CITROEN JUMPER 2012 Instructieboekjes (in Dutch)
Page 11 of 182
1
IN EEN OOGOPSLA
G
9
In een oogopslag
Middenconsole
1.
Opbergvak tussen 2 verstelbare
ventilatieroosters.
2.
Autoradio.
3.
Handbediende airconditioning.
4.
Verplaatsbare asbak.
5.
Aansteker.
6.
12V-accessoireaansluiting
(max. 180 W).
7.
ASR/Intelligente Tractiecontrole.
8.
Centrale ontgrendeling portieren en
laadruimte.
9.
Centrale vergrendeling/verklikkerlampje
alarm.
10.
Alarmknipperlichten.
11 .
Mistachterlicht.
12.
Mistlampen vóór.
13.
Ontwaseming/ontdooiing.
14.
Versnellingshendel.
Page 12 of 182
3
10
In een oogopslag
COMFORT
60
Verstellen van de bestuurdersstoel
Lengterichting Hoogte van de zitting Rugleuning
Lendensteun Stoelverwarming Stoel met variabele demping
Page 13 of 182
523
5
1
IN EEN OOGOPSLA
G
11
In een oogopslag
COMFORT
1.
Hendel ontgrendelen.
2.
Hendel vergrendelen.
3.
Stuurwiel in diepte verstellen.
Stuurwiel handmatig in diepte
verstellen
Buitenspiegels verstellen
De buitenspiegels zijn verdeeld in twee
zones: A en B.
1. Buitenspiegel aan bestuurderszijde:
A1-
Verstellen van de bovenste spiegel.
B1-
Verstellen van de onderste spiegel.
2. Buitenspiegel aan passagierszijde:
A2-
Verstellen van de bovenste spiegel.
B2-
Verstellen van de onderste spiegel.
38
72
Veiligheidsgordel vóór
Vastmaken.
In hoogte verstellen.
98
98
Page 14 of 182
33
12
In een oogopslag
ZICHT
Verlichting
Parkeerlichten
Mistlampen vóór en
mistachterlicht.
42
44
Automatische verlichting.
Alle verlichting uit.
Dimlicht of grootlicht. Afgezet contact, sleutel in de stand STOP of
sleutel verwijderd:
Zet de ring van de lichtschakelaar in de
stand O en vervolgens op dimlicht of
grootlicht.
De lichten blijven branden zolang de auto
geparkeerd is.
COMFORT
Contact
- Stand STOP.
- Stand MAR.
- Stand AVV.
39
Page 15 of 182
3331
IN EEN OOGOPSLA
G
13
In een oogopslag
45
Ruitensproeier vóór
Trek de hendel naar u toe. De
ruitensproeiers treden in werking en
de ruitenwissers worden enige tijd
ingeschakeld.
ZICHT
73
Schakelaars ruitbediening
A.
Schakelaar ruitbediening
bestuurderszijde.
B.
Schakelaar ruitbediening
passagierszijde.
Eén minuut na het afzetten van het
contact wordt de elektrische ruitbediening
uitgeschakeld.
45
Ruitenwisser vóór
A.
Uit.
B.
Interval (4 snelheden).
C.
Constant wissen met lage snelheid.
D.
Constant wissen met hoge snelheid.
E.
Eén keer wissen.
Page 16 of 182
14
In een oogopslag
VENTILATIE
Automatische airconditioning
: gebruik bij voorkeur de volledig automatische werking van het systeem door op de toets "AUTO"
te drukken.
Aanbevolen instellingen
Handbediende airconditioning
Gewenste werking
Luchtverdeling
Temperatuur
Luchtopbrengst
Luchtrecirculatie A/C
Warm
-
Koud
Ontdooien
Ontwasemen
Page 17 of 182
221
IN EEN OOGOPSLA
G
15
In een oogopslag
Achteruitrijcamera
De camera wordt geactiveerd als de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld en blijft
geactiveerd tot een snelheid van ongeveer
15 km/h is bereikt. De camera wordt uitgeschakeld
als de auto sneller rijdt dan 18 km/h.
Scherm
Druk op de knop en zet het scherm in de
gewenste stand.
79
Instrumentenpaneel
A.
Snelheidsmeter.
B.
Display van het instrumentenpaneel.
C.
Toerenteller.
28
Verklikkerlampjes
Als het contact wordt aangezet, gaan de
oranje en rode verklikkerlampjes branden.
Als de motor draait, moeten deze lampjes
uitgaan.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek als er
verklikkerlampjes blijven branden.
29
Toetsen
Regelen lichtsterkte.
Regelen achtergrondverlichting.
Met de functie ON/OFF kunnen
beelden van de achteruitrijcamera
worden weergegeven zonder dat de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld.
