CITROEN DS5 HYBRID 2012 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 131 of 358

129Rijden














EGS 6-versnellingsbak


Bij de EGS 6-versnellingsbak kunt u kiezen
tussen automatische bediening en handmatigschakelen.
R. Achteruit. )
Trap het rempedaal in, trek deselectiehendel omhoog en duw deze naar
voren.
N. Neutraalstand.
) Trap het rempedaal in en selecteer dezestand om de motor te kunnen starten.A.
Automatische bediening.)
Duw de selectiehendel naar achteren om deze stand te selecteren.M. Handmatig, sequentieel schakelen.)
Til de selectiehendel op en beweeg deze
naar achteren om deze stand te selecteren en schakel ver volgens met behulp van deflippers achter het stuurwiel.

Selectiehendel
+.Opschakelen (rechts van het stuur wiel).)
Tr e k d e flipper aan de rechterzijde achter het stuurwiel "+"
een keer naar u toe om
op te schakelen. -.
Te r u g s c h a k e l e n (links van het stuur wiel).
)
Tr e k d e flipper aan de linkerzijde achter hetstuurwiel "-"een keer naar u toe om terug
te schakelen.

Flippers achter het stuurwiel


Met de flippers is het niet mogelijk deneutraalstand of de achteruitversnellingin te schakelen of uit de
achteruitversnelling te schakelen.
In combinatie met deze versnellingsbak beschikt uw auto over een aantal aanvullendefuncties:


- de Hill Start Assist,

- de kruipfunctie (de auto zet zich bij het
loslaten van het rempedaal langzaam
in beweging), als de automatische
bediening is geselecteerd of tijdens hetachteruitrijden. Deze versnellin
gsbak heeft tweegebruiksmogelijkheden: -automatischebediening, waarbij het
op- en terugschakelen volledig automatisch
wordt geregeld,-handmatige bediening, waarbij de
bestuurder zelf sequentieel kan schakelen.
Bij de automatische bediening blijft het altijd mogelijk om zelf te schakelen met behulp van
de flippers achter het stuur wiel, bijvoorbeeld om even snel in te halen.

Page 132 of 358


Bij het inschakelen van deachteruitversnelling klinkt eengeluidssignaal. Zet voordat u de auto verlaat deselectiehendel in de stand Nen schakel het hybridesysteem uit door het contact uit
te zetten (controlelampje Readygedoofd). y

Als u de motor probeer t te star ten zonder dat de selectiehendel in de stand Nstaat, knippert de aanduiding N
op het instrumentenpaneelin combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display van het instrumentenpaneel. Als bij het starten het rempedaal niet wordt ingetrapt, knippert op het instrumentenpaneel de aanduiding voet op het rempedaal
in combinatie met een geluidssignaal en een melding op hetdisplay van het instrumentenpaneel.

Als de motor stationair draait, u niet
remt, de handrem is vrijgezet en de stand R
, A
of Mis geselecteerd, rijdt deauto zonder dat u gas hoeft te geven.
Weergave op het
instrumentenpaneel
NNeutral (neutraalstand).RReverse (achteruitversnelling).1, 2, 3, 4, 5, 6Versnellingen bij handmatig schakelen.AGaat branden als u kiest voor automatischebediening en gaat uit als u kiest voor handmatige bediening.
)Trap het rempedaal in
als een
melding wordt weergegeven op het
display van het instrumentenpaneel.



Starten van de auto
)
Selecteer de stand N
. )
Houd het rempedaal ingetrapt. )
Star t het hybridesysteem.

Op het display van het
instrumentenpaneel verschi
jnt de
aanduiding N .
)
Selecteer een versnelling (stand Mof A
) of Ade achteruitversnelling (stand R).R)
Zet de handrem vrij als deze nietautomatisch wordt bediend.)
Neem uw voet van het rempedaal engeef gas.
Op het display van het
instrumentenpaneel verschijnt de aanduiding A, 1of R.

