FIAT 500X 2018 Instructieboek (in Dutch)

Page 101 of 296

Wanneer de achteruitversnelling, tijdens
de cyclus waarschuwingssignalen,
wordt ingeschakeld, wordt het
geluidssignaal uitgeschakeld en gaat
het waarschuwingslampje
permanent branden. De cyclus
waarschuwingssignalen wordt hervat
zodra de snelheid van 8 km/h weer
overschreden wordt.
GEDRAG PICTOGRAM
VEILIGHEIDSGORDEL
ACHTERBANK
De pictogrammen worden
weergegeven op het display
(fig. 72 versies met kleurendisplay of
fig. 73 versies met monochromatisch
display), enkele seconden nadat de
startinrichting naar de stand MAR is
gedraaid.
De pictogrammen zullen na ongeveer
30 seconden of nadat de
veiligheidsgordels zijn vastgemaakt,
verdwijnen.De pictogrammen op het display
hebben de volgende betekenissen
(waar van toepassing):
A: veiligheidsgordel linksachter
vastgemaakt;
B: veiligheidsgordel middenachter
vastgemaakt;
C: veiligheidsgordel rechtsachter niet
vastgemaakt.
72F1B0105C73F1B0106C
99

Page 102 of 296

De pictogrammen worden
weergegeven in overeenstemming met
de veiligheidsgordels van de
achterbank, en blijven ongeveer
30 seconden branden na de laatste
statusverandering van de
veiligheidsgordels:
als de veiligheidsgordel is
vastgemaaktwordt het bijbehorende
pictogram weergegeven, zoals te zien is
in A en B (groen op het kleurendisplay);
als de veiligheidsgordel niet is
vastgemaaktwordt het bijbehorende
pictogram weergegeven zoals te zien is
in C (rood op het kleurendisplay);
Als een veiligheidsgordel achter niet is
vastgemaakt, klinkt er een
geluidssignaal (3 "piepjes") en gaat het
bijbehorende pictogram op het display
branden.
Verder zullen de pictogrammen bij elke
sluiting van één van de portieren weer
gedurende 30 seconden gaan branden.
Het pictogram wordt groen nadat de
bijbehorende veiligheidsgordel is
vastgemaakt.
De pictogrammen voor de achterbank
doven ongeveer 30 seconden na het
laatste signaal, ongeacht de status van
de veiligheidsgordel (rood of groen
pictogram).BELANGRIJKE OPMERKINGEN
Voor wat betreft de veiligheidsgordels
van de achterbank, zal het
SBR-systeem alleen aangeven of de
veiligheidsgordels niet zijn vastgemaakt
(rood pictogram) of wel zijn
vastgemaakt (groen pictogram), niet de
aanwezigheid van passagiers.
Voor de achterbank gaan de
pictogrammen enkele seconden nadat
de startinrichting naar de stand MAR is
gedraaid branden, ongeacht de status
van de veiligheidsgordels (zelfs als de
gordels allemaal zijn vastgemaakt).
Alle waarschuwingslampjes/
pictogrammen gaan branden als de
status van ten minste één gordel
verandert van vastgemaakt naar
niet-vastgemaakt of andersom.
GORDELSPANNERS
Het voertuig is uitgerust met
gordelspanners van de
veiligheidsgordels van voor- en
achterstoelen. Deze trekken de
veiligheidsgordels in geval van een
zware frontale botsing diverse
centimeters terug om ervoor te zorgen
dat ze perfect op het lichaam van de
inzittenden aansluiten voordat de
blokkering begint.
Het is duidelijk dat de gordelspanners
geactiveerd zijn wanneer de gordel niet
meer teruggetrokken wordt in het
oprolmechanisme.
De voorstoelen van het voertuig zijn ook
uitgerust met een tweede
gordelspanner (gemonteerd in de zone
van de instaplijst). De activering van
deze gordelspanner wordt gesignaleerd
door de verkorting van de metalen
kabel.
Tijdens de activering van de
gordelspanner kan er wat rook
afgegeven worden. Deze rook is niet
schadelijk en impliceert geen
brandgevaar.
De gordelspanner behoeft geen
onderhoud of smering: elke verandering
van de oorspronkelijke conditie zal de
werking ervan benadelen.
100
VEILIGHEID

