jump start CITROEN JUMPER 2017 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 47 of 292

Starten en stoppen
45
Jumper_nl_Chap02_Pret-a-Partir_ed01-2016
Uitschakelen
U kunt dit systeem op elk willekeurig
moment uitschakelen door de toets "A -
OFF" in te drukken.
Het verklikkerlampje in de toets gaat
branden en er verschijnt een melding op het
display van het instrumentenpaneel om aan
te geven dat het systeem is uitgeschakeld.Als u het systeem met de motor in de
STOP-stand uitschakelt, dan wordt de
motor direct opnieuw gestart.
Als u wilt dat de airconditioning continu
blijft werken, moet u het Stop & Start-
systeem uitschakelen.
Het verklikkerlampje in de toets blijft
branden.
Opnieuw inschakelen
Druk nogmaals op de toets "A - OFF".
Het systeem is dan opnieuw actief. Het
verklikkerlampje in de toets gaat uit en
er wordt een melding weergegeven op
het display van het instrumentenpaneel
om aan te geven dat het systeem weer is
ingeschakeld.
Storing
Bij een storing in het Stop
& Start-systeem wordt het
systeem uitgeschakeld, gaat
dit verklikkerlampje branden
en wordt er een melding
weergegeven op het display van
het instrumentenpaneel.
Laat het systeem controleren door
het CITROËN-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Als er in de STOP-stand een storing zou
optreden, kan de motor gestart worden
door het koppelingspedaal volledig in te
trappen of door de versnellingsbak in de
neutraalstand te zetten.
Onderhoud
Zet het contact altijd met de sleutel
af als u handelingen onder de
motorkap wilt verrichten, om letsel door het
automatisch activeren van de START-stand
te voorkomen.
Dit systeem heeft specifieke kenmerken
en maakt gebruik van een speciale accu
(raadpleeg voor meer informatie het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats).
Het gebruik van een andere dan de door
CITROËN voorgeschreven accu's kan leiden
tot storingen in het systeem.
Het Stop & Start-systeem maakt
gebruik van geavanceerde technologie.
Laat eventuele werkzaamheden uitsluitend
door een officiële CITROËN-dealer
uitvoeren. Zie de rubriek "Snel weer op weg -
Lege accu".
2
VOORdAT U gAAT RIJdeN

Page 48 of 292

46
Jumper_nl_Chap02_Pret-a-Partir_ed01-2016
RIJAdVIeZeN
Houd u altijd aan de verkeersregels en let
onder alle omstandigheden goed op.
Richt uw aandacht op het verkeer en houd
uw handen op het stuurwiel, zodat u snel
kunt reageren op onverwachte situaties.
Las tijdens een lange rit om de twee uur een
pauze in.
Rijd bij slecht weer defensief, rem eerder af
en houd meer afstand tot uw voorligger.
Rijden op een overstroomde weg
Probeer het rijden over overstroomde wegen
zo veel mogelijk te vermijden, want het
water kan de motor, versnellingsbak en het
elektrische systeem van uw auto ernstig
beschadigen.Bent u genoodzaakt over een overstroomd
weggedeelte te rijden, doe dan het
volgende:
-

kijk of het water niet meer dan 15
cm
diep is, houd daarbij rekening met
golven die door andere weggebruikers
kunnen worden veroorzaakt,
-

schakel het Stop & Start-systeem uit,
-


rijd zo langzaam mogelijk zonder de

motor te laten afslaan. Rijd in elk geval
niet sneller dan 10
km/h,
-

zet de auto niet stil en zet de motor niet

af.
Als u het overstroomde weggedeelte
achter u hebt gelaten, rem dan, zodra de
verkeerssituatie dat toelaat, meerdere keren
licht af om de remschijven en remblokken te
drogen.
Als u twijfels hebt over de staat van uw auto,
neem dan contact op met het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.Belangrijk!
Rijd nooit met aangetrokken handrem - Kans
op oververhitting en beschadiging van het
remsysteem!
Parkeer uw auto niet en zet uw auto niet
met draaiende motor stil op een plaats waar
brandbaar materiaal (droog gras, afgevallen
blad, ...) in contact kan komen met het
warme uitlaatsysteem - Kans op brand!
Laat de auto nooit onbewaakt met draaiende
motor achter. Als u uw auto met draaiende
motor moet verlaten, trek dan de handrem
aan en zet de versnellingsbak in de
neutraalstand.
Starten en stoppen