Automatische bediening
)Star t de auto en selecteer de stand A
omde stand automatische bediening in te schakelen.
Op het displa
y van het instrumentenpaneel verschijnt de
aanduiding A.
De versnellingsbak werkt dan automatisch,
zonder dat u zelf hoeft te schakelen. De
versnellingsbak kiest voortdurend de meest geschikte versnelling, afhankelijk van de
volgende parameters:


- de ri
jstijl,

- het profiel van de weg.


Tr a p o m k r a c h t ig te accelereren(bijvoorbeeld voor eeninhaalmanoeuvre) het gaspedaal metkracht in, tot voorbij het zware punt.

Page 133 of 358

131Rijden

Handmatig schakelen
)
Zet na het starten de selectiehendel in destand M
om de handbediende stand in teschakelen.)
Bedien de flippers +
of -.


De aanduidin
g Averdwijnt en de
achtereenvolgens ingeschakelde
versnellingen worden weergegevenop het display van het instrumentenpaneel. Bi
j het remmen of het verminderen vande snelheid schakelt de versnellingsbakautomatisch terug, zodat de juiste versnellingis geselecteerd op het moment dat u het
gaspedaal weer intrapt.
Bi
j de automatische bediening blijft het altijd mogelijk om zelf te schakelen met behulp van
de flippers achter het stuur wiel, bijvoorbeeld om even snel in te halen. )Bedien de flippers "+"of "-"
achter het stuur.
De versnellingsbak wordt dan in de
desbetreffende versnelling geschakeld, mits de snelheid van de auto en het motor toerental dit toestaan. De aanduidingAblijft op het display staan.
Als de stuurbediening enige tijd niet meer gebruikt wordt, gaat de versnellingsbak weer
over op de automatische stand.
Handmatig schakelen
Als bij stapvoets rijden de achteruitversnelling wordt geselecteerd,wordt deze pas ingeschakeld als de auto volledig tot stilstand is gekomen(rempedaal ingetrapt). Op het displayvan het instrumentenpaneel wordt eenpictogram weergegeven.


In de handbediende stand wordt bij
krachtig accelereren niet opgeschakeld als de bestuurder de flippers achter het stuurwiel niet bedient. Selecteer de neutraalstand N
nooit tijdens het rijden. Selecteer de achteruitversnelling(stand R
) uitsluitend als de auto volledigRstilstaat en de voet op het rempedaalwordt gehouden.

Het schakelen naar een andere versnellingis alleen mogelijk als de snelheid van deauto en het motortoerental dit toestaan. De
verbrandingsmotor blijft altijd draaien.
Het is niet noodzakelijk om bij het schakelen
het gaspedaal los te laten.

Page 134 of 358

Selecteer wanneer u de auto metingeschakeld hybridesysteem stilzetaltijd de neutraalstand N.Controleer voordat u werkzaamheden
onder de motorkap uitvoer t altijd of de selectiehendel in de neutraalstand Nstaat en de handrem is aangetrokken.

Stilzetten van de auto
Als dit waarschuwingslampje
bij het aanzetten van hetcontact gaat knipperen,
in
combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display
van het instrumentenpaneel, duidt dit op een
storing in de versnellingsbak.
Laat het systeem controleren door hetCITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats. Voordat u de motor a
fzet, kunt u:


- de selectiehendel in de stand Nbewegenom de neutraalstand te selecteren,

- een versnelling ingeschakeld laten. In datgeval kan de auto niet worden verplaatst.
Trek in beide gevallen de handrem aan om de
auto volledig stil te zetten (als de handrem niet
in de automatische stand staat ingesteld).

Storing

Houd bij het starten van de motor altijdhet rempedaal ingetrapt.
Trek de handrem aan om te voorkomendat de auto wegrolt, behalve wanneer
de handrem automatisch wordt bediend.


Laat als het hybridesysteem is ingeschakeld nooit kinderen alleen in de auto achter.



