CITROEN JUMPER MULTISPACE 2012 Instructieboekjes (in Dutch)
Page 131 of 268
 129
Wiel verwisselen
SNEL WEER OP WE
G
7
   
-   Laat de auto volledig zakken door de 
krik omlaag te draaien en verwijder de 
krik vervolgens. 
   
-   Draai de wielbouten met de wielsleutel 
volledig vast, zonder te forceren. 
   
-   Berg het wiel met de lekke band op in de 
reservewielhouder.    
-   Hang de reservewielhouder op aan 
de haak en draai deze omhoog 
met behulp van de bout en de 
wielsleutel. Controleer of het wiel en 
de reservewielhouder goed vast zitten 
tegen de vloer van de auto. 
   
-   Let erop dat u het deksel bij de dorpel 
sluit. 
   
-   Berg de sierdop op in de auto.  
  Ga nooit onder een auto liggen die 
alleen op de krik steunt. 
  Gebruik nooit ander gereedschap in plaats 
van de wielsleutel.  
 
 
5.  MONTEREN VAN HETRESERVEWIEL
 
 
 
-   Plaats het wiel op de naaf en draai de 
wielbouten met de hand vast. 
   
-   Draai de wielbouten met de wielsleutel 
enigszins vast.  
Page 132 of 268
130
Sneeuwscherm
AFNEEMBAAR SNEEUWSCHERM
  Afhankelijk van het land van bestemming 
wordt het afneembare sneeuwscherm op 
het onderste gedeelte van de voorbumper 
geplaatst om een opeenhoping van sneeuw 
bij de koelventilateur van de radiateur te 
voorkomen. 
   
PLAATSEN 
 
 
 
-   Breng het afneembare sneeuwscherm 
aan in de richting van de centreerstift  A 
  op de voorbumper. 
   
-   Zet het scherm vast door de vier hoeken 
aan te drukken ter hoogte van de clips  B .  
 
  Vergeet niet het sneeuwscherm te 
verwijderen als de buitentemperatuur hoger 
is dan 10°C (en er geen kans op sneeuw 
meer is) of als de auto een aanhanger trekt. 
   VERWIJDEREN
 
 
 
-   Steek een schroevendraaier in de 
opening ter hoogte van de clips. 
   
-   Wip de vier clips  B  één voor één los.  
 
 
 
6.  MONTEREN VAN HETGEREPAREERDE WIEL
 
Het wiel dient op dezelfde manier te 
worden gemonteerd als bij stap 5. Vergeet 
bovendien niet de sierdop te monteren. 
  Zie in de rubriek 8 het gedeelte 
"Identificatie" voor de plaats van de 
sticker met informatie over de banden. 
  Het noodreservewiel is niet geschikt 
voor het afleggen van lange afstanden, 
laat zo snel mogelijk het aanhaalmoment 
van de wielbouten en de bandenspanning 
van het noodreservewiel door het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats 
controleren. Laat bovendien de lekke band 
zo spoedig mogelijk repareren en het 
oorspronkelijke wiel in de plaats van het 
reservewiel monteren door het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.   
Page 133 of 268
 131
   
 Lamp vervangen
SNEL WEER OP WE
G
7
 
LAMPEN VERVANGEN
 
 
Ty p e  C  
  Halogeenlamp: duw 
de borgveer open en 
verwijder de lamp uit de 
lamphouder.     
Ty p e  A  
  Glassokkellamp: de lamp 
is gemonteerd met een 
drukbevestiging. Trek de 
lamp daarom voorzichtig 
los. 
   
LAMPEN
 
Uw auto is voorzien van verschillende typen lampen. Verwijder ze als volgt:    
Ty p e  B  
  Lamp met bajonetsluiting: 
druk de lamp iets in en 
draai hem linksom. 
  Wacht na het uitschakelen van de 
verlichting enkele minuten alvorens 
een halogeenlamp te vervangen (om 
brandwonden te voorkomen). Raak de lamp 
niet met de hand aan, maar gebruik een 
droge, pluisvrije doek. 
  Controleer na het vervangen of de 
verlichting goed werkt.   
Page 134 of 268
132
   
 Lamp vervangen 
   
3. 
  Richtingaanwijzers    
  Type B 
, PY21W - 21W (amberkleurig) 
   
 
-   Draai de lamphouder een kwart 
omwenteling linksom. 
   
-   Druk de lamp iets in en draai hem 
linksom. 
   
-   Vervang de lamp.      
-   Plaats het deksel terug en controleer 
of het rondom goed aansluit voor een 
goede afdichting.  
 
 
KOPLAMPEN
 
Open de motorkap. Steek uw hand achter de 
koplampunit om bij de lampen te komen. 
  Voer het monteren uit in omgekeerde 
volgorde. 
   
 
1. 
  Dimlicht/Grootlicht    
  Type C 
, H4 - 55W 
   
 
-   Trek aan de rubber borglip en 
verwijder het middelste deksel. 
   
-   Neem de stekker los. 
   
-   Duw de borgveer open. 
   
