CITROEN JUMPER SPACETOURER 2018 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 131 of 400

129
Drie keer knipperen
F Beweeg de schakelaar kort omhoog of omlaag, zonder deze door de
weerstand te drukken. De desbetreffende
richtingaanwijzers zullen drie keer
knipperen.
Dagrijverlichting (LED's)
vóór
Bij het starten van de motor wordt deze
verlichting (indien aanwezig) automatisch
ingeschakeld als de lichtschakelaar in de
stand " 0" of " AUTO " staat.
Automatisch inschakelen
van de verlichting
Met behulp van een zonlichtsensor
schakelen bij onvoldoende omgevingslicht de
kentekenplaatverlichting, de parkeerlichten en
het dimlicht automatisch in. Bij neerslag kan
de verlichting gelijktijdig met het automatisch
inschakelen van de ruitenwissers vóór worden
ingeschakeld.
De verlichting schakelt automatisch uit als
er voldoende omgevingslicht is of nadat de
ruitenwissers zijn uitgeschakeld.
Inschakelen
F Links: duw de hendel omlaag, voorbij het
zware punt.
F

R
echts: duw de hendel omhoog, voorbij het
zware punt.
Richtingaanwijzers
Uitschakelen
F Draai de ring in een andere stand. Het uitschakelen van de functie wordt bevestigd
door een melding.
Storing
Bij een storing in de lichtsensor
gaat de verlichting branden en
gaat dit lampje branden op het
instrumentenpaneel in combinatie
met een geluidssignaal en/of een
melding.
Neem contact op met het CITROËN-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats. F

D

raai de ring in de stand AUTO. Het
inschakelen van de functie wordt bevestigd
door een melding.
4
Verlichting en zicht

Page 132 of 400

130
Bij mist of sneeuw kan de lichtsensor ten
onrechte voldoende licht waarnemen. De
verlichting wordt dan niet automatisch
ingeschakeld.
Dek de met de regensensor gecombineerde
lichtsensor, die zich in aan de bovenzijde van
de voorruit achter de binnenspiegel bevindt,
niet af. De aan de sensor gekoppelde
functies worden dan niet meer bediend.
Handbediende follow me
home-verlichting
Deze functie zorgt er voor dat na het afzetten
van het contact de dimlichten nog even blijven
branden om het uitstappen in het donker te
vergemakkelijken.
InschakelenUitschakelen
De handbediende follow me home-verlichting
wordt na een bepaalde periode automatisch
uitgeschakeld.
Automatische follow me
home-verlichting
F Geef bij afgezet contact een "lichtsignaal"
met de lichtschakelaar.
F

G
eef nogmaals een "lichtsignaal" om de
functie uit te schakelen. Als de functie voor het automatisch
inschakelen van de verlichting is geactiveerd,
schakelt onder donkere omstandigheden het
dimlicht automatisch in wanneer u het contact
uitschakelt.
Instellingen
Het in- of uitschakelen van de functie en de
tijdsduur van het branden van de follow me
home-verlichting kunnen worden ingesteld.
Met audiosysteem
Activeer of deactiveer in het menu
"
Persoonlijke instelling –
configuratie " de functie "Follow-
me-home verlichting ".
Met touchscreen
Activeer of deactiveer in het menu
"Rijden/Auto " de functie "Follow
me home-verlichting ".
Instapverlichting
buitenzijde
De instapverlichting is bedoeld om op
donkere plaatsen het lokaliseren van de auto
en het instappen te vergemakkelijken. De
instapverlichting is actief als de lichtschakelaar
in de stand "AUTO" staat en de lichtsensor
weinig omgevingslicht detecteert.
Inschakelen
Druk op het geopende hangslot
van de afstandsbediening of op
de portiergreep van een van de
voorportieren met het "Keyless entry
and start"-systeem
Het dimlicht en het parkeerlicht gaan branden
en uw auto wordt gelijktijdig ontgrendeld.
Uitschakelen
De instapverlichting aan de buitenzijde gaat
na een bepaalde tijd automatisch uit of gaat
uit na het aanzetten van het contact of het
vergrendelen van de auto.
Verlichting en zicht

