CITROEN JUMPER 2016 Instructieboekjes (in Dutch)
Page 291 of 308
13
5
Veiligheid tijdens het rijden
VEILIGHEID
Weergave op het touchscreen en
vervolgens op het instrumentenpaneel
De verkeersborden worden in de volgende
twee fasen weergegeven:
- De eerste keer dat een verkeersbord
wordt gedetecteerd, wordt het
gedurende 40 seconden weergegeven in
een pop-up op het touchscreen.
- Vervolgens wordt het verkeersbord op
het instrumentenpaneel weergegeven.
Het systeem kan twee verkeersborden
(snelheidslimiet en inhaalverbod) naast
elkaar weergeven in de daarvoor bestemde
zones van het instrumentenpaneel.
Als een aanvullend verkeersbord wordt
gedetecteerd, zoals en verkeersbord met
een lagere snelheidslimiet bij nat wegdek,
wordt dit in een leeg venster onder het
desbetreffende verkeersbord weergegeven.
De aanvullende verkeersborden worden als
volgt gefilterd:
- Verkeersborden met betrekking tot
sneeuw of ijzel worden uitsluitend
weergegeven als de buitentemperatuur
lager is dan 3°C.
- Verkeersborden met betrekking
tot sneeuw, regen of mist worden
uitsluitend weergegeven als de
ruitenwissers zijn ingeschakeld terwijl de
buitentemperatuur lager is dan 3°C.
- Voor het vrachtverkeer bedoelde
verkeersborden worden niet
weergegeven als ze betrekking hebben
op voertuigen met een gewicht van
minder dan 4 ton.
- Voor landbouwverkeer bedoelde
verkeersborden worden niet
weergegeven.
Werkingsprincipes
Dit systeem detecteert met behulp van de
boven aan de voorruit geplaatste camera
aanduidingen van snelheidslimieten en
inhaalverboden en borden die het einde
van de snelheidslimiet of het inhaalverbod
aanduiden.
Page 292 of 308
14
Veiligheid tijdens het rijden
Inschakelen/uitschakelen
De functie kan worden geconfigureerd via de
toets MODE
; selecteer "ON" of "OFF" in het
menu "Traffic Sign".
Grenzen van het systeem
De regelgeving met betrekking tot
snelheidslimieten verschilt per land.
Het systeem houdt geen rekening met
lagere snelheidslimieten die in de volgende
gevallen van kracht kunnen zijn:
- slecht weer (regen, sneeuw),
- luchtvervuiling,
- trekken van een aanhangwagen of
caravan,
- rijden met sneeuwkettingen,
- rijden met een niet-originele verenset,
- rijden met een band die met een
bandenreparatieset is gerepareerd,
- beginnende bestuurders,
- ...
Het systeem werkt in de volgende
situaties mogelijk niet of minder goed:
- slecht zicht (verblindend zonlicht,
onvoldoende verlichting van de weg,
sneeuwval, harde regen, dichte mist,
te grote afstand tussen de auto en het
verkeersbord),
- zeer lage temperaturen of zeer slechte
weersomstandigheden,
- gedeelte van de voorruit vóór de camera
is vuil, beslagen, berijpt, beschadigd of
bedekt met een sticker,
- storing van de camera,
- verouderde of onjuiste kaartgegevens,
- afgeschermde of onleesbare borden
(door andere voertuigen, vegetatie,
sneeuw),
- verkeersborden die niet aan de norm
voldoen, of die beschadigd of vervormd
zijn,
- ongelijk verdeelde lading waardoor de
camera een grote hoek moet maken (het
systeem werkt mogelijk even niet zodat
de camera zichzelf kan kalibreren).
Raadpleeg de rubriek "Technologie aan
boord - Configuratie van de auto".
NE.15JPR.A070
Page 293 of 308
JUMPER
CITROËN
AANVULLING
Page 294 of 308
Dit document bevat de laatste updates van het instructieboekje van uw auto.
Deze informatie vormt een aanvulling op het instructieboekje of vervangt een gedeelte hiervan.
Raadpleeg eerst het instructieboekje van uw auto.
ERGONOMIE
en COMFORT 3.