Page 51 of 292

49
Stuurkolomschakelaars
Jumper_nl_Chap03_Ergo-et-confort_ed01-2016
AUTOMATISCHe VeRlICHTINg
Inschakelen
Draai de ring in de afgebeelde
stand.
Dek de lichtsensor in het midden van
de voorruit niet af.
FOllOW Me HOMe
Contact afgezet of contact in de stand
STOP.
Zet binnen 2
minuten na het afzetten van
de motor het contact in de stand STOP of
verwijder de sleutel uit het contact.
Trek de lichtschakelaar naar het stuurwiel
toe.
Het verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel gaat branden.
Telkens als u de lichtschakelaar
naar het stuurwiel toe trekt, wordt
de duur van de follow-me-home verlichting
met 30
seconden verlengd. De maximale
duur bedraagt ongeveer 3
minuten. Zodra
de ingestelde duur is verstreken, wordt de
verlichting automatisch uitgeschakeld.
Houd de schakelaar langer dan 2
seconden
naar het stuurwiel toe getrokken om de
functie uit te schakelen. De functie "follow me home" (volgens
uitvoering) zorgt ervoor dat, als u de auto
verlaat, de dimlichten nog gedurende de
ingestelde tijd blijven branden (bijvoorbeeld
op een parkeerterrein).
U kunt zelf de gevoeligheid van de
lichtsensor instellen.
Raadpleeg de rubriek "Technologie aan
boord - Configuratie van de auto".
De automatische verlichting (volgens
uitvoering) zorgt er bij een geringe
lichtsterkte van de omgeving voor dat
automatisch het dimlicht wordt ingeschakeld.
Bij mist of sneeuwval kan de lichtsensor
voldoende licht waarnemen en zullen
de lichten niet automatisch worden
ingeschakeld. Schakel het dimlicht indien
nodig zelf in.
De verlichting wordt automatisch
uitgeschakeld als de lichtsterkte van de
omgeving weer voldoende is.
led-dAgRIJVeRlICHTINg
Als de motor wordt gestart, wordt de
dagrijverlichting automatisch ingeschakeld.
Zodra de parkeerlichten of het dim- of
grootlicht handmatig of automatisch wordt
ingeschakeld, gaat de dagrijverlichting uit.
Programmeren
Voor landen waar het voeren van verlichting
overdag niet wettelijk verplicht is, kunt
u de functie in- of uitschakelen via het
configuratiemenu.
Als het contact wordt afgezet, wordt de
verlichting automatisch uitgeschakeld.
3
eRgONOMIe eN COMFORT

Page 55 of 292

53
Stuurkolomschakelaars
Jumper_nl_Chap03_Ergo-et-confort_ed01-2016
RUITeNWISSeRSCHAkelAARConstant wissen met lage snelheid: 2 standen omlaag.
Dek de regensensor, die zich aan de
bovenzijde van de voorruit bevindt,
niet af.
Ruiten- en koplampsproeiers
Trek de ruitenwisserschakelaar naar u toe, de
ruitensproeiers treden in werking in combinatie
met het tijdelijk inschakelen van de ruitenwissers.
De koplampsproeiers treden gelijktijdig met de
ruitensproeiers in werking als de dimlichten zijn
ingeschakeld (volgens uitvoering).
Ruitenwissers vóór
De ruitenwissers werken uitsluitend als het
contact in de stand MAR staat.
De schakelaar heeft vijf standen:
Ruitenwissers uit.
Intervalstand: 1
stand omlaag.
In deze stand is het mogelijk 4
intervallen te
kiezen door aan de ring te draaien:
-

zeer lang interval,
-


lang interval,
-


normaal interval,
-


kort interval.
Automatische ruitenwissers met regensensor
De snelheid van de automatische ruitenwissers
(volgens uitvoering) wordt automatisch
aangepast aan de hoeveelheid neerslag.
Automatisch wissen: 1 stand omlaag. Bij
het selecteren van deze stand maken de
ruitenwissers één slag. Als het contact afgezet
is geweest, moet de functie opnieuw worden
geactiveerd.
Als deze stand is geselecteerd, is het mogelijk
de gevoeligheid van de regensensor te
verhogen door aan de ring te draaien.
gebruiksvoorschrift
Controleer bij vorst vóór het inschakelen
van de ruitenwissers of de ruitenwissers vrij
kunnen bewegen.
U kunt in de uitsparingen van de
voorbumper staan om eventuele
opeengehoopte sneeuw aan de onderzijde
van de voorruit en op de ruitenwissers te
verwijderen.
U kunt de ruitenwisserbladen zelf
vervangen.
Raadpleeg de rubriek "Snel weer op
weg - Ruitenwisserbladen versleten".
U kunt zelf het vloeistofniveau
controleren.
Raadpleeg de rubriek "Onderhoud -
Niveaus en controles".
Constant wissen met hoge snelheid:
3