Page 133 of 400

131
Met audiosysteem
Activeer of deactiveer in het menu
"Persoonlijke instelling –
configuratie " de functie
" Instapverlichting ".
Met touchscreen
Activeer of deactiveer in het
menu "Rijden/Auto " de functie
" Instapverlichting ".
Statische bochtverlichting
Tijdens het rijden met dim- of grootlicht
wordt de mistlamp vóór ingeschakeld om de
binnenkant van de bocht extra te verlichten bij
snelheden tot 40
km/h (handig in de stad, op
bochtige wegen, kruispunten, parkeergarages
e n z .) .
Zonder statische bochtverlichtingInschakelen
Het systeem wordt geactiveerd:
- bij het inschakelen van een richtingaanwijzer,
of
- als het stuur wiel ver genoeg wordt verdraaid.
Uitschakelen
De verlichting werkt in de volgende gevallen
niet:
-

b
ij een geringe stuuruitslag,
-

b
ij snelheden boven 40 km/h,
-

a
ls de achteruit is ingeschakeld.
Met statische bochtverlichting
Instellingen
Het in- en uitschakelen van de functie
instapverlichting en de duur van het branden
van de instapverlichting kunnen worden
ingesteld.
4
Verlichting en zicht

Page 134 of 400

132
Instellen
Deze functie kan worden in- en uitgeschakeld
via het configuratiemenu van de auto.
Dit systeem is standaard geactiveerd.
Met audiosysteem
Activeer of deactiveer in het menu
"Persoonlijke instelling –
configuratie " de functie
" Rijverlichting ".
Met touchscreen
Activeer of deactiveer in het
menu "Rijden/Auto " de functie
" Rijverlichting ".
Grootlichtassistent
Dit systeem schakelt automatisch tussen
dim- en grootlicht, afhankelijk van het
omgevingslicht en de rijcondities met behulp
van een camera aan de bovenzijde van de
voorruit.
De grootlichtassistent is een hulpsysteem
bij het rijden.
Het blijft de verantwoordelijkheid van de
bestuurder om de verlichting van zijn auto
aan te passen aan de lichtsterkte van de
omgeving, het zicht en het verkeer.
Het systeem wordt geactiveerd vanaf
25


km/h.
Als de snelheid lager dan 15
km/h wordt,
werkt de functie niet meer.
Inschakelen / uitschakelen
Met / audiosysteem
Druk op deze knop, het
verklikkerlampje ervan gaat
branden; het systeem is
ingeschakeld.
Druk op deze knop, het
verklikkerlampje ervan dooft; het
systeem is uitgeschakeld.
Met touchscreen
Activeer of deactiveer in het
menu " Rijden/Auto " de functie
" Grootlichtassistent ".
F

Z

et ver volgens de ring van de
lichtschakelaar in de stand "AUTO" of
"dimlicht/grootlicht".
Inschakelen van het systeem:
Uitschakelen van het systeem:
Verlichting en zicht

Page 135 of 400

133
Werking onderbreken
De bestuurder kan indien nodig op elk moment
zelf de verlichting omschakelen.De bestuurder kan indien nodig op elk
moment zelf de verlichting omschakelen
door de lichtschakelaar naar zich toe te
trekken.
Bij het geven van een lichtsignaal wordt
het systeem niet uitgeschakeld.
De systeemstatus blijft na het afzetten van
het contact opgeslagen in het geheugen. Er kunnen storingen in de werking van het
systeem optreden:
-
a ls het zicht slecht is (bijvoorbeeld bij
sneeuwval, zware regenval of dichte
mist, ...),
-

a
ls het gedeelte van de voorruit voor
de camera vuil, beslagen of bedekt is
(bijvoorbeeld met een sticker),
-

a
ls de verlichting van uw auto wordt
weerkaatst door spiegelende of
reflecterende panelen (bijvoorbeeld
verkeersborden).
Bij te dichte mist wordt het systeem
automatisch uitgeschakeld.
Het systeem detecteert geen:
-

w
eggebruikers die geen verlichting
voeren, zoals voetgangers,
-

w
eggebruikers van wie de verlichting
wordt afgeschermd (bijvoorbeeld door
een vangrail op de snelweg),
-

w
eggebruikers die zich aan de top of
de voet van een steile helling, in een
bocht of op een zijweg bevinden.
Geef een lichtsignaal
om de werking van de
functie te onderbreken;
het verlichtingssysteem
wordt overgeschakeld op
de stand "automatische
verlichting":
Hoogteverstelling
koplampen
Verstel de koplampen met halogeenlampen
afhankelijk van de belading van uw auto
om verblinding van medeweggebruikers te
voorkomen.
0
- 1 of 2 personen voorin.
1
- 5 personen.
2
- 6 -9 personen.
3
- Bestuurder + maximaal toegestane
belading.
Stand 0: basisinstelling.
4
Verlichting en zicht

