CITROEN NEMO 2014 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 111 of 192

109
4
ERGONOMIE en COMFORT



Praktische voorzieningen


VOORZIENINGEN LAADRUIMTE


Sjorogen

U kunt uw lading vastzetten met de
6 sjorogen op de vloer van de laadruimte.
Om veiligheidsredenen (noodstop) is het
raadzaam de zwaarste lading zo dicht
mogelijk bij de cockpit te plaatsen.

Opbergvak

Linksachter in de laadruimte hebt u de
beschikking over een opbergvak.


Uitneembare lamp

Rechtsachter in de laadruimte bevindt zich
een magnetische uitneembare lamp.
Haal de lamp uit de houder door op de knop
te drukken en de lamp 90 graden omlaag te
draaien.
Schuif de schakelaar naar voren om de lamp
te laten branden.
Verwijder om de 4 batterijen (type NiMH) te
vervangen de beschermkap van de lamp.
Steek de uitneembare lamp om deze terug
te plaatsen in de uitsparingen van de houder
en draai de lamp omhoog.

Laddervormige verticale afscheiding

De laddervormige afscheiding achter de
bestuurdersstoel beschermt de bestuurder
tegen schuivende lading.


Schotten

Uw bestelwagen kan worden voorzien van
een stalen schot met of zonder ruit, een
halfhoog schot met scheidingsrooster of een
modulair verticaal scheidingsrooster.

Het vervoer van personen in de
laadruimte is verboden.

Het is raadzaam de lading stevig vast
te zetten met behulp van de sjorogen
op de vloer. De batterijen van de uitneembare lamp
worden automatisch opgeladen tijdens het
rijden.
In het midden van de houder van de
uitneembare lamp bevindt zich een extra
lamp (zie het gedeelte "Interieurverlichting").

Page 112 of 192

11 0



Praktische voorzieningen



Modulair verticaal scheidingsrooster

Verplaatsen:

3.
Beweeg de haak aan de onderzijde van
het rooster omhoog.

4.
Draai het rooster en plaats de haak in
de daarvoor bestemde uitsparing in de
rugleuning van de passagiersstoel.


1.
Klap de passagiersstoel weg.

2.
Beweeg de haak aan de bovenzijde van
het rooster omhoog. Uw bestelwagen kan worden voorzien van
een tweedelig scheidingsrooster.
Dit scheidingsrooster wordt gecombineerd
met de wegklapbare passagiersstoel en
beschermt de bestuurder tegen lading op de
plaats van de passagiersstoel.

Page 113 of 192

111
4
ERGONOMIE en COMFORT



Praktische voorzieningen


INDELING ACHTERIN

Sjorogen

U beschikt over 4 sjorogen op de vloer
achter in de auto om bagage vast te zetten.






Bagagenet

Gebruik de sjorogen om uw bagage stevig
vast te zetten met het bagagenet.


Hoedenplank

Vouw de hoedenplank uit om uw bagage
tegen blikken van buitenaf te beschermen.
Vouw de hoedenplank dubbel om
gemakkelijk bij uw bagage te kunnen.
Berg de hoedenplank op achter de
achterbank om hoge voorwerpen in de
bagageruimte te kunnen vervoeren.

Verwijderen van de hoedenplank

Vouw de hoedenplank dubbel.
Til de hoedenplank in een hoek van
ongeveer 60°.
Haal aan de zijkant van de hoedenplank de
bevestigingen uit de steunen.
Verwijder de hoedenplank.
Berg de hoedenplank dubbelgevouwen op in
de ruimte achter de achterbank.
Voer om de hoedenplank terug te zetten de
bovenstaande handelingen in omgekeerde
volgorde uit.

Page 114 of 192

11 2



Praktische voorzieningen



Bevestigingsriemen

U beschikt over twee bevestigingsriemen die
zich aan de linkerzijde van de bagageruimte
bevinden.
Hiermee is het gereedschapsetui bevestigd.