-   Vervang de lamp en let erop dat het 
metalen gedeelte goed aansluit op de 
groeven van de lampunit.    
2. 
  Parkeerlicht    
  Type A 
, W5W - 5W 
   
 
-   Trek aan de rubber borglip en 
verwijder het deksel. 
   
-   Trek aan de stekker om de met 
een drukbevestiging gemonteerde 
lamphouder los te nemen. 
   
-   Vervang de lamp. 
   
-   Plaats het deksel terug en controleer 
of het rondom goed aansluit voor een 
goede afdichting.     
4. 
  Mistlampen vóór    
  Type C 
, H1 - 55W  
  Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een 
gekwalificeerde werkplaats.   
Page 135 of 268
 133
   
 Lamp vervangen
SNEL WEER OP WE
G
7
 
 
ZIJKNIPPERLICHT 
 
 
Type A 
, WY 5W (amberkleurig) 
   
 
-   Druk het zijknipperlicht naar achteren en 
trek het los. 
   
-   Houd de stekker vast en draai de 
lamphouder een kwart omwenteling naar 
links. 
   
-   Draai de lamp een kwart omwenteling 
naar links, verwijder hem en vervang 
hem. 
   
-   Breng het zijknipperlicht vanaf de 
achterzijde aan en duw hem naar de 
voorzijde van de buitenspiegel.     
Voor/achter  
 
  De amberkleurige lampen 
(richtingaanwijzers en zijknipperlichten) 
moeten worden vervangen door lampen met 
dezelfde kleur en eigenschappen. PLAFONNIERS 
   
Type A 
, 12V5W - 5W 
   
 
-   Maak de plafonnier los door aan 
weerszijden een schroevendraaier door 
de gleuf te steken. 
   
-   Trek de lamp los en vervang hem. 
   
-   Bevestig het lampglas en controleer of 
het goed vastzit.  
 
 
 
Gebruik hogedrukreiniger 
 
Richt bij het wassen van hardnekkig 
vuil met een hogedrukspuit niet 
direct op de koplampen, de verlichting en 
omringende delen om te voorkomen dat de 
lak en de afdichting beschadigd raken.   
Page 136 of 268
134
   
 Lamp vervangen 
 
ACHTERLICHTEN
 
Zie voor meer informatie "Lampen".    
 
-   Bepaal de plaats van de defecte lamp 
en open de achterdeuren in een hoek 
van 180°. Raadpleeg in rubriek 2 het 
gedeelte "Toegang tot de auto". 
   
-   Verwijder de twee bevestigingsmoeren.  
 
   
-   Trek aan de buitenzijde de lampunit los.    
-   Maak de 8 borglippen los en verwijder 
de lamphouder uit de lampunit. 
   
-   Druk de defecte lamp iets in en draai 
hem linksom om hem te verwijderen. 
   
-   Vervang de lamp.  
   
 
1. 
  Remlichten/achterlichten  
 
  Type B 
, P21/5W - 21/5W 
   
2. 
  Richtingaanwijzers  
 
   Type B 
, PY21W - 21W (amberkleurig) 
   
3. 
  Achteruitrijlichten  
 
   Type B 
, P21W - 21W 
   
4. 
  Mistachterlicht  
 
   Type B 
, P21W - 21W    Let bij het monteren op het volgende: 
   
 
-   maak de 8 borglippen vast, 
   
-   controleer of de twee witte nokjes in de 
uitsparingen van het rubber komen voor 
een goede afdichting van de lamp, 
   
-   controleer of de bedrading nergens 
klem zit.   
Page 137 of 268
   
 Lamp vervangen
SNEL WEER OP WE
G
7
DERDE REMLICHT 
 
 
Type A 
, W5W - 5 W     
Type B 
, P21W - 21 W  
 
KENTEKENPLAATVERLICHTING
 
 
Type A 
, W5W - 5W  
   
Met achterklep 
   
 
-   Wip het lampglas met behulp van een 
schroevendraaier op het door de pijl 
aangegeven punt los. 
   
-   Vervang de lamp. 
   
-   Breng het lampglas aan en druk het aan 
de bovenzijde vast.  
 
   
Met achterdeuren 
   
 
-   Maak de bekleding aan de binnenzijde los. 
   
-   Druk de borglip opzij en neem de 
stekker los. 
   
-   Verwijder de plastic afdekkap. 
   
-   Draai de lamphouder een kwart 
omwenteling linksom. 
   
-   Vervang de lamp.  
 
    
Lamp, bereikbaar vanaf de buitenzijde 
(achterdeuren) 
   
 
-   Draai de twee bouten los met behulp van 
een TorxTM-sleutel met 20 mm-hulpstuk. 
   
-   Verwijder de lampunit. 
   
-   Vervang de lamp.     
Lamp, bereikbaar via de binnenzijde 
(achterklep) 
   
 
-   Draai de twee bouten los met behulp van 
een TorxTM-sleutel met 20 mm-hulpstuk. 
   
-   Verwijder de kunststof afdekkap. 
   