Page 136 of 400

134
Sfeerverlichting interieur
De gedempte interieurverlichting verbetert het
zicht in de auto als deze zich in een donkere
omgeving bevindt.
Inschakelen
Als het buiten donker is, gaat de verlichting
van de plafonnier vóór en het panoramadak
(indien aanwezig) automatisch branden als de
parkeerlichten worden ingeschakeld.
De sfeer verlichting gaat automatisch uit als de
parkeerlichten worden uitgeschakeld.
Instellingen
Het in- en uitschakelen van de functie
sfeer verlichting en de lichtsterkte van de
sfeerverlichting kunnen worden ingesteld.
Met audiosysteem
Activeer of deactiveer in het menu
"Persoonlijke instelling –
configuratie " de functie
" Ambianceverlichting ".
Met touchscreen
Activeer of deactiveer in het
menu "Rijden/Auto " de functie
" Sfeerverlichting ".
Ruitenwisserschakelaar
Instellingen
Afhankelijk van de uitvoering van uw auto zijn
verschillende instellingen mogelijk:
-
a

utomatische werking van de ruitenwissers
vó ó r,
-

a
utomatisch inschakelen van de
ruitenwisser achter bij het inschakelen van
de achteruitversnelling.
Verwijder onder winterse omstandigheden
sneeuw, ijs of rijp van de voorruit, van
het gebied rondom de ruitenwisserarmen
en de ruitenwisserbladen en van het
voorruitrubber alvorens de ruitenwissers
in te schakelen.
Schakel de ruitenwissers niet in
als de voorruit droog is. Controleer
voordat u bij extreem koud of warm
weer de ruitenwissers inschakelt of de
ruitenwisserbladen niet vastzitten aan de
voorruit.
Handmatige bediening
De bestuurder schakelt de ruitenwissers
handmatig in.
Verlichting en zicht

Page 137 of 400

135
Uitvoering met handbediende
ruitenwissers (interval)
Uitvoering met automatische
ruitenwissers
Ruitenwissers vóór
Beweeg de hendel omhoog of omlaag tot de
gewenste instelling is bereikt.Wissen op hoge snelheid (hevige
neerslag).
Wissen op normale snelheid (matige
r e g e n).
Intervalstand (wissnelheid
afhankelijk van de rijsnelheid).
Uit.
Eén keer wissen (de hendel omlaag
duwen of kort naar u toe trekken en
vervolgens loslaten).
of Automatisch wissen (omlaag
duwen en vervolgens loslaten).
Eén keer wissen (de hendel even
naar u toe trekken).
Automatische ruitenwissers
vóór
De ruitenwissers worden automatisch
ingeschakeld wanneer regen wordt
gedetecteerd (sensor achter de binnenspiegel).
De snelheid van de ruitenwissers wordt
automatisch aangepast aan de hoeveelheid
neerslag.
Inschakelen
Druk de hendel kort naar beneden.
De ruitenwissers maken één slag
om het inschakelen te bevestigen.
Dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel gaat aan en er
verschijnt een melding.
Uitschakelen
Duw de hendel nog een keer kort
omlaag of zet de hendel in een
andere stand (Int., 1
of 2).
Dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel gaat uit en er
verschijnt een melding.
Elke keer als het contact meer dan één
minuut is afgezet, moet u de automatische
werking van de ruitenwissers opnieuw
activeren door de hendel omlaag te
duwen.
4
Verlichting en zicht

