vorige instellingen te her vatten, drukt u
opnieuw op deze toets.

Page 118 of 358

) Schakel, zodra de omstandigheden het toelaten, de achterruit- en buitenspiegelver warming uit,omdat een geringer stroomverbruik leidt tot een verlaging van het brandstofverbruik.


Ontwasemen -
Ontdooien vóór







Achterruit- en buitenspiegelverwarming
)U kunt de achterruitver warmingook eerder uitschakelen door
nogmaals op de toets te drukken. Het controlelampje
van de toets gaat uit.
Automatisch programma "Zicht"

Aan
Bij auto's met een Stop & Start-systeem geldt dat zolang devoorruitontwaseming in werking is, de STOP-functie niet beschikbaar is.


Uit

De achterruitverwarming wordt automatisch uitgeschakeld om onnodig stroomverbruik te
voorkomen.
)Selecteer dit programma om de
voorruit en de zijruiten snel te ontwasemen of te ontdooien.
Het systeem werkt volledig automatischen regelt de luchttemperatuur, de aanjagersnelheid en de luchttoevoer; het stelt
de luchtverdeling zodanig in dat de voorruit en
de zijruiten zo snel mogelijk schoon worden.)Druk nogmaals op de toets "Zicht"of op
"AU TO "om deze functie uit te schakelen;het controlelampje in de toets gaat uit en dat van de toets "AUTO"
gaat branden.
Het systeem keer t terug naar dezelfde
instellingen als die van vóór het uitschakelen.
)Druk op deze toets (op het bedieningspaneel van
de airconditioning) om de
achterruit en de buitenspiegels
te ontwasemen. Hetcontrolelampje van de toets gaat branden.

De achterruitver warming werkt uitsluitend als
het hybridesysteem is ingeschakeld.

Page 119 of 358

11 7Comfort

Page 120 of 358

004
Rijden

Page:   < prev 1-10 ... 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 ... 360 next >