Uit veiligheidsoverwegingen wordt deze functie alleen geactiveerd als u hetrempedaal intrapt tijdens het inschakelenvan een versnelling vooruit of deachteruitversnelling.
Deze functie wordt uitgeschakeld zodra het bestuurdersportier wordt geopend. Sluit om de functie weer in te schakelen het portier en trap het rempedaal of gaspedaal in.
Kruipfunctie (rijden
zonder
gasgeven)
Dankzij deze functie verloopt het rijden op lage snelheid soepeler (inparkeren, file rijden, ...).
Als het hybridesysteem is ingeschakeld en deselectiehendel in de stand A , M of Rstaat, zetde auto zich langzaam in beweging zodra u het rempedaal loslaat (zelfs zonder dat u hetgaspedaal bedient).

Page 135 of 358

133Rijden





Lane Departure Warning System (LDWS)
Dit systeem signaleert, met behulp van eencamera die doorgetrokken of onderbroken strepen herkent, het onvrijwillig overschrijden
van een rijstrookmarkering.
Om de actieve veiligheid te verhogen
analyseer t de camera de beelden en activeer t een waarschuwing, wanneer de aandacht van
de bestuurder verslapt en de auto de markering
overschrijdt (bij een wagensnelheid hoger dan 80 km/h).
Dit systeem werkt optimaal op snelwegen en
autowegen.
Activering
) Druk op de knop: het lampje gaat branden.


Het Lane Depar ture Warning System is een hulpmiddel voor de bestuurder, diedesondanks waakzaam moet blijven enverantwoordelijk is.
Uitschakelen
U wordt gewaarschuwd door het trillen van de zitting van de bestuurdersstoel:
- rechts: als de rechter rijstrookmarkering
wordt overschreden,
- links: als de linker ri
jstrookmarkering wordtoverschreden.
Als de richtingaanwijzer is ingeschakeld,
en ongeveer 20 seconden nadat deze is uitgeschakeld, wordt er geen enkele waarschuwing gegeven.
Signalering - waarschuwing


Storing

Er kunnen storingen in de signalering optreden:


- als de rijstrookmarkeringen weggesleten zijn,

- als er weinig contrast is tussen hetwegdek en de markeringen,

- als de voorruit vuil is,

- onder bepaalde extremeweersomstandigheden: mist,zware neerslag, sneeuw, sterkezonnestraling of bij direct zonlicht (zeer laagstaande zon, uitrijden van een tunnel, ...) en schaduw.

)
Druk opnieuw op de knop: het
lampje gaat uit. In het
geval van een storing knipper t het lampje
van de knop.
Raadplee
g het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
De status van het s
ysteem blijft na het afzetten
van het contact in het geheugen opgeslagen.

Page 136 of 358






Head-up display
Systeem dat bepaalde informatie op een
doorzichtig scherm projecteer t, in het directegezichtsveld van de bestuurder, zodat deze zijn
ogen niet van de weg hoeft af te wenden. Dit systeem werkt bij ingeschakeld hybridesysteem en de instellingen worden
opgeslagen bij het afzetten van het contact.

1
.Inschakelen/uitschakelen head-up display.
2. Hoogteverstelling weergave. 3.
Regeling lichtsterkte.


Als de head-up display is ingeschakeld, geeft
dit de volgende informatie weer:
A.De snelheid van uw auto.
B.De informatie van de snelheidsregelaar/-
begrenzer.

Informatie op de head-up
display
C.De aanwijzingen van het navigatiesysteem(volgens uitvoering).

Raadpleeg voor meer informatie over het navigatiesysteem het hoofdstuk "Audio en telematica".

Page 137 of 358

135
Rijden
)Druk bij ingeschakeld hybridesysteem
op de knop 1. De head-up display blijft
ingeschakeld/uitgeschakeld als de motor na het afzetten weer wordt gestart.
Het scherm wordt automatisch ongeveer 3 seconden na het uitzetten van de motor
ingeklapt, behalve in de STOP-stand van het Stop & Start-systeem.