Zaklamp

Aan de rechterzijde van de bagageruimte
bevindt zich een magnetische zaklamp.
Verwijder de zaklamp uit de houder door op
de knop te drukken en de lamp 90 graden
omlaag te draaien.
Schuif de schakelaar naar voren om de lamp
te laten branden.
Verwijder om de 4 batterijen (type NiMH) te
vervangen de beschermkap van de zaklamp.
Steek de zaklamp om deze in de
bagageruimte terug te plaatsen in de
uitsparingen van de houder en draai de
zaklamp omhoog.
De batterijen van de zaklamp worden
automatisch opgeladen tijdens het rijden.
In het midden van de houder van de
zaklamp bevindt zich een lamp voor de
verlichting van de bagageruimte
(zie het gedeelte "Interieurverlichting").

Page 115 of 192

11 3
4
ERGONOMIE en COMFORT



Praktische voorzieningen


INTERIEURVERLICHTING


Plafonnier vóór

De plafonnier bevindt zich in het midden van
de hemelbekleding.
De plafonnier kan worden ingeschakeld
door:


- het kantelen van het lampglas,

- het openen of sluiten van een portier,

- het vergrendelen of ontgrendelen van de auto.
De plafonnier gaat enkele minuten na het
openen van de portieren of bij het aanzetten
van het contact automatisch uit.
De plafonnier kan zijn voorzien van een
sensor voor het inbraakalarm, een microfoon
voor de handsfree set en leeslampjes.
Zowel links als rechts zijn schakelaars voor
de leeslampjes aanwezig.


Plafonnier achter

De interieurverlichting achter bevindt zich
boven aan de wand rechtsachter.
Druk op de zijkant van het lampglas van
de plafonnier om de verlichting in of uit te
schakelen.
De verlichting gaat automatisch branden als
een van de deuren geopend wordt (combi).
De verlichting gaat automatisch branden
als een schuifdeur wordt geopend
of de achterdeuren worden geopend
(bedrijfswagen).


Gebruiksvoorschrift

De verlichting gaat automatisch uit:


- als de schakelaar niet wordt ingedrukt,

- als de deuren langer dan ongeveer
15 minuten geopend blijven,

- enige tijd na het sluiten van de portieren,

- als het contact wordt aangezet.

- bij het vergrendelen.


Bagageruimteverlichting

De bagageruimteverlichting bevindt zich in
het midden van de houder van de zaklamp.
De werking van de verlichting is afhankelijk
van in welke van de drie standen de
onderstaande schakelaar staat.
Permanent aan.

AUTO.
In deze stand gaat de
verlichting geleidelijk branden als
de auto wordt ontgrendeld en als
een van de achterdeuren of de
achterklep wordt geopend.
De verlichting gaat automatisch uit als de
achterdeur of de achterklep enkele minuten
open blijft staan of als het contact wordt
aangezet.
Permanent uit.

Na het sluiten van de portieren is het
mogelijk dat de plafonniers voor en
achter niet gelijktijdig uitgaan.

Page 116 of 192

11 4
Veiligheid tijdens het rijden

HANDREM


Aantrekken

Trek aan de hendel van de handrem om de
auto op de handrem te zetten.
Controleer voordat u uitstapt of de handrem
goed is aangetrokken.
Als de handrem nog (iets) is
aangetrokken, wordt dit aangegeven
door dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel.
Als de auto stilstaat op een helling, draai dan de
wielen richting trottoir en trek de handrem aan.
Het is dan niet voldoende om alleen een
versnelling in te schakelen bij het parkeren
van de auto, zeker niet bij een beladen auto.
Trek de handrem uitsluitend bij stilstaande
auto
aan.
Trek, in het uitzonderlijke geval dat de
handrem wordt gebruikt als de auto rijdt,
deze voorzichtig aan om de achterwielen
niet te blokkeren (slipgevaar).


ALARMKNIPPERLICHTEN


Loszetten

Trek aan de hendel van de handrem en druk
op de knop om de handrem los te zetten. Druk deze knop in, alle richtingaanwijzers
knipperen tegelijkertijd.
De alarmknipperlichten werken ook als het
contact is afgezet.
Als de alarmknipperlichten zijn
ingeschakeld, heeft het inschakelen van
de richtingaanwijzers links of rechts met de
richtingaanwijzerschakelaar geen effect.

Page 117 of 192

11 5
5
VEILIGHEID
Veiligheid tijdens het rijden

CLAXON

Druk in het midden van het stuurwiel.


