display CITROEN NEMO 2013 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 18 of 180

16
In een oogopslag

RIJDEN


Gestuurde handgeschakelde
versnellingsbak

Weergave op het instrumentenpaneel
Starten



50
Deze versnellingsbak met 5 versnellingen
biedt naar keuze het comfort van automatisch
schakelen of het plezier van handmatig
schakelen.

N.
Neutraalstand.

R.
Achteruit.

M +/-.
Handmatige stand.

A.
Automatische stand.

E.
Programma voor zuinig rijden. De ingeschakelde versnelling en de
geselecteerde schakelwijze verschijnen op het
display van het instrumentenpaneel.

N:
neutraalstand.

R:
achteruit.

1 2 3 4 5:
ingeschakelde versnellingen.

AUTO:
automatische stand.

E:
programma voor zuinig rijden. Selecteer de stand N
en trap het rempedaal in
tijdens het starten van de motor.
Start de motor.
Zet de selectiehendel in de handmatige stand
of in de automatische stand door deze eerst in
de middenstand te zetten en vervolgens enige
tijd naar links te drukken of schakel met behulp
van de selectiehendel de achteruitversnelling
(stand R
) in.
Zet de handrem vrij.
Laat het rempedaal los en geef gas.

Page 19 of 180

17
IN EEN OOGOPSLA
G
In een oogopslag

Overgang naar de STOP-stand van de motor


Stop & Start-systeem



- auto met een handgeschakelde
versnellingsbak;
trap het
koppelingspedaal in,

- auto met een gestuurde
handgeschakelde versnellingsbak;




laat het rempedaal los terwijl de
selectiehendel in de stand A
of M
staat,


of laat het rempedaal los terwijl de
selectiehendel in de stand N
staat en zet
de hendel vervolgens in de stand A
of M
,


of schakel de achteruitversnelling in.

Overgang naar de START-stand van de motor

RIJDEN


Uitschakelen / Inschakelen


- auto met een handgeschakelde
versnellingsbak;
zet, terwijl de auto
stilstaat, de versnellingspook in de
neutraalstand en laat het koppelingspedaal
los,

- auto met een gestuurde
handgeschakelde versnellingsbak;

houd, terwijl de auto stilstaat, het
rempedaal ingetrapt of zet de
selectiehendel in de stand N
.
U kunt het systeem op elk gewenst moment
uitschakelen door op de toets "S - OFF"
te
drukken; het controlelampje van de toets gaat
branden en er wordt een melding weergegeven
op het display van het instrumentenpaneel.
Het systeem wordt automatisch weer
ingeschakeld als de motor met de sleutel wordt
gestart. Onder bepaalde bijzondere omstandigheden
kan de motor automatisch overgaan in
de START-stand. In dat geval wordt een
melding weergegeven op het display van het
instrumentenpaneel en gaat het controlelamje
"S"
enkele seconden knipperen om vervolgens
te doven.
Zet altijd het contact met de sleutel
af als u brandstof gaat tanken,
handelingen onder de motorkap gaat
uitvoeren of als u de auto verlaat. Onder bepaalde bijzondere omstandigheden
kan het voorkomen dat de motor niet overgaat
in de STOP-stand. In dat geval wordt een
melding weergegeven op het display van het
instrumentenpaneel en gaat het controlelamje
"S"
enkele seconden knipperen om vervolgens
te doven.



55



56




57

Het controlelampje "S"
op het
instrumentenpaneel gaat branden en
de motor wordt afgezet: Het controlelampje "S"
dooft en de
motor wordt gestart:
Om te voorkomen dat de motor te vaak
wordt afgezet als u langzaam rijdt,
wordt de motor uitsluitend automatisch
afgezet als de wagensnelheid hoger
dan ongeveer 10 km/h is geweest.

Page 23 of 180

21
1
VOORDAT u GAAT RIJDEN


Cockpit

INSTRUMENTENPANELEN



1.
Kilometer-/mijlenteller.

2.
Display.

3.
Brandstofniveaumeter.

4.
Koelvloeistoftemperatuur.

5.
Toerenteller.


Instrumentenpaneel met display niveau 1
Instrumentenpaneel met display niveau 2

Display niveau 1 instrumentenpaneel



- Tijd.

- Afgelegde afstand in km/mijl.

- Boordcomputer: actieradius, verbruik,
gemiddelde snelheid.

- Stand van de hoogteverstelling van de
koplampen.

- In te stellen waarschuwing te hoge
snelheid.

- Schakelindicator.

- Stop & Start.