Page 103 of 296

Als de gordelspanner door
uitzonderlijke natuurlijke gebeurtenissen
(bijv. overstromingen, vloedgolven enz.)
met water en/of modder in contact is
geweest, neem dan contact op met het
Fiat Servicenetwerk om hem te laten
vervangen.
BELANGRIJK Voor een maximale
bescherming door de gordelspanners
moet de veiligheidsgordel zo worden
omgelegd dat hij goed op borst en
bekken aansluit.
KRACHTBEGRENZERS
75)
41)
Voor een nog betere bescherming van
de inzittenden bij een ongeval, zijn de
oprolautomaten van de
veiligheidsgordels van de voorstoelen
voorzien van een inrichting die bij een
frontale aanrijding de piekbelasting op
borst en schouders beperkt.
ALGEMENE
WAARSCHUWINGEN
VOOR HET GEBRUIK VAN
DE
VEILIGHEIDSGORDELS
76) 77) 78)
Ook zwangere vrouwen moeten de
veiligheidsgordel omleggen: voor
zwangere vrouwen en het ongeboren
kind wordt het risico op verwondingen
bij een ongeval fors ingeperkt als de
gordel wordt gedragen.
Natuurlijk moeten zwangere vrouwen
wel het onderste deel van de gordel
lager omleggen, zodat de gordel over
het bekken en onder de buik
fig. 74 komt. Naar gelang de
zwangerschap verder gevorderd is,
moet de bestuurder zowel de stoel als
het stuurwiel zodanig verstellen dat
volledige controle over de auto mogelijk
is (pedalen en stuurwiel moeten
gemakkelijk bereikbaar zijn). De
maximale speling tussen de buik en het
stuurwiel moet aangehouden worden.
Zorg dat de gordelband nooit gedraaid
is. Het bovenste gordelgedeelte moet
over de schouder en schuin over de
borst liggen. Het onderste
gordelgedeelte moet over het bekken
fig. 75 en dus niet over de buik van de
inzittende liggen.Gebruik nooit voorwerpen (clips,
klemmen enz.) die een goede
aansluiting van de gordel op het
lichaam verhinderen.
Elke gordel mag slechts door één
iemand gebruikt worden. Vervoer nooit
kinderen op de schoot van inzittenden
met één veiligheidsgordel voor beiden
fig. 76.
74F1B0107C
75F1B0108C
101

Page 104 of 296

Steek geen enkel voorwerp tussen de
gordel en het lichaam van een
inzittende.
ONDERHOUD VAN DE
VEILIGHEIDSGORDELS
Volg voor het juiste onderhoud van de
veiligheidsgordels de volgende
aanwijzingen zorgvuldig op:
zorg er altijd voor dat de gordel goed
uitgetrokken en niet gedraaid is;
controleer ook of de oprolautomaat niet
haperend werkt;
controleer de werking van de
veiligheidsgordel als volgt: maak de
gordel vast en trek hard aan de gordel;
vervang de gordels na een ongeval,
ook al lijken ze niet beschadigd.
Vervang de gordels ook altijd als de
gordelspanners in werking zijn
getreden;
zorg dat er geen vocht in de
oprolautomaat komt: de goede werking
ervan is alleen gegarandeerd als ze
droog blijven;
vervang de gordels als ze sporen van
slijtage of beschadiging vertonen.
ATTENZIONE
75)De gordelspanner is voor éénmalig
gebruik bestemd. Neem contact op met
het Fiat Servicenetwerk om de
gordelspanners te laten vervangen nadat
ze in werking zijn getreden.
76)Het demonteren of aanpassen van
onderdelen van de veiligheidsgordel of
gordelspanner is ten strengste verboden.
Werkzaamheden aan deze onderdelen
moeten worden uitgevoerd door
gekwalificeerd en bevoegd personeel.
Wendt u altijd tot het Fiat Servicenetwerk.
77)Voor maximale bescherming moet de
rugleuning rechtop gezet worden, moet
men goed tegen de rugleuning aanzitten en
moet de gordel goed aansluiten op de
borst en het bekken. Draag altijd
veiligheidsgordels, zowel voor- als achterin!
Rijden zonder veiligheidsgordels doet bij
een ongeval het risico op ernstige
verwondingen toenemen en kan zelfs de
dood tot gevolg hebben.78)Als de gordel zwaar is belast,
bijvoorbeeld bij een ongeval, moet deze
volledig worden vervangen, samen met de
verankeringen, de bevestigingsschroeven
van de verankeringen en de gordelspanner;
ook als er namelijk geen zichtbare defecten
zijn, kan de gordel zijn sterkte-
eigenschappen zijn verloren.
AVVERTENZA
41)Werkzaamheden die leiden tot stoten,
trillingen of plaatselijke verhitting in de zone
rondom de gordelspanners (meer dan 100
°C gedurende ten hoogste zes uur) kunnen
de gordelspanners beschadigen of in
werking doen treden. Neem contact op
met het Fiat Servicenetwerk voor eventuele
werkzaamheden aan deze componenten.
76F1B0109C
102
VEILIGHEID