Antiblokkeersysteem (ABS) en
elektronische remdrukregelaar
Deze systemen zorgen tijdens het
remmen voor een betere stabiliteit en
bestuurbaarheid van uw auto, vooral op een
slecht of glad wegdek.












HULPSYSTEMEN BIJ HET REMMEN

Uw auto is voorzien van drie systemen die u
helpen om de auto in een noodsituatie veilig
tot stilstand te brengen:


- het antiblokkeersysteem (ABS),

- de elektronische remdrukregelaar (EBD),

- Brake Assist System (BAS).
Inschakelen
Het antiblokkeersysteem treedt automatisch
in werking zodra een van de wielen dreigt te
blokkeren.
Als het antiblokkeersysteem ingrijpt, is dat
merkbaar aan het trillen van het rempedaal
en een specifiek geluid; dit is de normale
werking.


Trap het rempedaal bij een noodstop
krachtig en volledig in en laat het
niet los.

Storing
Als dit waarschuwingslampje gaat
branden in combinatie met een
melding op het display van het
instrumentenpaneel, duidt dit op
een storing in het antiblokkeersysteem. Door
deze storing zou u tijdens het remmen de
controle over uw auto kunnen verliezen. Als dit waarschuwingslampje gaat
branden in combinatie met het
waarschuwingslampje ABS
en
een melding op het display van
het instrumentenpaneel, duidt dit op een
storing in de elektronische remdrukregelaar.
Door deze storing zou u tijdens het remmen
de controle over uw auto kunnen verliezen.

Stop op een veilige plaats.

Gebruiksvoorschrift
Het antiblokkeersysteem garandeert geen
kortere remweg. Op een erg glad wegdek
(ijzel, olie, enz.) kan de remweg door de
werking van het ABS juist langer zijn. Trap
het rempedaal bij een noodstop krachtig en
volledig in en laat het niet los, ook niet op
een glad wegdek. Het ABS zorgt er dan voor
dat u om het obstakel heen kunt sturen.
Zorg er bij vervanging van de wielen
(banden en velgen) voor dat er wielen
worden gemonteerd die aan de voorschriften
van de constructeur voldoen.
Raadpleeg in beide gevallen het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Voor een optimale werking van het
remsysteem is het raadzaam een
inremperiode van 500 km aan te houden.
Vermijd gedurende deze periode situaties
waarbij u hard, veelvuldig en aanhoudend
moet remmen.

Page 118 of 192

11 6
Veiligheid tijdens het rijden








Brake-Assist-System *

Dit systeem zorgt ervoor dat in noodgevallen
de optimale remdruk sneller wordt bereikt,
zodat de remafstand kleiner wordt. Het
Brake-Assist-System maakt onderdeel uit
van het ESP-systeem.

Inschakelen
Het systeem wordt ingeschakeld als het
rempedaal sneller wordt ingetrapt dan een
bepaalde grenswaarde.
Het systeem zorgt er dan voor dat de benodigde
bedieningskracht minder wordt en dat de
effectiviteit van het remmen wordt vergroot.
Trap het rempedaal bij een noodstop zeer
krachtig in en laat het pedaal niet los.

Gebruiksvoorschrift
Dit systeem kan niet door de bestuurder
worden uitgeschakeld.


*
Afhankelijk van het land van bestemming.











STABILITEITSCONTROLESYSTEMEN


Elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP)


Het elektronisch stabiliteitsprogramma grijpt
in via de remmen van één of meer wielen
en via het motorkoppel om de auto (binnen
de natuurkundige grenzen) weer in de juiste
koers te brengen.

Inschakelen
Het ESP-systeem wordt automatisch
ingeschakeld zodra de motor wordt gestart en kan
niet worden uitgeschakeld.
Het systeem wordt geactiveerd zodra de wielen te
weinig grip hebben of de koers van de auto afwijkt
van de door de bestuurder gewenste richting.
Als dit controlelampje en het
controlelampje van de toets "ASR
OFF"
gaan branden, in combinatie
met een melding op het display
van het instrumentenpaneel, wijst dit op een
storing in het ESP-systeem. Het systeem
wordt dan automatisch uitgeschakeld.
Laat het systeem controleren door
het CITROËN-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.