- Airbag aan passagierszijde AAN/UIT.



Display niveau 2 instrumentenpaneel



- Tijd.

- Datum.

- Radio.
- Afgelegde afstand in km/mijl.

- Buitentemperatuur.

- Standen en ingeschakelde versnellingen
elektronisch bediende versnellingsbak.

- Boordcomputer: actieradius, verbruik,
gemiddelde snelheid.

- Stand van de hoogteverstelling van de
koplampen.

- In te stellen waarschuwing te hoge
snelheid.

- Taalkeuze van de weergave.

- Schakelindicator.

- Stop & Start.

- Airbag aan passagierszijde AAN/UIT.

- Automatische vergrendeling van de
portieren tijdens het rijden AAN/UIT.

Page 24 of 180

22


Cockpit

VERKLIKKERLAMPJES

Bij het starten van de motor wordt een automatische controle van een aantal verklikkerlampjes uitgevoerd. Deze lampjes blijven kort branden.
Als bij draaiende motor een verklikkerlampje gaat branden of knipperen in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display, is
dit een teken dat het desbetreffende onderdeel of systeem niet goed werkt. Volg in dat geval altijd de desbetreffende instructies.


Verklikkerlampje


status
signaleert
Wat te doen
Service brandt tijdelijk. kleine storingen. Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
blijft branden, met
melding op display. ernstige storingen.

Noteer de waarschuwingsmelding en neem contact op met
het CITROËN-netwerk of met een gekwalifi ceerde werkplaats.

Handrem -
Remvloeistofniveau brandt.

dat de handrem is aangetrokken
of niet goed is vrijgezet. Zet de handrem vrij en het verklikkerlampje
gaat uit.
brandt. dat het remvloeistofniveau
te laag is. Vul het niveau bij met een door het
CITROËN-netwerk goedgekeurde vloeistof.
blijft branden, ondanks
correct niveau.

Stop de auto, zet het contact af en raadpleeg het
CITROËN-netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats.

Minimum motoroliepeil brandt. dat het motoroliepeil te
laag is.
Controleer het niveau en neem contact op met het
CITROËN-netwerk of met een gekwalifi ceerde werkplaats.

blijft branden, ondanks
correct niveau.

Stop de auto, zet het contact af en neem contact op met het
CITROËN-netwerk of met een gekwalifi ceerde werkplaats.

Koelvloeistoftemperatuur brandt met de naald
in het rode gebied. een abnormale stijging van
de koelvloeistoftemperatuur. Stop de auto en zet het contact af, laat het
koelsysteem afkoelen en controleer het niveau visueel.
op H in het rode
gebied. een abnormaal hoge
koelvloeistoftemperatuur. Rubriek 7, onderwerp "Vloeistofniveaus".
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.

Page 25 of 180

23
1
VOORDAT u GAAT RIJDEN


Cockpit



Verklikkerlampje


status
signaleert
Wat te doen
Motorolie gaat tijdens het rijden
branden, met een
melding op het display. een te lage oliedruk. Stop de auto, zet het contact af en neem contact
op met het CITROËN-netwerk of met een
gekwalificeerde werkplaats.
knippert, met een
melding op het display
(uitsluitend 1.3 HDi 75). dat de motorolie
verouderd/vervuild is. Laat de motorolie zo snel mogelijk verversen om
motorschade te voorkomen.
Acculading brandt. een storing in het
laadcircuit. Controleer de accuklemmen...
Rubriek 7, onderwerp "Accu".
blijft branden,
ondanks controle. een storing in het
laadcircuit, ontstekings- of
injectiesysteem. Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Detectie geopend
portier brandt.
dat een portier of
achterdeur niet goed is
gesloten. Controleer of de portieren, zij- en achterdeuren
gesloten zijn. brandt, met een
melding op het display.
Autogordel niet
vastgemaakt brandt en gaat daarna
knipperen. dat de bestuurder de
autogordel niet heeft
vastgemaakt. Trek aan de gordel en steek de gesp in de
houder.
brandt in combinatie
met een geluidsignaal
en blijft daarna branden. dat de auto rijdt terwijl de
autogordel van de bestuurder
niet is vastgemaakt. Controleer of de gordel is vastgeklikt door
er aan te trekken. Rubriek 5, onderwerp
"Autogordels".
knippert, met een
geluidssignaal . dat de voorpassagier
de autogordel niet heeft
vastgemaakt. Trek aan de gordel en steek de gesp in de
houder.