-   Druk de twee borglippen uit elkaar en 
verwijder de lamphouder. 
   
-   Druk de defecte lamp iets in en draai 
hem linksom om hem te verwijderen. 
   
-   Vervang de lamp.  
 
  
Page 138 of 268
136
   
 
Zekering vervangen  
 
 
ZEKERINGEN VERVANGEN 
 
De drie zekeringkasten bevinden zich: 
   
 
-   in het dashboard aan de rechterzijde 
(achter het wegklapbare opbergvak), 
   
-   in het interieur (accucompartiment), 
   
-   onder de motorkap.  
Vervangen van een zekering 
 
Voordat u een zekering vervangt, dient u 
eerst de oorzaak van de storing op te sporen 
en te (laten) verhelpen. 
   
Vervang een defecte zekering altijd door 
een zekering met dezelfde stroomsterkte.    CITROËN is niet aansprakelijk voor 
kosten die voortvloeien uit het verhelpen 
van storingen veroorzaakt door het 
monteren van extra accessoires die niet 
door CITROËN aanbevolen en geleverd 
worden en niet volgens de voorschriften zijn 
gemonteerd, en dit geldt met name wanneer 
het stroomverbruik van alle apparatuur 
samen meer dan 10 milliampère bedraagt.     De aanwijzingen in dit boekje hebben 
uitsluitend betrekking op zekeringen die door 
de gebruiker vervangen kunnen worden. 
Raadpleeg voor overige werkzaamheden het 
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde 
werkplaats. 
  Voor technici: raadpleeg voor 
alle informatie met betrekking tot 
zekeringen en relais de elektrische 
schema's van de "Reparatiemethoden" via 
het netwerk.  
Page 139 of 268
 137
   
 
Zekering vervangen
SNEL WEER OP WE
G
7
 
ZEKERINGEN DASHBOARD(RECHTERZIJDE) 
 
 
 
-   Kantel het opbergvak omlaag en trek 
het met kracht naar buiten om bij de 
zekeringen te komen.     
 
Zekering  
   
 
A (Ampère) 
 
   
Functie  
   
 
1  
   
 
15  
  Ruitenwisser achter 
   
 
2  
   
 
-  
  Vrij 
   
 
3  
   
 
5  
  Elektronische eenheid airbags 
   
 
4  
   
 
10  
  Sensor verdraaiing stuurwiel, diagnoseaansluiting, sensor 
ESP, handbediende ventilatie, schakelaar koppelingspedaal, 
koplampverstelling, pomp roetfilter 
   
 
5  
   
 
30  
  Elektrisch verstelbare buitenspiegels, motor ruitbediening 
passagierszijde 
   
 
6  
   
 
30  
  Voeding ruitbediening vóór 
   
 
7  
   
 
5  
  Plafonniers en verlichting dashboardkastje 
   
 
8  
   
 
20  
  Multifunctioneel display, sirene inbraakalarm, autoradio, 
CD-wisselaar, autoradio/telefoon, servicecentrale 
trekhaakaansluiting (montage achteraf) 
   
 
9  
   
 
10  
  Diagnoseaansluiting 2e zitrij 
   
 
10  
   
 
30  
  Niveauregeling achter, stuurkolomschakelaars, 
instrumentenpaneel 
   
 
11     
 
15  
  Diagnoseaansluiting, contact-/stuurslot 
   
 
12  
   
 
15  
  Handsfree set, elektronische eenheid airbags, elektronische 
eenheid parkeerhulp 
   
 
13  
   
 
5  
  Servicecentrale motor, servicecentrale trekhaakaansluiting 
   
 
14  
   
 
15  
  Regensensor, ventilatie achter, automatische airconditioning, 
instrumentenpaneel 
   
 
15  
   
 
30  
  Vergrendeling/ontgrendeling/supervergrendeling te openen 
carrosseriedelen 
   
 
16  
   
 
-  
  Vrij 
   
 
17  
   
 
40  
  Achterruitverwarming, buitenspiegelverwarming  
Page 140 of 268
138
   
 
Zekering vervangen  
 
ZEKERINGEN INTERIEUR 
 
 
 
-   Maak het deksel van het 
accucompartiment los. 
   
-   Verwijder de rode accuklem (+).  
   
Sluit het deksel na de werkzaamheden 
zorgvuldig.     
 
Zekering  
   
 
A (Ampère) 
 
   
Functie  
   
 
1  
   
 
30  
  Stoelverwarming 
   
 
2  
   
 
20  
  12V-aansluiting 3e zitrij 
   
 
3  
   
 
40/50  
  Servicecentrale trekhaakaansluiting (montage achteraf) 
   
 
4  
   
 
-  
  Vrij 
   
 
36  
   
 
15  
  Sloten achterdeuren 
   
 
37  
   
 
10  
  Sloten achterdeuren 
   
 
38  
   
 
20  
  Ruitenwisser achter (achterdeuren) 
   
 
39  
   
 
10  
  Ventilatie achter 
   
 
40  
   
 
5  
  Inklapbare buitenspiegels