standen omlaag.
Eén keer wissen: trek de schakelaar naar
het stuurwiel toe.
Bij auto's met een Stop & Start-systeem


geldt dat zolang de ruitenwissers vóór zijn
ingeschakeld in de stand hoge snelheid, de
STOP-stand niet beschikbaar is.
Zet het contact af als de auto gewassen
wordt in een wasstraat of schakel de stand
voor automatisch wissen uit.
3
eRgONOMIe eN COMFORT

Page 66 of 292

64
Jumper_nl_Chap03_Ergo-et-confort_ed01-2016
ONTdOOIeN eN ONTWASeMeN
HandbedieningZet de schakelaar van de
luchtverdeling in deze stand.
Snel ontdooien en ontwasemen
van de voorruit: Achterruitverwarming en verwarming
buitenspiegels
Druk de schakelaar bij
draaiende motor in om de
achterruitverwarming en de
verwarming van de buitenspiegels
in te schakelen.
Deze functie wordt automatisch uitgeschakeld
om onnodig stroomverbruik te voorkomen. Als
de functie wordt uitgeschakeld door de motor
af te zetten, wordt deze opnieuw ingeschakeld
als de motor weer wordt gestart.
Druk op deze toets om de functie uit te
schakelen.
-

zet de aanjager in de hoogste stand, Zet de schakelaar zodra de


omstandigheden dit toelaten
weer in de stand toevoer
buitenlucht om de lucht in het
interieur te verversen.
Voorruit en zijruiten
De uitstroomopeningen aan de onderzijde
van de voorruit en de zijventilatieroosters
zorgen voor een snelle ontwaseming
van de voorruit en zijruiten. Dek deze
uitstroomopeningen daarom niet af.
Het pollenfilter zorgt voor een constante
en krachtige filtering van stofdeeltjes uit de
luchttoevoer.
De luchtrecirculatie in het interieur kan
worden ingeschakeld door de bestuurder of
voorpassagier en dient om de toevoer van
buitenlucht af te sluiten.
Gebruik deze stand echter niet langer
dan nodig is; zet de schakelaar zodra de
omstandigheden dit toelaten weer in de
stand toevoer buitenlucht.
-

zet de schakelaar van de

luchttoevoer tijdelijk in de
luchtrecirculatiestand.
Bij auto's met een Stop & Start-
systeem geldt dat zolang de
achterruitverwarming in werking is, de
STOP-stand niet beschikbaar is.
Ventilatie

Page 72 of 292

70
Jumper_nl_Chap03_Ergo-et-confort_ed01-2016
exTRA V e RWARMIN g SS y ST e M e N
e xtra verwarmingsunit
Bij de uitvoering met 2-3 zitplaatsen bevindt
deze zich onder de bestuurdersstoel en
wordt de lucht naar voren geblazen.
VeRWARMINg eN/OF AIRCON d ITIONIN g ACHT e R
Afhankelijk van de uitvoering kan
uw auto zijn voorzien van een extra
airconditioningsunit achter in de auto: het
luchtverdelingskanaal in het dak en de
afzonderlijke uitstroomopeningen zorgen
voor een perfecte regeling van de verdeling
van koele lucht in de auto.
De over de vloer verspreide warme lucht
wordt vanuit de airconditiningsunit vóór
verdeeld ter hoogte van de voetenruimte van
de passagiers op zitrij 2
en 3.
Op de wielkast links achter bevindt zich een
uitstroomopening voor de verwarming van de
voetenruimte van de passagiers op zitrij 3.
extra verwarming
Dit is een extra verwarming van het interieur
als aanvulling op de standaarduitrusting.
De werking is onafhankelijk van de motor.
Standkachel of aanvullende
programmeerbare verwarming
Dit is een aanvullend, programmeerbaar
en afzonderlijk systeem dat het korte
koelvloeistofcircuit van de dieselmotor
opwarmt om het starten te vergemakkelijken.
Het systeem verbetert de prestaties van
het ontdooien, ontwasemen en (volgens
uitvoering) de stoelverwarming.
Het opwarmen van het interieur kan sneller
plaatsvinden.
Het systeem kan geprogrammeerd worden om te
worden ingeschakeld voordat u in de auto stapt. Bij de uitvoering met 5-9
zitplaatsen
bevindt deze zich achter in de auto.
Afhankelijk van de uitvoering wordt
de lucht rechtstreeks vanaf de
verwarmingsunit of via de uitstroomopeningen
onder de twee zitrijen het interieur in geblazen.
Druk op deze schakelaar om de
verwarming in of uit te schakelen.
Het lampje brandt als de
verwarming is ingeschakeld.
Zet de schakelaar uit wanneer u de ruiten
snel wilt ontdooien of ontwasemen.
Automatische aanvullende
verwarming
Dit aanvullende systeem wordt automatisch
ingeschakeld bij het aanzetten van het
contact. De verwarming wordt afhankelijk
van de buitentemperatuur en de temperatuur
in de auto geactiveerd.
Hij wordt automatisch uitgeschakeld zodra de
verwarming handmatig wordt ingeschakeld.
Ventilatie