Page 26 of 180

24


Cockpit



Verklikkerlampje


status
signaleert
Wat te doen
Airbag vóór
Zijairbag knippert of blijft
branden. een defecte airbag. Zo snel mogelijk laten controleren door het
CITROËN-netwerk of door een gekwalifi ceerde
werkplaats. Rubriek 5, onderwerp "Airbags".
Airbag passagier
uitgeschakeld brandt.

dat de airbag bewust is uitgeschakeld
i.v.m. plaatsing van een kinderzitje
met de rug in de rijrichting. In te stellen in het menu MENU van de
boordcomputer. Rubriek 3, onderwerp "Menu".
ABS blijft branden. een storing in het
systeem.
Het remsysteem werkt normaal, maar zonder bekrachtiging.
Wij raden u aan te stoppen en het CITROËN-netwerk of
een gekwalifi ceerde werkplaats te raadplegen.

blijft branden, samen met
het waarschuwingslampje
handrem. een storing in de elektronische
remdrukregelaar.
Stop de auto, zet het contact af en neem contact op met het
CITROËN-netwerk of met een gekwalifi ceerde werkplaats.

Stabiliteitscontrolesysteem

knippert enkele
seconden. een ingreep van het ESP. Ingreep van het systeem waardoor de koers van
de auto wordt gecorrigeerd.
brandt in combinatie met
het controlelampje van de
toets "ASR OFF"
en een
melding op het display.
een storing in het ESP. Neem contact op met het CITROËN-netwerk of
met een gekwalificeerde werkplaats.
brandt, met een
melding op het display. een storing in de
ASR/MSR. Neem contact op met het CITROËN-netwerk of
met een gekwalificeerde werkplaats.
brandt. een storing in de Intelligent
Traction Control. Neem contact op met het CITROËN-netwerk of
met een gekwalificeerde werkplaats.
Hill holder brandt. een storing in de hill
holder. Neem contact op met het CITROËN-netwerk of
met een gekwalificeerde werkplaats.
Remblokken vóór brandt. dat de remblokken
versleten zijn.
Laat de remblokken vervangen door het
CITROËN-netwerk of door een gekwalifi ceerde werkplaats.

Page 27 of 180

1
VOORDAT u GAAT RIJDEN


Cockpit



Verklikkerlampje


status
signaleert
Wat te doen
Elektronische
startblokkering brandt.

dat de sleutel in het
contactslot niet wordt herkend.
Starten is niet mogelijk. Probeer een reservesleutel en laat de defecte
sleutel controleren door het CITROËN-netwerk.
Rubriek 1, onderwerp "Toegang tot de auto".
Emissieregeling knippert of blijft
branden. een storing in het
systeem. Laat het systeem zo snel mogelijk controleren
door het CITROËN-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Laag brandstofniveau brandt en wijzer van
de brandstofmeter in
gebied E. een bijna lege
brandstoftank. Wacht niet met tanken. De actieradius met de
resterende hoeveelheid brandstof is afhankelijk
van de rijstijl, het profiel van de weg, de
verstreken tijd en het aantal kilometers dat is
gereden sinds het lampje brandt.
Roetfilter brandt, in combinatie
met een geluidssignaal
en een melding op het
display. dat het roetfilter verstopt
begint te raken. Voer zodra het mogelijk is een regeneratie
van het roetfilter uit. Rubriek 7, onderwerp
"Controles".
Water in brandstoffilter brandt, met een
melding op het
display. dat er water in het
brandstoffilter (diesel) is
terechtgekomen. Laat het filter aftappen door het
CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats. Rubriek 7, onderwerp "Controles".
Voorgloeien
dieselmotor brandt. dat voorgloeien van de
dieselmotor noodzakelijk
is (tot ongeveer
30 seconden bij extreem
lage buitentemperaturen). Wacht tot het lampje uit is alvorens de motor te
starten.
Zet als de motor niet aanslaat het contact weer
aan en wacht nogmaals tot het lampje uitgaat.
Start vervolgens de motor.

Page 29 of 180

1
VOORDAT u GAAT RIJDEN


Cockpit



Verklikkerlampje


status
signaleert
Wat te doen
Snelheidsregelaar brandt. het inschakelen van de
regelaar. Handmatige bediening. Rubriek 1, onderwerp
"Stuurkolomschakelaars".
Parkeerhulp achter brandt, met een
melding op het
display. een storing in het
systeem.
Het geluidssignaal werkt niet meer.
Laat het systeem zo snel mogelijk controleren door het
CITROËN-netwerk of door een gekwalifi ceerde werkplaats.