Page 18 of 182
542
16
In een oogopslag
Een kinderzitje kan aan twee ogen vóór,
die tussen de rugleuning en de zitting
zijn geplaatst en een oog achter, worden
bevestigd.
ISOFIX-bevestigingen
106
VEILIGHEID VOOR DE INZITTENDEN
Raadpleeg rubriek 4 in het gedeelte
"MODE" om de airbag aan passagierszijde
uit te schakelen. Selecteer vervolgens OFF
in het menu "Airbag passagier".
Het verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel brandt zolang de airbag
is uitgeschakeld.
75
Als de kinderbeveiliging is ingeschakeld,
kan de schuifdeur niet meer van binnenuit
geopend worden.
Kinderbeveiliging
25
Page 19 of 182
4321
IN EEN OOGOPSLA
G
17
In een oogopslag
Snelheidsregelaar
De werking van de snelheidsregelaar wordt
aangegeven door een pictogram in de
toerenteller.
46
Hill-holder
Deze functie, verbonden met het ESP,
vergemakkelijkt het wegrijden op een helling
en wordt onder de volgende voorwaarden
geactiveerd:
- de auto moet stilstaan, met draaiende
motor,
- de helling moet steiler zijn dan 5%.
40
Luchtvering
Hiermee kan de wagenhoogte achter
gewijzigd worden om het laden en lossen te
vergemakkelijken.
Druk op de schakelaar en laat de schakelaar
los om de beweging te stoppen. Elke keer
dat de schakelaar wordt ingedrukt, wordt de
wagenhoogte achter één stand verhoogd:
+1 tot +3.
Druk op de schakelaar en laat de schakelaar
los om de beweging te stoppen. Elke keer
dat de schakelaar wordt ingedrukt, wordt de
wagenhoogte achter één stand verlaagd: -1 tot -3.
Het rijden met een te lage of te hoge
wagenhoogte kan schade aan de onderzijde van
de auto veroorzaken.
81
Functie uitgeschakeld. Functie geselecteerd.
Page 20 of 182
18
ECO-RIJDEN
Door in de dagelijkse praktijk een aantal aanwijzingen op te volgen kunt u het brandstofverbruik en de CO2-uitstoot van uw auto
verminderen.
Maak optimaal gebruik van deversnellingsbak
Als uw auto is voorzien van een
handgeschakelde versnellingsbak, rijd
dan rustig weg, schakel zo snel mogelijk
de tweede versnelling in en schakel bij
voorkeur relatief snel over naar een hogere
versnelling. Volg de aanwijzingen van de
schakelindicator (indien aanwezig) die op het
instrumentenpaneel worden weergegeven.
Als uw auto is voorzien van een automatische
versnellingsbak of een EGS-versnellingsbak, laat
de selectiehendel dan in de stand Drive "D"
of
Auto "A"
(afhankelijk van het type versnellingsbak)
staan en trap het gaspedaal niet bruusk of diep in.
Houd afstand van de auto's voor u, rem bij
voorkeur af op de motor in plaats van het
rempedaal te gebruiken en trap het gaspedaal
geleidelijk in. Als u deze aanwijzingen naleeft,
neemt het brandstofverbruik en de CO
2-
uitstoot af en wordt de geluidsoverlast door
het verkeer beperkt.
Als het verkeer goed doorstroomt, gebruik
dan vanaf een snelheid van ongeveer
40 km/h de snelheidsregelaar (indien
aanwezig).
Gebruik op slimme wijze de elektrische voorzieningen
Als bij het instappen blijkt dat de
temperatuur in de auto hoog is opgelopen,
open dan alle ruiten en de ventilatieroosters
alvorens de airconditioning in te schakelen.
Sluit vanaf een snelheid van 50 km/h de
ruiten, maar laat de ventilatieroosters
geopend.
Gebruik de voorzieningen in het interieur
die de temperatuurstijging kunnen beperken
(blinderingspaneel van het panoramadak,
zonneschermen, enz.).
Schakel de airconditioning uit zodra
de gewenste temperatuur is bereikt
(behalve bij auto's met een automatische
airconditioning).
Schakel de achterruitverwarming en de
ontwaseming uit zodra deze niet meer
nodig zijn als deze niet automatisch worden
aangestuurd.
Schakel de stoelverwarming zo snel
mogelijk uit.
Schakel de verlichting en de mistlampen uit
als het zicht voldoende is.
Laat de motor vooral 's winters na het
starten niet stationair warmdraaien, maar
rijd zo snel mogelijk weg: uw auto warmt
sneller op als u rijdt.
Sluit als passagier zo min mogelijk
multimedia-apparatuur (DVD-speler, MP3-
speler, spelcomputer, enz.) op de auto aan
om het elektriciteitsverbruik, en dus het
brandstofverbruik, te beperken.
Koppel externe apparatuur los als u de
auto verlaat.