Page 74 of 292

72
Jumper_nl_Chap03_Ergo-et-confort_ed01-2016
Instellen van de tijdschakelaar
Zet voordat u de standkachel programmeert
de klok van de tijdschakelaar gelijk.Druk op de toets "set" en houd
deze toets ingedrukt.
Het display wordt verlicht en het
pictogram van het instellen van
de tijd verschijnt.
Druk binnen 10
seconden op een van de
twee toetsen voor het instellen van de tijd tot
de juiste tijd wordt weergegeven:
-

">"
om de klok vooruit te
zetten,
of
-

&#34;<&#34;
om de klok terug te zetten.
Weergeven van de tijd
P
RO
g
RAMM
ee
RBAR
e
ST

AN
dk
ACH
el
De programmeerbare standkachel (volgens
uitvoering) zorgt voor een geleidelijke
voorverwarming van het koelcircuit, zodat de
motor beter op temperatuur is bij het starten.
Met behulp van de tijdschakelaar kunt u
het gewenste inschakeltijdstip kiezen. Het
systeem zorgt ervoor dat het interieur sneller
wordt opgewarmd. Tijdweergave
digitale programmering
Het bedieningspaneel van de
programmeerbare standkachel bevindt
zich naast het stuurwiel, onder het
bedieningspaneel
MO
de . Pictogram verwarmingscyclus
Pictogram instellen en weergave
tijd
Weergave nummer geselecteerd
programma
Pictogram ventilatie
Toetsen instellen tijd
Programmaselectietoets
Toets direct inschakelen
verwarming
Druk lang op de toets om de klok sneller
vooruit of terug te zetten.
Laat de toets &#34;set&#34; los.
Als de verlichting van het scherm dooft, is
de tijd opgeslagen.
Druk op de toets &#34;<&#34; of &#34;>&#34;.
Het pictogram van de
weergave van de tijd verschijnt
en gedurende ongeveer
10
seconden wordt de tijd
weergegeven.
Ventilatie

Page 76 of 292

74
Jumper_nl_Chap03_Ergo-et-confort_ed01-2016
Laat de standkachel ten minste 1 keer
per jaar aan het einde van de herfst
controleren. Onderhoud en reparaties
aan het systeem mogen alleen worden
uitgevoerd door het CITROËN-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
Gebruik uitsluitend originele
vervangingsonderdelen.
Uitschakelen van de standkachel
Bij een uitgestelde inschakeling van
de standkachel wordt de verwarming
automatisch uitgeschakeld na afloop van de
geprogrammeerde duur.
gebruiksvoorschrift
Gebruik om koolmonoxidevergiftiging
te voorkomen de standkachel nooit in
afgesloten ruimten zoals een garage of
werkplaats zonder afzuiginstallatie.
De standkachel wordt uitgeschakeld als de
accuspanning laag is, zodat het starten van
de motor niet in gevaar komt.
De standkachel wordt gevoed door brandstof
uit de brandstoftank van de auto. Controleer,
voordat u de standkachel programmeert of
inschakelt, of er nog voldoende brandstof in
de tank aanwezig is.
Schakel de standkachel bij het tanken
altijd uit om brand- en explosiegevaar te
voorkomen. De temperatuur rondom de standkachel
mag niet hoger zijn dan 120°C. Een hogere
temperatuur (bijv. in een oven van een
spuiterij) kan het elektrische circuit van de
auto beschadigen.
De standkachel is voorzien van een
thermische beveiliging die in het geval
van oververhitting van de motor als
gevolg van een gebrek aan koelvloeistof
de verbranding onderbreekt. Controleer
het koelvloeistofniveau en vul het indien
nodig bij; houd u zich daarbij aan de
voorschriften die zijn vermeld in de rubriek
&#34;Onderhoud - Niveaus&#34;. Druk vervolgens
op de programmaselectietoets alvorens de
verwarming in te schakelen.
Instellen van de duur van de
verwarming
De duur van de verwarming kan worden
ingesteld tussen 10
en 60 minuten.
Druk op de toets &#34;set&#34; en houd
de toets ingedrukt.
Druk tegelijkertijd op de toets &#34;<&#34;
of &#34;>&#34;.
De tijd en het pictogram van