Gestuurde
handgeschakelde
versnellingsbak brandt, met een
melding op het
display. een bedieningsfout van de
bestuurder. Voer de gewenste handeling nogmaals uit.
knippert, in combinatie
met een geluidssignaal
en een melding op het
display. een storing in de
versnellingsbak. Laat het systeem zo snel mogelijk controleren
door het CITROËN-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.

Page 30 of 180



Cockpit


Display
weergave
signaleert
Wat te doen
Stop & Start brandt. de activering van de
STOP-stand als de auto
tot stilstand is gekomen. Zodra u wilt wegrijden, gaat het controlelampje
uit en wordt de motor automatisch weer gestart
in de START-stand.
knippert enkele
seconden en gaat
vervolgens uit. dat de STOP-stand
tijdelijk niet beschikbaar
is of dat de START-
stand automatisch is
geactiveerd. Bijzonderheden m.b.t. de STOP-stand
en START-stand. Rubriek 1, onderwerp
"Versnellingsbak en stuurwiel".
Schakelindicator pijl omhoog. de mogelijkheid om één
versnelling op te schakelen.
Rubriek 1, onderwerp "Schakelindicator".
pijl omlaag.

de mogelijkheid om één
versnelling terug te schakelen.
Buitentemperatuur
(°C/°F) temperatuuraanduiding
knippert en melding op
display. weersomstandigheden
met kans op gladheid. Wees extra oplettend en rem niet bruusk.
Rubriek 5, onderwerp "Veilgheid tijdens het
rijden".
Datum (JJJJ/MM/DD)
Tijd (UU:MM) instelling:
Datum.
Tijd. een instelling via het menu
"MENU". Rubriek 3, onderwerp "Menu".
Koplamphoogte afstelling koplampen . stand 0 tot 3, afhankelijk
van de belading van de
auto. Instellen via de knop op het dashboard. Rubriek
1, onderwerp "Bediening op de stuurkolom".

Page 32 of 180

30


Cockpit


ONDERHOUDSINDICATOR

WAARSCHUWINGSLAMPJE MOTOROLIE

DIMMER DASHBOARDVERLICHTING

De lichtsterkte van de dashboardverlichting
kan worden ingesteld als de
parkeerverlichting is ingeschakeld.
Raadpleeg het overzicht van
de onderhoudsbeurten in het
onderhoudsboekje dat u bij de
aflevering van de auto is overhandigd.
Na enkele seconden schakelt het display
weer over naar de normale weergave.
Stel de lichtsterkte van de
dashboardverlichting en van
het bedieningspaneel van de
autoradio in met deze toetsen.
Het display van het instrumentenpaneel
geeft de afstand tot de volgende
onderhoudsbeurt aan volgens het
onderhoudsschema van de constructeur (zie
het onderhoudsboekje). Deze afstand wordt
bepaald op basis van de afgelegde afstand
sinds de vorige onderhoudsbeurt.
Te lage motoroliedruk

Motorolie verouderd/vervuild (uitsluitend
1.3 HDi 75 pk) Het waarschuwingslampje
blijft branden in combinatie
met een melding op het display van het
instrumentenpaneel als het systeem een te
lage motoroliedruk signaleert.
Het waarschuwingslampje knippert
in combinatie met een melding op
het instrumentenpaneel als het systeem
signaleert dat de motorolie verouderd of
vervuild is. Het knipperen van dit lampje
duidt niet op een storing, maar is voor
de bestuurder het signaal dat zo snel
mogelijk een onderhoudsbeurt moet worden
uitgevoerd.
Als de onderhoudsbeurt niet is
uitgevoerd en de veroudering/vervuiling
van de olie een tweede stadium heeft
bereikt, gaat op het instrumentenpaneel het
waarschuwingslampje van de emissieregeling van
de motor branden en wordt het motortoerental
begrensd op 3000 t/min.
Als de onderhoudsbeurt nog niet uitgevoerd is en
de motorolie de kans krijgt om het derde stadium
van vervuiling/veroudering te bereiken, wordt het
motortoerental begrensd op 1500 t/min zodat er
geen motorschade kan ontstaan. Om het ontstaan van motorschade
te voorkomen is het raadzaam
de onderhoudsbeurt zodra het
waarschuwingslampje motorolie begint te
knipperen, zo spoedig mogelijk te laten
uitvoeren.



Stop onmiddellijk: parkeer de auto, zet het
contact af en neem contact op met het
CITROËN
-netwerk of met een gekwalifi ceerde werkplaats.

Page:   1-10 11-20 21-30 31-40 40 next >