Page 105 of 296

KINDERZITJES
KINDEREN VEILIG
VERVOEREN
79) 80) 81) 82)
Om een optimale bescherming bij een
ongeval te kunnen garanderen, moeten
alle inzittenden zitten en gebruik maken
van goedgekeurde
beveiligingssystemen, ook
pasgeborenen en kinderen!
Dit is een wettelijke verplichting in alle
EU-landen, conform de Europese
richtlijn 2003/20/EG.
Kinderen met een lengte van minder
dan 1,50 meter en tot de leeftijd van
12 jaar moeten beschermd worden
door geschikte kinderzitjes en moeten
op de achterbank zitten.
Statistieken over ongevallen tonen aan
dat de achterbank een betere
bescherming biedt voor kinderen.
Vergeleken met een volwassene, is het
hoofd van kleine kinderen in verhouding
tot de rest van het lichaam groter en
zwaarder, maar de spieren en de
botstructuur van kinderen zijn nog niet
volledig ontwikkeld.Daarom zijn correcte
beveiligingssystemen, naast
veiligheidsgordels voor volwassenen,
noodzakelijk om het gevaar van letsel in
geval van een aanrijding, remmen of
plotselinge manoeuvres, zo veel
mogelijk te beperken.
Kinderen moeten veilig en comfortabel
zitten. Afhankelijk van de
eigenschappen van de gebruikte
kinderzitjes, wordt geadviseerd om
kinderzitjes zo lang mogelijk tegen de
rijrichting in te monteren (tot het kind
minstens 3–4 jaar oud is), omdat die
stand bij een ongeval de meeste
bescherming biedt.
De keuze van het meest geschikte
kinderzitje is afhankelijk van het gewicht
en de lengte van het kind. Er zijn
verschillende types kinderzitjes, die in
de auto bevestigd kunnen worden met
behulp van de veiligheidsgordels of met
de ISOFIX/i-Size-bevestigingspunten.
Het wordt geadviseerd altijd het voor
het kind meest geschikte kinderzitje te
kiezen; raadpleeg daarom altijd de
Gebruiksaanwijzing die bij het
kinderzitje geleverd is, om er zeker van
te zijn dat dit het juiste type is voor de
kinderen waarvoor het is bedoeld.In Europa vallen de eigenschappen van
kinderzitjes onder de norm ECE-R44,
die ze in vijf gewichtsgroepen indeelt:Groep Gewichtsgroep
Groep 0 tot 10 kg
Groep 0+ tot 13 kg
Groep 1 9-18 kg
Groep 2 15 - 25 kg
Groep 3 22 - 36 kg
De ECE-R44 norm werd recent
aangevuld met de ECE R-129 norm,
waarin de eigenschappen van de
nieuwe i-Size kinderzitjes gedefinieerd
zijn (zie de paragraaf "Geschiktheid van
passagiersstoelen voor gebruik van
i-Size kinderzitje" voor nadere
informatie).
Alle beveiligingssystemen moeten
voorzien zijn van de
typegoedkeuringsgegevens en het
keurmerk op een label dat stevig
bevestigd moet zijn op het kinderzitje
en dat absoluut niet verwijderd mag
worden.
In het Lineaccessori MOPAR
®assortiment zijn kinderzitjes voor elke
gewichtsgroep opgenomen. Deze
kinderzitjes worden aanbevolen,
aangezien ze speciaal voor Fiat
voertuigen ontworpen zijn.
103

Page 106 of 296

WAARSCHUWING Voor een correcte
montage in de auto is voor sommige
universele kinderzitjes een accessoire
(basis) nodig, dat door de fabrikant van
het zitje los wordt verkocht. FCA raadt
de verkoper daarom aan te bevestigen
of het gewenste kinderzitje in de auto
kan worden geïnstalleerd, door voor de
verkoop uit te proberen of een installatie
mogelijk is.
KINDERZITJE MONTEREN
MET DE
VEILIGHEIDSGORDELS
De Universele kinderzitjes die
gemonteerd worden met de
veiligheidsgordels zijn alleen
goedgekeurd op basis van de ECE
R44 norm en zijn ingedeeld in
verschillende gewichtsgroepen.
83) 84) 85) 86)
BELANGRIJK De afbeeldingen zijn
indicatief en dienen slechts ter illustratie
van de montage. Monteer het
kinderzitje overeenkomstig de
aanwijzingen, die bijgesloten moeten
zijn.
Groep 0 en 0+
Baby's tot 13 kg moeten in kinderzitjes
worden vervoerd die achterstevoren zijn
geplaatst, zoals afgebeeld in fig. 77,
waarbij het achterhoofd wordt gesteund
en bij plotseling remmen de nek niet
wordt belast.
Het kinderzitje wordt op zijn plaats
gehouden door de veiligheidsgordels
van het voertuig, zoals afgebeeld in
fig. 77 en moet het kind beschermen
met de eigen gordels.Groep 1
Kinderen met een gewicht van 9 tot
18 kg mogen in een in de rijrichting
gemonteerd kinderzitje vervoerd
worden fig. 78.
77F1B0110C
78F1B0111C
104
VEILIGHEID