VEILIGHEID
5.
Automatisch grootlicht 4Verkeersbordherkenning 12
TECHNOLOGIE
aan BOORD 4.
Confi guratie van de auto 6
VOORDAT u GAAT RIJDEN2.
Instrumentenpanelen 1
Opslagmodus van
de accu 3
Page 295 of 308
Cockpit
1
2
VOORDAT U GAAT RIJDEN
1.
Snelheidsmeter (km/h of mph).
2.
Display.
3.
Brandstofniveaumeter.
4.
Koelvloeistoftemperatuurmeter.
5.
Toerenteller (t/min x 1000).
INSTRUMENTENPANELEN
Display niveau 1
In het onderste gedeelte:
- Tijd,
- Buitentemperatuur,
- Afgelegde afstand in kilometers/mijlen,
- Boordcomputer (actieradius,
brandstofverbruik enz.),
- Stand van de hoogteverstelling van de
koplampen,
- Programmeerbare waarschuwing te
hoge snelheid,
- Snelheidsregelaar of snelheidsbegrenzer,
- Opschakelindicator,
- Stop & Start-systeem.
In het bovenste gedeelte:
- Datum,
- Onderhoudsindicator,
- Waarschuwingsmeldingen,
- Meldingen over de status van functies,
- Configuratie van de auto.
Instrumentenpaneel / Display niveau 1
Page 296 of 308
Cockpit
2
Display niveau 2
In het linkergedeelte:
- Tijd,
- Buitentemperatuur,
- Waarschuwings- of statuspictogrammen,
- Snelheidsregelaar of -begrenzer.
In het rechtergedeelte:
- Datum,
- Onderhoudsindicator,
- Boordcomputer (actieradius,
brandstofverbruik, enz.),
- Waarschuwingsmeldingen,
- Meldingen over de status van functies,
- Configuratie van de auto,
- Stand van de hoogteverstelling van de
koplampen,
- Afgelegde afstand in km/mijl.
Instrumentenpaneel / Display niveau 2
Page 297 of 308
Starten en stoppen
3
2
VOORDAT U GAAT RIJDEN
OPSLAGMODUS VAN DE ACCU
Wanneer uw auto langdurig niet gebruikt
wordt, bijvoorbeeld als deze in een
winterstalling staat, is het sterk aan te
bevelen de accu in de opslagmodus te
zetten om deze te beschermen en langer te
laten meegaan.
Inschakelen van de opslagmodus van de accu:
- Zet de motor af (stand STOP
).
- Druk op de rode knop en draai de
contactsleutel in de stand BATT
.
Na ongeveer 7 minuten wordt de
opslagmodus van de accu geactiveerd.
Deze tijd is nodig om:
- U de gelegenheid te geven de auto te
verlaten en de portieren te vergrendelen
met de afstandsbediening.
- Ervan verzekerd te zijn dat alle
elektrische systemen van de auto zijn
uitgeschakeld.
Tijdens de opslagmodus van de accu
is de auto alleen toegankelijk door het
bestuurdersportier met de sleutel in het slot
te ontgrendelen.
Nadat de accu in de opslagmodus
is gezet, blijven de instellingen (tijd,
datum, voorkeuzezenders, enz.) opgeslagen
in het geheugen.
Activeren van de accu:
- Draai de contactsleutel in de stand
MAR
.
- Start de auto op de gebruikelijke wijze
(stand AV V
).
Page 298 of 308
4
Stuurkolomschakelaars
AUTOMATISCH GROOTLICHT
Dit systeem schakelt automatisch over op
grootlicht, afhankelijk van de lichtsterkte van de
omgeving en de aanwezigheid van overig verkeer
op de weg die worden geregistreerd door een
camera aan de bovenzijde van de voorruit.
Dit systeem is een hulpsysteem bij het
rijden.
De bestuurder blijft zelf verantwoordelijk voor
de verlichting van zijn auto, voor de aanpassing
van de verlichting aan de lichtsterkte van de
omgeving, het zicht en het verkeer, en voor het
naleven van de verkeersregels.