het instellen van de tijd worden
weergegeven.
Druk nogmaals op de toets &#34;set&#34; en houd
de toets ingedrukt.
Druk nogmaals tegelijkertijd op de toets &#34;<&#34;
of &#34;>&#34;.
De geprogrammeerde duur van de
verwarming wordt weergegeven en het
pictogram van de verwarmingscyclus of van
de ventilatie knippert.
Stel de duur van de verwarming in met de
toets &#34;<&#34; of &#34;>&#34;.
De duur van de verwarming is opgeslagen
als deze niet meer op het display wordt
weergegeven of als u nogmaals op de toets
&#34;set&#34; drukt. Als de standkachel direct wordt
ingeschakeld, druk dan nogmaals
op deze toets om de verwarming
handmatig uit te schakelen.
Het pictogram van de verwarmingscyclus
verdwijnt en de verlichting van het display
gaat uit.
Ventilatie

Page 77 of 292

Ventilatie
75
Jumper_nl_Chap03_Ergo-et-confort_ed01-2016
Twee aanvullende functies
De standkachel is een afzonderlijk systeem
dat geprogrammeerd kan worden. Voordat
het interieur wordt opgewarmd, verwarmt de
standkachel geleidelijk de motor om het starten
te vergemakkelijken. Het opwarmen van
interieur en het ontdooien en ontwasemen van
de ruiten kan vervolgens sneller plaatsvinden.
Daarnaast is de extra verwarming een
systeem dat een aanvulling is op de
standaarduitrusting. Het systeem kan
onafhankelijk van de motor werken. Het
inschakelen van de verwarming kan worden
geprogrammeerd.
3
eRgONOMIe eN COMFORT

Page 109 of 292

107
Veiligheid tijdens het rijden
Jumper_nl_Chap05_Securite_ed01-2016
STABIlITeITSCONTROleSySTeMeN
Uitschakelen
De bestuurder kan dit systeem niet
uitschakelen.
dynamische stabiliteitscontrole
(C d S)
De dynamische stabiliteitscontrole grijpt in
via de remmen van één of meer wielen en
via het motorkoppel om de auto (binnen de
natuurkundige grenzen) weer in de juiste
koers te brengen.
Als uw auto is voorzien van het CDS-
systeem, stuur dan niet tegen om de auto in
de juiste koers te houden.
Inschakelen
Het CDS-systeem wordt automatisch
ingeschakeld zodra de motor wordt gestart. Storing
Als dit verklikkerlampje
brandt, in combinatie met een
geluidssignaal en een melding ter
bevestiging op het display van het
instrumentenpaneel, wijst dit op een storing
in het CDS-systeem.
Laat het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats. Inschakelen
Als de motor wordt gestart, wordt dit
systemen automatisch ingeschakeld.
Dit systeem treedt in werking als de auto
grip verliest of uit de koers dreigt te raken.
Uitschakelen
In bijzondere omstandigheden (als de auto
vastzit in de modder, sneeuw, in mulle
grond, ...) kan het nuttig zijn het

ASR-systeem uit te schakelen, zodat
de wielen kunnen spinnen en weer grip
kunnen krijgen.
-

Druk op deze knop in het midden van

het dashboard om dit systeem uit te
schakelen.
Antislipregeling (ASR)
De antislipregeling zorgt voor een optimale
tractie. Het systeem voorkomt het spinnen
van de wielen door in te grijpen op de
remmen van de aangedreven wielen en op
het motormanagement.
Als het verklikkerlampje van de knop brandt
en er een melding op het display van het
instrumentenpaneel verschijnt, is het
ASR-systeem uitgeschakeld.
Het systeem wordt geactiveerd
zodra de wielen te weinig grip
hebben of de koers van de auto
afwijkt van de door de bestuurder
gewenste richting.
In dat geval gaat dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel knipperen.
5
VEILIGHEID

Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 ... 70 next >