Inschakelen / uitschakelen
)
Stel bij ingeschakeld hybridesysteem de lichtsterkte van de head-up display in met
de knop 3:


- naar achteren om de lichtsterkte teverhogen,

- naar voren om de lichtsterkte te
verlagen.
Regelen van de lichtsterkte
Het is raadzaam de knoppen uitsluitend bij stilstaande auto te bedienen.
Leg nooit voorwerpen rondom het
projectiescherm (of op de afdekking)zodat het uitklappen en de goedewerking van het scherm niet verhinderd wordt.

Bij bepaalde weersomstandigheden(regen en/of sneeuw, zeer zonnig, ...) kan de informatie op de head-up display tijdelijk minder goed leesbaar zijn.
Sommige zonnebrillen kunnen het lezenvan de informatie hinderen. Gebruik een schone en zachte doek (bijvoorbeeld een brillendoekjeof microfiber doekje) om hetprojectiescherm te reinigen. Gebruiknooit een droge doek, een schuurspons,schoonmaak- of oplosmiddel om tevoorkomen dat er krassen ontstaanop het scherm of de anti-reflecterende functie beschadigd raakt.



Hoogteverstelling
)Stel de head-up display bij ingeschakeldhybridesysteem op de gewenste hoogte af met de knop 2:- naar achteren om de head-up display hoger af te stellen,
- naar voren om de head-up display lager af te stellen.

Page 138 of 358









Snelheden opslaan
)
Ga naar het hoofdmenu door op de toets"MENU"te drukken. U kunt vi
jf snelheden opslaan in het geheugen van het systeem. Standaard zijn er al enkele snelheden opgeslagen.

Voer deze handelingen omwille van deveiligheid alleen uit als de auto stilstaat, via het display van de autoradio.
)
Ga naar het hoofdmenudoor op de toets "SET UP"
te drukken.
Via de Autoradio Via de eMyWay
)Selecteer het menu "Persoonlijkeinstellingen - configuratie" en bevestig uwkeuze.)Selecteer het menu "Parameters auto" en bevestig uw keuze. )Selecteer "Hulp bij het rijden" en bevestiguw keuze.)Selecteer "Geprogrammeerde snelheden"
en bevestig uw keuze.)Wijzig de snelheid.)Selecteer " OK
" en bevestig dit om de
wijzigingen op te slaan.
) Selecteer het menu "Configuratie" en
bevestig uw keuze.) Selecteer het menu "Parameters auto" en
bevestig uw keuze.) Selecteer het item "Hulp bij het rijden" enbevestig uw keuze.)
Selecteer het item "Geprogrammeerdesnelheden" en bevestig uw keuze. )
Wijzig de snelheid.)
Selecteer "OK
" en bevestig uw keuze om
de wijzigingen op te slaan.


Toegang
)Druk op de toets "MEM"
op het stuur wiel
om de lijst met opgeslagen snelheden weer te geven.



Selecteren

Selecteren van een opgeslagen snelheid: )Druk op de toets "+" of "-" en houd deze ingedrukt; het systeem stopt bij deeerstvolgende opgeslagen snelheid.)Druk nogmaals op de toets "+" of "-" en
houd deze ingedrukt om een andere
opgeslagen snelheid te selecteren.
De ingestelde snelheid en de status van het systeem (aan/uit) worden weergegeven op het
instrumentenpaneel.