Page 107 of 296

Groep 2
Kinderen met een gewicht tussen 15 en
25 kg mogen rechtstreeks de
veiligheidsgordels van het voertuig
gebruiken fig. 79.
Het kinderzitje is in dit geval nodig om
het kind correct ten opzichte van de
gordels te plaatsen, zodat het diagonale
gordelgedeelte schuin over de borst en
nooit langs de nek ligt; het onderste
gordelgedeelte moet over het bekken
en niet over de buik liggen.Groep 3
Voor kinderen met een gewicht tussen
22 en 36 kg bestaan er geschikte
beveiligingssystemen om de
veiligheidsgordel correct te kunnen
omleggen.
In de fig. 80 afbeelding is de juiste
plaatsing van het kinderzitje op de
achterstoel weergegeven.
Kinderen langer dan 1,50 m kunnen de
veiligheidsgordels net zoals
volwassenen dragen.
79F1B0112C
80F1B0113C
105

Page 108 of 296

GESCHIKTHEID VAN DE PASSAGIERSSTOELEN VOOR HET GEBRUIK VAN
UNIVERSELE KINDERZITJES
In overeenstemming met de Europese Richtlijn 2000/3/EG is de geschiktheid van elke passagiersstoel voor de montage van
universele kinderzitjes in de volgende tabel weergegeven:
“Universeel” kinderzitje monteren
Groep GewichtsgroepVoorpassagier (*)
Passagier
achterin in het
middenPassagiers
achterin aan de
zijkanten Airbag
ingeschakeldAirbag
uitgeschakeld
Groep 0, 0+ tot 13 kg X U X U
Groep 1 9-18 kg X U X U
Groep 2 15-25 kg U U X U
Groep 3 22-36 kg U U X U
X = Kinderzitje ongeschikt voor kinderen in deze gewichtscategorie.
U = geschikt voor kinderzitjes van de "Universele" categorie overeenkomstig de Europese ECE/R44-norm voor de aangegeven
"Groepen".
(*) BELANGRIJK Plaats NOOIT kinderzitjes achterstevoren op de voorstoel met een ingeschakelde airbag aan de
passagierszijde. Als u een achterstevoren geplaatst kinderzitje op de voorstoel wilt plaatsen, deactiveer dan eerst de
betreffende airbag (zie instructies in de paragraaf “Aanvullend veiligheidssysteem (SRS) - Airbag”).
106
VEILIGHEID

Page 109 of 296

MONTAGE VAN EEN
ISOFIX-KINDERZITJE
87) 88) 89)
De achterstoelen aan de zijkanten van
de auto zijn uitgerust met
ISOFIX-bevestigingen, voor het snel,
eenvoudig en veilig bevestigen van
kinderzitjes. Met het ISOFIX-systeem
kunt u het ISOFIX-kinderzitje monteren
zonder gebruik van de
veiligheidsgordels van de auto maar
door dit rechtstreeks vast te maken aan
de stoel met behulp van de drie
bevestigingspunten in de auto.
ISOFIX-kinderzitjes en conventionele
kinderzitjes kunnen in dezelfde auto op
verschillende stoelen worden
gemonteerd.
Om een ISOFIX-kinderzitje te monteren,
de twee metalen verankeringen A
fig. 81 vastmaken die tussen de
rugleuning en de zitting van de
achterstoel zitten, daarna de bovenste
gordel (geleverd bij het kinderzitje)
vastmaken aan het speciale
bevestigingspunt B fig. 82 dat zich
onderaan achter de rugleuning bevindt.Ter illustratie toont fig. 83 een voorbeeld
van een universeel ISOFIX-kinderzitje
voor gewichtsgroep 1.
BELANGRIJK De fig. 83 is indicatief en
dient slechts ter illustratie van de
montage. Monteer het kinderzitje
overeenkomstig de aanwijzingen, die
bijgesloten moeten zijn.
81F1B0114C
82F1B0115C83F1B0116C
84F1B0117C
107

Page 110 of 296

OPMERKING Wanneer een universeel
ISOFIX-kinderzitje wordt gebruikt,
kunnen alleen ECE R44 "ISOFIX
Universal” (R44/03 of latere updates)
typegoedgekeurde kinderzitjes gebruikt
worden fig. 84.
108
VEILIGHEID

Page:   < prev 1-10 ... 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 ... 300 next >