Antislipregeling (ASR) en
motorkoppelregeling (MSR)
De antislipregeling zorgt voor een optimale
tractie. Het systeem voorkomt het spinnen
van de wielen door in te grijpen op de
remmen van de aangedreven wielen en op
het motormanagement.
Het MSR-systeem maakt onderdeel uit
van het ASR-systeem en treedt in werking
als te abrupt wordt geschakeld of als de
aangedreven wielen gaan glijden. Door het
motorkoppel te vergroten zorgt het systeem
ervoor dat de auto stabiel blijft.

Inschakelen
Als de motor wordt gestart, worden deze
systemen automatisch ingeschakeld.
Deze systemen treden in werking als de
auto grip verliest of uit de koers dreigt te
raken.

Uitschakelen
In bijzondere omstandigheden (als de auto
vastzit in de modder, sneeuw, in mulle
grond,...) kan het nuttig zijn het
ASR-systeem uit te schakelen, zodat de
wielen kunnen spinnen en weer grip kunnen
krijgen.


)
Druk op de toets "ASR OFF"
, die zich in
het midden van het dashboard bevindt.
Als het controlelampje van de toets brandt
en er een melding op het display van het
instrumentenpaneel verschijnt, is het
ASR-systeem uitgeschakeld. In dat geval gaat dit
controlelampje op het
instrumentenpaneel knipperen.

Storing

Page 119 of 192

11 7
5
VEILIGHEID
Veiligheid tijdens het rijden

Opnieuw inschakelen
Het ASR-systeem wordt automatisch weer
ingeschakeld als het contact opnieuw wordt
aangezet.


)
Druk nogmaals op de knop "ASR OFF"
om het systeem handmatig weer in te
schakelen.


Storing
Als dit controlelampje gaat
branden in combinatie met
een geluidssignaal en een
melding op het display van het
instrumentenpaneel, duidt dit op een storing
in het ASR-systeem. Het systeem wordt dan
automatisch uitgeschakeld.
Laat het systeem controleren door
het CITROËN-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Gebruiksvoorschrift
Het ASR- en het ESP-systeem zorgen
voor meer veiligheid tijdens het rijden. De
bestuurder mag zich echter nooit laten
verleiden tot het nemen van meer risico's of
tot het te snel rijden.
De goede werking van de systemen
wordt verzekerd door de naleving van
de voorschriften van de constructeur
op het gebied van wielen (banden en
velgen), onderdelen van het remsysteem,
elektronische onderdelen alsmede de
montageprocedure en het uitvoeren van
werkzaamheden door het -netwerk.
Laat de systemen na een aanrijding
controleren door het CITROËN-netwerk of
door een gekwalificeerde werkplaats.

Page 120 of 192

11 8
Veiligheid tijdens het rijden






Intelligent Traction Control

Systeem dat zorgt voor extra tractie in
situaties met weinig grip (sneeuw, ijzel,
modder...).
Deze functie signaleert situaties met weinig
grip en zorgt ervoor dat u onder deze
omstandigheden kunt wegrijden en kunt
blijven rijden.
In dergelijke omstandigheden, neemt de
Intelligent Traction Control
de ASR
-functie
over door de aandrijfkracht over te brengen
op het wiel met de meeste grip, waardoor de
tractie en de bestuurbaarheid optimaal zijn.
Inschakelen
Bij het starten van de auto is de functie
uitgeschakeld.
Druk op de toets op het dashboard om de
functie in te schakelen; het lampje van de
toets gaat branden.
De functie blijft actief tot ongeveer 30 km/h.
Zodra u sneller rijdt dan 30 km/h, wordt de
functie automatisch uitgeschakeld, maar
blijft het lampje branden.
De functie wordt automatisch weer
ingeschakeld zodra u weer langzamer dan
30 km/h rijdt.
Uitschakelen
Druk op de toets op het dashboard om de
functie uit te schakelen. Het lampje gaat uit
en de ASR
is weer actief.

Storing
Dit lampje blijft branden op het
instrumentenpaneel in het geval
van een storing aan de functie.

Page:   < prev 1-10 ... 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 ... 200 next >