Page 139 of 358

137
Rijden
De informatie van de snelheidsbegrenzer
wordt weergegeven op het display van het
instrumentenpaneel.
6
. Snelheidsbegrenzer A AN/UIT.
7.Snelheidsbegrenzer geselecteerd.8. Ingestelde snelheid. 9.Een eerder opgeslagen snelheid kiezen.
(zie "Snelheden opslaan")

Weergave op het display





Snelheidsbegrenzer De snelheidsbegrenzer voorkomt dat de
wagensnelheid de door de bestuurder ingestelde maximumsnelheid overschrijdt.
Als de ingestelde maximumsnelheid is bereikt, heeft het dieper intrappen van het gaspedaalgeen effect.
Bij het gebruik van de
snelheidsbegrenzer moet de bestuurder te allen tijde de snelheidslimiet in achtnemen, zijn aandacht op het verkeer blijven vestigen en verantwoord rijden. De functies van de snelheidsbe
grenzer worden
bediend met de toetsen op het stuur.
1.Knop voor het selecteren van de snelheidsbegrenzer. 2. Toets voor het verlagen van de ingestelde snelheid.3.
Toets voor het verhogen van de ingestelde snelheid.4.
Toets voor het in-/uitschakelen van de snelheidsbegrenzing.
5. Toets voor weergave van de opgeslagensnelheden. (zie "Snelheden opslaan")


Bediening op het stuur

Werkin
g

Het inschakelen
van de snelheidsbegrenzer geschiedt handmatig: de ingestelde snelheid
dient minimaal 30 km/h te bedragen.
Het uitschakelenvan de snelheidsbegrenzer geschiedt eveneens handmatig via de toets.
Trap het gaspedaal voorbij de weerstand in omde ingestelde snelheid tijdelijk te overschrijden.
Laat het gaspedaal los om terug te keren naar de ingestelde maximumsnelheid.
De ingestelde maximumsnelheid blijft na het
afzetten van het contact opgeslagen in hetgeheugen.
Deze informatie wordt tevens weergegeven op het head-up display.
Zie het hoofdstuk "Rijden" voor meer informatie over het head-up display.

Page 140 of 358

Programmeren
)Draai de knop 1
in de stand "LIMIT": desnelheidsbegrenzer is geselecteerd, maar
nog niet ingeschakeld (Pause). Er kan een snelheid worden ingesteld zonder de begrenzer in te schakelen.)Stel de snelheid in door op de toets 2of 3
te drukken (bijv.: 90 km/h).
Overschrijden van de ingestelde snelheid
Als het gaspedaal geleidelijk wordt ingetrapt, wordt de snelheid niet
verhoogd. Als het gaspedaal met krachtwordt ingetrapt, tot voorbijhet zware punt, wordt de begrenzer tijdelijk uitgeschakeld en gaat de
ingestelde snelheid op het display knipperen.
Het knipperen van de ingestelde snelheid stopt automatisch als het gas
wordt losgelaten.

Uitschakelen van de functie
)Draai de knop 1in de stand "0"
: de selectie van de snelheidsbegrenzer
wor
dt ongedaan gemaakt. Desnelheidsbegrenzer wordt niet meer op het display weergegeven.



Storing

In het geval van een storing in desnelheidsbegrenzer wordt de ingestelde snelheid gewist en knipperen de streepjes op het display.
Laat het systeem controleren door hetCITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Bij een steile afdaling of bij snel accelereren kan de snelheidsbegrenzer niet voorkomen dat de ingestelde snelheid wordt overschreden. Om te voorkomen dat de pedalen blijvenhangen:


- controleer of de mat goed op zijnplaats ligt,

- gebruik nooit meer dan één mat per
plaats.

)Weer inschakelen van de snelheidsbegrenzer: druk nogmaals op de toets 4.
U kunt de ingestelde snelheid ver volgens wijzigen met de toetsen 2 en 3:- +/- 1 km = kort indrukken,
- +/- in stappen van 5 km = ingedrukt houden.
Als er eerder snelheden zijn opgeslagen, zal de dichtsbijliggende
opgeslagen snelheid worden aangehouden; raadpleeg hetdesbetreffende hoofdstuk voor meer informatie. )Inschakelen van de snelheidsbegrenzer: druk op de toets 4.)Uitschakelen van de snelheidsbegrenzer: druk nogmaals op de toets4: het uitschakelen wordt bevestigd op het display (Pause).

Page:   < prev 1-10 ... 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 ... 360 next >