Page 138 of 400

136
In het geval van een storing in de automatische
werking van de ruitenwissers werken deze in
de intervalstand.
Laat het systeem controleren door een
CITROËN-dealer of door een gekwalificeerde
werkplaats.
Dek de regensensor, die zich gecombineerd
met de lichtsensor aan de bovenzijde van de
voorruit achter de binnenspiegel bevindt, niet af.
Schakel de automatische werking van de
ruitenwissers uit als de auto wordt gewassen in
een wasstraat.
Wacht 's winters met het inschakelen van de
automatische ruitenwissers tot de voorruit
volledig ontdooid is.
Ruitenwisser achter
Uit.
Interval.
Wissen en sproeien (gedurende
enige tijd).
Bij achteruitrijden
Als de ruitenwissers vóór zijn ingeschakeld
op het moment dat u de achteruitversnelling
inschakelt, wordt automatisch de ruitenwisser
achter ingeschakeld.
Activeren/deactiveren
Deze functie kan worden geactiveerd en
gedeactiveerd via het configuratiemenu van
de auto.Dit systeem is standaard geactiveerd.
Deactiveer de automatische werking van
de ruitenwisser achter bij sneeuwval of
strenge vorst en bij montage van een
fietsendrager op de achterklep.
Met audiosysteem
Open het menu "
Persoonlijke
instelling – configuratie " en
activeer/deactiveer " Ruitenw. aan
bij achteruit ".
Storingen
Met touchscreen
Open het menu " Rijden/Auto" en
activeer/deactiveer " Ruitenwisser
achter bij inschakelen achteruit ".
Verlichting en zicht

Page 139 of 400

137
Te laag niveau ruiten-/
koplampsproeiervloeistof
Als uw auto is voorzien van
koplampsproeiers en het
vloeistofniveau in het reservoir te laag
is, gaat dit lampje branden op het
instrumentenpaneel in combinatie met
een geluidssignaal en een melding.
Zolang het reser voir niet gevuld wordt gaat
het lampje branden telkens wanneer u het
contact inschakelt of de ruitenwisserschakelaar
bedient.
Vul het ruiten-/koplampsproeierreservoir bij of
laat het bijvullen.
Voorruit- en
ruitensproeierverwarming
(afhankelijk van het verkoopland)
Bij koud weer ver warmt deze functie de voorruit
en de ruitensproeiers. In zone 1
ontdooit de ver warming het gedeelte
bij de ruitenwisserbladen als deze bij vorst of
sneeuw zijn vastgevroren.
In zone 2 verbetert de ver warming het zicht
door ophoping van sneeuw te voorkomen als
de ruitenwissers in werking zijn.
Inschakelen
Druk bij draaiende motor op deze
toets; het lampje van de toets gaat
branden.
Ruitensproeiers voorruit en
koplampsproeiers
Bij auto's met automatische
airconditioning wordt tijdens het bedienen
van de ruitensproeiers vóór automatisch
de luchttoevoer afgesloten om een
onaangename geur in het interieur te
voorkomen.
F

T
rek de hendel van de
ruitenwisserschakelaar naar u toe. De
ruitensproeiers treden in werking en na
enige tijd worden ook de ruitenwissers voor
een bepaalde periode ingeschakeld.
De koplamsproeiers worden alleen geactiveerd
als de dimlichten branden en de auto rijdt.
Bij auto's met dagrijverlichting moet de
lichtschakelaar in de stand dimlichten worden
gezet om de koplampsproeiers te activeren. De werkingsduur is afhankelijk van de
buitentemperatuur.
Druk nogmaals op deze toets om de functie
weer uit te schakelen; het lampje van de toets
gaat uit.
4
Verlichting en zicht

Page 140 of 400

138
F Als de ruitenwisserschakelaar binnen een minuut nadat het contact is afgezet wordt
bediend, worden de ruitenwissers in de
verticale stand gezet.
F

Z
et het contact aan en bedien de
ruitenwisserschakelaar om de ruitenwissers
na de werkzaamheden weer in de ruststand
te zetten. Om een goede werking van de
ruitenwissers te behouden adviseren wij u:
-

v
oorzichtig met de ruitenwissers om te
gaan,
-
d
e wisserbladen regelmatig te reinigen
met zeepsop,
-
d
e ruitenwissers niet te gebruiken om
een stuk karton tegen de voorruit te
houden,
-
d
e wisserbladen te ver vangen zodra ze
tekenen van slijtage vertonen.
Speciale stand van de
ruitenwissers vóór
In deze onderhoudsstand kunnen de
ruitenwisserbladen worden gereinigd of
ver vangen. De stand kan tevens 's winters
worden gebruikt om de ruitenwissers los te
zetten van de voorruit.
Verlichting en zicht

Page:   < prev 1-10 ... 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 ... 400 next >