Page 299 of 308
5
3
ERGONOMIE EN COMFORT
Stuurkolomschakelaars
Inschakelen
Werking
Als de functie is geactiveerd, werkt het
systeem als volgt:
Als de omgeving voldoende is verlicht en/of
als de verkeerssituatie het gebruik van het
grootlicht niet toelaat: Raadpleeg de rubriek "Technologie aan
boord - Configuratie van de auto".
)
Geef een lichtsignaal (door de schakelaar
voorbij het zware punt te bewegen) om de
functie te activeren.
De bestuurder kan indien nodig op elk
moment zelf de verlichting omschakelen.
)
Geef nogmaals een lichtsignaal
om de werking van de functie te
onderbreken; het verlichtingssysteem
wordt overgeschakeld op de stand
"automatische verlichting".
Bij een snelheid lager dan 15 km/h wordt de
functie automatisch uitgeschakeld.
Geef een nieuw lichtsignaal als u het
grootlicht toch wilt gebruiken; het grootlicht
blijft dan ingeschakeld tot de auto een
snelheid van 40 km/h bereikt.
Vanaf 40 km/h wordt de functie automatisch
weer ingeschakeld (op voorwaarde dat u
daarvoor niet nogmaals een lichtsignaal
hebt gegeven om het grootlicht weer uit te
schakelen).
Uitschakelen
)
Zet de ring van de lichtschakelaar in de
stand " Dimlicht
".
Er kunnen storingen in de werking van
het systeem optreden:
- Als het zicht slecht is (bij
sneeuwval, zware regenval of
dichte mist, ...).
-
Als het gedeelte van de voorruit voor
de camera vuil, beslagen of bedekt
is (bijvoorbeeld met een sticker).
- Als de verlichting van uw auto
wordt weerkaatst door spiegelende
of reflecterende panelen
(bijvoorbeeld verkeersborden).
Het systeem signaleert geen:
- Weggebruikers die geen verlichting
voeren, zoals voetgangers.
- Voertuigen waarvan de verlichting
wordt afgeschermd, bijvoorbeeld
door een vangrail op de snelweg.
- Voertuigen die zich aan de top
of de voet van een steile helling,
in een bocht of op een zijweg
bevinden.
- De dimlichten blijven
ingeschakeld: op het
instrumentenpaneel gaat dit
verklikkerlampje branden.
In een zeer donkere omgeving en als de
verkeerssituatie het toelaat:
-
Het grootlicht
wordt automatisch
ingeschakeld: op het
instrumentenpaneel gaan
deze verklikkerlampje
branden.
)
Zet de ring van de
lichtschakelaar in deze stand.
)
Configureer de functie via de toets
MODE
; selecteer "ON" in het menu
"Grootlichtassistent".
Page 300 of 308
Configuratie van de auto
6
PERSOONLIJKE INSTELLINGEN - CONFIGURATIE
Via het bedieningspaneel MODE
Via dit bedieningspaneel naast het stuurwiel
hebt u toegang tot de menu's waarin u de
persoonlijke instellingen van de uitrusting
van de auto kunt wijzigen.
De desbetreffende informatie wordt
weergegeven op het display van het
instrumentenpaneel.
U kunt kiezen uit 11 talen: Braziliaans-Portugees,
Duits, Engels, Frans, Italiaans, Nederlands,
Pools, Portugees, Russisch, Spaans, Turks.
Als uw auto is uitgerust met het
audiosysteem, hebt u toegang tot alle menu's.
Als uw auto is uitgerust met het audio-/
telematicasysteem met touchscreen, zijn
bepaalde menu's uitsluitend te openen via
het bedieningspaneel van de autoradio.
- omlaag te scrollen in een menu,
- een waarde te verlagen.
Druk op de toets MODE om:
- menu's en submenu's weer te
geven,
- een geselecteerde optie in een
menu te bevestigen,
- menu's te verlaten.
Houd de toets ingedrukt om terug te
keren naar het beginscherm.
Druk op deze toets om:
Druk op deze toets om:
- omhoog te scrollen in een menu,
- een waarde te verhogen.
Om veiligheidsredenen kunnen
sommige menu's uitsluitend worden
weergegeven bij afgezet contact.